Organisatie | Noord-Brabant |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Subsidieregeling infrastructuur professionele kunsten Noord-Brabant 2013-2016 |
Citeertitel | Subsidieregeling infrastructuur professionele kunsten Noord-Brabant 2013-2016 |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | cultuur, kunst, subsidies, financieel kader |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-04-2013 | 01-04-2013 | Intrekking | 26-02-2013 | S0259574 | |
21-02-2013 | 09-12-2011 | 01-04-2013 | Art. 2.1.12, 2.1.14, 2.2.12, 2.2.14, 3.12, 3.14 | 19-02-2013 | s3358907 |
20-09-2012 | 21-02-2013 | Art. 2.2.8, 3.8 | 18-09-2012 Provinciaal Blad, 2012, 236 | 2779242 | |
12-01-2012 | 09-12-2011 | 20-09-2012 | Art. 4.2, 4.3, 4.4 | 10-01-2012 Provinciaal Blad, 2012, 5 | S0234148 |
09-12-2011 | 09-12-2011 | nieuwe regeling | 06-12-2011 Provinciaal Blad, 2011, 310 | 2844614 |
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;
Gelet op artikel 105 en artikel 143 van de Provinciewet;
Gelet op artikel 2 en artikel 15 van de Algemene subsidieverordening Provincie Noord-Brabant;
Gelet op het door Provinciale Staten vastgestelde statenvoorstel 48/11A “Uitgangspunten beleid infrastructuur podiumkunsten en beeldend & multimedia”;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten het wenselijk achten om de bovenlokale culturele infrastructuur voor de podiumkunsten in de provincie Noord-Brabant te stimuleren en een volledige functieketen in de regio te behouden;
Hoofdstuk 2 Grootschalige culturele infrastructuur
§ 2.1 Sectoren theater en dans
Artikel 2.1.2 Subsidiabele activiteiten
Een meerjarige subsidie voor de kalenderjaren 2013 tot en met 2016 kan worden verleend voor kernactiviteiten die gericht zijn op het invullen van de functie:
Artikel 2.1.3 Weigeringsgronden
Subsidie wordt geweigerd indien:
de totale eigen inkomsten van de BIS-instelling, die meerjarige ervaring in de functie heeft waarvoor de subsidieaanvraag wordt ingediend, gemiddeld over de jaren 2010 en 2011 minder dan 17,5 procent bedragen van het totaal aan meerjarige subsidies van bestuursorganen ten behoeve van de invulling van de aangevraagde functie, met dien verstande dat Gedeputeerde Staten bij het vaststellen van het percentage eigen inkomsten bepaalde eigen inkomsten buiten beschouwing kunnen laten, indien deze door de BIS-instelling in de jaarrekening zijn verantwoord op een wijze die het karakter vertoont van oneigenlijk gebruik van deze regeling, of bepaalde bedragen beschouwen als onderdeel van de subsidies ten behoeve van de exploitatie van die BIS-instelling, indien die bedragen onderdeel uitmaakten van een beschikking tot subsidieverlening ten behoeve van die exploitatie en deze beschikking later is ingetrokken of ten nadele van de subsidieontvanger is gewijzigd op grond van artikel 4:48 of artikel 4:50 van de Algemene wet bestuursrecht;
Artikel 2.1.4 Subsidievereisten
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.1.2 in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende vereisten:
De BIS-instelling die als penvoerder optreedt:
kan met jaarrekeningen aantonen dat de eigen inkomsten gemiddeld over de jaren 2010 en 2011 ten minste 17,5 procent bedragen van het totaal aan subsidies van bestuursorganen ten behoeve van de invulling van de aangevraagde functie, met dien verstande dat:
indien een BIS-instelling die subsidie aanvraagt de rechtsopvolger of feitelijke opvolger is van een BIS-instelling die in de jaren 2010 en 2011 subsidie van bestuursorganen ontving ten behoeve van de exploitatie van die BIS-instelling, het percentage eigen inkomsten van de aanvrager wordt vastgesteld aan de hand van de gegevens van die verdwenen onderscheidenlijk aanvankelijk gesubsidieerde instelling;
indien bij een BIS-instelling die subsidie aanvraagt sprake is van fusie van twee of meer BIS-instellingen die in de jaren 2010 en 2011 subsidie voor de exploitatie van bestuursorganen ontvingen, het percentage eigen inkomsten van de aanvrager wordt vastgesteld aan de hand van het totaal van eigen inkomsten in verhouding tot het totaal van ontvangen subsidies van bestuursorganen ten behoeve van de exploitatie van die gefuseerde BIS-instellingen in 2010 en 2011;
Gedeputeerde Staten bij het vaststellen van het percentage eigen inkomsten bepaalde eigen inkomsten buiten beschouwing kunnen laten, indien deze door de BIS-instelling in de jaarrekening zijn verantwoord op een wijze die het karakter vertoont van oneigenlijk gebruik van deze regeling, of bepaalde bedragen beschouwen als onderdeel van de subsidies ten behoeve van de exploitatie van die BIS-instelling, indien die bedragen onderdeel uitmaakten van een beschikking tot subsidieverlening ten behoeve van die exploitatie en deze beschikking later is ingetrokken of ten nadele van de subsidieontvanger is gewijzigd op grond van artikel 4:48 of artikel 4:50 van de Algemene wet bestuursrecht.
kan gedurende de subsidieperiode 2013 tot en met 2016 ten minste 21,5 procent eigen inkomsten van het totaal aan subsidies van bestuursorganen behalen ten behoeve van de invulling van de aangevraagde functie, met dien verstande dat het eerste lid, onderdeel e, onder 3, van overeenkomstige toepassing is;
Aan de activiteiten liggen ten grondslag:
statuten waaruit blijkt in welke sector de penvoerder de desbetreffende functie invult of een schriftelijke verklaring van het bestuur van de penvoerder met een beschrijving van de feitelijke kernactiviteiten van de jaren 2009-2012 binnen de culturele infrastructuur in de provincie Noord-Brabant ten behoeve van het invullen van de functie waarvoor subsidie is aangevraagd;
In afwijking van het tweede lid, onderdeel a, kan een samenwerkingsverband dat een subsidieaanvraag indient voor het invullen van de functie productie gericht op jeugd, gericht op de sector theater, ten minste 17,5 procent eigen inkomsten van het totaal aan subsidies van bestuursorganen behalen ten behoeve van de invulling van de aangevraagde functie, met dien verstande dat het eerste lid, onderdeel e, onder 3, van overeenkomstige toepassing is.
Artikel 2.1.5 Subsidiabele kosten
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende daadwerkelijk gemaakte kosten voor subsidie in aanmerking:
Artikel 2.1.6 Niet subsidiabele kosten
De volgende kosten komen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:
Artikel 2.1.9 Maximale subsidiehoogte per subsidieaanvraag
De hoogte van de subsidie per kalenderjaar voor de invulling van de functie bedraagt 50 procent van de totale subsidiabele kosten, tot een maximum van:
Artikel 2.1.10 Beoordeling en afwegingscriteria aanvragen
Indien de binnen de tendertermijn ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond per functie te boven gaan, maken Gedeputeerde Staten voor het bepalen van de onderlinge rangschikking van verdeling van de subsidie, een afweging tussen de verschillende aanvragen per functie binnen dezelfde sector op basis van de volgende afwegingscriteria:
Artikel 2.1.12 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Aan de subsidieontvanger wordt de verplichting opgelegd:
om gedurende de subsidieperiode 2013 tot en met 2016 ten minste 21,5 procent eigen inkomsten van het totaal aan subsidies van bestuursorganen te behalen ten behoeve van de invulling van de aangevraagde functie, met dien verstande dat artikel 2.1.4, eerste lid, onderdeel e, onder 3, van overeenkomstige toepassing of ten minste 17,5 procent eigen inkomsten van het totaal aan subsidies van bestuursorganen, indien de subsidieaanvraag is ingediend ten behoeve van het invullen van de functie productie gericht op jeugd, gericht op de sector theater;
om jaarlijks voor 1 juni na afloop van het eerste, tweede en derde kalenderjaar aan Gedeputeerde Staten een tussenrapportage met daarbij een activiteitenverslag, een jaarrekening met een bestuursverklaring bij verantwoordingen door middel van een jaarrekening en, indien van toepassing, een aangepaste begroting te zenden;
dat onverwijld schriftelijk mededeling wordt gedaan aan Gedeputeerde Staten, indien het voor de subsidieontvanger aannemelijk is of had moeten zijn dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zijn verricht of zullen worden verricht, of niet of niet geheel aan de subsidievereisten of subsidieverplichtingen wordt voldaan of zal worden voldaan.
§ 2.2 Sectoren muziek en Opera
Artikel 2.2.2 Subsidiabele activiteiten
Een meerjarige subsidie voor de kalenderjaren 2013 tot en met 2016 kan worden verleend voor kernactiviteiten die gericht zijn op het invullen van de functie:
Artikel 2.2.3 Weigeringsgronden
Subsidie wordt geweigerd indien:
de totale eigen inkomsten van de BIS-instelling, die meerjarige ervaring in de functie heeft waarvoor de subsidieaanvraag wordt ingediend, gemiddeld over de jaren 2010 en 2011 minder dan 17,5 procent bedragen van het totaal aan meerjarige subsidies van bestuursorganen ten behoeve van de invulling van de aangevraagde functie, met dien verstande dat Gedeputeerde Staten bij het vaststellen van het percentage eigen inkomsten bepaalde eigen inkomsten buiten beschouwing kunnen laten, indien deze door de BIS-instelling in de jaarrekening zijn verantwoord op een wijze die het karakter vertoont van oneigenlijk gebruik van deze regeling, of bepaalde bedragen beschouwen als onderdeel van de subsidies ten behoeve van de exploitatie van die BIS-instelling, indien die bedragen onderdeel uitmaakten van een beschikking tot subsidieverlening ten behoeve van die exploitatie en deze beschikking later is ingetrokken of ten nadele van de subsidieontvanger is gewijzigd op grond van artikel 4:48 of artikel 4:50 van de Algemene wet bestuursrecht;
Artikel 2.2.4 Subsidievereisten
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.2.2 in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende vereisten:
De BIS-instelling die als penvoerder optreedt:
kan met jaarrekeningen aantonen dat de eigen inkomsten gemiddeld over de jaren 2010 en 2011 ten minste 17,5 procent bedragen van het totaal aan subsidies van bestuursorganen ten behoeve van de invulling van de aangevraagde functie, met dien verstande dat:
indien een BIS-instelling die subsidie aanvraagt de rechtsopvolger of feitelijke opvolger is van een BIS-instelling die in de jaren 2010 en 2011 subsidie van bestuursorganen ontving ten behoeve van de exploitatie van die BIS-instelling, het percentage eigen inkomsten van de aanvrager wordt vastgesteld aan de hand van de gegevens van die verdwenen onderscheidenlijk aanvankelijk gesubsidieerde instelling;
indien bij een BIS-instelling die subsidie aanvraagt sprake is van fusie van twee of meer BIS-instellingen die in de jaren 2010 en 2011 subsidie voor de exploitatie van bestuursorganen ontvingen, het percentage eigen inkomsten van de aanvrager wordt vastgesteld aan de hand van het totaal van eigen inkomsten in verhouding tot het totaal van ontvangen subsidies van bestuursorganen ten behoeve van de exploitatie van die gefuseerde BIS-instellingen in 2010 en 2011;
Gedeputeerde Staten bij het vaststellen van het percentage eigen inkomsten bepaalde eigen inkomsten buiten beschouwing kunnen laten, indien deze door de BIS-instelling in de jaarrekening zijn verantwoord op een wijze die het karakter vertoont van oneigenlijk gebruik van deze regeling, of bepaalde bedragen beschouwen als onderdeel van de subsidies ten behoeve van de exploitatie van die BIS-instelling, indien die bedragen onderdeel uitmaakten van een beschikking tot subsidieverlening ten behoeve van die exploitatie en deze beschikking later is ingetrokken of ten nadele van de subsidieontvanger is gewijzigd op grond van artikel 4:48 of artikel 4:50 van de Algemene wet bestuursrecht.
kan gedurende de subsidieperiode 2013 tot en met 2016 ten minste 21,5 procent eigen inkomsten van het totaal aan subsidies van bestuursorganen behalen ten behoeve van de invulling van de aangevraagde functie, met dien verstande dat het eerste lid, onderdeel e, onder 3, van overeenkomstige toepassing is;
Aan de activiteiten liggen ten grondslag:
statuten waaruit blijkt in welke sector de penvoerder de aangevraagde functie invult of een schriftelijke verklaring van het bestuur van de penvoerder met een beschrijving van de feitelijke kernactiviteiten van de jaren 2009-2012 binnen de culturele infrastructuur in de provincie Noord-Brabant ten behoeve van het invullen van de functie waarvoor subsidie is aangevraagd;
Artikel 2.2.5 Subsidiabele kosten
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende daadwerkelijk gemaakte kosten voor subsidie in aanmerking:
Artikel 2.2.6 Niet subsidiabele kosten
De volgende kosten komen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:
Artikel 2.2.9 Maximale subsidiehoogte per subsidieaanvraag
De hoogte van de subsidie per kalenderjaar voor de invulling van de functie bedraagt 50 procent van de totale subsidiabele kosten, tot een maximum van:
Artikel 2.2.10 Beoordeling en afwegingscriteria aanvragen
Indien de binnen de tendertermijn ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond per functie te boven gaan, maken Gedeputeerde Staten voor het bepalen van de onderlinge rangschikking van verdeling van de subsidie, een afweging tussen de verschillende aanvragen per functie binnen dezelfde sector op basis van de volgende afwegingscriteria:
Artikel 2.2.12 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Aan de subsidieontvanger wordt de verplichting opgelegd:
om gedurende de subsidieperiode 2013 tot en met 2016 ten minste 21,5 procent eigen inkomsten van het totaal aan subsidies van bestuursorganen te behalen ten behoeve van de invulling van de aangevraagde functie, met dien verstande dat artikel 2.2.4, eerste lid, onderdeel e, onder 3, van overeenkomstige toepassing is;
om jaarlijks voor 1 juni na afloop van het eerste, tweede en derde kalenderjaar aan Gedeputeerde Staten een tussenrapportage met daarbij een activiteitenverslag, een jaarrekening met een bestuursverklaring bij verantwoordingen door middel van een jaarrekening en, indien van toepassing, een aangepaste begroting te zenden;
dat onverwijld schriftelijk mededeling wordt gedaan aan Gedeputeerde Staten, indien het voor de subsidieontvanger aannemelijk is of had moeten zijn dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zijn verricht of zullen worden verricht, of niet of niet geheel aan de subsidievereisten of subsidieverplichtingen wordt voldaan of zal worden voldaan.
Hoofdstuk 3 kleinschalige culturele infrastructuur
Artikel 3.2 Subsidiabele activiteiten
Een meerjarige subsidie voor de kalenderjaren 2013 tot en met 2016 kan worden verleend voor kernactiviteiten die gericht zijn op het invullen van de functie:
Subsidie wordt geweigerd indien:
de penvoerder, of de instelling, die meerjarige ervaring in de functie heeft waarvoor de subsidieaanvraag wordt ingediend, of het samenwerkingsverband, meer dan één keer voor de subsidieperiode 2013 tot en met 2016 een subsidieaanvraag heeft ingediend ten behoeve van het invullen van dezelfde functie onder hoofdstuk 3;
de totale eigen inkomsten van de instelling, die meerjarige ervaring in de functie heeft waarvoor de subsidieaanvraag wordt ingediend, gemiddeld over de jaren 2010 en 2011 minder dan 17,5 procent bedragen van de totale begroting van de bestuursorganen ten behoeve van de exploitatie van de desbetreffende functie, met dien verstande dat Gedeputeerde Staten bij het vaststellen van het percentage eigen inkomsten bepaalde eigen inkomsten buiten beschouwing kunnen laten, indien deze door de instelling in de jaarrekening zijn verantwoord op een wijze die het karakter vertoont van oneigenlijk gebruik van deze regeling, of bepaalde bedragen beschouwen als onderdeel van de subsidies ten behoeve van de exploitatie van die instelling, indien die bedragen onderdeel uitmaakten van een beschikking tot subsidieverlening ten behoeve van die exploitatie en deze beschikking later is ingetrokken of ten nadele van de subsidieontvanger is gewijzigd op grond van artikel 4:48 of artikel 4:50 van de Algemene wet bestuursrecht;
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.2 in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende vereisten:
De instelling, bedoeld in artikel 3.1, onderdeel c, of de instelling die als penvoerder optreedt voor een samenwerkingsverband:
kan met jaarrekeningen aantonen dat de eigen inkomsten gemiddeld over de jaren 2010 en 2011 ten minste 17,5 procent bedragen van het totaal aan subsidies van bestuursorganen ten behoeve van de invulling van de aangevraagde functie, met dien verstande dat:
indien een instelling die subsidie aanvraagt de rechtsopvolger of feitelijke opvolger is van een instelling die in de jaren 2010 en 2011 subsidie van bestuursorganen ontving ten behoeve van de exploitatie van die instelling, het percentage eigen inkomsten van de aanvrager wordt vastgesteld aan de hand van de gegevens van die verdwenen onderscheidenlijk aanvankelijk gesubsidieerde instelling;
indien bij een instelling die subsidie aanvraagt sprake is van fusie van twee of meer instellingen die in de jaren 2010 en 2011 subsidie voor de exploitatie van bestuursorganen ontvingen, het percentage eigen inkomsten van de aanvrager wordt vastgesteld aan de hand van het totaal van eigen inkomsten in verhouding tot het totaal van ontvangen subsidies van bestuursorganen ten behoeve van de exploitatie van die gefuseerde instellingen in 2010 en 2011;
Gedeputeerde Staten bij het vaststellen van het percentage eigen inkomsten bepaalde eigen inkomsten buiten beschouwing kunnen laten, indien deze door de instelling in de jaarrekening zijn verantwoord op een wijze die het karakter vertoont van oneigenlijk gebruik van deze regeling, of bepaalde bedragen beschouwen als onderdeel van de subsidies ten behoeve van de exploitatie van die instelling, indien die bedragen onderdeel uitmaakten van een beschikking tot subsidieverlening ten behoeve van die exploitatie en deze beschikking later is ingetrokken of ten nadele van de subsidieontvanger is gewijzigd op grond van artikel 4:48 of artikel 4:50 van de Algemene wet bestuursrecht.
Indien sprake is van een samenwerkingsverband:
kan het samenwerkingsverband gedurende de subsidieperiode 2013 tot en met 2016 ten minste 21,5 procent eigen inkomsten van het totaal aan subsidies van bestuursorganen behalen ten behoeve van de invulling van de aangevraagde functie, met dien verstande dat het eerste lid, onderdeel e, onder 3, van overeenkomstige toepassing is;
Aan de activiteiten liggen ten grondslag:
statuten waaruit blijkt in welke sector de penvoerder de aangevraagde functie invult of een schriftelijke verklaring van het bestuur van de penvoerder met een beschrijving van de feitelijke kernactiviteiten van de jaren 2009-2012 binnen de culturele infrastructuur in de provincie Noord-Brabant ten behoeve van het invullen van de functie waarvoor subsidie is aangevraagd;
Artikel 3.5 Subsidiabele kosten
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende daadwerkelijk gemaakte kosten voor subsidie in aanmerking:
Artikel 3.6 Niet subsidiabele kosten
De volgende kosten komen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:
Artikel 3.8 Subsidieplafond 2013-2016
Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de tenderperiode van 15 december 2011 tot en met 1 februari 2012 vast op:
Artikel 3.9 Maximale subsidiehoogte per subsidieaanvraag
De hoogte van de subsidie per kalenderjaar voor de invulling van de functie bedraagt 50 procent van de totale subsidiabele kosten, tot een maximum van:
Artikel 3.10 Beoordeling en afwegingscriteria subsidieaanvragen
Indien de binnen de tendertermijn ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond per functie te boven gaan, maken Gedeputeerde Staten voor het bepalen van de onderlinge rangschikking van verdeling van de subsidie, een afweging tussen de verschillende subsidieaanvragen per functie binnen dezelfde sector op basis van de volgende afwegingscriteria:
Artikel 3.12 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Aan de subsidieontvanger wordt de verplichting opgelegd:
om gedurende de subsidieperiode 2013 tot en met 2016 ten minste 21,5 procent eigen inkomsten van het totaal aan subsidies van bestuursorganen te behalen ten behoeve van de invulling van de aangevraagde functie, met dien verstande dat artikel 3.4, eerste lid, onderdeel e, onder 3, van overeenkomstige toepassing is;
om jaarlijks voor 1 juni na afloop van het eerste, tweede en derde kalenderjaar aan Gedeputeerde Staten een tussenrapportage met daarbij een activiteitenverslag, een jaarrekening met een bestuursverklaring bij verantwoordingen door middel van een jaarrekening en, indien van toepassing, een aangepaste begroting te zenden;
dat onverwijld schriftelijk mededeling wordt gedaan aan Gedeputeerde Staten, indien het voor de subsidieontvanger aannemelijk is of had moeten zijn dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zijn verricht of zullen worden verricht, of niet of niet geheel aan de subsidievereisten of subsidieverplichtingen wordt voldaan of zal worden voldaan.
Indien een BIS-instelling of een instelling, die meerjarige ervaring in de functie heeft waarvoor de subsidieaanvraag wordt ingediend, in het jaar 2010 of 2011 naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid grotendeels niet in staat is geweest kernactiviteiten te ontplooien, kunnen Gedeputeerde Staten in ieder geval de eigen inkomenseisen buiten toepassing laten.