Organisatie | Heemstede |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang 2012 gemeente Heemstede |
Citeertitel | Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang Heemstede 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Regeling vervangt Verordening Wet Kinderopvang Bloemendaal, Haarlemmerliede en Spaarnwoude en Heemstede
geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2012 | 01-04-2013 | Nieuwe regeling | 15-12-2011 De Heemsteder, 21 december 2011 | 547149 |
Hoofdstuk 4 Verlening van de tegemoetkoming
De aanvraag voor de tegemoetkoming in de kosten kinderopvang wordt ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heemstede.
Artikel 5 Te verstrekken gegevens bij de aanvraag
Een aanvraag voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat in ieder geval :
Artikel 6 Aanspraak op een tegemoetkoming
Een ouder heeft aanspraak op een tegemoetkoming in de door hem en/of zijn partner te betalen kosten van kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie indien het college op grond van het bepaalde in artikel 18 heeft vastgesteld in welke mate deze ouder in aanmerking komt voor een tegemoetkoming in deze kosten vanwege een gebleken noodzaak op grond van sociaal medische indicatie.
Artikel 8 Inhoud van de beschikking
Het besluit tot verlening van een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat in ieder geval:
Artikel 12 De omvang van de kinderopvang
Het college verleent de tegemoetkoming voor het aantal uren kinderopvang dat naar zijn oordeel redelijkerwijs noodzakelijk is.
Artikel 15 Verrekening van de voorschotten
De tegemoetkoming wordt overeenkomstig de vaststelling binnen één maand betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.
Deze verordening is van toepassing op een ouder, die woonachtig is in de gemeente Heemstede,hetgeen blijkt uit een inschrijving in de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens, en:
Artikel 18 Vaststelling tegemoetkoming voor kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie
Artikel 20 Hoogte van de tegemoetkoming
De hoogte van de tegemoetkoming voor de in artikel 2, onder b genoemde doelgroep, wordt vastgesteld overeenkomstig de methodiek van de kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst, rekening houdend met het inkomen van de ouder en zijn (eventuele) partner.
Artikel 21 Besluit sociaal medische indicatie
In het besluit op de aanvraag tot vaststelling van een sociaal medische indicatie, komen, aanvullend op het bepaalde in artikel 8 in ieder geval de volgende aspecten naar voren:
Het college kan indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt
ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening.
Op 1 januari 2005 trad de Wet kinderopvang in werking. Deze wet is met ingang van 1 augustus 2010 gewijzigd in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. De wet beoogt het ouders of
verzorgers gemakkelijker te maken werk en zorg te combineren. Niet alleen werkenden kunnen een beroep doen op de Wet kinderopvang. Een aantal in de wet benoemde doelgroepen kan een beroep doen op de gemeente voor het betalen van een deel van de kosten die zij maken voor kinderopvang.
De vergoeding door de gemeente van een deel van de kosten voor kinderopvang wordt aangeduid met de term 'tegemoetkoming kosten kinderopvang (gemeente)'.
Artikel 1.25 van de wet bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt omtrent de tegemoetkoming van de gemeente. Deze regels hebben betrekking op de verlening, de voorschotverlening en de vaststelling van de tegemoetkoming. Deze verordening geeft uitvoering aan deze wettelijke opdracht.
Regelingen die van toepassing zijn
De tegemoetkoming is een subsidie in de zin van artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), te weten: een aanspraak op financiële middelen door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op een bepaalde activiteit van de aanvrager. Titel 4.2 van de Awb die regels stelt over subsidiesis van toepassing op de tegemoetkomingen. Dit betekent dat op de verstrekking van egemoetkomingen in de kosten van kinderopvang door gemeenten drie regelingen van toepassing
1. de gemeentelijke verordening Wet kinderopvang;
2. de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;
3. de subsidieregels in titel 4.2 van de Awb.
De relatie met de subsidieverordening
De meeste gemeenten beschikken over een algemene subsidieverordening. De vraag is aan de orde wat de verhouding is tussen de verordening kinderopvang en de algemene subsidieverordening, en meer in het bijzonder of de algemene subsidieverordening ook van toepassing is op
tegemoetkomingen in de kosten van kinderopvang. Deze verordening is zo opgezet dat deze geheel los staat van de algemene subsidieverordening. In dat geval is de algemene subsidieverordening niet van toepassing op de verstrekking van tegemoetkomingen. Het principe geldt dan dat de meest specifieke regeling voorrang krijgt boven de algemene regeling.
Hoofdlijnen van het proces van verstrekkingen van de tegemoetkomingen
In deze verordening worden de hoofdlijnen van het proces van verstrekking van de tegemoetkomingen door de gemeente vastgelegd. Daarbij zijn twee uitgangspunten gehanteerd. Het eerste uitgangspunt is dat de uitvoeringslasten voor zowel de gemeente als de aanvragers van de tegemoetkoming zo beperkt mogelijk moeten zijn. Het tweede uitgangspunt is dat de gemeentelijke uitgaven die gemoeid zijn met de verstrekking van de tegemoetkomingen zo goed mogelijk beheersbaar zijn.
Bepalingen om de beheersbaarheid van de gemeentelijke uitgaven te bevorderen
De gemeentelijke tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang is een zogeheten ‘open-einde regeling’. Dit betekent dat iedereen die op grond van de wet behoort tot de gemeentelijke doelgroep aanspraak heeft op een tegemoetkoming van de gemeente.
Om gemeente in staat te stellen de kosten die gepaard gaan met de verstrekking van de tegemoetkomingen beheersbaar te houden, zijn in de verordening de volgende bepalingen opgenomen:
De omvang van de aanspraak op een tegemoetkoming van ouders die geen eigen bijdrage in de kosten van kinderopvang hoeven te betalen, wordt aan beperkingen gebonden. In de verordening wordt bepaald dat bij deze groep ouders de tegemoetkoming wordt verstrekt voor het aantal uren kinderopvang per week dat naar het oordeel van het college voor de ouder redelijkerwijs noodzakelijk is om de combinatie van arbeid en zorg mogelijk te maken.
Tegemoetkomingen voor de duur van een kalenderjaar
Een tegemoetkoming wordt in principe verstrekt voor de duur één kalenderjaar. Daarmee wordt aangesloten bij de wijze waarop de betalingen door de Belastingsdienst worden verstrekt. Dit betekent dat een tegemoetkoming elk jaar opnieuw moet worden aangevraagd. Uitzondering wordt gemaakt voor de gevallen waarin bij de aanvraag reeds duidelijk is dat de aanspraak op de tegemoetkoming beperkt is tot een bepaalde periode (bijvoorbeeld de duur van een re-integratietraject die in het trajectplan is vastgelegd of de datum waarop het kind naar de basisschool gaat of de basisschool verlaat).
Verstrekking van de tegemoetkoming in twee stappen
De verstrekking van de tegemoetkoming vindt plaats in twee stappen. Hiermee wordt aangesloten bij de Awb.
De eerste stap is de beschikking tot het verlenen van de tegemoetkoming. Deze beschikking geeft de ontvanger van de tegemoetkoming een voorwaardelijke aanspraak op de tegemoetkoming tot een bepaald bedrag. De aanspraak is voorwaardelijk omdat op het moment dat de beschikking wordt gegeven nog niet zeker is dat de aanvrager daadwerkelijk gebruik zal maken van kinderopvang en zich aan de opgelegde verplichtingen houdt. Ondanks het voorwaardelijke karakter schept de subsidieverlening wel een rechtens afdwingbare aanspraak.
De tweede stap is de beschikking tot het vaststellen van de tegemoetkoming. In deze beschikking wordt vastgesteld in hoeverre de ontvanger aan de gestelde voorwaarden heeft voldaan en hoeveel het uiteindelijke bedrag van de tegemoetkoming is. Met het vaststellen van de tegemoetkoming wordt de tegemoetkoming definitief. Voordat de tegemoetkoming wordt vastgesteld kan de gemeente onderzoek doen naar de rechtmatigheid van de tegemoetkoming door gegevens van de ouders te controleren en eventueel inlichtingen bij de houders van een kindcentrum of gastouderbureau op te vragen.
De begripsbepalingen in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen zijn ook van toepassing op deze verordening. Alleen de in dit artikel niet gedefinieerde begrippen zijn aangevuld.
Artikel 2 Recht op de tegemoetkoming
Het eerste lid behoeft geen toelichting.
Op grond van het tweede lid kan een ouder of partner die een sociaal medische indicatie heeft aanspraak maken op een tegemoetkoming. In de Wko heeft een aantal artikelen betrekking op de doelgroep met een sociaal medische indicatie (artikel 1.23 Wko, artikel 1.6 lid 1 onderdeel k Wko en artikel 1.6 lid 1 onderdeel l Wko).
Artikel 1.23 Wko is vooralsnog nog niet in werking getreden vanwege het ontbreken van een landelijk indicatieorgaan. Er is momenteel nog geen zicht op de komst van zo’n indicatieorgaan in de toekomst. Vanaf 2005 is er via het gemeentefonds geld beschikbaar om deze buitenwettelijke doelgroep te financieren. Deze financiering is vanaf 2010 structureel voortgezet. De gemeente moet eigen beleid maken over financiering van deze doelgroep. Bij dit beleid wordt aangesloten bij de draagkracht systematiek die voor aanvragen in het kader van de bijzondere bijstand (Wet werk en bijstand) worden ingediend. Zie voor verdere toelichting artikel 20 van deze verordening.
Artikel 3 Hoogte van de tegemoetkoming
Dit artikel behandelt de hoogte van de tegemoetkoming voor de wettelijke doelgroepen. Deze is geregeld in artikel 1.24 van de Wko. Dit betekent dat de hoogte van de tegemoetkoming afhankelijk is van de kosten van de kinderopvang per kind. Naast de kinderopvangtoeslag van het Rijk en de tegemoetkoming van de gemeente, bestaat er een eigen bijdrage voor de ouder. Voor bepaalde doelgroepen heeft de gemeente de wettelijke plicht om deze eigen bijdrage te vergoeden. De hoogte van de vergoeding is door het Rijk vastgelegd in artikel 3 van de Regeling Wet kinderopvang.
De tegemoetkoming wordt door de ouder aangevraagd bij het college (artikel 1.26 Wko). Het moet dan gaan om het college van de gemeente waar de ouder woont (artikel 1.22, derde lid, Wko).
Een aanvraag wordt door de gemeente in ontvangst genomen indien deze voldoet aan de vormvereisten van artikel 4:1 en 4:2 Awb. Dit betekent dat een aanvraag:
Omdat een tegemoetkoming voor de duur van een berekeningsjaar wordt verstrekt moet deze elk jaar opnieuw worden aangevraagd. Om de lasten voor de aanvragers zo beperkt mogelijk te houden, verdient het aanbeveling dat de gemeente het aanvraagformulier voor een vervolgaanvraag aan de ouders toestuurt, waarbij het formulier reeds is ingevuld met de gegevens die bij de gemeente bekend zijn. De ouders hoeven dan alleen de mutaties op het aanvraagformulier aan te geven.
Een verhoging van de tegemoetkoming in verband met een verhoging van het aantal uren of dagdelen kinderopvang, zal ook moeten worden aangevraagd. Een verlaging van de tegemoetkoming in verband met een vermindering van de omvang van de kinderopvang hoeft niet te worden aangevraagd. De ouder moet hiervan wel onmiddellijk mededeling doen aan het college (artikel 1.28, derde lid, van de wet en artikel 19, eerste lid verordening).
Artikel 5 Te verstrekken gegevens bij de aanvraag
Onder d wordt bepaald dat bij de aanvraag een offerte of contract van het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen moet worden gevoegd. Dit betekent dat de aanvraag voor een tegemoetkoming pas bij de gemeente kan worden ingediend als de ouder over een offerte of contract beschikt. Op basis van de offerte of het contract kan de gemeente de hoogte van de tegemoetkoming vaststellen.
Het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen, moet ingeschreven staan in een gemeentelijk register (artikel 1.5, eerst lid, van de wet).
Onder e wordt bepaald dat bij de aanvraag gegevens of een verwijzing naar gegevens worden gevoegd waaruit blijkt dat de ouder behoort tot een gemeentelijke doelgroep. In een aantal gevallen kan de ouder volstaan met een verwijzing naar die gegevens omdat de gemeente over de gegevens beschikt:
- de ouder of partner ontvangt een uitkering in het kader van de WWB, IOAW/IOAZ of Anw én maakt
gebruik van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling;
- de ouder is een niet-uitkeringsgerechtigde (NUG-er), is als werkzoekende geregistreerd bij het
UWV-werkbedrijf én maakt gebruik van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling;
In andere gevallen zal de ouder de volgende gegevens aan de gemeente moeten verstrekken:
Onder i staat dat indien de aanvrager een partner heeft, deze partner de aanvraag mede-ondertekent. Deze bepaling is volledigheidshalve in de verordening opgenomen. De verplichting is reeds neergelegd in artikel 1.26, derde lid, van de wet.
Artikel 6 Aanspraak op een tegemoetkoming
In dit artikel wordt aangegeven in welke gevallen een ouder aanspraak heeft op een tegemoetkoming. Voor wat betreft de aanspraken op grond van een de sociaal medische indicatie wordt verwezen naar artikel 18.
De termijn waarin het college moet beslissen op een aanvraag bedraagt 8 weken.
In uitzonderingsgevallen waarin een beslissing binnen 8 weken niet mogelijk is, maakt het college gebruik van de in artikel 4:14 lid 3 van de Awb neergelegde mogelijkheid om de afhandelingstermijn te verlengen met ten hoogste vier weken. Indien het college gebruik maakt van de verlenging van de afhandelingstermijn wordt de ouder hiervan schriftelijk op de hoogte gebracht.
Artikel 8 Inhoud van de beschikking
Het besluit is een beschikking in de zin van artikel 1:3 Awb. Dit betekent dat tegen het besluit bezwaar kan worden gemaakt en beroep kan worden ingesteld.
De tegemoetkoming op grond van een sociaal medische indicatie is een vangnetvoorziening. Dit betekent dat alleen de ouder en/of partner die niet op grond van een wettelijke bepaling (Wko) of een andere voorliggende voorziening aanspraak kan maken in de kosten van kinderopvang, aanspraak kunnen maken op kinderopvang wegens sociaal medische noodzaak. Tot een voorliggende voorziening wordt in ieder geval gerekend:
Naast de weigeringsgronden in dit artikel kent de Awb ook een aantal gronden om de subsidieverlening te weigeren. Ook deze weigeringsgronden zijn van toepassing. Artikel 4:35 Awb bepaalt dat de subsidieverlening kan worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:
Het tweede lid van artikel 4:35 Awb bepaalt dat de subsidieverlening voorts in ieder geval kan worden geweigerd indien de aanvrager:
Artikel 10 Ingangsdatum van de tegemoetkoming
Een tegemoetkoming over een berekeningsjaar gaat in op het moment dat de kinderopvang daadwerkelijk plaatsvindt. In het tweede lid is bepaald dat deze ingangsdatum niet eerder kan zijn dan 3 maanden voor de aanvraagdatum. Binnen drie maanden na de start van de kinderopvang moet de aanvraag uiterlijk zijn ingediend.
De ingangsdatum voor de verstrekking van de tegemoetkoming voor de sociaal medische indicatie kan niet eerder zijn dan de datum van de aanvraag.
De ingangsdatum van verstrekking van de tegemoetkoming is ook van toepassing op aanvragen voor uitbreiding van het aantal uren kinderopvang. De verhoogde tegemoetkoming wordt verstrekt vanaf het moment dat de aanvraag daarvoor door het college in ontvangst is genomen.
Artikel 11 De periode waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend
De tegemoetkoming wordt in principe voor een berekeningsjaar verleend. Voor aanvragen die in de loop van een jaar worden toegekend, geldt dat de tegemoetkoming wordt verstrekt tot 31 december van het betreffende jaar. Dit betekent dat een ouder elk jaar vóór 1 januari opnieuw een aanvraag voor een tegemoetkoming bij de gemeente zal moeten indienen.
Het college kan de tegemoetkoming voor een andere periode vaststellen. Dit is bijvoorbeeld het geval als de aanvrager voor een bepaalde periode recht heeft op de tegemoetkoming, bijvoorbeeld als deze een reïntegratietraject voor een bepaalde periode volgt. Door de periode van verstrekking van de tegemoetkoming te koppelen aan de duur van het reïntegratietraject (of een andere vorm van arbeid), hoeft de ouder geen actie te ondernemen om de verstrekking van de tegemoetkoming stop te zetten of hoeft de gemeente geen eventueel ten onrechte uitgekeerde bedragen terug te vorderen.
Artikel 12 Omvang van de kinderopvang
Het college verleent de tegemoetkoming voor het aantal uren dat naar zijn oordeel redelijkerwijs noodzakelijk is voor de combinatie van arbeid en zorg (artikel 2 lid 1a) of nodig zijn vanwege de sociaal medische indicatie van de ouder of het kind (artikel 2 lid b).
Artikel 13 De bevoorschotting van de tegemoetkoming
De subsidieverstrekking vindt plaats in de vorm van maandelijkse voorschotten. Dit betekent dat het totale bedrag van de tegemoetkoming waarop de aanvrager recht heeft, wordt gedeeld in twaalf gelijke delen (indien de aanvraag het gehele berekeningsjaar betreft).
De gemeente betaalt de tegemoetkoming op declaratiebasis uit aan de ouder. De ouder kan, al dan niet op verzoek van het kindercentrum of het gastouderbureau, de gemeente machtigen om de betalingen rechtstreeks aan dat kindercentrum of gastouderbureau te doen. Deze machtiging verandert juridisch gezien niets aan de verhouding tussen de gemeente en de ouder. Ook al wordt het bedrag gestort op de rekening van het kindercentrum of gastouderbureau, blijft er sprake van een betaling van de tegemoetkoming van gemeente aan de ouder.
Het vijfde lid geeft het college de bevoegdheid om nadere voorschriften te stellen over de wijze van bevoorschotting van de tegemoetkoming.
Artikel 14 Besluit tot vaststelling van de tegemoetkoming
Uiterlijk 8 weken volgend op het berekeningsjaar dient de ouder (eventueel door tussenkomst van het kindercentrum of gastouderbureau) een overzicht van de feitelijke kosten in te leveren. Dit overeenkomstig lid 1. Vervolgens zal het college binnen acht weken na ontvangst van het overzicht de tegemoetkoming definitief vaststellen. Het college kan ook besluiten de tegemoetkoming ambsthalve definitief vast te stellen. Dit is geregeld in artikel 4:47, onderdeel a van de Awb.
Artikel 15 Verrekening van de voorschotten
Dit artikel regelt de uitbetaling van het nog te betalen deel van de tegemoetkoming. Als de gemeente een houder een hoger bedrag heeft uitgekeerd dan waarop deze recht heeft, kan de gemeente het teveel betaalde bedrag terugvorderen (zie artikel 16).
In artikel 1.38 Wko is de bevoegdheid neergelegd om onverschuldigde bedragen in het kader van de wet in te vorderen. Ook staat dit artikel toe dit te doen overeenkomstig de Wwb. In het tweede lid verklaren we dan ook deze regels van toepassing.
Voor de doelgroep sociaal medische indicatie is een afzonderlijk hoofdstuk ingeruimd
Een ouder kan een vergoeding voor de kosten van kinderopvang ontvangen als vast staat dat het om sociaal medische redenen noodzakelijk is dat (en in welke mate) gebruik wordt gemaakt van kinderopvang. De sociaal medische redenen kunnen zowel bij de ouder als bij het kind aanwezig zijn.
Artikel 18 Vaststelling tegemoetkoming voor kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie
Dit artikel regelt in welke gevallen er vastgesteld kan worden dat er sprake is van een van een sociaal medische indicatie, op grond waarvan er een recht op een tegemoetkoming kan zijn
Artikel 20 Hoogte tegemoetkoming sociaal medische indicatie
In de Wet kinderopvang is geregeld dat ouders die aanspraak hebben op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang een inkomensafhankelijke bijdrage betalen. Ouders/verzorgers met een inkomen op minimum niveau ontvangen een tegemoetkoming die vrijwel alle kosten dekt.
Met betrekking tot de tegemoetkoming aan sociaal-medisch geïndiceerde personen wordt de gemeente vrijgelaten in de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming (wel of geen eigen bijdrage) Verder mogen ze zelf de wijze van uitvoering regelen.
Er is een aantal argumenten of ouders/verzorgers een eigen bijdrage te vragen in de kosten van de kinderopvang.
Het algemene uitgangspunt is dat hiervoor aangesloten wordt bij de systematiek die wordt gehanteerd bij het verlenen van tegemoetkomingen op grond van de Wet kinderopvang. De belastingdienst kent een tegemoetkoming die afhankelijk is van het inkomen van de ouder/verzorger en zijn partner. In dit besluit wordt ten aanzien van de berekening van de hoogte van de tegemoetkoming aangesloten bij de systematiek die de belastingdienst hanteert.
Middels een proefberekening van de kinderopvangtoeslag kan een voorschot worden bepaald voor de tegemoetkoming. Na afloop van het jaar wordt op basis van het werkelijke verzamelinkomen en de jaaropgave van het kindercentra de subsidie definitief vastgesteld.
Indien de ouder/verzorger moet rondkomen van een inkomen op bijstandsniveau kan voor de eigen bijdrage een aanvraag bijzondere bijstand worden ingediend. Wanneer op voorhand duidelijk is dat recht bestaat op bijzondere bijstand (d.w.z. als de eventuele
draagkracht al is overschreden) kan de aanvraag voor de kosten van de eigen bijdrage meteen ook worden afgehandeld.
Artikel 21 Besluit sociaal-medisch indicatie
Het besluit is een beschikking in de zin van artikel 1:3 Awb. Dit betekent dat tegen het besluit bezwaar kan worden gemaakt en beroep kan worden ingesteld.