Organisatie | Epe |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2011 |
Citeertitel | Verordening rioolheffing 2011 (3e wijziging) |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | belastingen |
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2013.
Gemeentewet, art. 228a
1.Regeling gemeentelijke belastingen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-02-2013 | 01-01-2013 | 01-01-2014 | 3e wijziging: regels over kwijtschelding zijn opgekomen in het Kwijtscheldingsbesluit; daarmee vervalt artikel 12. | 14-02-2013 Veluws Nieuws, 19-02-2013 | raadsbesluit 2013-00452 |
22-11-2012 | 21-02-2013 | 2e wijz.: art. 7 tarieven, art.9a (aangifte) | 08-11-2012 Veluws Nieuws, 20-11-2012 | raadsbesluit 2012-31489 | |
24-11-2011 | 22-11-2012 | 1e wijz.: art. 5, art. 7 | 10-11-2011 Veluws Nieuws, 22-11-2011 | raadsbesluit 2011-68080 |
Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
Met betrekking tot het eigenarendeel wordt, ingeval het perceel een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
In afwijking in zoverre van het tweede en derde lid wordt met betrekking tot een in artikel 1, tweede lid, bedoeld perceel als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht en/of als gebruiker aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht in de basisregistratie kadaster is vermeld, dan wel degene die het terrein exploiteert of daarover de zeggenschap heeft.
Artikel 4 Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.
De belasting is niet verschuldigd ter zake van percelen met een WOZ-waarde die minder is dan € 25.000, die in zelfstandig gebruik zijn als berging of garagebox.
Artikel 6 Maatstaf van heffing
Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater en grondwater dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd of opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.
In afwijking van artikel 237, eerste lid, van de Gemeentewet geschiedt het uitnodigen tot het doen van aangifte door het uitreiken of toezenden van een aangiftebrief waaruit blijkt de wijze van het doen van aangifte, een omschrijving van de gevraagde gegevens of bescheiden en de termijn waarbinnen aangifte moet worden gedaan.
Artikel 10 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
a. Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, met inachtneming van het hierna onder b. bepaalde.
b. Vangt de belastingplicht voor de 16e van de maand aan, dan is de belasting over die maand ten volle verschuldigd; vangt de belastingplicht op of na de 16e van de maand aan, dan is over die maand geen belasting verschuldigd.
a. Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat er voor de belastingplichtige aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, met inachtneming van het hierna onder b. bepaalde, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 5,00.
b. Eindigt de belastingplicht voor de 16e van de maand, dan wordt over die volle maand ontheffing verleend; eindigt de belastingplicht op of na de 16e van de maand, dan wordt over die maand geen ontheffing verleend.
Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige, op wiens naam de belastingaanslag ter zake wordt of is gesteld, binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt, waarvoor hij een belastingaanslag zou ontvangen. Bij toepassing van dit lid wordt geacht ontheffing te zijn verleend alsof dit lid niet van toepassing was.
Artikel 11 Termijnen van betaling
In afwijking in zoverre van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 50,00 maar minder dan € 3.500,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in twaalf gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen één maand later.
Artikel 13 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.
De ‘Verordening rioolheffing 2010’ van 12 november 2009, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 15, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
Deze verordening wordt aangehaald als: ‘Verordening rioolheffing 2011’.
de plv. voorzitter, H.J. van Kessel.
Toelichting 1 e wijzigingsverordening rioolheffing 2011
In artikel 5 was een vrijstelling opgenomen voor garageboxen en bergingen. De reden voor die vrijstelling is dat het in de regel gaat om garageboxen die worden gebruikt als garage bij de woning, maar die niet behoren tot hetzelfde WOZ-object als de woning. Als deze vrijstelling er niet zou zijn, zouden mensen met een garagebox of berging los van de woning daarvoor extra rioolheffing betalen ten opzichte van mensen waarvan de garage of berging deel uitmaakt van het WOZ-object waarvan ook de woning deel uitmaakt. Voor het overige zijn het vergelijkbare situaties. Het is al sinds de invoering van de rioolrechten redelijk gevonden hiervoor een vrijstelling te hanteren.
Hoewel de bedoeling van de vrijstellingsbepaling duidelijk was, was de redactie dat niet. Formeel zouden ook hele grote losse garageboxen of bergingen vrijgesteld kunnen worden. Dat is echter niet de opzet van de vrijstellingsbepaling. Het moet gaan om situaties die vergelijkbaar zijn met woonhuizen met een garage of berging. De meeste garageboxen of bergingen die vergelijkbaar zijn met wat gangbaar is bij een huis hebben een waarde van minder dan € 25.000. Om ongewenste vrijstelling van objecten die niet meer vergelijkbaar zijn met wat normaliter bij een huis staat te voorkomen, is nu een grens ingevoerd van € 25.000.
De redactie van de verschillende categorieën waterverbruik is aangescherpt, zodat geen onduidelijkheid kan bestaan bij grensgevallen (100, 300, 600 m3 etc.).