Organisatie | Groningen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | NADERE REGELS SUBSIDIES GEMEENTE GRONINGEN |
Citeertitel | Nadere regels subsidies gemeente Groningen |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
20-12-2018 | 11-07-2019 | Artt. 3:2, 3:3, 3:4, 3:5, 3:6, 3:6a, 3:6b, 3:7 | 04-12-2018 | 62145-2018 | |
14-12-2018 | 20-12-2018 | Wijziging artt. 6:12, 6:13, 6:14, 6:15 en 6:16 | 04-12-2018 | ||
25-09-2018 | 01-09-2018 | 14-12-2018 | Wijziging Par. 4:19 | 18-09-2018 | 7115797 |
07-07-2018 | 25-09-2018 | intrekking van paragraaf 8:11 art. 8:59 t/m 8:64 | 28-05-2018 | 6482518 | |
23-03-2018 | 07-07-2018 | Wijziging nieuwe paragraaf 0:2 procedureregels indieningsvereisten | 06-03-2018 | 6801625 | |
13-03-2018 | 01-01-2018 | 23-03-2018 | Wijz. paragraaf 4 | 06-02-2018 | 6698217 |
15-07-2017 | 13-03-2018 | par. 5.2 | 20-06-2017 | 6212186 | |
04-07-2017 | 15-07-2017 | par. 6.15 | 20-06-2017 | Geen | |
01-04-2017 | 31-08-2018 | Par. 4.19 | 28-02-2017 | . | |
12-11-2016 | 01-04-2017 | Artt. 6:1, 6:25, 6:29, 6:33, 6:42, 6:46, par. 6.13, artt. 6:56, 6:57, 6:58, 6:59, par. 6.14, artt. 6:62, 6:63, 6:64, 6:65 en 6:66. | 25-10-2016 | 5962300 | |
11-10-2016 | 12-11-2016 | par. 0.2, 0.3, 0.4; toelichting; artt. 3:1, 3:3, 4:2, 5:2 | 21-06-2016 | 5679232 | |
01-08-2016 | 11-10-2016 | Toevoegen paragraaf 4:19 | 28-06-2016 | 5767518 | |
08-03-2016 | 11-10-2016 | par. 8.12 | 12-01-2016 Gemeenteblad, 2016, 27505 | 5438538 | |
05-03-2016 | 08-03-2016 | par. 1.2 Armoedebeleid | 23-02-2016 Gemeenteblad, 2016, 26575 | 5529930 | |
01-09-2015 | 05-03-2016 | toegevoegd par. 4.18 | 27-10-2015 Gemeenteblad, 2015, 126 | 5336056 | |
01-08-2015 | 25-06-2015 | art. 5:1, 5:8, 5:9, 5:10, 5:11 en 5:11a | 26-05-2015 Gemeenteblad, 2015, 80 | 5016997 | |
25-06-2015 | 01-09-2015 | toegevoegd par. 6:13 en 6:14 | 09-06-2015 Gemeenteblad, 2015, 85 | 5048781 | |
08-04-2015 | 01-08-2015 | toegevoegd paragraaf 3.17 | 31-03-2015 Gemeenteblad, 2015, 44 | 4928364 | |
01-01-2015 | 08-04-2015 | paragraaf 3.13 | 16-12-2014 Gemeenteblad, 2015, 107 | 4754457 | |
10-12-2014 | 01-01-2015 | toegevoegd paragraaf 6:12, art. 6:50 tot en met 6:55 | 28-10-2014 Gemeenteblad, 2014, 98 | 4647469 | |
04-09-2014 | 10-12-2014 | vervallen paragraaf 8.6, art. 8:32 tot en met 8:37 | 26-08-2014 Gemeenteblad, 2014, 53 | 4561445 | |
09-05-2014 | 04-09-2014 | Toegevoegd paragraaf 8.11, art. 8:59 tot en met 8:64 | 08-04-2014 Gemeenteblad, 2014, 31 | 4257472 | |
11-04-2014 | 09-05-2014 | artikel 8:46 | 25-03-2014 Gemeenteblad, 2014, 27 | OS 13.4080643 | |
01-01-2014 | 11-04-2014 | hoofdstuk 3, par. 3.12 en 3.16 | 19-12-2013 Gemeenteblad, 2013, 176 | OS 13.4080643 | |
01-01-2014 | 01-01-2014 | hoofdstuk 5, par. 5.6, 5.8, 5.9 en toelichting | 26-11-2013 Gemeenteblad, 2013, 115 | OS 13.4004721 | |
01-01-2014 | 08-11-2013 | art. 6:3, 6:5, 6:6, 6:7, 6:8, 6:9, 6:10, 6:11, 6:12, 6:13, 6:14, 6:15, 6:17, 6:18, 6:19, vervallen par. 6.5 | 10-09-2013 Gemeenteblad, 2013, 87 | OS 13.3823289 | |
08-11-2013 | 01-01-2014 | hoofdstuk 7, par. 7.1 | 29-10-2013 Gemeenteblad, 2013, 107 | RO 13.3941322 | |
19-04-2013 | 01-01-2014 | art. 6:8, 6:18 | 09-04-2013 Gemeenteblad, 2013, 37 | OS 13.3590530 | |
18-01-2013 | 01-01-2013 | 19-04-2013 | nieuw paragraaf 3.2 | 08-01-2013 Gemeenteblad, 2013, 01 | OS 12.3370835 |
01-01-2013 | 01-01-2013 | paragraaf 4.4, art. 4:16 | 18-12-2012 Gemeenteblad, 2012, 131 | OS 12.3382129 | |
01-01-2013 | 01-01-2013 | art. 3.:8, 3:9, paragraaf 3.4 tot en met 3.6, 4.14 vervallen, nieuwe paragraaf 3:7 tot en met 3.15, 4.16, 4.17, 6.3 | 18-12-2012 Gemeenteblad, 2012, 130 | OS 12.3396960 | |
01-01-2013 | 01-01-2013 | art. 9.6 | 18-12-2012 Gemeenteblad, 2012, 129 | BD 12.3384885 | |
02-11-2012 | 01-01-2013 | nieuw hoofdstuk 6 | 23-10-2012 Gemeenteblad, 2012, 99 | OS 12.3287139 | |
01-01-2012 | 02-11-2012 | art. 8:6, 8:20 | 20-12-2011 Gemeenteblad, 2011, 164 | BD 11.2843073 | |
01-11-2011 | 01-01-2012 | nieuwe regeling | 03-05-2011 Gemeenteblad, 2011, 63 | BD 11.2583046 |
HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN GRONINGEN;
Gezien het voorstel 18 april 2011;
Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 3 van de Algemene subsidieverordening gemeente Groningen 2011;
Hoofdstuk 0 Algemene bepalingen
Paragraaf 0.2 Procedureregels indieningsvereisten
Voor de toepassing van deze nadere regels wordt verstaan onder:
Verplicht subsidiedocument: Een document dat alle gegevens bevat die van belang zijn voor een zorgvuldige beoordeling van de aanvraag en waarvan de indiening bij het college op grond van de Algemene wet bestuursrecht, de Algemene subsidieverordening gemeente Groningen, de daarbij behorende Nadere regels subsidies gemeente Groningen of bij beschikking tot subsidieverlening verplicht is gesteld.
Tijdige indiening: Een verplicht subsidiedocument is tijdig ingediend als het voor de uiterste indieningsdatum door het college is ontvangen. Bij verzending per post is een verplicht subsidiedocument tijdig ingediend als het voor de uiterste indieningsdatum ter post is bezorgd, mits het niet langer dan een week na de uiterste indieningsdatum is ontvangen.
Artikel 0:3 Indieningsvereisten
Als een verplicht subsidiedocument onvolledig is ingediend, stelt het college de aanvrager eenmaal in de gelegenheid om dit aan te vullen. Het college stelt daarvoor een uiterste datum voor welke de aanvulling moet zijn ingediend. Betreft het een aanvraag om subsidieverlening dan neemt het college de aanvraag niet in behandeling als de gestelde uiterste indieningsdatum ongebruikt is verstreken. Betreft het een ander verplicht subsidiedocument, dan zijn de leden 5 tot en met 9 van dit artikel zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.
Als een subsidieaanvrager of -ontvanger niet in staat is een verplicht subsidiedocument tijdig in te dienen wegens omstandigheden die het college zijn aan te rekenen dan zal het college de indieningsdatum opschorten. De opschorting eindigt zodra de hiervoor bedoelde omstandigheden hebben opgehouden te bestaan. Het college maakt de opschorting van de indieningsdatum schriftelijk aan de subsidieaanvrager of -ontvanger bekend.
De in lid 6 bedoelde sanctie bestaat uit een verlaging van de subsidieverlening met 1% van de verleende subsidie tot een maximum van € 100,00 voor elke dag na die waarop het college het verzuim heeft vastgesteld tot aan de dag waarop het verzuim is opgeheven. Betreft het in lid 5 bedoelde verzuim een aanvraag om subsidievaststelling dan bestaat de sanctie uit een verlaging van de subsidievaststelling met 1% van het bedrag waarop de subsidie zou zijn vastgesteld tot een maximum van € 100,00 voor elke dag na die waarop het college het verzuim heeft vastgesteld tot aan de dag waarop het verzuim is opgeheven.
Toelichting bij paragraaf 0.2 – Procedureregels indieningsvereisten
Met het oog op de snelheid van het subsidieproces is het wenselijk om nadere regels te stellen over de indiening van subsidiedocumenten. Subsidiedocumenten zijn aanvragen om subsidieverlening of subsidievaststelling, tussentijdse rapportages en eventuele andere verplicht gestelde documenten. Het gaat hier niet zozeer om aanscherping van onze huidige handelwijze maar om verduidelijking en om de codificatie van een al langere tijd gebruikelijke gedragslijn. Het doel is om verduidelijking en uniformiteit van de aanvraag- en verantwoordingsprocedure te bereiken.
Artikel 0:2 – Begripsbepalingen
Verplicht subsidiedocument. Een verplicht subsidiedocument is een document dat essentieel is voor het nemen van een deugdelijk subsidiebesluit. Dat zijn een aanvraag om subsidieverlening, een tussentijdse rapportage waarvan de indiening bij verordening, nadere regel of bij beschikking verplicht is gesteld of een aanvraag om subsidievaststelling. Als aan een aanvraag om subsidieverlening een belangrijk onderdeel ontbreekt, zoals een Wnt-verklaring of een activiteitenplan, dan beschouwt het college de indiening als onvolledig. Lid 3 van artikel 0:3 is dan van toepassing. Hetzelfde geldt als aan een aanvraag om subsidievaststelling bijvoorbeeld het activiteitenverslag of de accountants-verklaring ontbreekt. Ook dan beschouwt het college dit subsidiedocument als onvolledig en is lid 3 van artikel 0:3 van toepassing.
Tijdige indiening. Met de hier gekozen formulering sluiten we aan bij artikel 6:9 Awb. Dit artikel heeft echter betrekking op de indiening van bezwaar- of beroepschriften. Met betrekking tot de tijdige indiening van aanvragen om subsidieverlening of -vaststelling of andere verplichte subsidiedocumenten ontbreken bepalingen in de Awb. De Algemene termijnenwet is van toepassing. Dat houdt in dat een gestelde termijn die eindigt op een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag wordt verlengd tot de eerste dag die geen zaterdag, zondag of een algemeen erkende feestdag is.
Artikel 0:3 – Indieningsvereisten
Het college sluit met de formulering van dit artikel aan bij artikel 6:11 Awb. Als na de herinnering een aanvraag om subsidieverlening niet of te laat wordt ingediend, kan het college besluiten om die aanvraag niet te behandelen.
Er wordt dan geen subsidie verstrekt.
Analoog hieraan zal het college een subsidieaanvraag niet buiten behandeling stellen vanwege te late indiening als het college van mening is dat de aanvrager redelijkerwijs niet in verzuim is.
Is een verplicht gestelde tussentijdse rapportage of een aanvraag om subsidievaststelling onvolledig ingediend, dan stelt het college de subsidieontvanger eenmaal schriftelijk in de gelegenheid de rapportage en/of de aanvraag om subsidie-vaststelling aan te vullen en stelt daarbij een uiterste termijn binnen welke de aanvulling in bezit moet zijn van het college.
De onvolledigheid kan een document betreffen, zoals een accountants- of een Wnt-verklaring, maar het kan ook gaan om de vereiste rechtsgeldige ondertekening of een cruciaal onderdeel van de begroting of van een financieel verslag.
Als de gestelde uiterste termijn ongebruikt is verstreken dan zendt het college een brief waarin het verzuim wordt geconstateerd en waarin een sanctie wordt aangekondigd.
De sanctie bestaat uit een verlaging van de subsidie met 1% (tot een maximum van € 100,00) voor elke dag die de subsidieontvanger in verzuim is. Deze sanctie geldt voor elk document dat te laat wordt ingediend. Het maximum bedrag van de sanctie per te laat ingediend document bedraagt dus circa € 9.000,00 (maar uiteraard nooit meer dan het subsidiebedrag). Afhankelijk van het document kan de verlaging de subsidieverlening betreffen of (bij een aanvraag om subsidievaststelling) de subsidievaststelling.
Stapeling van sancties kan aan de orde zijn, als de subsidieontvanger ten aanzien van meerdere verplichte subsidiedocumenten in verzuim is.
Artikel 0:4 lid 2 onder c – Uitstelverzoeken (deugdelijke motivering)
Uit de motivering van het uitstelverzoek moet blijken dat een tijdige indiening van een verplicht subsidiedocument voor de subsidieontvanger respectievelijk de subsidieaanvrager onmogelijk is en dat het college op grond van de aangevoerde reden redelijkerwijs niet tot het oordeel kan komen dat de aanvrager in verzuim is.
Artikel 0:4 lid 3 – Beslissing op uitstelverzoeken
Het college beslist binnen 14 dagen na ontvangst van een uitstelverzoek of dit wordt ingewilligd. Gebeurt dat niet op tijd dan kan de aanvrager het college met een beroep op de Wet dwangsommen bij niet tijdig beslissen in gebreke stellen. Het college heeft dan maximaal 14 dagen de gelegenheid om het besluit alsnog te nemen. Gebeurt dat niet binnen die termijn dan verbeurt het college een dwangsom overeenkomstig artikel 4:17 Awb.
Artikel 0:4 lid 4. Als het college een uitstelverzoek weigert, handhaaft het college de geldende indieningstermijnen. De artikelen 0:2 en 0:3 blijven dan van toepassing.
Paragraaf 0.3 Kostprijsmethode
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Berekeningswijze voor de hoogte van een subsidie. gebaseerd op de integrale kostprijs van een agogisch uur, een product- of een activiteiteneenheid.
De nota Zakelijk subsidiëren zoals vastgesteld door het college op 21 november 2010, nummer 4g.
De totale financiële kosten voor het leveren van een agogisch uur, een eenheid product of een activiteit bestaande uit enerzijds de som van de daaraan toe te rekenen directe kosten en baten en anderzijds de daaraan toe te rekenen indirecte kosten en baten op basis van de kostenplaatsmethode zoals beschreven in de Nota.
Een door de subsidieaanvrager opgesteld overzicht van een met elkaar samenhangend stelsel van activiteiten of soorten activiteiten met het doel een door het gemeentebestuur gewenst maatschappelijk effect te bereiken. In het productenboek heeft de subsidieaanvrager een verband gelegd tussen enerzijds de beoogde mate van effectrealisatie en anderzijds het daarvoor benodigde aantal agogische uren, producten of activiteiten. Het productenboek is tevens voorzien van een tarievenlijst van deze uren, producten of activiteiten, geldend voor het jaar waarvoor subsidie wordt gevraagd.
e. Bestemmingsfonds subsidies gemeente Groningen:
Een bestemmingsfonds zoals bedoeld in richtlijn 640 inzake de verslaglegging van organisaties zonder winststreven voor zover dat is ontstaan uit verschillen tussen enerzijds de kosten van activiteiten waarvoor het college subsidie heeft verstrekt en anderzijds de verstrekte subsidie en voor bestedingen waarvan voorafgaande toestemming van het college nodig is.
Het eigen vermogen van een subsidieontvanger zoals beschreven in artikel 373 lid boek 2 BW vermeerderd met het Bestemmingsfonds subsidies gemeente Groningen en de wachtgeldvoorziening voor zover deze is getroffen voor de gevolgen van wachtgeldgevend ontslag van personeel dat de subsidieontvanger inzet op door het college gesubsidieerde activiteiten.
Een document inhoudende een verzameling van eisen en wensen ten aanzien van een door het college te subsidiëren onderling samenhangend programma van door subsidieontvanger uit te voeren activiteiten gericht op het algemeen belang en passend binnen door de raad vastgestelde beleidskaders over de inhoud waarvan overeenstemming bestaat tussen de subsidieontvanger en het college en dat het college gebruikt als toetsingskader voor subsidieaanvragen.
Deze paragraaf is uitsluitend van toepassing op subsidies waarvoor het college de kostprijsmethode bij beschikking van toepassing heeft verklaard. In de beschikking vermeldt het college de datum waarop deze methodiek van kracht wordt.
Artikel 0:7 Berekening kostprijzen
In gevallen waarin het college bij beschikking de kostprijsmethode van toepassing heeft verklaard, worden uurtarieven en kostprijzen van producten of activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd, berekend op basis van de integrale kostprijs zoals bedoeld in de kostenplaatsenmethode volgens de Nota.
Artikel 0:8 Productieve uren per fte
Het in de kostprijscalculatie te verdisconteren aantal productieve uren per fte bedraagt 1.280 op jaarbasis volgens de in de bijlage bij deze paragraaf opgenomen berekeningswijze. Het college kan afhankelijk van de branche waarin een aanvrager werkzaam is, andere aantallen productieve uren per fte bepalen.
Artikel 0:9 Winst en reservevorming
Van de aan producten, activiteiten of uren toerekende kosten en opslagen maken winst, reservevorming of opbouw van een weerstandsvermogen in welke vorm dan ook geen deel uit.
Bij de aanvraag om subsidieverlening in te dienen gegevens
Artikel 0:10 Te vermelden eenheden en uren
De aanvraag vermeldt de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd, het aantal eenheden, evenals welke en hoeveel uren voor de uitvoering van deze activiteiten nodig zijn.
Als de aanvrager gebruik maakt van een productenboek, bevat de aanvraag een verwijzing daarnaar, voor elke activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd.
Als het productenboek de berekening van de uurtarieven en de kostprijzen van de producten of de activiteiten bevat en als dit productenboek in bezit is van het college, kan de aanvrager voor de berekeningen van deze prijzen en tarieven volstaan met een verwijzing naar het betreffende onderdeel in dit productenboek.
Als het productenboek uitsluitend de hoogte van de uurtarieven en de kostprijs van de producten of de activiteiten bevat, vermeldt de aanvrager de berekeningswijze van deze uurtarieven en kostprijzen evenals een verklaring voor de verschillen met het direct voorafgaande subsidietijdvak.
Artikel 0:14 Doelstellingen van de activiteiten
De aanvraag vermeldt de doelstelling die met de uitvoering van de activiteiten wordt nagestreefd en het verband met de gemeentelijke beleidsdoelstellingen zoals bedoeld in de geldende beleidsnota of zoals beschreven in het PvE.
Artikel 0:15 Berekeningsgrondslagen, indicatoren en verdeelsleutels
Voor zover de subsidieberekening is gebaseerd op uurtarieven of kostprijzen van producten of activiteiten, bevat de aanvraag de berekening daarvan evenals de grondslagen en uitgangspunten waarop de berekeningen zijn gebaseerd.
De aanvraag bevat de indicatoren waarmee de hoeveelheid te leveren producten of de hoeveelheid uit te voeren activiteiten worden gemeten.
De aanvraag bevat een beschrijving van de toegepaste verdeelsleutels met betrekking tot de toerekening van indirecte kosten en opslagen alsmede de wijze van toepassing.
Artikel 0:18 Urentoerekening aan activiteiten
Bij de kostprijs van een activiteiteneenheid vermeldt de aanvraag welke en hoeveel directe en indirecte uren aan één product- of activiteiteneenheid zijn toegerekend.
Artikel 0:19 Risico- en andere opslagen
Algemene kosten of risico-opslagen zijn gebaseerd op calculaties, ervaringscijfers of uitgangspunten die algemeen zijn aanvaard in de branche waarin de aanvrager in hoofdzaak werkzaam is. De aanvraag vermeldt een specificatie hiervan evenals een beschrijving van de af te dekken risico’s, de maximale omvang en een beschrijving van de waarschijnlijkheid hiervan.
De aanvraag vermeldt de in de tarieven en kostprijzen verdisconteerde kosten, opslagen en baten evenals de in de branche algemeen aanvaarde berekeningswijzen, uitgangspunten en ervaringscijfers. De aanvraag vermeldt tevens de bron en vindplaats hiervan.
Bij de aanvraag om subsidievaststelling in te dienen gegevens
Artikel 0:21 Ingezette aantallen uren
De aanvraag om subsidievaststelling vermeldt het per activiteit of producten daadwerkelijk ingezette aantal uren, gespecificeerd per categorie.
Artikel 0:22 Voor- en nacalculatie
De aanvraag om subsidievaststelling vermeldt het per activiteit- of producteenheid vooraf gecalculeerde aantal benodigde directe en indirecte uren en de achteraf feitelijk ingezette directe en indirecte uren. Afwijkingen hiertussen worden in de staat van baten en lasten zichtbaar gemaakt als bezettingsverschillen. De toelichting op de staat van baten en lasten bevat een verklaring voor deze verschillen.
Artikel 0:23 Verklaring afwijking tussen voor- en nacalculatie
De aanvraag om subsidievaststelling vermeldt de afwijking van de door de baten – waaronder subsidies – gerealiseerde dekking voor directe en indirecte exploitatiekosten voor zover deze aan de gesubsidieerde activiteiten of producten zijn toe te rekenen en de feitelijke hoogte van de hierop betrekking hebbende kosten die resteren na aftrek van bijdragen van derden. Afwijkingen tussen de werkelijke kosten en de daarvoor gerealiseerde dekking uit subsidies worden in de staat van baten en lasten als efficiencyverschillen zichtbaar gemaakt. De toelichting op de staat van baten en lasten bevat een verklaring voor deze verschillen.
Wijze van subsidievaststelling
Artikel 0:24Bestemmingsfonds subsidies gemeente Groningen
Mits alle subsidiabele producten en activiteiten volledig zijn uitgevoerd overeenkomstig de beschikking tot subsidieverlening kan een eventueel overschot op de subsidie in de balans als Bestemmingsfonds subsidies gemeente Groningen worden verantwoord of daaraan worden toegevoegd mits en voor zover:
De subsidieontvanger dient zijn aanvraag om subsidievaststelling te voorzien van een plan dat voorziet in bestedingen ten laste van het Bestemmingsfonds subsidies gemeente Groningen. Dit plan vermeldt:
Het college verleent expliciet en schriftelijk toestemming voor de voorgenomen bestedingen ten laste van het Bestemmingsfonds subsidies gemeente Groningen. Vaststelling van de subsidie geldt niet als toestemming voor uitvoering van het in artikel 0:25 bedoelde bestedingsplan. Het college kan aan zijn toestemming voorwaarden verbinden of een termijn stellen binnen welke de activiteiten moeten zijn uitgevoerd.
Deze paragraaf is een verbijzondering van de berekeningswijze van de subsidie. In veel Nadere regels is bepaald dat de subsidie maximaal 100% van de noodzakelijke kosten bedraagt. Noodzakelijke kosten zijn kosten die noodzakelijk zijn om de subsidiabele activiteit naar behoren te kunnen uitvoeren, onder aftrek van de op de activiteit betrekking hebbende baten.
De kostprijsmethode is een manier waarop de noodzakelijke kosten worden berekend. Hierbij wordt op basis van de kostenplaatsmethode de kostprijs berekend van een agogisch uur of een activiteit. Het betreft de integrale kostprijs.
De ontwikkeling van deze methode is betrekkelijk arbeidsintensief en wordt daarom niet bij alle subsidies toegepast. Het college bepaalt daarom in de beschikking subsidieverlening of deze methodiek van toepassing is.
Paragraaf 0.4 Vermogensvergoeding
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Een vergoeding verschuldigd door de subsidieontvanger zoals bedoeld in artikel 4:41 Awb.
Het eigen vermogen zoals beschreven in artikel 2:373 lid 1 BW verhoogd met het Bestemmingsfonds subsidies gemeente Groningen en de wachtgeldvoorziening voor zover deze is getroffen voor medewerkers van de subsidieontvanger voor zover deze worden ingezet op subsidiabele activiteiten.
Het Eigen vermogen voor zover gevormd door subsidieverstrekking door het college op de dag dat het college aanspraak maakt op vermogensvergoeding minus datzelfde eigen vermogen op de dag dat deze paragraaf in werking is getreden, mits de uitkomst een positief getal oplevert.
De verlening en vaststelling van subsidie door het college.
Artikel 0:28 Vermogensvergoeding
De subsidieontvanger is over vermogensvorming een vergoeding verschuldigd aan het college.
Toelichting bij paragraaf 0.4 – Vermogensvergoeding
De Awb biedt de mogelijkheid om vermogen terug te vorderen dat de subsidieontvanger uit subsidieoverschotten heeft opgebouwd en dus niet aan de subsidiabele activiteiten heeft besteed. Dit wordt vermogensvergoeding genoemd. De juridische basis hiervoor wordt gevormd in de Algemene subsidieverordening. De vergoeding is alleen verschuldigd in de gevallen die genoemd zijn in artikel 4:41 lid 2 Awb.
Hoofdstuk 1 Werk en inkomen (SOZAWE)
Op deze paragraaf is de reguliere procedure, zoals opgenomen in de verordening, van toepassing.
De subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 1:2 bedraagt maximaal 100% van de naar het oordeel van het college noodzakelijke kosten.
Het college kan in aanvulling op artikel 6 van de verordening een subsidieaanvraag ook weigeren indien:
In aanvulling op het begrippenkader zoals vastgelegd in de verordening wordt voor de toepassing van deze paragraaf verstaan onder:
Het college kan subsidie verlenen aan instellingen voor het bestrijden en voorkomen van armoede onder de doelgroep, alsmede voor bewustwording over armoede, in de volgende categorieën:
De subsidie voor de in artikel 1:9 genoemde activiteiten bedraagt maximaal 100% van de noodzakelijke kosten.
Met betrekking tot de inhoud van de activiteiten zijn de volgende bepalingen van toepassing:
Hoofdstuk 2 Economie en werkgelegenheid (BSD)
Op deze paragraaf is de lichte procedure, zoals opgenomen in de verordening, van toepassing.
Het college kan een subsidie verlenen als bijdrage in de kosten van het in stand houden van een bijzondere leerstoel Studie van de Economie van de Lagere Overheden aan de Rijksuniversiteit Groningen ten behoeve van onderwijs en het entameren, organiseren en coördineren van wetenschappelijk onderzoek naar de ontvangsten en uitgaven van lagere overheden en de besluitvorming daarover.
Hoofdstuk 3 Jeugd en onderwijs (OCSW)
In afwijking van artikel 3:1 lid c is voor subsidies van minder dan € 5.000,-- de reguliere procedure van toepassing.
Het college kan aan besturen van jongerencentra subsidie verlenen voor activiteiten ter uitvoering van onderstaande functies:
cultuur/creativiteit - in afwijking op artikel 1 van deze paragraaf wordt hieronder verstaan het bieden van ondersteuning aan jongeren in de leeftijd tot 20 jaar die interesse hebben in doelgerichte activiteiten op technisch en creatief gebied met het doel hun ontwikkeling naar zelfstandigheid te bevorderen;
mits deze activiteiten zijn gericht op jeugdigen in de leeftijd tot en met 23 jaar.
De subsidie voor de in artikel 3:9 genoemde activiteiten bedraagt maximaal 100% van de noodzakelijke kosten.
Het college kan subsidie verlenen voor kinderactiviteiten ter uitvoering van onderstaande functies:
De subsidie voor de in artikel 3:31 genoemde activiteiten bedraagt maximaal 100% van de noodzakelijke kosten.
Met betrekking tot de subsidieaanvraag zijn de volgende bepalingen van toepassing. De subsidieaanvraag moet zijn voorzien van:
werkplannen op wijkniveau die opgesteld zijn in overleg met betrokken partijen in de wijk (in ieder geval de afdeling Wijkzaken van de dienst OCSW, het CJG en de scholen). Deze werkplannen bevatten gegevens over ureninzet jeugdbuurtwerker en kinderwerker, inzet activiteitenbudget (incl. budget vakantieactiviteiten), samenwerking, deelname aan overleggen, inhoudelijke afstemming van het activiteitenaanbod op de specifieke vraag vanuit de wijk, de locaties waar de activiteiten georganiseerd worden, inzet van vrijwilligers en stagiaires;
In aanvulling op het begrippenkader zoals vastgelegd in de verordening wordt voor de toepassing van deze paragraaf verstaan onder:
Het college kan subsidie verlenen voor activiteiten wetenschap & techniek in het kader van de volgende functie: het ontdekken en ontwikkelen van talenten op het gebied van wetenschap & techniek.
De subsidie voor de in artikel 3:36 genoemde activiteiten bedraagt maximaal 100% van de noodzakelijke kosten.
Het college kan subsidie verlenen voor sport- en spelcontainers ter uitvoering van onderstaande functies:
De subsidie voor de in artikel 3:41 genoemde activiteiten bedraagt maximaal 100% van de noodzakelijke kosten.
Het college kan aan een schoolbestuur subsidie verlenen voor het organiseren van schakelgroepen met als doel achterstanden op basisvaardigheden zoals taal en rekenen te voorkomen en de leerwinst van doelgroepkinderen die hebben deelgenomen aan een schakelgroep te verhogen.
De subsidie voor de in artikel 3:46 genoemde activiteiten bedraagt maximaal 100% van de noodzakelijke kosten.
Het college kan subsidie verlenen voor het tot stand brengen van twee schakelgroepen op twee locaties (inclusief de coördinatie hiervan) en het lesgeven van de Nederlandse taal aan doelgroepkinderen met als doel door te stromen in het reguliere onderwijs.
De subsidie voor de in artikel 3:51 genoemde activiteiten bedraagt maximaal 50% van de noodzakelijke kosten.
Het college kan subsidie verlenen in het kader van Opvoedkracht, ter uitvoering van onderstaande functies:
De subsidie voor de in artikel 3:61 genoemde activiteiten bedraagt maximaal 100% van de noodzakelijke kosten.
Met betrekking tot de inhoud van Opvoedkracht zijn de volgende verplichtingen van toepassing:
Het college kan subsidie verlenen voor advies aan en ondersteuning vand scholen, ten behoeve van de schoolbibliotheken, waaronder:
De subsidie voor de in artikel 3:65 genoemde activiteiten bedraagt maximaal 100% van de noodzakelijke kosten.
Het college kan aan schoolbesturen van primair onderwijs subsidie verlenen voor het uitvoeren van leerlingbegeleiding op scholen.
De subsidie voor de in artikel 3:69 genoemde activiteiten bedraagt per school een percentage van het in de begroting opgenomen bedrag. Dit percentage wordt berekend door het gewogen aantal leerlingen per school te delen door het gewogen totaal aantal leerlingen van alle scholen (100%).
Met betrekking tot de inhoud van leerlingbegeleiding op scholen zijn de volgende verplichtingen van toepassing:
De subsidie voor de in art. 3.74 genoemde activiteiten bedraagt maximaal 100 % van de noodzakelijke kosten.
Met betrekking tot de in artikel 3:74 genoemde activiteiten zijn de volgende verplichtingen van toepassing:
In aanvulling op het begrippenkader zoals vastgelegd in de verordening wordt voor de toepassing van deze paragraaf verstaan onder:
Met betrekking tot de inhoud van de activiteiten zijn de volgende verplichtingen van toepassing:
Het college kan een subsidieaanvraag weigeren indien:
Hoofdstuk 4 Welzijn, gezondheid en zorg (OCSW)
De subsidie voor alle in dit hoofdstuk genoemde activiteiten bedraagt maximaal 100% van de noodzakelijke kosten. Per paragraaf kunnen afwijkende hoogtes van de subsidie gesteld worden.
Het subsidieplafond voor activiteiten die gesubsidieerd worden op basis van dit hoofdstuk is gelijk aan de hiervoor in de begroting opgenomen bedragen, tenzij in de betreffende paragraaf daarvan afgeweken wordt.
De ontvanger van subsidie voor mondiale bewustwording is verplicht om de Groningse bevolking te informeren over de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten en in zijn werkplan informatie op te nemen over de wijze waarop hij deze verplichting invult.
Artikel 4:13 Begripsbepalingen
In aanvulling op het begrippenkader zoals vastgelegd in de verordening en in paragraaf 4.1 wordt voor de toepassing van deze paragraaf verstaan onder:
Diversiteitsbeleid: beleid gericht op gelijke kansen voor iedere inwoner om op een gelijkwaardige wijze deel te nemen aan de samenle¬ving en zich te kunnen ontwikkelen en ontplooien onge¬acht sekse, huidskleur, leeftijd, mate van gezondheid, seksuele voorkeur, religieuze en politieke overtuiging, burgerlijke staat of opleiding.
Platform voor religie en levensbeschouwing: een samenwerkingsverband van in Groningen aanwezige religies en levensbeschouwingen dat tot doel heeft de onderlinge samenwerking, respect en solidariteit tussen verschillende religieuze en levensbeschouwelijke groeperingen, maar ook tussen burgers algemeen te bevorderen;
Platform LGBT Groningen: Een samenwerkingsverband van in Groningen aanwezige LHBTI-organisaties met tot doel de onderlinge samenwerking tussen deze verschillende groeperingen, maar ook tussen burgers en deze groeperingen te bevorderen en de zichtbaarheid en sociale acceptatie van LHBTI inwoners te vergroten;
Vrouwencentrum: een interculturele ontmoetingsplek in de gemeente Groningen waar vrouwen, met- en zonder kinderen, met verschillende achtergronden en culturen elkaar ontmoeten en dat is gericht op de bewustwording van de maatschappelijke positie van vrouwen door hen te wijzen op het belang van het kunnen en durven kiezen waar het gaat om de inrichting van het leven binnen bestaande mogelijkheden
Artikel 4:13a Doel van de Subsidieregeling
Deze Subsidieregeling heeft tot doel het bevorderen van activiteiten van Groningse stedelijke vrijwilligersorganisaties en maatschappelijke organisaties door ondersteuning van activiteiten die bijdragen aan de doelstellingen van het Diversiteitsbeleid, waaronder in ieder geval de instellingen genoemd in artikel 4:13 onder 8. tot en met 11.
In afwijking van artikel 4:3 bedraagt de subsidie als bedoeld in artikel 4:15 eerste lid per vrijwilligersorganisatie maximaal € 1.250,-.
Als het totaal van de subsidieaanvragen voor een subsidie, zoals bedoeld in artikel 4:15, eerste lid, hoger is dan het hiervoor beschikbare subsidiebudget, worden, worden de aanvragen gehonoreerd die het beste scoren op de onderstaande criteria. Daarbij weegt het eerst genoemde criterium zwaarder dan het tweede, het tweede zwaarder dan het derde enzovoort:
Het college kan aan instellingen voor sociaal-cultureel werk subsidie verlenen voor:
Calamiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd moeten binnen een week bij het college zijn gemeld. Het college bepaalt in overleg met de subsidieontvanger een nadere termijn waarbinnen een beschrijving moet zijn ingediend van de werkzaamheden evenals een begroting van de kosten en de baten die daarop betrekking hebben.
De subsidieontvanger is verplicht om bij zijn subsidieaanvraag voor de in artikel 4:25, eerste lid onder c en de in het tweede lid onder c genoemde activiteiten een (ver-)bouwplan te overleggen voorzien van een kostenraming evenals een beschrijving van de noodzaak van de in die leden bedoelde werkzaamheden.
Het college kan bepalen dat de subsidieontvanger, aan wie op grond van artikel 4:25, eerste of tweede lid subsidie wordt verleend, initiatieven neemt om in overleg met andere aanbieders van activiteiten tot een gezamenlijke activiteitenprogrammering te komen in de wijk waarin de subsidieontvanger gebruik maakt van de accommodatie.
De subsidieontvanger is verantwoordelijk voor een goede balans tussen de geprioriteerde sociaal-culturele activiteiten enerzijds en overige (eigen) activiteiten anderzijds. De subsidieontvanger is gehouden om in zijn activiteitenplan en activiteitenverslag aan te geven op welke wijze aan deze verantwoordelijkheid invulling wordt c.q. is gegeven.
Het college kan van de subsidieontvanger vergen dat deze een nader door het college te bepalen gedeelte van zijn voorziening voor groot onderhoud besteedt aan de uitvoering van de groot-onderhoudswerkzaamheden als en voor zover die voorziening ten laste van de subsidie tot stand is gekomen. Bij de berekening van de subsidie zoals bedoeld in artikel 4:25, eerste lid onderdeel c houdt het college rekening met het hier bepaalde.
Als het totaal van de kosten van de door het college erkende werkzaamheden voor verbouw en/of kleine uitbreidingen hoger is dan het daarvoor geldende subsidieplafond dan komen op tijd ingediende aanvragen eerder voor subsidie in aanmerking naarmate ze beter voldoen aan onderstaande criteria:
Als het totaal van de subsidieaanvragen voor groot onderhoud hoger is dan het daarvoor geldende subsidieplafond dan komen op tijd ingediende aanvragen eerder voor subsidie in aanmerking naarmate de urgentie op basis van een bouwkundig of technisch onderzoek groter is. Een dergelijk onderzoek wordt verricht door deskundigen werkzaam bij de gemeente dan wel een externe door het college aan te wijzen deskundige. Bij de bepaling van de hier bedoelde urgentie worden werkzaamheden voor groot onderhoud aan accommodaties die eigendom zijn van de gemeente mede in beschouwing genomen.
om voor het inroosteren van beheerspersoneel bij de accommodaties op overeenstemming gericht overleg te voeren met de accommodatiebesturen over het aantal in te zetten uren, de openingstijden van de accommodatie en de te leveren functieniveaus. Dit overleg moet hebben plaatsgehad vóórdat de subsidieontvanger een besluit heeft genomen over de bij accommodaties in te zetten beheersuren;
Het college kan een subsidieaanvraag voor personeelskosten beheer weigeren voor zover voor de kosten daarvan al door derden subsidie wordt verleend.
Als het totaal van de subsidieaanvragen hoger is dan het subsidieplafond wordt dat als volgt verdeeld:
In afwijking van artikel 4:3 bedraagt de subsidie:
Het college kan de basissubsidie indexeren aan de hand van de voor het subsidietijdvak geldende begrotingsrichtlijnen. Voor de in artikel 4:36, tweede lid genoemde activiteiten bedraagt de subsidie maximaal de noodzakelijke kosten tot een door het college te bepalen maximum per inwoner vermenigvuldigd met het aantal inwoners van het werkgebied. Het college maakt voor de bepaling van het aantal inwoners gebruik van de meest recente gegevens die beschikbaar zijn op het moment dat het college op de subsidieaanvraag beslist.
De wijkorganisatie communiceert ten minste eenmaal per jaar over het activiteitenplan en het activiteitenverslag met de inwoners van het werkgebied. De wijkorganisatie stemt de activiteiten uit het activiteitenplan af met professionele instellingen, die zelf werkzaam zijn op 1 of meer van die activiteiten, vóórdat met de uitvoering ervan wordt begonnen.
Het college kan subsidie verlenen voor activiteiten die gericht zijn op de maatschappelijke activering van burgers.
Het college kan subsidie verlenen voor activiteiten ter uitvoering van onderstaande functies:
De in artikel 4:44 bedoelde activiteiten moeten zijn gericht op de bevordering van de maatschappelijke participatie en betrokkenheid van burgers bij wat er in de samenleving in het algemeen en de eigen woon- en leefomgeving in het bijzonder gebeurt, een en ander binnen de door de gemeente gecreëerde randvoorwaarden.
Het staat de subsidieontvanger op basis van het vorige lid vrij om binnen een nader door het college aan te geven bandbreedte gedurende het subsidietijdvak andere activiteiten uit te voeren dan in de beschikking tot subsidieverlening is bepaald mits deze activiteiten passen binnen de in eerste lid genoemde functies en mits de subsidieontvanger in staat is deze activiteiten voor de verleende subsidie uit te voeren.
Als het totaal van de aanvragen het subsidieplafond overschrijdt dan is de verdeling hiervan als volgt:
In afwijking van artikel 4:2 dienen andere subsidieaanvragen, niet zijnde vervolgaanvragen, voor de in artikel 4:52 genoemde activiteiten uiterlijk 8 weken voor het begin van de activiteiten bij het college zijn ingediend.
Subsidieplafond en verdelingsregels
Als het totaal van de aanvragen de subsidieplafonds overschrijdt dan is de verdeling hiervan als volgt:
De subsidie voor de in artikel 4:67 genoemde activiteiten bedraagt maximaal 100% van de noodzakelijke kosten. Daarbij geldt dat een aanvrager voor elk van de in artikel 4:67 genoemde activiteiten slechts éénmaal per kalenderjaar in aanmerking kan komen voor een subsidie van maximaal € 10.000,-- per activiteit.
Uit de subsidieaanvraag moet blijken op welke wijze de activiteiten van de aanvrager voldoen aan de in artikel 4:69 lid 5 onder a bedoelde criteria.
Het college weigert een subsidieaanvraag voor activiteiten die niet bijdragen aan participatie van de doelgroepleden in het reguliere maatschappelijke verkeer volgens de doelstelling van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning.
Het college kan een instelling subsidie verlenen voor activiteiten in het kader van de uitvoering van de Wet Maatschappelijke Stage. De subsidie is specifiek bedoeld voor het vervullen van de makelaarsfunctie maatschappelijke stages en vrijwilligerswerk. De makelaarsfunctie omvat in ieder geval de volgende werkzaamheden:
Het college weigert een subsidie indien er naar het oordeel van het college onvoldoende afstemming plaatsvindt met de scholen voor het voortgezet onderwijs en de vrijwilligersorganisaties in de stad Groningen.
Als het totaal van de subsidieaanvragen hoger is dan het subsidieplafond dan is de verdeelwijze als volgt:
In aanvulling op het begrippenkader zoals vastgelegd in de verordening wordt voor de toepassing van deze paragraaf verstaan onder:
Het college kan een aanvrager subsidie verlenen voor activiteiten in het kader van de integratie en participatie van Caribische Nederlanders in Groningen. De werkzaamheden van de aanvrager dienen zich te richten op:
Als het totaal van de subsidieaanvragen hoger is dan het subsidieplafond dan is de verdeelwijze als volgt:
Artikel 4:85 Subsidiabele activiteiten
Het college kan aan instellingen die hebben voldaan aan de subsidievoorwaarden zoals opgenomen in de Selectieleidraad subsidie verlenen voor:
Artikel 4:89 Subsidieplafonds en verdelingsregels
Als het totaal van de aanvragen de respectievelijke subsidieplafonds overschrijdt dan is de verdeling daarvan als volgt:
Resteert na bovenstaande verdeelwijze nog een deel van het subsidiebudget dan wordt dat over de in aanmerking komende aanvragen verdeeld op basis van de in artikel 4:86 bedoelde criteria en de bijbehorende beoordelingsmethode, waarbij hoger geplaatste aanvragen eerder voor subsidie in aanmerking komen dan lager geplaatste.
Artikel 4:93 Subsidie per activiteit
In afwijking van artikel 4:3 van dit hoofdstuk bedraagt de subsidie voor de in artikel 4:92 genoemde activiteiten maximaal 50% van de noodzakelijke kosten met een maximum van € 15.000,- per aanvraag.
Voor de vaststelling van de subsidie die verleend is voor 1 september 2018, geldt de regeling zoals deze luidde op 1 september 2017 en bekend is gemaakt in het Gemeenteblad 2017 nr. 36243 dd. 7 maart 2017.
Conform de Wmo 2015 werken de Groninger gemeenten samen op het gebied van Beschermd wonen en Opvang. Het Rijk en de VNG hebben afgesproken dat in de vorm van een centrumregeling te doen. Dit betekent dat we met de regiogemeenten overleggen. We geven gestalte aan het overleg in de eerste fase van de procedure om te komen tot subsidiëring. De subsidie wordt verstrekt voor de periode van één jaar. Er vindt toetsing aan het inkoopdocument plaats en de gemeente Groningen verstrekt de subsidie op grond van de centrumregeling.
Het proces van aanvraag en toekenning verloopt in de volgende stappen:
Innovatieatelier d.d. 1 juli 2016: van instellingen wordt verwacht dat zij in een pitch van 3 minuten hun innovatieve plan presenteren voor commissie van bestuurders (wethouders) van de centrumgemeente én de regiogemeenten alsmede beleidsmedewerkers van de centrumgemeente én de regiogemeenten (werkgroep innovatieve pilots BW&O). Na de pitch kan de commissie vragen stellen ter verheldering. Deze commissie maakt een voorselectie van de innovatieve plannen met het oog op de subsidieaanvraag.
Hoofdstuk 5 Sport en bewegen (OCSW)
In aanvulling op het begrippenkader zoals vastgelegd in de verordening wordt voor de toepassing van dit hoofdstuk verstaan onder:
De subsidie voor alle in dit hoofdstuk genoemde activiteiten bedraagt maximaal 100% van de noodzakelijke kosten. Per paragraaf kunnen meer precieze hoogtes van de subsidie gesteld worden.
Artikel 5:3a Relevante procedures
In afwijking van de in artikel 5.2 genoemde procedures, voor zover die betrekking hebben op de data waarop de aanvragen voor subsidies moeten worden ingediend, geldt voor de in deze paragraaf beschreven subsidies dat voorstellen die een voornemen betreffen een subsidieaanvraag te doen te allen tijde aan het college kunnen worden voorgelegd. Deze voorstellen zijn geen aanvragen als bedoeld in artikel 1:3, derde lid Algemene wet bestuursrecht.
Het subsidietijdvak voor de subsidies op grond van deze paragraaf loopt van 1 juli tot en met 30 juni.
Artikel 5:4 Subsidiabele activiteiten
Het college kan aan sportverenigingen subsidie verlenen in de kosten van sportinfrastructuur:
Artikel 5:5 Subsidie per activiteit
In afwijking van artikel 5:3 bedraagt de subsidie:
Voor de investeringen in uitbreiding of vernieuwing van sportaccommodaties die vanwege het innovatieve karakter van die uitbreiding of vernieuwing een aanvulling zijn op het gemeentelijke aanbod van sportaccommodaties maximaal 50 % van de noodzakelijke kosten met een maximum van € 45.000,- per aanvraag.
In de subsidieaanvraag wordt beschreven hoe door middel van de gewenste investering de participatie onder sporters en onder mensen die nog niet sportief actief zijn wordt vergroot.
Artikel 5:7 Subsidieplafond en verdelingsregels
Voor subsidieaanvragen voor investeringen op grond van deze paragraaf, anders dan voor duurzame sportmaterialen, gelden de volgende regels:
als het totaal van de aanvragen hoger is dan het subsidieplafond, dan honoreert het college de aanvragen die aan de voorwaarden voldoen in deze volgorde:
resteert er na bovenstaande verdeelwijze nog een deel van het subsidiebudget dan honoreert het college de aanvragen die aan de voorwaarden voldoen, en die bij het college zijn binnengekomen na de in artikel 5:3a lid 3 bedoelde datum maar voor 1 oktober, in de volgorde waarop ze bij het college zijn binnengekomen.
De subsidie bedraagt één derde deel van het geldende tarief van de niet-gemeentelijke accommodatie maal het aantal uren waarop de aanvrager de accommodatie gedurende een sportseizoen heeft gehuurd. Deze subsidie kan nooit hoger zijn dan één derde deel van het standaardhuurtarief voor een vergelijkbare gemeentelijke accommodatie.
Bijzondere bepalingen bij subsidieaanvraag
Een subsidieaanvraag voor huur van een niet-gemeentelijke sportaccommodatie dient uiterlijk 8 weken vóór het begin van de huur in bezit te zijn van het college.
Het college kan een aanvraag voor subsidie voor een niet-gemeentelijke accommodatie weigeren als de subsidieaanvrager naar het oordeel van het college van een gemeentelijke accommodatie gebruik kan maken.
Toelichting op de Nadere Regel tot wijziging van de nadere regels subsidie gemeente Groningen
Het college kan aan andere instellingen dan sportverenigingen subsidie verlenen voor projectmatig opgezette activiteiten met als doel groepen burgers en buurten met een lage sportparticipatie te stimuleren tot sportdeelname mits de activiteiten na afloop van de projectperiode door een sportvereniging kunnen worden uitgevoerd.
Het college kan aan (sport)organisaties subsidie verlenen voor het gebruik van Martiniplaza ten behoeve van sportwedstrijden of activiteiten.
De subsidie bedraagt een nader door het college te bepalen deel van de accommodatiehuur die Martiniplaza aan de subsidieaanvrager in rekening brengt voor de activiteiten, genoemd in artikel 5:19.
In aanvulling op het begrippenkader zoals vastgelegd in de verordening wordt voor de toepassing van deze paragraaf verstaan onder:
Regionaal Trainingscentrum (RTC): een door de betreffende sportbond erkend trainingscentrum, waarbinnen talenten uit de regio (extra) training krijgen met als doel uiteindelijk door te stromen in de landelijke senioren topsportprogramma’s van de sportbonden, dat aan de volgende criteria voldoet:
De subsidie voor de in artikel 5:24 genoemde activiteiten bedraagt per activiteit maximaal 50% van de noodzakelijke kosten, tot een maximum van eenzevende deel van het totale budget, zoals in artikel 5:28 bedoeld.
Met betrekking tot de in artikel 5:24 genoemde activiteiten zijn de volgende verplichtingen van toepassing:
Als het totaal van de subsidieaanvragen hoger is dan het subsidieplafond dan is de verdeelwijze als volgt:
In aanvulling op het begrippenkader zoals vastgelegd in de verordening wordt voor de toepassing van deze paragraaf verstaan onder:
Het college kan subsidie verlenen voor het talentdeel van de organisatie van talentevenementen.
De subsidie voor de in artikel 5:30 genoemde activiteiten bedraagt per activiteit maximaal 100% van de noodzakelijke kosten.
Met betrekking tot de in artikel 5:30 genoemde activiteiten zijn de volgende verplichtingen van toepassing:
Het college weigert een subsidieaanvraag voor competitiewedstrijden.
In aanvulling op het begrippenkader zoals vastgelegd in de verordening wordt voor de toepassing van dit hoofdstuk verstaan onder:
Op de paragrafen 6.6 tot en met 6.10 van dit hoofdstuk is de uitgebreide procedure, zoals opgenomen in de verordening van toepassing, waarbij subsidie verleend wordt voor de gehele periode van de geldende cultuurnota. In afwijking van artikel 7, lid 1 van de verordening stelt het college de aanvraagperiode vast.
Voor de paragrafen 6.2 en 6.4 geldt als drempelcriterium dat een aanvraag voldoende artistieke kwaliteit moet hebben. Indien dat het geval is, dan worden de volgende toetsingscriteria gehanteerd om te bepalen of een aanvraag in aanmerking komt voor subsidie:
Voor de incidentele subsidies, zoals bedoeld in paragraaf 6.2 tot en met 6.5 gelden de volgende voorwaarden:
Voor community artprojecten, zoals bedoeld in artikel 6:5, tweede lid, gelden de volgende, aanvullende vereisten:
Het college behoudt zich het recht voor om een tijdelijk kunstobject, dat mede door subsidie krachtens deze paragraaf tot stand is gebracht en tijdelijk in de openbare ruimte of in gemeentelijke eigendommen is geplaatst, vanwege het algemeen belang na overleg met de maker te verwijderen of te doen verwijderen.
Het college weigert een aanvraag voor een in artikel 6:5 genoemde activiteit als:
de subsidieontvanger een volgens de cultuurnota structureel gesubsidieerde voorziening is tenzij de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd aantoonbaar een inhoudelijke aanvulling is op de reeds structureel gesubsidieerde activiteiten van de subsidieontvanger of tenzij het college op grond van de cultuurnota alleen een bijdrage in de huisvestings- en/of organisatiekosten verleent;
Het college kan aan statutair in de gemeente Groningen gevestigde verenigingen en stichtingen die actief zijn op het gebied van amateurkunst subsidie verlenen in de kosten van deskundige artistieke leiding en de huur van repetitieruimten (basissubsidie).
De subsidie voor de in artikel 6:10 genoemde activiteiten bedraagt 30% van het totaal van de honoraria voor deskundige artistieke leiding en de huur van repetitieruimten met een gezamenlijk maximum van € 1.589,-- per subsidieontvanger per jaar.
De subsidieontvanger dient ten minste 1 maal per jaar een openbare presentatie in de gemeente Groningen te geven. Hiertoe wordt niet gerekend een presentatie, die plaatsvindt in het kader van onderwijs, als onderdeel van een levensbeschouwelijke of politieke bijeenkomst of als onderdeel van een bedrijfsactiviteit.
Het college kan subsidie verlenen aan producties of projecten op het gebied van de amateurkunst die voldoen aan de criteria van artikel 6.3 en die vallen onder:
Als een subsidieontvanger ook subsidie ontvangt op grond van paragraaf 6.3 van dit hoofdstuk geeft hij in zijn subsidieaanvraag de meerwaarde aan van de activiteiten waarvoor op grond van deze paragraaf subsidie wordt gevraagd ten opzichte van zijn overige, door de gemeente Groningen gesubsidieerde activiteiten.
Als het totaal van de subsidieaanvragen voor een aanvraagperiode hoger is dan het beschikbare subsidiebudget of hoger dan een deelbudget zoals bedoeld in het derde lid van dit artikel, dan wordt het budget over de aanvragen verdeeld op basis van de rangorde zoals bedoeld in het vijfde lid van dit artikel.
Het college kan aan stichtingen of verenigingen subsidie verlenen voor activiteiten in het kader van de podiumkunsten, zoals bedoeld in de cultuurnota. Hierbij betrekt het college het door de Kunstraad Groningen hierover uitgebrachte advies op basis van de in de cultuurnota genoemde criteria.
De subsidie voor de in het vorige artikel genoemde activiteiten bedraagt maximaal 100% van de noodzakelijke kosten.
Het college kan stichtingen of verenigingen subsidie verlenen voor activiteiten in het kader van de beeldende kunst, zoals bedoeld in de cultuurnota, met name voor collectievorming, museale presentaties, opdrachten aan aansprekende beeldende kunstenaars, instandhouding collectie of productie. Hierbij betrekt het college het door de Kunstraad Groningen hierover uitgebrachte advies op basis van de in de cultuurnota genoemde criteria.
De subsidie voor de in het vorige artikel genoemde activiteiten bedraagt maximaal 100% van de noodzakelijke kosten.
Het college kan aan instellingen subsidie verlenen voor het in stand houden en onder de aandacht brengen van materieel erfgoed, zoals bedoeld in de cultuurnota. Hierbij betrekt het college het door de Kunstraad Groningen hierover uitgebrachte advies op basis van de in de cultuurnota genoemde criteria.
De subsidie voor de in het vorige artikel genoemde activiteiten bedraagt maximaal 100% van de noodzakelijke kosten.
Het college kan aan instellingen subsidie verlenen voor het in stand houden en onder de aandacht brengen van immaterieel erfgoed.
De subsidie voor de in het vorige artikel genoemde activiteiten bedraagt maximaal 100% van de noodzakelijke kosten.
De subsidieaanvraag voor immaterieel erfgoed bevat gegevens over:
Het college kan een subsidieaanvraag voor immaterieel erfgoed weigeren als:
Het college kan aan instellingen subsidie verlenen voor activiteiten in het kader van de letteren, zoals bedoeld in de cultuurnota en/of de bibliotheekvisie. Hierbij betrekt het college het door de Kunstraad Groningen hierover uitgebrachte advies op basis van de in de cultuurnota genoemde criteria.
De subsidie voor de in het vorige artikel genoemde activiteiten bedraagt maximaal 100% van de noodzakelijke kosten.
De subsidie voor de in het vorige artikel genoemde activiteiten bedraagt maximaal het daarvoor in de begroting opgenomen bedrag.
Het subsidiebedrag dient aangewend te worden voor de realisering van een kunstuiting van de subsidieontvanger, zoals bedoeld in de regels van de relevante culturele beurs.
Het college verleent geen subsidie, indien de inzendingen voor de beurs naar het oordeel van de jury van onvoldoende kwaliteit zijn.
In aanvulling op het begrippenkader zoals vastgelegd in de verordening en in paragraaf 6.1 wordt voor de toepassing van de paragraaf 6.12 verstaan onder:
De subsidie voor de in artikel 6:51 genoemde activiteiten bedraagt maximaal 100% van de noodzakelijke kosten.
Met betrekking tot de subsidie op basis van de Nadere regel zijn de volgende bepalingen van toepassing. De subsidieontvanger stelt een jaarlijks te actualiseren integraal activiteitenplan op. Dat moet zijn voorzien van:
De subsidieontvanger dient goede bereikbaarheidsinformatie op te nemen in diens marketinguitingen (zowel in print als online) en zich in te spannen om alle informatie ook zo goed mogelijk beschikbaar maakt voor mensen met een auditieve of visuele beperking en anderstaligen (in elk geval Engels en Duits).
Voor het totaal van de in artikel 6:51 lid 1 genoemde activiteiten is het subsidieplafond gelijk aan de in de begroting hiervoor opgenomen bedragen.
Artikel 6:57 Subsidiabele activiteiten
Het college kan subsidie verlenen voor projecten die sector overstijgend zijn op het gebied van cultuur en ruimtelijke ordening of cultuur en maatschappij.
Artikel 6:59 Bijzondere bepalingen/verplichtingen
Artikel 6:60 Aanvullende weigeringsgronden
Het college kan een subsidieaanvraag weigeren als de activiteiten gericht zijn op het behalen van winst.
Artikel 6:62 Relevante procedure
In afwijking van artikel 13 ASV worden aanvragen om subsidieverlening ingediend uiterlijk 8 weken voor de aanvang van de activiteiten.
Artikel 6:63 Subsidiabele activiteiten
Het college kan subsidie verlenen voor activiteiten die bijdragen aan de strategieën genoemd in de cultuurnota. Deze paragraaf heeft betrekking op nieuwe initiatieven die niet op grond van paragraaf 6.13 Cofinancieringsfonds voor subsidie in aanmerking komen.
Artikel 6:65 Bijzondere bepalingen/verplichtingen
Om voor een subsidie op grond van deze paragraaf in aanmerking te komen moet de activiteit of de aanvrager een positief advies van de Kunstraad Groningen hebben.
Artikel 6:69 Subsidiabele activiteiten
Zowel particulieren als organisaties kunnen subsidie aanvragen voor culturele activiteiten waarbij ouderen actief participeren in de activiteit. Receptieve activiteiten, zoals het bezoeken van theatervoorstellingen, concerten, musea e.d. vallen hier niet onder. Onder culturele activiteiten worden activiteiten verstaan op het gebied van de amateurkunst (muziek, beeldende kunst, theater, dans, literatuur, film/nieuwe media) en erfgoed. Combinaties hierin zijn mogelijk. De culturele activiteit draagt aantoonbaar bij aan healthy ageing, is aanvullend op regulier bestaand aanbod en richt zich op de specifieke doelgroepen: kwetsbare ouderen, zorgbehoevende ouderen en ouderen met een andere culturele achtergrond. Vitale ouderen kunnen hier alleen onderdeel van uitmaken wanneer zij een actieve rol spelen voor de hiervoor genoemde specifieke doelgroepen.
Het college stelt voor activiteiten van organisaties twee aanvraagronden vast. Aanvragen voor de eerste ronde moeten uiterlijk op 15 juni 2017, maar niet later dan 13 weken voor het begin van de activiteiten in bezit zijn van het college. Aanvragen voor de tweede ronde moeten uiterlijk op 1 november 2017, maar niet later dan 13 weken voor het begin van de activiteiten in bezit zijn van het college.
Artikel 6:72 Bijzondere bepalingen en verplichtingen
Voor activiteiten van organisaties geldt dat de subsidieontvanger uiterlijk 13 weken na afloop van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend een aanvraag om subsidievaststelling moet indienen, bestaande uit een financieel en inhoudelijk activiteitenverslag. Het financieel verslag dient op dezelfde wijze te zijn gerubriceerd als de begroting op basis waarvan het college de subsidie heeft verleend.
Artikel 6:75 Overige bepalingen
Op deze regeling is de Algemene subsidieverordening gemeente Groningen 2011 van toepassing.
Op deze regeling is de reguliere procedure, zoals opgenomen in de verordening, van toepassing.
Het college kan subsidie verlenen voor het realiseren van oplaadpunten voor elektrische auto’s op particuliere parkeerterreinen ter bevordering van schoon vervoer.
Aan de aanvrager kan subsidie worden verleend voor de kosten voor het aanleggen van oplaadpunten voor elektrische auto’s:
Op deze paragraaf is de lichte procedure, zoals opgenomen in de verordening, van toepassing.
Op deze paragraaf is de lichte procedure, zoals opgenomen in de verordening, van toepassing.
Het college kan subsidie verlenen voor een energiescan, uitgevoerd door een erkend bedrijf in het kader van de BRL 9500 "Energieprestatieadvisering” of een bedrijf dat naar het oordeel van het college vergelijkbaar is met een erkend bedrijf.
Het uitgangspunt voor de criteria van een MKB-bedrijf zijn de door de Europese Commissie vastgestelde definities van de kleine en middelgrote ondernemingen (bron: Publicatieblad Europese Commissie van de Europese Gemeenschappen L 107, 30 april 1996, bijlage “Door de Commissie vastgestelde definities van de kleine en middelgrote ondernemingen”,
artikel 1, eerste, derde, zesde, zevende en achtste lid):
als “zelfstandig” wordt beschouwd de onderneming die niet voor 25% of meer van het kapitaal of van de stemrechten in handen is van 1 onderneming of van verscheidene ondernemingen gezamenlijk die niet aan de definitie van de KMO of van de kleine onderneming, naar gelang van het geval, beantwoorden. Deze drempelwaarde mag in 2 gevallen worden overschreden:
indien het wegens de spreiding van het kapitaal onmogelijk is te weten in wiens handen het is, en de onderneming verklaart dat zij redelijkerwijs mag aannemen niet voor 25% of meer in handen te zijn van 1 onderneming of van verscheidene ondernemingen gezamenlijk die niet aan de definitie van de “KMO” of van de kleine onderneming, naar gelang van het geval, beantwoorden;
het aantal werknemers komt overeen met het aantal jaar-arbeidseenheden (JAE), zijnde het aantal gedurende een jaar voltijds werkende werknemers, waarbij deeltijdwerkers en seizoenarbeiders in fracties van JAE worden uitgedrukt. Het in aanmerking te nemen referentiejaar is het laatste afgesloten boekjaar;
de voor de omzet en het balanstotaal te hanteren drempels zijn die welke betrekking hebben op het laatste afgesloten boekjaar van 12 maanden. Bij recent opgerichte ondernemingen waarvan de jaarrekening nog niet is afgesloten, dienen de in aanmerking te nemen bedragen te worden bepaald door middel van een in de loop van het boekjaar te goeder trouw gemaakte schatting.
Voorwaarden rapportage energiescan
De rapportage van energiescan dient de volgende elementen te bevatten:
beschrijving van bestaande of geplande bouwwerken en processen in hun geheel: beschrijving van de gebouwen (ligging, bouwjaar, oppervlakte, staat van isolatie, tochtwering, etcetera). Processen dienen duidelijk omschreven te worden. Dit kan het beste door gebruik te maken van stroomschema ’s waar per processtap wordt aangegeven wat in- en uitgaat. Daarbij moet een inventarisatie gemaakt worden van alle installaties en voorzieningen;
energiebalans van de relevante energiedragers per bedrijfsonderdeel: daarbij moet 90%van het energieverbruik van de betreffende energiedrager gespecificeerd worden. Voor moeilijk te meten energiedragers zoals stoom of perslucht kan volstaan worden met een specificatie van 80% van het energieverbruik;
overzicht van de technische en organisatorische mogelijkheden tot energiebesparing en de kwantificering ervan (ook van de niet redelijke maatregelen). Per maatregel wordt de volgende informatie vermeld: algemene beschrijving, toepasbaarheid (inclusief eventuele voorwaarden), investeringskosten, de te verwachten energiebesparing (in hoeveelheid en in kosten), een berekening van de terugverdientijd. Ook de maatregelen die al genomen zijn of nog lopen worden vermeld. Bij het beschrijven van al genomen en lopende maatregelen moet vermeld worden wat de (voorlopige)resultaten van die maatregelen zijn en wat de knelpunten bij het invoeren zijn of waren. Ook eerder onderzochte opties die niet zijn uitgevoerd behoren hier te worden beschreven, met vermelding van de redenen voor het niet doorvoeren van de opties;
Subsidieplafond en verdelingsregels
Artikel 8:6 is van overeenkomstige toepassing op deze paragraaf.
In aanvulling op het bepaalde in artikel 1 van de verordening wordt voor de toepassing van deze paragraaf verstaan onder:
Op deze paragraaf is de lichte procedure zoals opgenomen in de verordening van toepassing.
Bijzondere bepalingen/verplichtingen
De subsidieaanvraag dient 2 weken vóór aanvang van de activiteiten te zijn ingediend bij het college.
In aanvulling op het bepaalde in artikel 1 van de verordening wordt voor de toepassing van deze paragraaf verstaan onder:
Op deze paragraaf is de lichte procedure zoals opgenomen in de verordening van toepassing.
Het college kan aan een inzamelaar subsidie verstrekken voor de inzameling van oud papier.
Op deze regeling is de reguliere procedure, zoals opgenomen in de verordening, van toepassing.
Het college kan subsidie verlenen voor de aanleg van groene daken zodanig dat de aanleg daarvan een bijdrage levert aan de waterbergingscapaciteit van hemelwater.
Subsidieplafond en verdelingsregels
De subsidieaanvragen worden op volgorde van binnenkomst afgehandeld.
Op deze regeling is de reguliere procedure, zoals opgenomen in de verordening, van toepassing.
Het college kan subsidie verlenen voor het herstel van historisch waardevolle onderdelen van monumentale panden zoals bedoeld in 'Beter Verbeteren' zoals vastgesteld in de raad van 6 december 1995 onder nr. 6 vastgesteld bij nota 'Van ethiek naar strategie'.
Bijzondere bepalingen/verplichtingen
Subsidie wordt slechts verleend als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
Op deze regeling is de reguliere procedure, zoals opgenomen in de verordening, van toepassing.
Het college kan, in aanvulling op de Regeling rijkssubsidiëring instandhouding monumenten, subsidie verlenen voor het fysiek in stand houden van monumentale molens.
Op deze regeling is de reguliere procedure, zoals opgenomen in de verordening, van toepassing.
Het college kan, in aanvulling op de Regeling rijkssubsidiëring instandhouding monumenten, subsidie verlenen voor het fysiek in stand houden van monumentale kerken.
Op deze regeling is de reguliere procedure, zoals opgenomen in de verordening, van toepassing.
Het college kan subsidie verlenen voor buitengewoon onderhoud of restauratie van gemeentelijke monumenten.
Bijzondere bepalingen/verplichtingen
1.Subsidie wordt slechts verleend als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
In aanvulling op het bepaalde in artikel 1 van de verordening wordt voor de toepassing van deze paragraaf verstaan onder:
Op deze regeling is de reguliere procedure, zoals opgenomen in de verordening, van toepassing.
Het college verleent subsidie voor het verbouwen of bouwkundig verbeteren van panden naar woningen met eventueel gedeeltelijke bedrijfsfunctie in de aangewezen delen van de Vishoek, Hoekstraat en Muurstraat.
De subsidie bedraagt 25 procent van de projectkosten tot maximaal € 25.000 per te verbeteren of op te richten bouwwerk.
bij artikel 8:69 lid 1 sub d in Paragraaf 8.12 (Subsidie Vastgoedverbetering Vishoek-Hoekstraat-Muurstraat) van de Nadere regels Subsidies Gemeente Groningen
Bijlage (bij artikel 8:69 lid 1 sub d in Paragraaf 8.12 (Subsidie Vastgoedverbetering Vishoek-Hoekstraat-Muurstraat) van de Nadere regels Subsidies Gemeente Groningen)
Hoofdstuk 9 Onderhoud en beheer openbare ruimte (RO/EZ)
Op deze regeling is de reguliere procedure, zoals opgenomen in de verordening, van toepassing.
Het college kan subsidie verlenen voor het treffen van maatregelen die noodzakelijk zijn voor instandhouding van monumentale houtopstand. In dat kader kan het college subsidie verlenen voor het treffen van maatregelen voor de instandhouding van monumentale houtopstand op particulier terrein.
De subsidie bedraagt maximaal 50% van de door het college vast te stellen subsidiabele kosten met een maximum van € 1000,--.
Gedaan te Groningen in de collegevergadering van 3 mei 2011.
De burgemeester,
dr. J.P. (Peter) Rehwinkel.
De secretaris,
drs. M.A. (Maarten) Ruys.
Bijlage 1: Kwaliteitseisen VVE (inspectiekader) bij Nadere regels basis ontwikkelingsgerichte programma’s en VVE programma’s
Bijlage 1: Kwaliteitseisen VVE (inspectiekader) bij Nadere regels basis ontwikkelingsgerichte programma’s en VVE programma’s
Paragraaf 3.1 Voorschoolse educatie
Elke Groningse peuter kan vanaf tweejarige leeftijd, tot het moment waarop de peuter uitstroomt naar de basisschool, gebruik maken van voorschoolse educatie gedurende minimaal 320 tot maximaal 640 uur op jaarbasis bij een houder van een VVE geregistreerd kindercentrum. De gemeente Groningen vergoed jaarlijks tot dit maximum van 640 uur. Afhankelijk van de werkwijze van de voorschoolse voorziening is dit verdeeld in: 8 uur per week, verdeeld over minimaal twee dagdelen van 4 uur per week, gedurende 40 weken per kalenderjaar, 12 of 16 uur per week, verdeeld over minimaal drie dagdelen van 4 of 6 uur, over minimaal drie dagen per week, gedurende 40 weken per kalenderjaar.
Elke Groningse peuter met een VVE indicatie (doelgroep peuters) wordt vanaf de leeftijd van tweeëneenhalf jaar, tot het moment waarop de peuter uitstroomt naar de basisschool, gestimuleerd om gebruik te maken van 16 uur. Alleen indien hiervan sprake is hebben ouders recht op 8 uur gratis.
Ter verduidelijking: peuters met een VVE indicatie vanaf 2,5 jaar die 320 uur per jaar deelnemen aan voorschoolse educatie, tegen betaling van de inkomensafhankelijke ouderbijdrage, hebben recht op 320 volledig door de gemeente gesubsidieerde uren per jaar extra, mits zij ook 640 uur komen.
NB Om een flexibele overgang mogelijk te maken, kan de uitbreiding van het VVE programma van bijvoorbeeld 8 naar 16 uur per week door een houder aan een geïndiceerde peuter worden aangeboden in de leeftijdsperiode tussen twee jaar en vier maanden en twee jaar en acht maanden.
Inkomensafhankelijke ouderbijdrage
Alle ouders van wie de peuter gebruik maakt van de voorschoolse voorziening VVE betalen een inkomensafhankelijke ouderbijdrage. Bij de berekening onderscheidt de houder twee groepen ouders: ouders met en ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag (KOT- en niet-KOT-peuters). De houder berekent de hoogte van de inkomensafhankelijke ouderbijdrage voor ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag volgens onderstaande procedure.
Groep 1: ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag (niet-KOT-peuters):
Ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag betalen een inkomensafhankelijke ouderbijdrage per uur voor de peuter die deelneemt aan de voorschoolse basisvoorziening VVE van 8, 12 of 16 uur per week aan de hand van het gezamenlijke verzamelinkomen, het daaraan verbonden percentage tegemoetkoming van het Rijk als percentage van de kosten kinderopvang (A) en het Rijksnormtarief voor dagopvang (B) volgens de kinderopvangtoeslagtabel wordt de hoogte van de ouderbijdrage als volgt bepaald: € (100% minus A) maal B per uur. Vervolgens wordt dit bedrag in mindering gebracht op het subsidiebedrag per uur dat de gemeente hanteert.
Groep 2: ouders met recht op kinderopvangtoeslag:
Ouders die recht hebben op kinderopvangtoeslag vragen deze aan voor 8, 12 of 16 uur. De houder brengt de uren per week keer het Rijksnormtarief voor dagopvang (B) volgens de kinderopvangtoeslagtabel, in rekening aan de ouders.
De gratis uren voor peuters met een VVE indicatie mogen door de ouder niet in rekening gebracht worden bij de belastingdienst (zie verder hieronder)
In het contract dat tussen houder en ouder wordt gesloten, verklaart de ouder dat in slechts één voorziening maximaal 8 gratis uren worden afgenomen, voor zover dat op de ouder van toepassing is.
Zoals hierboven aangegeven is er een onderscheid in peuters van wie de ouders recht hebben op een toeslag via de belastingdienst volgens de wet Kinderopvang (KOT-peuters) en peuters van wie de ouders hier geen recht op hebben. Daarnaast is er ook nog onderscheid in peuters met en zonder een VVE indicatie.
Voor de peuters zonder een VVE indicatie geldt een ondergrens van 2 dagdelen voorschoolse educatie en een bovengrens van 16 uur voorschoolse educatie.
Peuters met een VVE indicatie krijgen altijd een aanbod van 16 uur, verdeeld over 4 dagdelen van 4 uur verdeeld over vier dagen (gewenst) of 2 dagdelen van 6 uur en 1 dagdeel van 4 vier uur verdeeld over drie dagen. Desgewenst kan, indien sprake moet zijn van maatwerk, hiervan afgeweken worden in 3 dagdelen van 5,5 uur maar de subsidie geldt altijd voor 16 uur
VVE-peuters vanaf 2,5 jaar (KOT-/ niet-KOT-peuters) krijgen 16 uur voorschoolse educatie per week
Nb. Voor KOT-peuters die al gebruik maken van reguliere kinderdagopvang, geldt dit niet. Zie hieronder.
VVE peuters die al kinderopvang hebben voordat ze 2,5 jaar worden.
Er zijn KOT -ouders die reguliere kinderopvang afnemen van wie de peuter een VVE-indicatie heeft of krijgt. Wanneer ouders al 2 dagen of 2 dagdelen kinderopvang afnemen kunnen zij wanneer hun kind 2,5 jaar wordt en een VVE indicatie krijgt respectievelijk een extra dagdeel van 4 uur (bij 2 dagen) of 6 uur (bij 2 dagdelen van 6 uur) aangeboden krijgen.
Als dit kind al 3 dagdelen komt, dan is dat (bij minimaal 16 uur) uur per week voldoende voor VVE en worden geen extra VVE uren aangevraagd. Bij 1 dag kinderopvang zouden er nog max. 2 dagdelen van 4 uur VVE bijkomen.
Gratis uren en aanvraag toeslag:
WKO-ouders van kinderen die een VVE indicatie krijgen kunnen voor de gratis uren (maximaal 8) die de Gemeente Groningen wil bieden geen kinderopvangtoeslag aanvragen. Dit is wettelijk niet toegestaan. De belastingdienst stelt een inkomensafhankelijke bijdrage voor alle uren verplicht. Deze uren komen derhalve volledig voor rekening van de Gemeente Groningen. De instellingen sturen deze ouders een factuur van minimaal 8 uur.
KOT-peuters zonder VVE indicatie krijgen vanaf 2 jaar minimaal 2 dagdelen van 4 uur (8 uur) en maximaal 16 uur voorschoolse educatie aangeboden, verdeeld over de 3 dagen in de week en betalen hiervoor een inkomensafhankelijke ouderbijdrage. Zij vragen hiervoor Kinderopvangtoeslag aan via de belastingdienst.
NB Ouders die over willen stappen naar meer dagdelen uur betalen naar rato ook meer ouderbijdrage. Met ouders die minder willen afnemen maakt de instelling gepaste afspraken
Een instelling spant zich altijd zoveel mogelijk in om VVE geïndiceerde peuters snel te plaatsen volgens de afspraken die hierover met de JeugdGezondheidszorg zijn gemaakt.
Uitvoering en Materiaalkosten VVE Thuisprogramma’s thuis
Gekoppeld aan het VVE programma dat aan de kinderen wordt aangeboden, ontvangen de ouders een ouderprogramma. Voor ouders van geïndiceerde VVE kinderen betreft dit een uitgebreider programma.
In de meeste gevallen zal het hierbij gaan om het programma VVE thuis, dat is opgenomen in de databank van het Nederlands Jeugd Instituut (NJI). Zowel scholing in dit programma als de kosten van het materiaal kunnen door de gemeente worden vergoed. We gaan er daarbij vanuit dat het programma op ‘intensieve locaties’ wordt uitgevoerd en ouders van ander locaties kunnen aanhaken. Daarbij kan samenwerking gezocht worden met het WIJ-team. Aanvragen voor scholing en materiaalkosten kunnen alleen voor het VVE thuis programma en alleen voor locaties met groepen waarvan 20% of structureel 4 kinderen een VVE indicatie hebben worden aangevraagd.