Organisatie | Helmond |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene plaatselijke verordening Helmond 2008 |
Citeertitel | Algemene plaatselijke verordening Helmond 2008 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Externe bijlage | Bijlagen 1 t/m 5 |
Geen.
1.Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-12-2011 | 01-07-2012 | nieuwe regeling | 01-11-2011 | Raadsbesluit, 2011, 1106705 |
Artikel 1.5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald of de aard van de vergunning zich daartegen verzet.
Artikel 1.6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
De vergunning of ontheffing kan door het daartoe bevoegde gezag of het bevoegde bestuursorgaan worden geweigerd in het belang van:
Afdeling 1 Orde en veiligheid op openbare plaatsen
Paragraaf 1 Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2.1.1.1 Samenscholingen en ongeregeldheden
Hij die op een openbare plaats aanwezig is bij enig voorval waardoor er wanordelijkheden
ontstaan of dreigen te ontstaan, of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende
gebeurtenis waardoor er ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel
zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op een daartoe strekkend
bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem
Artikel 2.1.1.2 Verbod veroorzaken gevaar, hinder en overlast op openbare plaatsen
Het is verboden op, aan of boven openbare plaatsen stoffen of voorwerpen te plaatsen of te hebben waardoor de veiligheid, de bruikbaarheid of het normaal en doelmatig gebruik van de openbare plaats in gevaar komt, dan wel hinder of overlast ontstaat voor omwonenden.
Artikel 2.1.1.2a Gebiedsontzeggingen
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde of openbare veiligheid aan
degene die zich gedraagt in strijd met de wettelijke bepalingen, als in de bijlage bij deze
verordening genoemd, een verbod opleggen zich te bevinden in een door het college
aangewezen gebied en de daarin gelegen voor het publiek toegankelijke gebouwen en
Voor zover de carnavalsdagen, nieuwjaarsdag, eerste en tweede paasdag, hemelvaartsdag,
eerste en tweede pinksterdag en eerste kerstdag en tweede kerstdag, niet samenvallen
met het in het tweede lid genoemde tijdvak, kan de burgemeester het verbod om zich in
een door het college aangewezen gebied en daarin gelegen voor publiek toegankelijke
gebouwen en inrichtingen te bevinden tevens opleggen voor deze dagen;
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde of openbare veiligheid aan
diegene aan wie eerder een verbod als bedoeld in het eerste lid is opgelegd en ten aanzien
van wie binnen zes maanden na het opleggen van dit verbod wordt geconstateerd dat hij
zich opnieuw gedraagt in strijd met de in het eerste lid bedoelde wettelijke bepalingen, een
verbod opleggen zich te bevinden in een door het college aangewezen gebied en in de
daarin gelegen voor het publiek toegankelijke gebouwen en inrichtingen op de door de
burgemeester aangewezen tijdstippen voor een tijdvak van ten hoogste twaalf weken.
Artikel 2.1.2.2 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Hij die die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden,
moet daarvan voor de openbare aankondiging ervan en ten minste 48 uur voordat de
betoging zal worden gehouden, schriftelijk kennis geven aan de burgemeester, met
inachtneming van het bepaalde in artikel 2.1.2.4, eerste lid.
Artikel 2.1.2.3 Afwijking termijn
De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden de in artikel 2.1.2.2, eerste lid, genoemde termijn van 48 uur verkorten en een mondelinge kennisgeving in behandeling nemen.
Paragraaf 5 Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 2.1.5.1 a Vergunning voor het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie van de weg
Artikel 2.1.5.1 b Uitzonderingen en afbakeningsbepaling
Het verbod in het eerste lid van artikel 2.1.5.1 a geldt niet voor:
uitstallingen bij winkelpanden voor zover:
1º de uitstallingen worden aangebracht op het trottoir of een voetgangersgedeelte;
2º de uitstallingen niet verder dan 1 meter uit de gevel worden geplaatst;
3º er minimaal 1.5 meter trottoir- of voetgangersgedeelte overblijft om de vrije doorgang van verkeer te waarborgen;
4º de ruimte die door uitstallingen in beslag wordt genomen niet meer bedraagt dan
20% van de totale gevelbreedte;
5º (nood)uitgangen niet belemmerd worden;
6º de uitstallingen niet hoger zijn dan 2.2 meter;
7º de uitstalingen niet buiten de vastgestelde openingstijden van het pand worden
hoogwerkers, steigers, stortbakken en containers in verband met particuliere (bouw)
werkzaamheden die tijdelijk op de weg worden geplaatst voor zover:
1º deze niet op wijkontsluitingswegen en fietspaden worden geplaatst;
2º degene die de werkzaamheden verricht of doet verrichten ervoor zorgdraagt dat de
in de aanhef genoemde zaken zich daar niet langer bevinden dan zeven
3º deze niet binnen een afstand van 5 meter vanaf een kruising worden geplaatst;
4º bij plaatsing op trottoir- of voetgangersgedeelte er minimaal 1.5 meter wordt
5º de ruimte die in beslag wordt genomen niet meer bedraagt dan de gevelbreedte van
6º bij plaatsing op de rijbaan er minimaal 3.5 meter rijbreedte wordt vrijgehouden;
7º (nood)uitgangen niet belemmerd worden;
8º het verkeer niet in gevaar wordt gebracht;
9º de in de aanhef genoemde zaken permanent goed zichtbaar zijn voor
voorwerpen anders dan bedoeld onder e of stoffen in verband met particuliere
(bouw)werkzaamheden die tijdelijk op de weg worden geplaatst voor zover:
1º deze op het trottoir, voetgangersgedeelte of in een parkeervak worden geplaatst;
2º degene die de werkzaamheden verricht of doet verrichten ervoor zorgdraagt dat de
voorwerpen of stoffen zich daar niet langer bevinden dan drie achtereenvolgende
3º er minimaal 1.5 meter trottoir- of voetgangersgedeelte wordt vrijgehouden;
4º de ruimte die in beslag wordt genomen niet meer bedraagt dan de gevelbreedte van
5º de hoogte van de voorwerpen of stoffen niet meer bedraagt dan 1.5 meter;
6º (nood)uitgangen niet belemmerd worden;
7º het verkeer niet in gevaar wordt gebracht;
8º na verwijdering van de voorwerpen of stoffen de weg onmiddellijk wordt gereinigd
door degene die de werkzaamheden verricht of doet verrichten.
(verwijs)borden voor de verkoop van (zelfverbouwde) agrarische streekproducten voor
1º deze worden geplaatst buiten de bebouwde kom als bedoeld in artikel 1.1 van deze
2º deze niet groter zijn dan 1.5 m2, niet hoger dan 1 meter boven het maaiveld
uitkomen en via een paal deugdelijk worden bevestigd in de grond;
3º plaatsing geschiedt met inachtneming van het bepaalde in artikel 3, eerste lid onder
h van de Landschapsverordening Noord-Brabant;
4º de verkeersveiligheid - ter beoordeling van het college - niet in het geding is en
5º deze gedurende een periode van maximaal 3 maanden worden geplaatst of zoveel
korter wanneer het seizoen van het desbetreffende streekproduct voorbij is.
Het college kan, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, plaatsen aanwijzen waar het
in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, in het belang van de voorkoming of
opheffing van overlast, in het belang van de bruikbaarheid van de weg of het veilig gebruik
daarvan, verboden is bepaalde, door het college nader in die aanwijzing te bepalen
voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben of verboden is
bepaalde, door het college nader in die aanwijzing te bepalen voorwerpen of stoffen op te
slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door haar
Artikel 2.1.5.2 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen of veranderen van een weg
Het verbod in het eerste lid geldt niet voor het openbreken van de verharding en het graven
en spitten in de weg ten behoeve van een huisaansluiting indien deze werkzaamheden een
maximale lengte hebben van 25 meter, mits die werkzaamheden schriftelijk bij het bevoegd
gezag zijn gemeld en wordt voldaan aan de door het bevoegd gezag gestelde nadere
Paragraaf 6 Veiligheid op de weg
Artikel 2.1.6.1 Winkelwagentjes
De rechthebbende op een bedrijf die winkelwagentjes ter beschikking stelt, mede ten
behoeve van het vervoer van winkelwaren over de weg, is verplicht deze te voorzien van de
naam van het bedrijf of een ander herkenningsteken, en de in de omgeving van dat bedrijf
door het publiek op een openbare plaats achtergelaten winkelwagentjes terstond te
Artikel 2.1.6.3 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
Afdeling 2 Toezicht op evenementen
Artikel 2.2.1.1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt verstaan onder:
groot evenement: elke voor het publiek toegankelijke verrichting op het gebied van kunst of vermaak,
welke een stedelijke dan wel regionale uitstraling heeft en is gericht op een relatief groot publiek, dan
wel elke voor het publiek toegankelijke verrichting waarbij voorzienbaar extra maatregelen door de
overheid, de organisator of derden moeten worden getroffen, met uitzondering van:
2º markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid onder h, van de Gemeentewet en artikel
3º het in een inrichting in de zin van de Drank- en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;
4º kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;
5º betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare
6º activiteiten als bedoeld in artikel 2.1.4.1 van deze verordening;
7º wedstrijden betaald voetbal als bedoeld in paragraaf 2 van deze afdeling.
klein evenement: elke voor het publiek toegankelijke verrichting op het gebied van kunst of
vermaak, welke geen stedelijke dan wel regionale uitstraling heeft en in beginsel is gericht
op een van tevoren vast te stellen groep van maximaal honderd personen en waarbij geen
voorzienbare extra maatregelen door de overheid, de organisator of derden hoeven te
Artikel 2.2.1.2 a Groot evenement
Voor zover een groot evenement gepaard gaat met inzet van politiecapaciteit of met het afsluiten van
een weg of meerdere wegen en een verkeersbesluit vereist is, is de organisator - in afwijking van de in
het tweede lid genoemde termijn - verplicht ten minste twaalf weken voor de datum waarop het groot
evenement plaats zal vinden, een aanvraag voor vergunning bij de burgemeester in te dienen.
Artikel 2.2.1.2 c Nadere regels kleine evenementen
Met het oog op de belangen als vermeld in het vierde lid van artikel 2.2.1.2 b van deze verordening, kan het college nadere regels stellen.
Paragraaf 2 Wedstrijden betaald voetbal
Artikel 2.2.2.8 Verwijderingsplicht voetbalsupporters
Personen die zich door kleding, uitrusting of gedragingen manifesteren als voetbalsupporters en niet in het bezit zijn van een geldig toegangsbewijs voor de voetbalwedstrijd dan wel tegen wie het vermoeden bestaat dat zij voornemens zijn de orde te verstoren zijn verplicht zich op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie met inachtneming van diens aanwijzingen naar een in het bevel aangeven plaats, dan wel buiten de gemeentegrenzen te begeven.
Artikel 2.2.2.9 Stadionomgevingsverbod
De burgemeester kan overgaan tot het opleggen van het in het eerste lid bedoelde verbod
nadat vast is komen te staan dat de persoon de openbare orde in het stadion of in de
omgeving van het stadion heeft verstoord op een dag dat een voetbalwedstrijd wordt
gespeeld. Tevens kan dit verbod worden opgelegd aan personen aan wie een
Afdeling 3 Toezicht op openbare inrichtingen
Paragraaf 1 Toezicht op openbare inrichtingen e.d.
Artikel 2.3.1.1 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
openbare inrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig
of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden
geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden verstrekt of bereid, met
uitzondering van een afhaalcentrum. Onder een openbare inrichting wordt in ieder geval
verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of
Artikel 2.3.1.4 Nadere regels terrassen
Met het oog op de belangen als vermeld in artikel 1.8 van deze verordening kan het college nadere regels stellen.
Artikel 2.3.1.8 Intrekkingsgronden
De burgemeester trekt de vergunning in, indien:
een leidinggevende in de laatste vijf jaar voorafgaande aan het nemen van het
intrekkingsbesluit onherroepelijk is veroordeeld tot een gevangenisstraf, dan wel een
geldboete van € 500,-- of meer, terzake van handel in harddrugs, vuurwapenhandel,
verboden wapenbezit, geweldpleging, heling, discriminatie, betrokkenheid bij of
deelname aan een criminele organisatie of groothandel in (soft)drugs.
Artikel 2.3.1.13 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Indien een openbare inrichting geen voor het publiek openstaand gebouw of bijbehorend erf is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt het college bij de toepassing van de artikel 2.3.1.2, 2.3.1.3 en 2.3.1.10 op als bevoegd bestuursorgaan.
Paragraaf 2 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
Artikel 2.3.2.2 Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of het houden van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
Artikel 2.3.2.3 Verschaffing gegevens nachtregister
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de houder van die inrichting volledig en naar waarheid naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, betrekking, dag van aankomst, alsmede de dag van vertrek te verstrekken.
Paragraaf 3 Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2.3.3.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Artikel 2.3.3.2 Aanwezigheid kansspelautomaten in inrichtingen
In een hoogdrempelige inrichting zijn twee kansspelautomaten toegestaan.
In laagdrempelige inrichtingen zijn kansspelautomaten niet toegestaan.
In een speelautomatenhal als bedoeld in artikel 2.3.3.1, onder f, van deze verordening, zijn maximaal honderd kansspelautomaten toegestaan.
Artikel 2.3.3.3 Aanwezigheidsvergunning en tenaamstelling
Artikel 2.3.3.4 Overname inrichting
Indien de inrichting waarvoor de aanwezigheidsvergunning is verleend, wordt overgenomen door een nieuwe ondernemer, vervalt de aan de vorige ondernemer verleende aanwezigheidsvergunning van rechtswege.
Artikel 2.3.3.7 Aanvraag exploitatievergunning speelautomatenhal
De ondernemer dient de exploitatievergunning aan te vragen onder overlegging van:
Artikel 2.3.3.10 Weigeringsgronden aanvraag exploitatievergunning speelautomatenhal
De exploitatievergunning wordt geweigerd indien:
Artikel 2.3.3.11 Andere beheerder speelautomatenhal
Indien een overeenkomstig artikel 2.3.3.8, tweede lid in de vergunning vermelde beheerder
de hoedanigheid van beheerder heeft verloren, dient de ondernemer onder overlegging
van de in artikel 2.3.3.7 genoemde bescheiden een nieuwe vergunning aan te vragen
binnen twee weken nadat de in artikel 2.3.3.7 onder c bedoelde verklaring omtrent het
De vergunning vervalt indien de beslissing op een aanvraag voor een nieuwe vergunning
voor het vestigen dan wel exploiteren van een speelautomatenhal in hetzelfde pand
onherroepelijk is geworden dan wel indien geen aanvraag is ingediend binnen acht weken
na het verlies van de hoedanigheid als bedoeld in het eerste lid.
Artikel 2.3.3.13 Intrekkingsgronden exploitatievergunning speelautomatenhal
In afwijking van het bepaalde in artikel 1.6, kan de burgemeester de exploitatievergunning intrekken:
Afdeling 4 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2.4.4 Vervoer inbrekerswerktuigen e.d.
Het is verboden tussen 22.00 en 06.00 uur op een openbare plaats te vervoeren of bij zich
te hebben: lopers, valse sleutels, touwladders, lantaarns of enig ander gereedschap,
voorwerp of middel, dat ertoe kan dienen zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of
erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel
van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2.4.10 Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaarvervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Artikel 2.4.11 Neerzetten van fietsen e.d.
Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek indien:
Artikel 2.4.12 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.
Het is verboden op de door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
Artikel 2.4.17 Loslopende honden
De verboden als gesteld in het eerste lid onder a en b gelden niet voor zover de
eigenaar of houder van een hond zich vanwege zijn handicap door een geleidehond
laat begeleiden en de hond als zodanig aantoonbaar gekwalificeerd is of indien een
eigenaar of houder van een hond deze aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond.
Artikel 2.4.18 Verontreiniging door honden
Het gebod zoals gesteld in het eerste lid en de verplichting zoals gesteld in het vierde lid gelden niet voor zover de eigenaar of houder van een hond zich vanwege zijn handicap door een geleidehond laat begeleiden en de hond als zodanig aantoonbaar gekwalificeerd is of voor zover een eigenaar of houder van een hond deze aantoonbaar gekwalificeerd opleidt
Artikel 2.4.19 Gevaarlijke honden
In het eerste lid wordt verstaan onder:
muilkorf: een van stevig kunststof, of van stevig leer of van beide stoffen, vervaardigd toestel dat door middel van een stevige leren riem rond de hals zodanig is aangebracht
dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is en dat zodanig is ingericht
dat de drager geen mens of dier kan bijten, waarbij de afgesloten ruimte binnen de korf
een geringe opening van de bek toelaat en waarbij geen scherpe delen binnen de korf
Artikel 2.4.20 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren
Het is verboden op een krachtens het eerste lid aangewezen plaats een daarbij
aangeduid dier of daarbij aangeduide dieren aanwezig te hebben, dan wel aanwezig
te hebben anders dan met inachtneming van de door het college gestelde regels,
dan wel aanwezig te hebben tot een groter aantal dan door het college is aangegeven.
Afdeling 5 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
Artikel 2.5.3 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 ter van het Wetboek van Strafrecht
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
de burgemeester binnen drie dagen schriftelijk in kennis te stellen:
1º dat hij het beroep van handelaar uitoefent met vermelding van zijn woonadres en het
adres van de bij zijn onderneming behorende vestiging;
2º van een verandering van de onder a, sub 1º, bedoelde adressen;
3º als hij het beroep van handelaar niet langer uitoefent;
4º dat hij enig goed kan verkrijgen dat redelijkerwijs van een misdrijf afkomstig is of voor de
Artikel 2.6.1 Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk: Consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.
Artikel 2.6.2 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens verkoopdagen
Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, zonder een vergunning van het college van de gemeente waar het bedrijf is of zal worden gevestigd.
Artikel 2.7.1 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Afdeling 8 Bestuurlijke ophouding
Artikel 2.8.1 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in artikel 2.1.1.1, 2.1.1.2, 2.1.5.1a, 2.1.5.2, 2.2.2.7, 2.4.7, 2.4.8, 2.4.9, 2.4.10, 2.4.10a, 2.6.3 en 5.5.1 van deze verordening groepsgewijs niet naleven.
Afdeling 9 Veiligheidsrisicogebieden
Artikel 2.9.1 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, escortbedrijven, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
Afdeling 1 Begripsomschrijvingen
Artikel 3.1.1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig
of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht,
of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting
worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater,
een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-
Afdeling 2 Seksinrichtingen, escortbedrijven, straatprostitutie, sekswinkels e.d.
Artikel 3.2.2 Gedragseisen exploitant en beheerder
Naast de gestelde eisen in het eerste lid, is de exploitant en de beheerder niet:
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke
vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse
Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar
Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid
binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk
veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een
andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek
van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
1º bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet,
de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen;
2º de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240a, 240b, 242 tot en met 249, 250,
252, 250a (oud) / 273f, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 426, 429quater
en 453 van het Wetboek van Strafrecht;
3º de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto
artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;
4º de artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de kansspelen;
De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder
geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door
het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel
3.2.1, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem terzake geen verwijt treft.
Artikel 3.2.5 Aanwezigheid en toezicht door exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in
de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke
vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek
van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.
Artikel 3.2.8 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen e.d.
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1 Geluid- en lichthinder
Artikel 4.1.2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
Op de dagen als bedoeld in het eerste lid dient het ten gehore brengen van extra muziek -
hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en
artikel 4.1.4a van deze verordening - uiterlijk om 24.00 uur te worden beëindigd en op dagen
dat een zaterdag, zondag of erkende feestdag volgt uiterlijk om 01.00 uur.
Artikel 4.1.3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een houder van een inrichting gelegen binnen een horecaconcentratiegebied als
bedoeld in artikel 4.1.6 van deze verordening toegestaan maximaal zes incidentele
festiviteiten per kalenderjaar te houden en maximaal tien incidentele festiviteiten per jaar
elders in de gemeente waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en
Het is een houder van een inrichting toegestaan om tijdens maximaal twaalf incidentele
festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van
sportactiviteiten waarbij artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits
de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het
Op de dagen als bedoeld in het eerste lid wordt het ten gehore brengen van extra muziek –
hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en
artikel 4.1.4a van deze verordening - uiterlijk om 24.00 uur beëindigd en op dagen dat een
zaterdag, zondag of erkende feestdag volgt uiterlijk om 01.00 uur. De geluidsnorm is
exclusief 10 dB(A) aftrek vanwege muziekcorrectie. Tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie
Artikel 4.1.4 a Onversterkte muziek
Voor de duur van 8 uur in de week is onversterkte muziek, vanwege het oefenen door
muziekgezelschappen zoals orkesten, harmonie- en fanfaregezelschappen, in een inrichting
gedurende de dag- en avondperiode uitgezonderd van de genoemde geluidsniveaus in het
eerste lid. Indien versterkte elementen worden gecombineerd met onversterkte elementen,
wordt het hele samenspel beschouwd als versterkte muziek en is het Besluit van toepassing.
Artikel 4.1.4b (Geluid)hinder door dieren
Degene die buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer de zorg heeft voor een dier moet voorkomen dat dit voor een omwonende of overigens voor de omgeving (geluid)hinder veroorzaakt.
Afdeling 3 Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4.3.1 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
Artikel 4.3.2 Aanwijzing elementen
Het college kan puntelementen, lijnelementen en vlakelementen aanwijzen op grond van leeftijd, conditie, zeldzaamheid en locatie van de houtopstand, Voorts kan aanwijzing plaats vinden in verband met de beeldbepalende, cultuurhistorische, dendrologische, economische, ecologische of milieuwaarde van de houtopstand.
Artikel 4.3.5 Herplantplicht zonder ontheffing en instandhoudingsplicht
Indien de houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in artikel 4.3.3 van
toepassing is, zonder ontheffing van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze
teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop
zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen
van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig
de door hem te geven aanwijzingen en binnen een door haar te stellen termijn.
Indien het voortbestaan van de houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in
artikel 4.3.3 van toepassing is ernstig wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de
zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene
die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen
om overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen en binnen een door hem te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die dreiging wordt weggenomen.
Artikel 4.3.6 Schadevergoeding
Het bevoegd gezag beslist op verzoeken om schadevergoeding overeenkomstig artikel 17 van de Boswet.
Artikel 4.3.7 Bestrijding iepziekte
De rechthebbende op een terrein waarop zich een of meerdere iepen bevinden die naar het oordeel van het bevoegd gezag gevaar opleveren voor verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van iepenspintkevers, is - na daartoe door het bevoegd gezag te zijn aangeschreven en binnen de in de aanschrijving genoemde termijn - verplicht:
Afdeling 4 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4.4.1 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest e.d.
Het is verboden op een door het college aangewezen plaats buiten een inrichting in de zin
van de Wet milieubeheer, in de openlucht en buiten de weg gelegen in het belang van het
uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel
voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, de volgende voorwerpen of stoffen
op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
Artikel 4.4.2 Vergunningplicht handelsreclame
Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag op of aan een onroerende zaak
en zichtbaar vanaf een openbare plaats dan wel op of aan een openbare plaats,
handelsreclame te maken of te voeren, of te laten maken of voeren met behulp van een
opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook.
Het verbod als vermeld in het eerste lid geldt niet voor onverlichte opschriften of
betrekking hebben op de naam of aard van in uitvoering zijnde bouwwerken of op de namen van degenen die bij het ontwerp of de uitvoering van het bouwwerk betrokken
zijn voor zover deze geplaatst zijn op eigen terrein en binnen het tijdvak van vier
maanden voor aanvang van de werkzaamheden en een maand na het gereed
Afdeling 5 Kamperen buiten kampeerterreinen
Artikel 4.5.1 Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: Een onderkomen of voertuig waarvoor geen bouwvergunning in de zin van artikel 40 van de Woningwet is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding van de gemeente
Artikel 5.1.3 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5.1.5a Bevestigen vervoermiddelen aan straatmeubilair e.d.
Het is de eigenaar of houder van een fiets, snorfiets, bromfiets of een in artikel 5.1.1 onder a genoemd voertuig verboden dit te bevestigen aan niet daarvoor bestemd straatmeubilair, verkeersmeubilair en gemeentelijke groenvoorzieningen.
Artikel 5.1.6 Parkeren van reclamevoertuigen
Het is verboden een voertuig dat is voorzien van een aanduiding van handelsreclame, op de weg te parkeren met het kennelijk doel om daarmee handelsreclame te maken.
Artikel 5.1.7 Parkeren van grote voertuigen
Het is verboden binnen de bebouwde kom een voertuig dat, met inbegrip van de lading,
een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2.4 meter te parkeren,
behoudens op de door het college aangewezen plaatsen, waar dit parkeren naar zijn
oordeel niet schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente of niet buitensporig is
Artikel 5.1.8 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer
dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2.4 meter, op de weg te parkeren bij een voor
bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor
het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt
belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5.1.11 Overlast van fiets of bromfiets
Het college kan op de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van
het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, dan
wel ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is fietsen of
bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Afdeling 2 Collecteren, venten, standplaatsen en snuffelmarkten
Artikel 5.2.1 Inzameling van geld of goederen
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden
van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel
bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen
wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een
Artikel 5.3.1 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het is verboden op, in of boven openbaar water voorwerpen waarop gedachten of gevoelens
worden geopenbaard te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien deze door hun
omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar opleveren voor de
bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan,
dan wel een belemmering vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van het
De verboden in het eerste en derde lid gelden niet voor zover in de daarin geregelde
onderwerpen wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet,
het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de
Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.
Artikel 5.3.3 Aanwijzingen ligplaats woonschepen
Onverminderd het krachtens het tweede lid van artikel 5.3.2 bepaalde kan het college
aan de rechthebbende op een woonschip aanwijzingen geven met betrekking tot het
innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde,
volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.
Artikel 5.3.4 Verbod innemen ligplaats woonschepen
Het is verboden een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen in strijd met het krachtens de artikelen 5.3.2, tweede lid, en 5.3.3 bepaalde.
Artikel 5.3.5 Beschadigen van waterstaatswerken
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de
toestand van bij de gemeente in beheer zijnde vaarten, havens, dijken, wallen, kaden,
trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen,
waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.
Artikel 5.3.6 Reddingsmiddelen
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
Als plaats geschikt voor ongeklede openbare recreatie als bedoeld in artikel 430a van het Wetboek van Strafrecht, wordt een met borden als zodanig aangeduid terrein langs de noordelijke oever van de plas Berkendonk aangemerkt.
Afdeling 4 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig als bedoeld in
artikel 1, onderdeel z, en een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel i van het
Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding
van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan
deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel
Artikel 5.4.2 Beperking verkeer in natuurgebieden
Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen
of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een
motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z, Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990, een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, Reglement
verkeersregels en verkeerstekens 1990 of met een fiets of een paard.
Afdeling 6 Verstrooiing van as
Artikel 5.6.1 Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
Hoofdstuk 6 Straf- en overgangsbepalingen
Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de op grond van artikel 1.4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening
ambtenaren van de gemeentelijke dienst Stedelijke ontwikkeling & Beheer, de
gemeentelijke afdeling Bestuurs- en Juridische Zaken, de afdeling Preventie van
de Veiligheidsregio Brabant Zuid-Oost en de Milieudienst Regio Eindhoven, voor zover
het zaken betreft waarvan het toezicht aan hen is toevertrouwd.
Artikel 6.3 Binnentreden van woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Artikel 6.5 Overgangsbepalingen
Vergunningen en ontheffingen - hoe ook genaamd - verleend krachtens verordeningen
bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, blijven - indien en voor zover het gebod of verbod
waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening
en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - nog gedurende vijf jaren na de
Aanvragen om vergunning zoals bedoeld in de artikelen 2.1.5.1a, derde lid, 2.1.5.2, 2.1.5.3 en 4.4.2 of een ontheffing zoals bedoeld in artikel 4.3.3, die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van het besluit tot derde wijziging van deze verordening, worden
afgehandeld volgens het recht zoals dat gold voor het tijdstip waarop artikel 2.2. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking is getreden.
Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens verordeningen bedoeld in artikel 6.4,
tweede lid, blijven - indien en voor zover de bepalingen ingevolge welke deze voorschriften
en bepalingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening en voor zover zij niet
eerder zijn vervallen of ingetrokken - nog gedurende vijf jaren na de inwerkingtreding
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om
een vergunning of ontheffing - hoe ook genaamd - op grond van een verordening bedoeld
in artikel 6.4, tweede lid, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze
verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop de overeenkomstige
Op een aanhangig beroep- of bezwaarschrift, betreffende een vergunning of ontheffing,
bedoeld in het eerste lid, dan wel een voorschrift of beperking bedoeld in het tweede
lid dat voor of na het tijdstip bedoeld in artikel 6.4, eerste lid, is ingekomen binnen
de voordien geldende beroepstermijn, wordt beslist met toepassing van de verordening
In afwijking van het in het eerste lid bepaalde, blijft een vergunning of ontheffing - hoe
ook genaamd - van kracht, totdat onherroepelijk is beslist op een aanvraag voor een,
krachtens een in deze verordening overeenkomstig opgenomen gebod of verbod vereiste,
vergunning of ontheffing, indien deze aanvraag ten minste acht weken voor afloop van
de in het eerste lid genoemde termijn bij het bevoegde bestuursorgaan is ingediend.
De intrekking van de verordeningen bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, heeft geen gevolgen
voor de geldigheid van op basis van die verordeningen genomen nadere regels,
beleidsregels en aanwijzingsbesluiten, indien en voor zover de rechtsgrond waarop deze
besluiten van algemene strekking zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en