De raad van de gemeente Helmond;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 6 september
2011;
gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;
besluit:
Vast te stellen de Verordening Rioolheffing Helmond 2012.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
- a.
perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig
gedeelte daarvan;
- b.
gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van
voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of
transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom,
in beheer of in onderhoud bij de gemeente;
- c.
verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van Brabant
Water N.V. betrekking heeft;
- d.
water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater
of grondwater.
Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter
bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
- a.
de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en
bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk
afvalwater; en
- b.
de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het
ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen
teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand
voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te
voorkomen of te beperken.
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
- 1.
De belasting wordt geheven van de gebruiker van een perceel van
waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt
afgevoerd.
- 2.
Als gebruiker wordt aangemerkt:
- a.
degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al
dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of
persoonlijk recht gebruikt;
- b.
ingeval een gedeelte van een perceel - niet een gedeelte als
bedoeld in artikel 4 - voor gebruik is afgestaan: degene die
dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.
Artikel 4 Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun
indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt,
wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd
gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten
tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden
aangemerkt
Artikel 5 Vrijstellingen
- 1.
De belasting als genoemd in artikel 2 wordt niet geheven van een
perceel of van een gedeelte van een perceel als bedoeld in artikel
4, indien de totale Gebruiksoppervlakte van de opstallen voor
woningen, of
voor niet-woningen de Bruto-vloeroppervlakte – zoals vastgesteld ten
behoeve van de WOZ-taxatie – niet meer dan 30 m2 bedraagt. Deze
vrijstelling geldt uitsluitend als er geen sprake is van een directe aansluiting op de gemeentelijke riolering.
- 2.
De belasting als genoemd in artikel 2 wordt niet geheven van een
perceel of van een gedeelte van een perceel als bedoeld in artikel
4, indien de belastingplichtige zelf de lasten verband houdend met
de afvoer van afvalwater draagt.
Dit is het geval bij septic tanks of IBA’s in eigendom van en beheer
bij de gebruiker, waarbij de gemeente geen voorzieningen heeft
getroffen.
Artikel 6 Maatstaf van heffing
- 1.
De belasting als bedoeld in artikel 2 wordt geheven naar het aantal
kubieke meters water dat vanuit het perceel wordt afgevoerd.
- 2.
Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke
meters water, dat in de aan het belastingtijdvak voorafgaande
verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd of is
opgepompt.
- 3.
Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die
pompinstallatie zijn voorzien van een:
- a.
watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan
worden afgelezen, of
- b.
bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een
pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest
kan worden afgelezen.
De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling
van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van
enig andere wettelijke bepaling.
- 4.
De op de voet van het tweede lid berekende hoeveelheid toegevoerd of
opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet
is afgevoerd.
- 5.
Voor zover de gegevens als bedoeld in het tweede lid van dit artikel
niet bekend zijn, wordt het waterverbruik door de in artikel 231,
tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoeld ambtenaar
vastgesteld op basis van het waterverbruik van vergelijkbare
huishoudens.
- 6.
In afwijking van de voorgaande leden van dit artikel wordt bij
incidentele lozingen van beperkte duur, daar waar het gaat om
machinaal lozen van water uit bouwputten op de riolering van de
gemeente, hetzij direct, hetzij indirect, het recht als bedoeld in
artikel 2 geheven per lozingspunt.
Artikel 7 Belastingtarieven
- 1.
De belasting als bedoeld in artikel 2 bedraagt, behoudens het
bepaalde in het tweede lid, € 19,33 per perceel, per maand van het
heffingstijdvak.
- 2.
Indien de overeenkomstig artikel 6 vastgestelde hoeveelheid
afgevoerd water méér bedraagt dan 200 m3 dan bedraagt de belasting
boven het in het eerste lid genoemde bedrag:
- a.
€ 0,40 voor elke m3 boven de 1.200 tot en met 50.000
m3;
- b.
€ 0,33 voor elke m3 boven de 50.000 m3 tot en met 100.000
m3;
- c.
€ 0,27 voor elke m3 boven de 100.000 m3 tot en met 200.000
m3;
- d.
€ 0,17 voor elke m3 boven de 200.000 m3 tot en met 300.000
m3;
- e.
€ 0,06 voor elke m3 boven de 300.000 m3.
- 3.
De belasting als bedoeld in artikel 2 bedraagt, indien sprake is van
een incidentele lozing als bedoeld in artikel 6, lid 6 per
lozingspunt per dag € 23,27.
Artikel 8 Belastingjaar
Het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 9 Wijze van heffing
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
Artikel 10 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar
tijdsgelang
- 1.
De belasting als bedoeld in artikel 2 is verschuldigd bij het begin
van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de
belastingplicht.
- 2.
Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor de
belasting als bedoeld in artikel 2 in de loop van het belastingjaar
aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde
gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat
jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle
kalendermaanden overblijven.
- 3.
Indien de belastingplicht met betrekking tot het eigendom voor de
belasting als bedoeld in artikel 2 in de loop van het belastingjaar
eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde
gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het
einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven,
tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan €
10,--.
- 4.
Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de
belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander
eigendom in gebruik neemt.
Artikel 11 Termijnen van betaling
- 1.
In afwijking van artikel 10, eerste lid, van de Invorderingswet 1990
moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de
laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en
de tweede twee maanden later.
- 2.
In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van
de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het
bedrag daarvan, meer dan € 25,-- maar minder bedraagt dan € 3.000,--, en zolang de verschuldigde bedragen
door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen
moeten worden betaald in negen gelijke termijnen. De eerste vervalt op de laatste dag van de maand
die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens
een maand later.
- 3.
De algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de
voorgaande leden genoemde termijnen.
Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en
wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met
betrekking tot de heffing en invordering van de rioolheffing.
Artikel 13 Inwerkingtreding
- 1.
De "Verordening Rioolheffing Helmond 2011", vastgesteld bij
raadsbesluit van 11 november 2010 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum
van ingang van heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten
die zich voor die datum hebben voorgedaan.
- 2.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de
datum van uitgifte van het gemeenteblad waarin zij wordt geplaatst.
- 3.
De datum van ingang van heffing is 1 januari 2012.