Organisatie | Maassluis |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Raadsbesluit tijdelijke regels Wet investeren in jongeren gemeente Maassluis |
Citeertitel | Onbekend |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen.
Onbekend
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
12-10-2009 | 26-11-2014 | aard van wijziging | 29-09-2009
| kenmerk voorstel |
Hoofdstuk 1 Raadsbesluit tijdelijke regels Wet investeren in jongeren gemeente Maasluis
Paragraaf 2 Toepasselijkheid verordeningen WWB
De regels met betrekking tot de inhoud van het werkleeraanbod, bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel a, van de wet, luiden als volgt:
De voorzieningen die op grond van de Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Maassluis 2004 aan personen als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Wet werk en bijstand, kunnen worden aangeboden, kunnen door het college worden ingezet voor het vaststellen van de inhoud van het werkleeraanbod
Artikel 4 Het bestrijden van misbruik en oneigenlijk gebruik
De regels met betrekking tot het bestrijden van misbruik en oneigenlijk gebruik, bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel c, van de wet, luiden als volgt:
De in de Verordening Handhaving Wet werk en bijstand Nieuwe Waterweg Noord 2004 gestelde regels zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 5 Cliëntenparticipatie
De regels met betrekking tot de wijze waarop jongeren of hun vertegenwoordigers worden betrokken bij de uitvoering van de wet, luiden als volgt:
De in de Verordening Cliëntenparticipatie Wet werk en bijstand en sociale werkvoorziening gemeente Maassluis 2008 gestelde regels zijn van overeenkomstige toepassing.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Maassluis, gehouden op 29 september 2009,
De griffier, De voorzitter,
mr R. van der Hoek J.A. Karssen
Toelichting 1 Algemene toelichting
Op 1 oktober 2009 treedt de Wet investeren in jongeren (WIJ) in werking. Het college is belast met de uitvoering van de WIJ. De gemeenteraad daarentegen dient een vijftal verordeningen vast te stellen (art. 12 WIJ). Het vaststellen van een gemeentelijke verordening vergt echter tijd, temeer als daaraan een proces van beleidsvorming vooraf moet gaan. In het kader van de WIJ dient het ontwikkelen van visie en beleid met betrekking tot de verschillende onderdelen van de wet, maar in het bijzonder over de invulling van het werkleeraanbod zorgvuldig te geschieden. Het is niet haalbaar om de verordeningen voor 1 oktober 2009 vast stellen, wanneer men het daaraan gekoppelde besluitvormingsproces zorgvuldig wil doorlopen. Om die reden wordt een tijdelijke regeling vastgesteld, waarmee tot de datum waarop de verordeningen in werking treden voldaan wordt aan de opdracht tot regelstelling. Dit ‘Raadsbesluit tijdelijke regels Wet investeren in jongeren’ voorziet in (tijdelijke) regels als bedoeld in artikel 12 WIJ, met betrekking tot:• de inhoud van het werkleeraanbod;• het verlagen van de inkomensvoorziening;• het bestrijden van misbruik en oneigenlijk gebruik;• de betrokkenheid van jongeren bij de uitvoering van de wet en• het verhogen of verlagen van de norm of de toeslag.
Uitgangspunt van deze tijdelijke regeling is dat daarmee gerealiseerd wordt dat de WIJ in eerste aanleg zoveel mogelijk WWB-conform wordt uitgevoerd op de onderdelen waarvoor een verordeningsplicht geldt. Dat sluit enerzijds aan bij de reeds bestaande uitvoeringspraktijk en anderzijds bij het uitgangspunt dat de WIJ op de onderdelen normensystematiek, maatregelen, vaststellen inkomen en vermogen, terug- en invordering en verhaal, identiek zou moeten zijn aan de WWB. Met het vaststellen van dit Raadsbesluit wordt de bestaande uitvoeringspraktijk in het kader van de Wet werk en bijstand dus zoveel mogelijk voortgezet voor jongeren die een beroep doen op een werkleeraanbod in het kader van de WIJ. De wijze waarop dat vorm gegeven is, is dat waar mogelijk, de betreffende WWB-verordening, of bepalingen uit die verordening, van overeenkomstige toepassing wordt verklaard.
Artikel 1. BegripsbepalingenDit spreekt voor zich. Ter verbetering van de leesbaarheid wordt de Wet investeren in jongeren in dit Raadsbesluit aangeduid met ‘de wet’.
Artikel 2. Werkleeraanbod Het simpelweg bepalen dat de Reïntegratieverordening WWB van overeenkomstige toepassing is, kan knelpunten opleveren. Omdat met de WIJ een recht op werkleeraanbod wordt gerealiseerd en een paradigmawisseling is beoogd, is het uitgangspunt en daarmee ook de inhoud van de nog vast te stellen ‘Verordening m.b.t. de inhoud van het werkleeraanbod’ duidelijk afwijkend van de Re-integratieverordening WWB. Het gaat immers niet langer om een niet afdwingbare aanspraak op voorzieningen (art. 10 WWB) maar om een afdwingbaar recht op een werkleeraanbod. Onderdelen van de Re-integratieverordening die in ieder geval wel bruikbaar zijn, zijn de bepalingen die zien op de inhoud van de aan te bieden voorzieningen. Met het eerste lid wordt de inzetbaarheid van die voorzieningen voor het college ten behoeve van jongeren binnen het kader van de WIJ gerealiseerd. Uitzonderingen daarop zijn vermeld in het tweede lid. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de aldaar genoemde voorzieningen niet kunnen worden ingezet voor jongeren, omdat hun afstand tot de arbeidsmarkt nog niet zodanig groot is dat dergelijke voorzieningen beschikbaar zouden moeten worden gesteld, ter invulling van het werkleeraanbod.
Artikel 3. Het verlagen van de inkomensvoorzieningHet wettelijk kader voor het verlagen van de inkomensvoorziening, wijkt enigszins af van het kader dat geldt voor het verlagen van de bijstand. De bevoegdheid om de bijstand te verlagen wegens tekortschietend besef van verantwoordelijkheid (art. 18, tweede lid WWB), ontbreekt in de WIJ. Daar staat tegenover dat in artikel 45 WIJ een aantal verplichtingen is geformuleerd, dat niet met zoveel woorden in de WWB is vastgelegd maar wel aanleiding kan geven tot verlaging. Het betreft de verplichtingen die betrekking hebben op het vaststellen en uitvoeren van het werkleeraanbod. Omdat deze verplichtingen overeenkomsten vertonen met de verplichting om gebruik te maken van een voorziening als bedoeld in artikel 10 WWB, kan worden overwogen de regels die daarover in de Maatregelenverordening WWB zijn vastgelegd, van overeenkomstige toepassing te verklaren. Daarvan uitgaande zijn in artikel 3 de volgende onderdelen van de Maatregelenverordening WWB van overeenkomstige toepassing verklaard:• algemene bepalingen (bijv. over samenloop);• regels over schending van de inlichtingenplicht;• regels met betrekking tot zeer ernstige misdragingen en• regels ten aanzien van schending van de verplichting om gebruik te maken van voorzieningen.
Artikel 4. Het bestrijden van misbruik en oneigenlijk gebruikDe regels die zijn gesteld in de Handhavingsverordening WWB zullen doorgaans zonder problemen van overeenkomstige toepassing kunnen worden verklaard. Het beleid inzake het bestrijden van misbruik en oneigenlijk gebruik kan eveneens toegepast worden op jongeren.
Artikel 5. CliëntenparticipatieDe wijze waarop jongeren betrokken worden bij de uitvoering van de WIJ kan op voorhand op dezelfde wijze geschieden als in de WWB. Door het van overeenkomstige toepassing verklaren van de Verordening cliëntenparticipatie WWB en WSW wordt gerealiseerd dat de vormen van participatie die in die verordening zijn vastgelegd en de daarvoor gestelde regels evenzeer voor jongeren gelden. Met andere woorden: de uitvoering van de WIJ wordt ook tot het takenpakket van de cliëntenraad gerekend en de raad vertegenwoordigt ook de jongeren. De regels over de samenstelling en werkwijze van deze raad gelden ook in het kader van de uitvoering van de WIJ.
Artikel 6. Het verhogen en verlagen van de normHet wettelijk kader in de WIJ met betrekking tot het verhogen of verlagen van de norm of de toeslag is niet identiek aan dat van de WWB. De leeftijdsverlaging voor 21- en 22-jarigen is uit de WWB geschrapt (art. 29 WWB). Aanpassing van de Toeslagenverordening WWB kan echter pas plaatsvinden met ingang van 1 juli 2010, omdat jongeren die op 30 september 2009 een algemene bijstandsuitkering ontvangen, die nog houden tot uiterlijk 1 juli 2010. Omdat voor het overige het wettelijk kader binnen WWB en WIJ identiek is, kan de Toeslagenverordening in haar geheel van overeenkomstige toepassing worden verklaard.
Artikel 7. Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausuleHet is van belang om een regeling op te nemen die voorziet in de bevoegdheid van het college om eventuele leemtes op te vullen en besluiten te nemen in de geest van de WIJ én dit Raadsbesluit als onverhoopt blijkt dat daar toch niet expliciet in is voorzien. Bedacht moet daarbij wel worden dat deze bepaling geen grondslag vormt voor het nemen van een belastend besluit. Daarvoor moet een eenduidige en expliciet benoemde concrete grondslag in regelgeving zijn opgenomen.
In de bevoegdheid om afwijkende besluiten te nemen in geval van onbillijkheden van overwegende aard is voorzien in het tweede lid. Niet altijd valt volledig uit te sluiten dat een grofmazige ‘van overeenkomstige toepassing verklaring’ onder omstandigheden nadelig kan uitwerken voor een jongere. In dergelijke gevallen moet het mogelijk zijn om van dit Raadsbesluit afwijkende besluiten te nemen die in het voordeel van de jongere zijn.
Artikel 8. Inwerkingtreding en geldingsduurDe inwerkingtreding valt uiteraard samen met de inwerkingtreding van de WIJ. Mocht de vaststelling en inwerkingtreding van dit Besluit niettemin later plaatsvinden, dan kan in terugwerkende kracht worden voorzien, hoewel dat geen grondslag kan verschaffen aan het nemen van belastende besluiten met betrekking tot feiten en omstandigheden die plaatsvinden tot de datum waarop de regeling in werking treedt.
Het betreft een tijdelijke regeling. Omdat de einddatum nog niet concreet gesteld kan worden, is het volgende bepaald: de artikelen 2 tot en met 6 (waarmee tijdelijk in de verordeningsplicht wordt voorzien) vervallen ieder voor zich op het moment waarop de betreffende WIJ-verordening(en) worden vastgesteld. Zodra al deze artikelen zijn vervallen, vervalt de regeling in haar geheel.