Organisatie | Bergen op Zoom |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2012 |
Citeertitel | Verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Sociale Zaken |
Deze regeling vervangt de Verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2009, vastgesteld d.d. 27 november 2008, de Verordening tot wijziging van de verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2009, vastgesteld in de openbare vergadering van 24 september 2009, alsmede de Verordening tot 2e wijziging van de Verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2009, vastgesteld in de openbare vergadering van 25 november 2010.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2012 | 01-07-2015 | Nieuwe regeling | 22-12-2011 Bergen op Zoomse Bode, d.d. 04-02-2012 | RVB11-0102 |
De raad van de gemeente Bergen op Zoom;
overwegende dat de Verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2009 aanpassing behoeft;
gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 15 november 2011, nummer RVB11-0102;
gelet op artikel 147 van de Gemeentewet en artikel 8, lid 1, sub c, juncto artikel 30 van de Wet werk en bijstand;
de Verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2012 vast te stellen.
Hoofdstuk 3. Criteria voor het verhogen van de norm
Artikel 3. Alleenwonende alleenstaande (ouder)
De norm voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder met zijn ten laste komende kinderen in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft en dientengevolge de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan niet kan delen, wordt verhoogd met een toeslag, die is bepaald op het in artikel 25, lid 2, van de wet genoemde maximumbedrag behoudens het bepaalde in artikel 6, lid 1, en artikel 7 van deze verordening.
Artikel 4. Niet alleenwonende alleenstaande (ouder)
De norm voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder met zijn ten laste komende kinderen in wiens woning een ander zijn hoofdverblijf heeft of die in de woning van een ander zijn hoofdverblijf heeft en die de algemene noodzakelijke kosten van het bestaan kan delen, wordt verhoogd met een toeslag die is bepaald op de helft van het in artikel 25, lid 2 van de wet genoemde maximumbedrag behoudens het bepaalde in artikel 6, lid 1, en artikel 7 van deze verordening.
In afwijking van lid 1 wordt de norm voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder verhoogd met een toeslag, die is bepaald op het in artikel 25, lid 2, van de wet genoemde maximumbedrag behoudens het bepaalde in artikel 6, lid 1, en artikel 7 van deze verordening, indien de woning wordt bewoond met een ander of die in de woning van een ander woont en die de algemene noodzakelijke kosten van het bestaan niet kan delen.
Van het niet kunnen delen van de algemeen noodzakelijk kosten is in ieder geval sprake, indien de woning wordt bewoond met uitsluitend:
een ongehuwd kind dat aanspraak kan maken op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 dan wel een tegemoetkoming op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten en over een inkomen beschikt dat niet hoger is dan het bedrag in artikel 20, lid 1, sub b, van de wet;
Onder “inkomen” wordt mede begrepen het inkomen dat in het kader van de Wet studiefinanciering 2000 bij de vaststelling van de hoogte van het toetsingsinkomen buiten beschouwing wordt gelaten;
Hoofdstuk 4. Criteria voor het verlagen van de norm of de toeslag
Van het niet kunnen delen van de algemeen noodzakelijk kosten is in ieder geval sprake, indien de woning wordt bewoond met uitsluitend:
een ongehuwd kind dat aanspraak kan maken op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 dan wel een tegemoetkoming op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten en over een inkomen beschikt dat niet hoger is dan het bedrag in artikel 20, lid 1, sub b, van de wet;
Onder “inkomen” wordt mede begrepen het inkomen dat in het kader van de Wet studiefinanciering 2000 bij de vaststelling van de hoogte van het toetsingsinkomen buiten beschouwing wordt gelaten;
Artikel 7 Alleenstaande van 21 jaar of 22 jaar
Geen toeslag wordt verleend aan de alleenstaande van 21 of 22 jaar.
Artikel 8 Cumulatie van verlaging
De maximale verlaging als bedoeld in dit hoofdstuk bedraagt voor een gezin het in artikel 25, lid 2, van de wet genoemde maximumbedrag.
De bepalingen in deze verordening laten de toepassing van artikel 18. lid 1, van de wet onverlet indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2012".
De "Verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2009", vastgesteld in de openbare vergadering van 27 november 2008, de "Verordening tot wijziging van de Verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2009", vastgesteld in de openbare vergadering van 24 september 2009, alsmede de "Verordening tot 2e wijziging van de Verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2009", vastgesteld in de openbare vergadering van 25 november 2010, vervallen op 1 januari 2012.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 22 december 2011.