De raad van de gemeente Apeldoorn;
gelezen het voorstel van het college d.d. 12 september 2011, nr.
110/2011;
gelet op artikel 226 van de Gemeentewet;
BESLUIT:
vast te stellen de navolgende Verordening op de heffing en de invordering
van hondenbelasting 2012.
Artikel 1 Belastbaar feit
Onder de naam ‘hondenbelasting’ wordt een directe belasting geheven voor het
houden van een hond binnen de gemeente.
Artikel 2 Belastingplicht
- 1.
Belastingplichtig is de houder van een hond.
- 2.
Als houder wordt aangemerkt degene die onder welke titel dan ook een
hond onder zich heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder is.
- 3.
Het houden van een hond door een lid van het huishouden wordt aangemerkt
als het houden van een hond door een door de in artikel 231, tweede lid,
onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen
lid van dat huishouden.
Artikel 3 Vrijstellingen
De belasting wordt niet geheven voor honden:
- a.
die zijn opgeleid tot en dienen als blindengeleidehond en en in
hoofdzaak als zodanig door een blind persoon worden gehouden;
- b.
die zijn opgeleid tot en dienen als gehandicaptenhond en in
hoofdzaak als zodanig door een gehandicapt persoon worden
gehouden;
- c.
die verblijven in een hondenasiel als bedoeld in artikel 1, onder c,
van het Honden- en kattenbesluit 1999, welk asiel is opgenomen in
het centraal register bedoeld in artikel 5, tweede lid, van genoemd
besluit;
- d.
die uitsluitend ten verkoop of aflevering in voorraad worden
gehouden in een bedrijfsinrichting als bedoeld in artikel 1, onder
b, van het Honden- en kattenbesluit 1999, welke inrichting is
opgenomen in het centraal register, bedoeld in artikel 5, tweede
lid, van genoemd besluit;
- e.
die jonger zijn dan drie maanden, voor zover zij tezamen met de
moederhond worden gehouden;
- f.
waarvan de houder woonachtig is in het gebied dat is gelegen buiten
de rode omlijning op de bij deze verordening behorende en als
zodanig gewaarmerkte kaarten
Artikel 4 Maatstaf van heffing
De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden.
Artikel 5 Belastingtarief
- 1.
De belasting bedraagt per belastingjaar:
- a.
voor een eerste hond € 71,50;
- b.
voor iedere hond boven het aantal van één € 100,75.
- 2.
In afwijking in zoverre van de voorgaande leden bedraagt de belasting
voor honden, gehouden in kennels die zijn geregistreerd bij de Raad van
beheer op kynologisch gebied in Nederland € 474,50 per kennel.
- 3.
Het tweede lid blijft buiten toepassing indien belastingplichtige
schriftelijk verzoekt de verschuldigde belasting vast te stellen naar
het werkelijke aantal honden indien blijkt dat dit bedrag lager is dan
het op voet van het tweede lid bepaalde bedrag.
- 4.
Belastingaanslagen van minder dan € 10,= worden niet opgelegd. Voor
toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van de op één
aanslagbiljet verenigde aanslagen hondenbelasting of andere heffingen
aangemerkt als één belastingaanslag.
Artikel 6 Kwijtschelding
- 1.
Voor de belasting voor de eerste hond, bedoeld in artikel 5, eerste lid,
onder a, kan kwijtschelding worden verleend.
- 2.
Geen kwijtschelding wordt verleend voor de belasting voor de tweede en
volgende hond, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder b.
Artikel 7 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 8 Wijze van heffing
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar
tijdsgelang.
- 1.
De belastingschuld is verschuldigd bij het begin van het
belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de
belastingplicht.
- 2.
- a.
Indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, dan
wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar toeneemt,
is de belasting, respectievelijk de hogere belasting terzake van
het toegenomen aantal honden, verschuldigd voor zoveel twaalfde
gedeelten als er in dat jaar, na de aanvang van de
belastingplicht, respectievelijk de toename van het aantal
honden, nog kalendermaanden overblijven, zulks met inachtneming
van het onder b bepaalde.
- b.
Vangt de belastingplicht voor de 16e van de maand aan, dan is
het recht over die maand ten volle verschuldigd; vangt de
belastingplicht op of na de 16e van de maand aan, dan is over
die maand geen recht verschuldigd.
- 3.
- a.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar
eindigt, dan wel het aantal honden in de loop van het
belastingjaar vermindert, bestaat aanspraak op ontheffing van
zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde
belasting als er in dat jaar, na het einde van de
belastingplicht, respectievelijk de vermindering van het aantal
honden, nog kalendermaanden overblijven, zulks met inachtneming
van het onder b bepaalde.
- b.
Eindigt de belastingplicht voor de 16e van de maand, dan wordt
over die volle maand ontheffing verleend. Eindigt de
belastingplicht op of na de 16e van de maand, dan wordt over die
maand geen ontheffing verleend.
Artikel 10 Termijnen van betaling
- 1.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990
moetende aanslagen worden betaald uiterlijk één maand na de
dagtekening van het aanslagbiljet.
- 2.
In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, ingeval het
totaalbedrag van de op één verzamelnota vermelde aanslagbiljetten, meer
bedraagt dan € 50,= doch minder dan € 3.500,= dat de aanslagen
gezamenlijk moeten worden betaald in drie gelijke termijnen waarvan de
eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van de verzamelnota
en elk van de volgende termijnen telkens een maand later, met dien
verstande dat, indien na de kalendermaand, waarin de verzamelnota wordt
opgelegd, minder dan drie kalendermaanden in het kalenderjaar
overblijven, de aanslagen gezamenlijk moeten worden betaald in zoveel
gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening nog kalendermaanden
in het jaar overblijven, met een minimum van één.
- 3.
In gevallen bedoeld in het tweede lid geldt in afwijking in zoverre van
het aldaar bepaalde, zolang de verschuldigde bedragen door middel van
automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de
aanslagen gezamenlijk moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen
als er na de maand van dagtekening van de verzamelnota nog maanden in
het kalenderjaar overblijven, met dien verstande dat het aantal
termijnen ten hoogste tien bedraagt. De eerste termijn vervalt een maand
na de dagtekening van de verzamelnota en elk van de volgende termijnen
telkens een maand later.
- 4.
De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande
leden gestelde termijnen.
Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met
betrekking tot de heffing en de invordering van de hondenbelasting.
Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
De Verordening hondenbelasting 2011, vastgesteld op 7 oktober 2010,
wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van
ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft
op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
- 2.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na die
van de bekendmaking.
- 3.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2012.
- 4.
Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening hondenbelasting
2012’.