Organisatie | Bergen op Zoom |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Maatregelenverordening Wet werk en bijstand 2012 |
Citeertitel | Maatregelenverordening Wet werk en bijstand 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Sociale Zaken |
Deze verordening vervangt de Maatregelenverordening Wet werk en bijstand 2009, vastgesteld in de openbare vergadering van 17 december 2008, alsmede de Verordening tot 1e wijziging van de Maatregelenverordening Wet werk en bijstand 2009, vastgesteld in de openbare vergadering van 25 november 2010.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2012 | 01-01-2013 | Nieuwe regeling | 22-12-2011 Bergen op Zoomse Bode, d.d. 04-04-2012 | RVB11-0102 |
De raad van de gemeente Bergen op Zoom;
overwegende dat de Maatregelenverordening Wet werk en bijstand 2009 aanpassing behoeft;
gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 15 november 2011, nummer RVB11-0102;
gelet op artikel 147 van de Gemeentewet en artikel 8, lid 1, sub b, juncto artikel 18, lid 2, van de Wet werk en bijstand;
de Maatregelenverordening Wet werk en bijstand 2012 vast te stellen.
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 2. Het opleggen van een maatregel
Indien belanghebbende naar het oordeel van het college tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan dan wel de uit de wet of artikel 30c, lid 2 en lid 3, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het zich jegens het college zeer ernstig misdragen, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd.
Artikel 3. Berekeningsgrondslag
De maatregel wordt toegepast op de bijstandsnorm en de bijzondere bijstand.
Artikel 4. Het besluit tot opleggen van een maatregel
In het besluit tot opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld: de reden van de maatregel, de duur van de maatregel, het percentage waarmee de bijstand wordt verlaagd en/of het bedrag waarmee de bijstand wordt verlaagd uitgaande van de bijstandsnorm / bijzondere bijstand en voor zover van toepassing de reden om af te wijken van een standaardmaatregel.
Artikel 6. Afzien van het opleggen van een maatregel
Het college ziet af van het opleggen van een maatregel indien:
de gedraging meer dan één jaar vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden,
tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte bijstand is verleend. Een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.
Artikel 8. Ingangsdatum en tijdvak
De maatregel wordt opgelegd met ingang van de eerst volgende kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Indien over deze periode reeds een maatregel is toegepast, wordt de maatregel aansluitend op deze periode opgelegd. Bij de hoogte van de maatregel wordt uitgegaan van de voor die maand geldende bijstandsnorm.
In afwijking van lid 1 wordt de maatregel met terugwerkende kracht opgelegd, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 17 van de wet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand en wegens beëindiging van de bijstand het opleggen van een maatregel
als bedoeld in lid 1 niet (geheel) mogelijk is. De maatregel kan niet eerder ingaan dan de datum waarop de maatregelwaardige gedraging zich heeft voorgedaan.
De herziening kan niet worden toegepast over een ander tijdvak dan waarop de verwijtbare gedraging betrekking heeft. Indien een opgelegde maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 17 van de wet wegens voortijdige beëindiging van de bijstand en (volledige) herziening van de bijstand naar het verleden toe,
niet of niet volledig kan worden geëffectueerd, wordt deze alsnog in de toekomst bij het recht op bijstand betrokken wanneer belanghebbende binnen één jaar na de herzienings- en terugvorderingsdatum van de bijstand opnieuw bijstand gaat ontvangen.
Artikel 9. Samenloop van gedragingen
Indien belanghebbende zich tegelijkertijd schuldig maakt aan verschillende gedragingen, die het niet nakomen van een verplichting als genoemd in artikel 2, lid 1, van de verordening inhouden, wordt voor het bepalen van de hoogte en duur van de maatregel uitgegaan van de gedraging waarop de zwaarste maatregel van toepassing is.
Hoofdstuk 2. Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan re-integratieverplichtingen
Artikel 10. Indeling in categorieën
Gedragingen van belanghebbende in het kader van re-integratie, waardoor een verplichting op grond van de artikelen 9, 9a, 44a, 55 en/of 57 van de wet niet of onvoldoende is nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:
1º het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot (arbeids)participatie anders dan het niet daartoe verschijnen zonder bericht van verhindering;
2º het niet dan wel niet tijdig voldoen aan een oproep om in verband met arbeidsinschakeling op een aangegeven plaats en tijd te verschijnen;
3º het niet of in onvoldoende mate gebruik maken van de door het college aangeboden onbeloonde additionele werkzaamheden als bedoeld in artikel 10a van de wet alsmede andere vormen van sociaal activering;
4º het niet naar vermogen verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten als tegenprestatie in de zin van artikel 9, lid1, sub c, van de wet;
5º het niet of in onvoldoende mate nakomen van een verplichting als bedoeld in artikel 57 van de wet;
6º het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen.
1º het niet dan wel onvoldoende meewerken aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van het plan van aanpak als bedoeld in artikel 44a van de wet;
2º het niet of in onvoldoende mate gebruikmaken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsparticipatie als bedoeld in artikel 9, lid 1, sub b, en artikel 10, lid 1, van de wet waaronder het niet tijdig verschijnen op een aangegeven plaats en tijd, voor zover het geen participatiebaan in de zin van artikel
10a van de wet betreft alsmede andere vormen van sociaal activering;
3º het stellen van onredelijke eisen ten aanzien van het verrichten van algemeen geaccepteerde arbeid, die het aanvaarden of verkrijgen hiervan belemmeren;
4º andere gedragingen die de (arbeids)participatie belemmeren;
5º intrekking van de ontheffing van de sollicitatieplicht bij een alleenstaande ouder aan wie toepassing van artikel 9a, lid 1, van de wet is gegeven en waarbij uit houding en gedrag ondubbelzinnig blijkt, dat de opgelegde verplichtingen als bedoeld in artikel 9, lid 1, sub b, van de wet niet worden nagekomen;
6º het niet of in onvoldoende mate nakomen van een verplichting als bedoeld in artikel 55 van de wet, zoals het zich niet onderwerpen aan een door een arts geadviseerde noodzakelijke medische behandeling.
Artikel 11. De hoogte en duur van de maatregel
Onverminderd artikel 2, lid 2, van de verordening wordt de hoogte en duur van de maatregel die hoort bij een verwijtbare gedraging als omschreven in voorgaand artikel, vastgesteld op:
honderd procent van de bijstandsnorm gedurende twee maanden bij gedragingen van de vierde categorie
met dien verstande dat bij het niet aanvaarden of behouden van arbeid van geringe omvang de hoogte van de maatregel wordt vastgesteld naar de mate waarin belanghebbende inkomen zou hebben kunnen verwerven.
Van het opleggen van een maatregel als bedoeld onder lid 1, onder a, kan worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet nakomen van deze verplichting plaatsvindt binnen een periode van 2 jaar na een vorige gedraging waarvoor al een schriftelijke waarschuwing is gegeven.
Hoofdstuk 3. Niet nakomen van de inlichtingen- en medewerkingsplicht
Artikel 12. Te laat verstrekken van gegevens
Indien belanghebbende de verplichting op grond van artikel 17 van de wet niet tijdig is nagekomen door informatie die van belang is voor de verlening van bijstand of de voortzetting daarvan niet binnen de door het college daartoe gestelde termijn te verstrekken, wordt onverminderd artikel 2, lid 2, van de verordening een maatregel van vijf procent van de bijstandsnorm gedurende een maand opgelegd.
Van het opleggen van een maatregel kan worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet tijdig nakomen van deze verplichting plaatsvindt binnen een periode van 2 jaar na een vorige gedraging waarvoor al een schriftelijke waarschuwing is gegeven. Dit hoeft niet vanwege hetzelfde feit te zijn.
Artikel 13. Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen met benadeling
Onverminderd artikel 2, lid 2 van de verordening wordt bij een benadelingsbedrag tot € 10.000,00 het percentage van de maatregel vastgesteld op éénhonderdste van het benadelingsbedrag met een minimum van vijf procent.
De berekeningsgrondslag is de bijstandsnorm. De duur van de maatregel bedraagt drie maanden.
Artikel 14. Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen zonder benadeling
Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 17 van de wet niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand, wordt onverminderd artikel 2, lid 2, van de verordening een maatregel van vijfprocent van de bijstandsnorm gedurende een maand opgelegd.
Van het opleggen van een maatregel kan worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van deze verplichting plaatsvindt binnen een periode van 2 jaar na een vorige gedraging waarvoor al een schriftelijke waarschuwing is gegeven. Dit hoeft niet vanwege
Hoofdstuk 4. Overige gedragingen die leiden tot een maatregel
Artikel 15. Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid
Indien belanghebbende blijk heeft gegeven van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan als bedoeld in artikel 18, lid 2, van de wet, wordt de maatregel afgestemd op de periode dat belanghebbende als gevolg van zijn gedraging eerder of langer een beroep op bijstand moet doen.
Onverminderd artikel 2, lid 2, van de verordening bedraagt de maatregel:
honderd procent van de bijstandsnorm gedurende twee maanden bij het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid waaronder begrepen gesubsidieerde arbeid met dien verstande dat bij het niet behouden van arbeid van geringe omvang de hoogte van de maatregel wordt vastgesteld naar de mate waarin
Artikel 16. Zeer ernstige misdragingen
Indien belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren en medewerkers in samenhang met het niet dan wel onvoldoende nakomen van de uit de wet of artikel 30c, lid 2 en lid 3, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen voortvloeiende verplichtingen, wordt onverminderd artikel 2, lid 2, van de verordening als verzwarende omstandigheid de duur van de maatregel als bedoeld in de artikelen 11 t/m 15 verdubbeld.
Door of namens het college van burgemeester en wethouders kan in bijzondere gevallen ten gunste van belang-hebbende worden afgeweken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing hiervan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Deze verordening is van toepassing op maatregelwaardige gedragingen als bedoeld in de artikelen 11 en 12 alsmede de artikelen 14 t/m 16, die hebben plaatsgevonden na 31 december 2011 en op maatregelwaardige gedragingen als bedoeld in artikel 13, die zijn geconstateerd na 31 december 2011.
De ”Maatregelenverordening Wet werk en bijstand 2009”, vastgesteld in de openbare vergadering van 17 december 2008, alsmede de “Verordening tot 1e wijziging van de Maatregelenverordening Wet werk en bijstand 2009”, vastgesteld in de openbare vergadering van 25 november 2010, vervallen op 1 januari 2012.