De raad van de gemeente Waterland,
Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;
Gelet op artikel 221 van de Gemeentewet;
BESLUIT:
tot vaststelling van de volgende verordening op de heffing en invordering
van belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten 2012.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
- a.
ruimte: een roerende woon- of bedrijfsruimte, welke duurzaam aan een
plaats gebonden is en dient tot permanente bewoning of permanent
gebruik;
- b.
woonruimte: een ruimte waarvan de vastgestelde waarde in hoofdzaak
kan worden toegerekend aan delen van de ruimte die dienen tot woning
dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden;
- c.
bedrijfsruimte: een ruimte die niet kan worden aangemerkt als
woonruimte.
Artikel 2 Belastingplicht
- 1.
Onder de naam “belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten” worden
ter zake van binnen de gemeente gelegen ruimten twee directe belastingen
geheven:
- a.
een gebruikersbelasting van degene die bij het begin van het
kalenderjaar een bedrijfsruimte al dan niet krachtens eigendom,
bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt, verder te
noemen: gebruikersbelasting;
- b.
een eigenarenbelasting van degene die bij het begin van het
kalenderjaar van een ruimte het genot heeft krachtens eigendom,
bezit of beperkt recht, verder te noemen:
eigenarenbelasting.
- 2.
Bij de gebruikersbelasting wordt:
- a.
gebruik door degene aan wie een deel van een bedrijfsruimte in
gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat
deel in gebruik heeft gegeven;
- b.
het ter beschikking stellen van een bedrijfsruimte voor
volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die die
ruimte ter beschikking heeft gesteld.
- 3.
Degene die een in het vorige lid bedoelde bedrijfsruimte in gebruik
heeft gegeven of ter beschikking heeft gesteld, is bevoegd de belasting
als zodanig te verhalen op degene aan wie die ruimte of deel daarvan in
gebruik is gegeven of ter beschikking is gesteld.
Artikel 3 Belastingobject
Als een ruimte wordt aangemerkt:
- a.
een binnen de gemeente gelegen ruimte;
- b.
een gedeelte van een onder a. bedoelde ruimte dat blijkens zijn
indeling is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden
gebruikt;
- c.
een samenstel van twee of meer onder a. bedoelde ruimten of onder b.
bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in
gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar
behoren;
- d.
het binnen de gemeente gelegen deel van een onder a. bedoelde
ruimte, van een onder b. bedoeld gedeelte daarvan of van een onder
c. bedoeld samenstel.
Artikel 4 Maatstaf van heffing
- 1.
De heffingsmaatstaf is de waarde die aan de ruimte dient te worden
toegekend indiende volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen
worden overgedragen en de verkrijger de ruimte in de staat waarin deze
zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen
nemen.
- 2.
In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt de waarde van een
bedrijfsruimte en met uitzondering van ruimten die zijn ingeschreven in
een van de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers van
beschermde monumenten, bepaald op de vervangingswaarde indien dit leidt
tot een hogere waarde dan die ingevolge het eerste lid. Bij de
berekening van de vervangingswaarde wordt rekening gehouden met:
- a.
de aard en de bestemming van die ruimte;
- b.
de sedert de stichting van die ruimte opgetreden technische en
functionele veroudering waarbij de invloed van latere
wijzigingen in aanmerking wordt genomen.
- 3.
In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt de waarde van een
ruimte in aanbouw bepaald op de vervangingswaarde, bedoeld in het tweede
lid. Onder een ruimte in aanbouw wordt verstaan een roerende zaak of
gedeelte daarvan waarvoor een bouwvergunning in de zin van de Woningwet
is afgegeven en dat door bouw nog niet geschikt is voor gebruik
overeenkomstig de beoogde bestemming.
- 4.
In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt de waarde van een
woonruimte dat deel uitmaakt van een op de voet van de Natuurschoonwet
1928 (Stb.1989, 252) aangewezen landgoed dat voldoet aan de in artikel
1, derde lid, onderdeel b, van die wet bedoelde voorwaarden bepaald met
in achtneming van een vooronderstelde verplichting om het landgoed
gedurende een tijdvak van 25 jaren als zodanig in stand te houden en
geen opgaand hout te vellen anders dan volgens de regels van normaal
bosbeheer noodzakelijk of gebruikelijk is. Ruimten die dienstbaar zijn
aan de woonruimte worden geacht deel uit te maken van die
woonruimte.
- 5.
Met betrekking tot een ruimte als bedoeld in artikel 3, aanhef en
onderdeel d, wordt de waarde gesteld op een evenredig deel van de waarde
die dient te worden toegekend aan de gehele ruimte.
Artikel 5 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 6 Belastingtarieven
- 1.
Het tarief van de belasting bedraagt een percentage van de
heffingsmaatstaf. Het percentage bedraagt voor:
- a.
de gebruikersbelasting 0,1267 %;
- b.
bij de eigenarenbelasting
- 1.
voor roerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen 0,0798 %;
- 2.
voor roerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen 0,1577
%.
- 2.
Indien de heffingsmaatstaf beneden € 5.000,-- blijft wordt geen
belasting geheven.
- 3.
Het bedrag van de belasting wordt per belastingaanslag naar beneden
afgerond op gehele euro’s.
- 4.
Voor belastingbedragen tot € 10,-- vindt geen invordering plaats. Voor
de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op een
aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen belastingen op roerende
woon- en bedrijfsruimten of andere heffingen als één
belastingbedrag.
Artikel 7 Vrijstellingen
- 1.
In afwijking in zoverre van artikel 4 wordt bij het bepalen van de
heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, de waarde van:
- a.
glasopstanden, die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek
of teelt van gewassen, voor zover de ondergrond daarvan bestaat
uit cultuurgrond die bedrijfsmatig wordt geëxploiteerd ten
behoeve van de land- of bosbouw. Onder cultuurgrond wordt mede
begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden,
die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van
gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te
gebruiken;
- b.
ruimten die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst
of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van
levensbeschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van
delen van zodanige ruimten die dienen als woning;
- c.
ruimten ten behoeve van waterverdedigings- en
waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen,
instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen,
een en ander met uitzondering van delen van zodanige ruimten die
dienen als woning;
- d.
ruimten die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander
afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of
diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, een en ander met
uitzondering van delen van zodanige ruimten die dienen als
woning;
- e.
werktuigen die van een ruimte kunnen worden afgescheiden zonder
dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt
toegebracht en die niet op zichzelf als ruimten zijn aan te
merken;
- f.
bedrijfsruimten voor zover die bestemd zijn te worden gebruikt
voor de publieke dienst van de gemeente, met uitzondering van
delen van zodanige bedrijfsruimten die bestemd zijn te worden
gebruikt voor het geven van onderwijs;
- g.
ruimten voor zover die bestemd zijn te worden gebruikt ten
behoeve van begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria, een en
ander met uitzondering van delen van zodanige ruimten die dienen
als woning.
- 2.
De vrijstelling met betrekking tot de in het eerste lid, onderdeel f,
bedoelde bedrijfsruimte geldt niet voor de eigenarenbelasting voor zover
de gemeente van die ruimten niet het genot heeft krachtens eigendom,
bezit of beperkt recht.
- 3.
In afwijking in zoverre van artikel 4 wordt bij de bepaling van de
heffingsmaatstaf voor de gebruikersbelasting buiten aanmerking gelaten
de waarde van gedeelten van de bedrijfsruimte die in hoofdzaak tot
woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan
woondoeleinden.
Artikel 8 Waardepeildatum
- 1.
De heffingsmaatstaf wordt bepaald naar de waarde die de ruimte op 1
januari 2011 heeft.
- 2.
De heffingsmaatstaf vindt toepassing voor kalenderjaar 2012.
- 3.
De waarde van de ruimte wordt bepaald naar de naar de staat waarin de
ruimte op de waardepeildatum verkeert.
- 4.
Indien een ruimte tussen de waardepeildatum en het begin van het
kalenderjaar:
- a.
opgaat in een andere ruimte dan wel in meer ruimten, of
- b.
wijzigt als gevolg van hetzij bouw, verbouwing, verbetering,
afbraak of vernietiging, hetzij verandering van bestemming,
of
- c.
een verandering in waarde ondergaat als gevolg van een andere,
specifiek voor de ruimte geldende, bijzondere
omstandigheid,
wordt, in afwijking van het derde lid, de waarde bepaald naar de
staat van die ruimte bij het begin van het kalenderjaar.
Artikel 9 Wijze van heffing
De belastingen worden bij wege van aanslag geheven.
Artikel 10 Termijnen van betaling
- 1.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990
moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de
eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de
maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de
tweede twee maanden later.
- 2.
De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid
gestelde termijnen.
Artikel 11 Kwijtschelding
De in artikel 26 van de Invorderingswet 1990 bedoelde kwijtschelding blijft
buiten toepassing voor de belasting als bedoeld in artikel 2, eerste lid
onder b.
Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met
betrekking tot de heffing en de invordering van de belastingen op roerende
woon- en bedrijfsruimten.
Artikel 13 Tijdstip van ingang van de heffing en citeertitel
- 1.
De verordening belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten 2011
van 25 november 2010 wordt ingetrokken met ingang van de in het
derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien
verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die
zich voor die datum hebben voorgedaan.
- 2.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na
die van bekendmaking.
- 3.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2012.
- 4.
Deze verordening wordt aangehaald als "Verordening belastingen op
roerende woon- en bedrijfsruimten 2012".