Organisatie | Maassluis |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Speelautomatenverordening voor de gemeente Maassluis |
Citeertitel | Speelautomatenverordening |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen.
Wet op de Kansspelen, artikel 30, 31 en 32 Gemeentewet, artikel 147 Algemene wet bestuursrecht
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
03-02-2001 | aard van de wijziging | 01-01-1901 Onbekend | kenmerk voorstel |
De raad der gemeente Maassluis;gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 11 juli 2000;bijlage nr. 6.6;
gelet op het bepaalde in artikel 30, 31 en 32 van de Wet op de Kansspelen, artikel 147 van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht;
vast te stellen de Speelautomatenverordening voor de gemeente Maassluis;
Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen
Artikel 1.1 Begripsbepalingen:
1. voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder: a. de Wet: de Wet op de Kansspelen;b. horecabedrijf: een horecabedrijf als bedoeld in artikel 3 eerste lid onder a. van de Drank- en Horecawet;c. inrichting: een inrichting als bedoeld in artikel 1 eerste lid van de Drank- en Horecawet;d. lokaliteit: een lokaliteit als bedoeld in artikel 1 eerste lid onder b. van het Besluit inrichtingseisen Drank- en Horecawet.e. hoogdrempelige inrichting: een inrichting als bedoeld in artikel 30 van de Wet.f. laagdrempelige inrichting: een inrichting als bedoeld in artikel 30 van de Wet.g. Speelautomaat: een speelautomaat als bedoeld in artikel 30 van de Wet. h. Behendigheidsautomaat: een speelautomaat als bedoeld in artikel 30 van de Wet. i. Kansspelautomaat: een speelautomaat als bedoeld in artikel 30 van de Wet. j. Speelautomatenhal: een inrichting als bedoeld in artikel 30 van de Wet.
Ingevolge artikel 30b. van de Wet is het verboden zonder vergunning van de burgemeester een of meer speelautomaten aanwezig te hebben: a. op of aan de openbare weg;b. op voor het publiek toegankelijke plaatsen;c. in niet voor het publiek toegankelijke inrichtingen, waarvoor een vergunning ingevolge artikel 3 eerste lid onder a. of c., van de Drank- en Horecawet is vereist of waarvan de ondernemer inschrijfplichtig is bij het Bedrijfschap Horeca.
De hierboven genoemde vergunningsverplichting is niet van toepassing op: a. behendigheidsautomaten op kermissen, ook indien zij niet behoren tot de ingevolge artikel 30a. tweede lid van de Wet aangewezen typen van speelautomaten;b. speelautomaten op publiek toegankelijke plaatsen, uitsluitend ten behoeve van het verkopen daarvan of van het krachtens een vergunning als bedoeld in artikel 30h., eerste lid van de Wet in gebruik geven daarvan aan anderen ten behoeve van de uitoefening van hun bedrijf.
Hoofdstuk 3 Hoogdrempelige inrichtingen
Artikel 3.1 maximum aantal kansspelautomaten per hoogdrempelige inrichting.
Ingevolge artikel 30c. lid 2 sub b. van de Wet kan de burgemeester vergunning verlenen voor de plaatsing van maximaal twee kansspelautomaten in een hoogdrempelige inrichting.
Artikel 3.2 maximum aantal behendigheidsautomaten per hoogdrempelige inrichting.
a. De burgemeester kan ten behoeve van een hoogdrempelige inrichting een vergunning verlenen voor het plaatsen van één behendigheidsautomaat indien in de betreffende inrichting slechts één kansspelautomaat is geplaatst. b. De burgemeester verleent geen vergunning voor het plaatsen van een behendigheidsautomaat indien reeds een vergunning is verleend voor het plaatsen van twee kansspelautomaten in een hoogdrempelige inrichting. c. Onverminderd het bepaalde in artikel 3.1 en 3.2 onder a. en b. kan de burgemeester per hoogdrempelige inrichting voor maximaal twee speelautomaten vergunning verlenen.
Hoofdstuk 6 Voorschriften en beperkingen aanwezigheidsvergunning
Aan de te verlenen vergunningen zoals genoemd in hoofdstuk 3, onder artikel 3.1 en onder artikel 3.2 lid a. en in hoofdstuk 4, onder artikel 4.1 en artikel 4.2, worden de volgende voorschriften en beperkingen verbonden:a. In de inrichting mogen alleen speelautomaten worden opgesteld, welke in eigendom toebehoren aan personen die in het bezit zijn van een exploitatievergunning. Bij de aanvraag voor het verkrijgen van een vergunning genoemd onder hoofdstuk 3, onder artikel 3.1 en onder artikel 3.2 lid a. en in hoofdstuk 4, onder artikel 4.1 en artikel 4.2 dient de aanvrager dan ook een bewijs hiervan te overleggen; b. de vergunninghouder mag op geen enkele wijze door middel van reclame of enig andere vorm van werving het aanwezig hebben van (een) speelautoma(a)t(en) kenbaar maken;c. de vergunning is slechts van toepassing op toegelaten speelautomaten;d. de vergunning kan te allen tijde worden ingetrokken, indien de bepalingen van de wet en de aan de vergunning verbonden voorschriften worden overtreden;.e. de vergunninghouder wordt geacht de aan de vergunning verbonden voorwaarden te hebben aanvaard;f. de vergunning kan te allen tijde worden gewijzigd of ingetrokken; g. deze vergunning dient in de inrichting aanwezig te zijn.