Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Maassluis

Verordening overleg lokaal onderwijsbeleid 1999-6

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMaassluis
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening overleg lokaal onderwijsbeleid 1999-6
CiteertitelVerordening overleg lokaal onderwijsbeleid
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet op het primair onderwijs
  2. Wet op de expertisecentra
  3. Wet op het voortgezet onderwijs

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

06-05-1999aard van de wijziging

06-05-1999

Onbekend

kenmerk voorstel

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening overleg lokaal onderwijsbeleid 1999-6

De raad van de gemeente Maassluis;gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 19 april 1999, bijl. nr. 3.8;gelet op de bepalingen over het op overeenstemming gericht overleg in de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs;gezien het gevoerde overleg met de vertegenwoordigers van de schoolbesturen;overwegende, dat het noodzakelijk is een regeling vast te stellen voor het overleg tussen de gemeente en de schoolbesturen over het lokaal onderwijsbeleid;besluit:vast te stellen de volgende: “Verordening overleg lokaal onderwijsbeleid”. 

Hoofdstuk 1 BEGRIPSBEPALINGEN.

Artikel 1 BEGRIPSBEPALINGEN.

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    schoolbestuur: het bevoegd gezag van een volgens de Wet op het primaironderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs bekostigde openbare of bijzondere school voor basisonderwijs, speciale school voor basisonderwijs, voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs/voor algemeen voortgezet onderwijs/voor voorbereidend beroepsonderwijs, die gelegen is op het grondgebied van de gemeente;

  • b.

    advies: het advies van de Onderwijsraad als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • c.

    burgemeester en wethouders: het college van burgemeester en wethouders;

Hoofdstuk 2 OVERLEG.

Paragraaf 2.1 BESTUURLIJK OVERLEG LOKAAL ONDERWIJSBELEID.

Artikel 2 Functie bestuurlijk overleg.

  • 1

    Er is een overlegorgaan lokaal onderwijsbeleid waarin burgemeester en wethouders met de vertegenwoordigers van alle schoolbesturen overleg voeren over de voorbereiding en uitvoering van het lokaal onderwijsbeleid.

  • 2

    In het bestuurlijk overleg komen aan de orde:

    • a.

      de onderwerpen waarop het op overeenstemming gericht overleg vantoepassing is als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs;

    • b.

      overige onderwerpen van overleg aangaande het lokaal onderwijsbeleid.

  • 3

    Op de onderwerpen, als genoemd in het tweede lid onder b, is artikel 9 niet van toepassing.

Artikel 3 Samenstelling bestuurlijk overleg/openbaarheid vergaderingen.

  • 1

    De schoolbesturen kunnen zich laten vertegenwoordigen in het bestuurlijk overleg. Een schoolbestuur wijst daartoe twee vertegenwoordigers aan, die namens dit schoolbestuur het overleg voeren.

  • 2

    Schoolbesturen kunnen zich gezamenlijk laten vertegenwoordigen in het bestuurlijk overleg. Ze wijzen daartoe één vertegenwoordiger aan.

  • 3

    De portefeuillehouder onderwijs vertegenwoordigt burgemeester en wethouders in het bestuurlijk overleg. De portefeuillehouder onderwijs fungeert als voorzitter van het bestuurlijk overleg.

  • 4

    Het bestuurlijk overleg is openbaar.

  • 5

    Wanneer één der leden het nodig acht, kan over een onderwerp worden vergaderd met gesloten deuren. Indien dit kenbaar is gemaakt tijdens de voorbereiding van het bestuurlijk overleg als bedoeld in artikel 4, wordt in de uitnodiging voor het overleg vermeld ten aanzien van welk onderwerp of welke onderwerpen van de agenda in beslotenheid wordt vergaderd.

Artikel 4 Derden.

Derden tevens adviseur kunnen, indien de voorzitter van het bestuurlijk overleg of één vertegenwoordiger van de schoolbesturen, genoemd in artikel 3, dit wenst, deelnemen aan een overleg. 

Artikel 5 Uitnodiging.

  • 1

    Alvorens burgemeester en wethouders een voorstel aan de raad doen over een onderwerp in de zin van artikel 2 tweede lid, zenden zij de voorgenomen inhoud van dit voorstel met een toelichting daarop en de inventarisatie, als bedoeld in artikel 7 eerste lid, toe aan alle schoolbesturen.

  • 2

    De toezending geschiedt onder bekendmaking van de plaats, de datum en het tijdstip waarop het overleg hierover zal aanvangen. Tussen de datum van de toezending van het voorstel en de datum van het overleg liggen ten minste drie weken.

  • 3

    De schoolbesturen die niet deelnemen aan het overleg kunnen voor de datum van dit overleg hun zienswijzen schriftelijk kenbaar maken aan burgemeester en wethouders. Burgemeester en wethouders stellen de deelnemers aan dit overleg hiervan in kennis.

Artikel 6 Secretariaat.

Burgemeester en wethouders voeren het secretariaat van het bestuurlijk overleg.

Artikel 7 Voorbereidingsgroep.

  • 1

    Burgemeester en wethouders kunnen een voorbereidingsgroep met een structureel karakter instellen. Aan deze voorbereidingsgroep nemen vertegenwoordigers van de schoolbesturen en burgemeester en wethouders deel. Bijeenkomsten van deze groep gaan vooraf aan het bestuurlijk overleg en dienen ter voorbereiding hierop. De voorbereidingsgroep rondt haar werkzaamheden af met een voorstel voor het bestuurlijk overleg en een inventarisatie van de onderwerpen waarover al dan niet overeenstemming is bereikt. Per onderwerp wordt aangegeven of het gaat om een onderwerp als bedoeld in artikel 2, tweede lid onder a.

  • 2

    Burgemeester en wethouders kunnen de voorbereidingsgroep belasten met de voorbereiding van de agenda voor het bestuurlijk overleg. De voorbereidingsgroep gaat dan na welke onderwerpen op welk tijdstip in het bestuurlijk overleg aan de orde kunnen komen. Op grond hiervan stellen burgemeester en wethouders de agenda voor het bestuurlijk overleg op.

Artikel 8 Werkgroepen.

Werkgroepen kunnen op voorstel van de voorbereidingsgroep of het bestuurlijk overleg door burgemeester en wethouders worden ingesteld.

Paragraaf 2.3 UITVOERING OVERLEG.

Artikel 9 Advies Onderwijsraad.

  • 1

    Indien één of meer schoolbesturen of burgemeester en wethouders een advies wensen over een onderwerp waarop het op overeenstemming gericht overleg van toepassing is, maken ze dit uiterlijk kenbaar in het overleg waarin het onderwerp in finale zin aan de orde is. Dit gebeurt aan de hand van een schriftelijk gemotiveerde omschrijving van het onderwerp waarover het advies wordt verwacht. Hierbij wordt tevens het verband aangegeven tussen het onderwerp en de vrijheid van richting en de vrijheid van inrichting van het onderwijs.

  • 2

    Alle vertegenwoordigers krijgen in het overleg de gelegenheid hun zienswijzen naar voren te brengen over het verzoek om advies.

  • 3

    Burgemeester en wethouders zijn belast met de indiening van een verzoek om advies. Zij doen dit uiterlijk twee weken na afloop van het overleg. Daarbij informeren zij tevens de Onderwijsraad over de in het tweede lid bedoelde zienswijzen.

  • 4

    De wettelijke termijn voor het uitbrengen van advies wordt opgeschort met ingang van de dag waarop de Onderwijsraad burgemeester en wethouders uitnodigt het verzoek voor het uitbrengen van het advies aan te vullen met de gegevens die hij nodig heeft voor een goede vervulling van zijn taak, tot de dag waarop het verzoek is aangevuld.

  • 5

    De raad neemt gedurende de termijn voor het uitbrengen van het advies geen besluit over het onderwerp waarover advies is gevraagd.

  • 6

    Burgemeester en wethouders zenden zo spoedig mogelijk een afschrift van het uitgebrachte advies toe aan alle schoolbesturen. Indien het geheel of gedeeltelijk opvolgen van het advies zou leiden tot één of meer inhoudelijke bijstellingen van het voorstel over een onderwerp waarover advies is gevraagd, worden de schoolbesturen bij de toezending van het afschrift van het advies uitgenodigd voor nader overleg. In alle andere gevallen beoordelen burgemeester en wethouders of nader overleg over het advies wenselijk is. Zij geven dit aan bij de toezending van het afschrift van het advies.

  • 7

    Het overleg, als bedoeld in het vorige lid, vindt binnen vier weken plaats nadat het advies is uitgebracht. Burgemeester en wethouders informeren de raad over dit overleg in de vorm van een aanvulling op het verslag als bedoeld in artikel 10. 

Artikel 10 Verslaglegging; informeren raad.

  • 1

    Burgemeester en wethouders maken een verslag van het overleg.

  • 2

    Het verslag bevat een overzicht van de besproken onderwerpen, waarbij per onderwerp wordt aangegeven:

    • a.

      of het bepaalde in artikel 2, tweede lid, onder a. of b. van toepassing is;

    • b.

      of volledige, geen volledige of geen overeenstemming is bereikt;

    • c.

      de in het overleg door de deelnemers naar voren gebrachte zienswijzen en - indien van toepassing - de zienswijzen als bedoeld in artikel 5, derde lid;

    • d.

      de door de portefeuillehouder onderwijs in het overleg toegezegde wijzigingen in het oorspronkelijke voorstel.Indien artikel 9, eerste lid van toepassing is, wordt hiervan eveneens een weergave opgenomen in het verslag.

  • 3

    Het bestuurlijk overleg stelt het verslag vast. In afwijking hiervan kunnen burgemeester en wethouders spoedheidshalve het verslag ter commentaar toezenden aan de schoolbesturen. Binnen 10 dagen na de dag waarop het concept-verslag is toegezonden, maken de schoolbesturen die deel hebben genomen aan het overleg schriftelijk hun opmerkingen over het concept van het verslag kenbaar. Burgemeester en wethouders stellen het verslag vast met inachtneming van de opmerkingen.

  • 4

    Burgemeester en wethouders brengen het verslag gelijktijdig met het voorstel over het onderwerp ter kennis van de raad. Voorzover burgemeester en wethouders afwijken van de tijdens het overleg naar voren gebrachte zienswijzen, wordt dit gemeld in het voorstel aan de raad. Daarbij geven zij de redenen aan van het niet of niet geheel overnemen van deze zienswijzen.

Artikel 11 Heropening overleg.

  • 1

    Indien uit het oordeel van de betrokken raadscommissie over het voorgenomen voorstel aan de raad over een onderwerp blijkt dat de meerderheid van de raadscommissie of een deel van de raadscommissie dat volgens burgemeester en wethouders geacht wordt een meerderheid in de raad te vertegenwoordigen, van oordeel is dat het voorstel inhoudelijk bijstelling behoeft, dan kan een heropening van het overleg plaatsvinden. Burgemeester en wethouders beslissen daarover. Zij heropenen het overleg in ieder geval indien de inhoudelijke bijstelling betrekking heeft op een onderwerp als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a., waarover overeenstemming in het overlegorgaan was bereikt.

  • 2

    Indien burgemeester en wethouders het overleg heropenen, dan roepen zij het bestuurlijk overleg zo spoedig mogelijk bijeen, doch uiterlijk vóór het moment waarop de raad een definitief besluit neemt over het onderwerp. In dit overleg hebben de vertegenwoordigers de gelegenheid om hun zienswijze te geven op het oordeel van de raadscommissie. Burgemeester en wethouders informeren de raad over het resultaat van dit overleg in de vorm van een aanvulling op het verslag als bedoeld in artikel 10. De raad betrekt de in dit aanvullend verslag neergelegde zienswijzen bij zijn definitieve besluitvorming over het onderwerp.

Hoofdstuk 3 SLOTBEPALINGEN.

Artikel 12 Beslissing burgemeester en wethouders in gevallen waarin de

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders, gehoord de vertegenwoordigers van de schoolbesturen in het overleg.

Artikel 13 Citeertitel; inwerkingtreding.

De verordening kan worden aangehaald als: Verordening overleg lokaal onderwijsbeleid.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering vande raad der gemeente Maassluis, gehouden op 27 april 1999.

De secretaris, De voorzitter,

 

mr A.J.T. Korthout drs J. Sterkenburg-Versluis. 

Toelichting 1 ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING.

Artikel 1 Begripsbepalingen.Met schoolbesturen worden bedoeld de bevoegde gezagsorganen van alle scholen die liggen op het grondgebied van de gemeente en die vallen onder de reikwijdte van een onderwerp van lokaal onderwijsbeleid waarop het overleg van toepassing is. De verordening gaat uit van de territoriale werking van de regelgeving, dat wil zeggen dat alle rijksbekostigde scholen en nevenvestigingen die gelegen zijn op het grondgebied van de gemeente onder de werking van de verordening vallen.Artikel 2 Functie bestuurlijk overleg.Het bestuurlijk overleg is het orgaan waarbinnen burgemeester en wethouders met de vertegenwoordigers van alle schoolbesturen overleg voeren over de voorbereiding en uitvoering van het lokaal onderwijsbeleid. Voor een aantal onderwerpen is het voeren van op overeenstemming gericht overleg verplicht op grond van wetgeving. Het bestuurlijk overleg is hiervoor het aangewezen orgaan. Daarnaast kan het bestuurlijk overleg zich buigen over andere onderwerpen aangaande het lokaal onderwijsbeleid, waarvoor overleg op grond van de wetgevingniet vereist, maar wel aan te raden is om te kunnen rekenen op een goede samenwerking tussen de schoolbesturen en de gemeente.Partijen moeten zich tot het uiterste inspannen om tot overeenstemming te komen. Er vindt echter geen (finale) besluitvorming plaats in het bestuurlijk overleg. De uiteindelijke besluitvorming vindt plaats in de gemeenteraad. Als volledige overeenstemming is bereikt in het bestuurlijk overleg kan de gemeenteraad alleen goed gemotiveerd van het standpunt van het bestuurlijk overleg afwijken.Indien op een onderwerp het op overeenstemming gericht overleg van toepassing is, dan moet aan een aantal wettelijke eisen worden voldaan. Het gaat dan met name om de mogelijkheid tot het vragen van advies aan de Onderwijsraad.Voor onderwerpen zoals bedoeld in artikel 2 lid 2 sub b. gelden deze eisen niet.Artikel 3 Samenstelling bestuurlijk overleg.Een schoolbestuur is vrij om al of niet deel te nemen aan het bestuurlijk overleg. Indien een bestuur hierin plaatsneemt, wijst het hiervoor twee vertegenwoordigers aan. Hierbij wordt de mogelijkheid geboden dat een vertegenwoordiger namens het bestuur zich laat bijstaan door een of meer adviseurs. Het schoolbestuur bepaalt zelf door wie het zich laat vertegenwoordigen. De vertegenwoordiging hoeft niet persoonsgebonden te zijn. Per onderwerp kan iemand anders worden afgevaardigd.In het tweede lid van dit artikel wordt de mogelijkheid geboden dat schoolbesturen een gezamenlijke vertegenwoordiging aanwijzen. Dit tweede lid kan met name van belang zijn als het bestuurlijk overleg op regionaal niveau wordt vormgegeven, omdat zo de grootte van het overleg beperkt blijft. Voor een effectief overleg is het van belang dat de besturen hun vertegenwoordigers voldoende mandaat geven voor het voeren van het overleg. Daarom dient er voldoende ruimte te zijn om terug te koppelen naar het bestuur dat iemand vertegenwoordigt.Het openbaar onderwijs dat bestuurd wordt door middel van een gemeenschappelijke regeling is in het overleg vertegenwoordigd door een persoon die is aangewezen door het openbaar lichaam van de gemeenschappelijke regeling.In het derde lid is vastgelegd dat de raad de wettelijke opdracht tot het voeren van overleg delegeert aan burgemeester en wethouders door middel van afvaardiging van de portefeuillehouder onderwijs naar het overleg. Deze afvaardiging benadrukt het bestuurlijk karakter van het overleg. Daarom is niet gekozen voor een ambtelijke vertegenwoordiger.Het bestuurlijk overleg kan eventueel ook op regionaal niveau worden vormgegeven. Dit kan met name van belang zijn als het om onderwerpen gaat die de gemeentegrenzen overschrijden. In een dergelijke situatie is het aan te raden om gebruik te maken van de mogelijkheid die in het tweede lid wordt geboden, namelijk dat de schoolbesturen een gezamenlijke vertegenwoordiging aanwijzen, bijvoorbeeld per denominatie.Artikel 4 Derden.Afhankelijk van het onderwerp van het overleg kunnen derden als deelnemer worden toegelaten tot het overleg. Hierbij kan gedacht worden aan de schoolbegeleidingsdienst of welzijnsinstellingen.Voor derden gaat de formule van het op overeenstemming gericht overleg in relatie tot het advies van de Onderwijsraad niet op. De zienswijzen van derden dienen echter wel tot uiting te komen in het verslag van het overleg, zodat ze kunnen worden betrokken bij de definitieve besluitvorming door de raad.Artikel 5 Uitnodiging.Dit artikel waarborgt in procedurele zin dat de schoolbesturen tijdig worden betrokken bij een besluit over een onderwerp waarop het overleg van toepassing is. De genoemde termijn van twee weken biedt de schoolbesturen de ruimte voor de voorbereiding van het overleg. Als er gewerkt wordt met een voorbereidingsgroep zijn de besturen al in een eerder stadium op de hoogte van de inhoud van de voorstellen.De gemeente moet zich ervan op de hoogte stellen dat de geplande datum van het overleg een geschikt tijdstip is voor de overige partijen.Als schoolbesturen niet deelnemen aan het bestuurlijk overleg dan kunnen zij vóór de datum van het overleg hun zienswijze schriftelijk kenbaar maken aan burgemeester en wethouders.Tevens is de gemeente ertoe verplicht om een voorstel te voorzien van een toelichting om zo inzicht te geven in de achtergronden van het voorstel en moet de gemeente aangeven of het gaat om een op overeenstemming gericht overleg. Vertegenwoordigers van schoolbesturen kunnen ook zelf stukken inbrengen voor het overleg.Als het bestuurlijk overleg wordt voorafgegaan door een bijeenkomst van de voorbereidingsgroep is het aan te raden dat in het voorstel van burgemeester en wethouders de resultaten van het overleg in de voorbereidingsgroep worden verwerkt. Dit kan gedaan worden door het voorstel van de voorbereidingsgroep en de inventarisatie van onderwerpen waarover al dan niet overeenstemming is bereikt aan het voorstel toe te voegen. Het overleg hoeft niet in één ronde te worden afgerond;er kan ook een vervolgoverleg worden gehouden. Hieraan zijn geen formele vereisten verbonden.Artikel 6 Secretariaat.Burgemeester en wethouders zijn formeel belast met het secretariaat van het bestuurlijk overleg. In de praktijk zal dit secretariaat worden verzorgd door een ambtenaar.Artikel 7 Voorbereidingsgroep.In dit artikel is sprake van de mogelijkheid tot instelling van een voorbereidingsgroep, waarin vertegenwoordigers van de schoolbesturen en burgemeester en wethouders deelnemen. Instelling ervan kan plaatsvinden op voorstel van een schoolbestuur of van burgemeester en wethouders.In de praktijk zullen burgemeester en wethouders zich in de voorbereidingsgroep ambtelijk laten vertegenwoordigen. Ten aanzien van de aanwijzing van vertegenwoordigers van de schoolbesturen zou het de voorkeur verdienen als aanhet overleg maximaal één vertegenwoordiger per schoolbestuur deelneemt. Indien de voorbereidingsgroep in regionaal verband wordt vormgegeven, is het raadzaam het totaal aantal deelnemers aan de voorbereidingsgroep te beperken.Eén van de taken van de voorbereidingsgroep is het inhoudelijk en technisch voorbereiden van onderwerpen om de bespreking in het bestuurlijk overleg te vergemakkelijken. Bijeenkomsten van de voorbereidingsgroep dienen in de regel voor het bestuurlijk overleg plaats te vinden. De werkzaamheden van de voorbereidingsgroep worden afgerond door het presenteren van een voorstel voor het bestuurlijk overleg en/of door een inventarisatie van onderwerpen waarover al dan niet overeenstemming is bereikt. Een aanvullende taak van de voorbereidingsgroep kan zijn sturing te geven aan eventuele werkgroepen die op grond van artikel 8 kunnen worden ingesteld.In het tweede lid van het artikel is vastgelegd dat burgemeester en wethouders de voorbereidingsgroep kunnen belasten met de voorbereiding van de agenda voor het bestuurlijk overleg. De voorbereidingsgroep gaat dan na welke onderwerpen op welk tijdstip in het bestuurlijk overleg aan de orde kunnen komen. Op deze manierwordt een planning opgesteld waarmee een ieder rekening kan houden.Artikel 8 Werkgroepen.Burgemeester en wethouders kunnen op voorstel van de voorbereidingsgroep of het bestuurlijk overleg werkgroepen instellen. De werkgroepen dienen vooral ter ondersteuning van de voorbereidingsgroep. Voor elk onderwerp van overleg betreffende het lokaal onderwijsbeleid is het mogelijk een afzonderlijke werkgroep in te stellen. Voor het achterstandenbeleid kan gedacht worden aan de vorming van twee werkgroepen die zich bezighouden met problemen van kinderen die zich in de leeftijdsfase 0-12 jaar en 12-18 jaar bevinden. Werkgroepen kunnen bestaan uit vertegenwoordigers van schoolbesturen (eventueel directeuren), de schoolbegeleidingsdienst, ambtenaren en deskundigen. Het aantal deelnemers van de werkgroep zou beperkt moeten worden tot maximaal acht leden. De inbreng vanuit het veld dient zo groot mogelijk te zijn. De werkgroepen worden aangestuurd door de voorbereidingsgroep. Bij de taken van de werkgroepen kan gedacht worden aan:inventarisatie van knelpunten voor de verschillende doelgroepen;aandragen en uitwerken van oplossingsrichtingen voor de knelpunten.Juist de werkgroepen lenen zich bij uitstek voor regionale samenwerking. Op deze manier kan een gezamenlijke aanpak voor gemeentegrensoverstijgende problemen worden bedacht en kan lokaal onderwijsbeleid tussen de gemeenten onderling worden afgestemd. Uitvoering van plannen kan vervolgens op regionaal of lokaal niveau plaatsvinden.Artikel 9 Advies Onderwijsraad.Dit artikel gaat in op de rol van de Onderwijsraad. Als het lokaal onderwijsbeleid inzake huisvesting, schoolbegeleiding, achterstandenbeleid en OALT de grondwettelijke vrijheid van richting en vrijheid van inrichting van het onderwijs raakt, is er een rol weggelegd voor de Onderwijsraad. De Onderwijsraad dient dan niet gezien te worden als een geschillenbeslechter, maar als adviseur van de lokale overheid.Artikel 9 regelt de procedure voor het inschakelen van de Onderwijsraad als het gaat om een onderwerp waarop het op overeenstemming gericht overleg van toepassing is. Als een schoolbestuur zich beroept op strijdigheid met de grondwettelijke aspecten van onderwijsvrijheid, dan geldt een verplichting voor de gemeente om advies te vragen aan de Onderwijsraad. Vooropgesteld moet worden dat er duidelijkheid bestaat over de beweegredenen van de betrokken partij die het advies van de Onderwijsraad wil inwinnen.De adviestermijn van de Onderwijsraad bedraagt vier weken. Deze termijn wordt opgeschort als de Onderwijsraad op redelijke gronden aanvullende gegevens nodig heeft voor het uitbrengen van het advies (vierde lid).Op de advisering door de Onderwijsraad is hetgeen in algemene zin over advisering is geregeld in de Algemene Wet Bestuursrecht van toepassing. Zo kan de gemeenteraad een besluit nemen over een onderwerp waarop het overleg van toepassing is indien de Onderwijsraad het advies niet binnen vier weken uitbrengt (artikel 3:6). Daarnaast is de gemeenteraad verplicht om, al dan niet op verzoek, de gegevens beschikbaar te stellen die de Onderwijsraad nodig heeft voor het uitbrengen van het advies (artikel 3:7). Wanneer de gemeenteraad afwijkt van het advies van de Onderwijsraad, worden de redenen daarvan vermeld in de motivering (artikel 4:20).Artikel 10 Verslaglegging; informeren raad. Bij de besluitvorming over het onderwerp waarop het overleg van toepassing is zal de raad zich moeten baseren op de argumenten en zienswijzen die in het bestuurlijk overleg naar voren zijn gebracht. De raad moet zich dus een duidelijk beeld kunnen vormen van datgene dat in het bestuurlijk overleg is besproken. De verordening voorziet in deze behoefte door te bepalen dat het verslag van het bestuurlijk overleg wordt toegezonden aan de raad. Per onderwerp zal in het verslag moeten worden aangegeven of het gaat om een onderwerp waarop het overeenstemming gericht overleg van toepassing is en of over het onderwerp overeenstemming is bereikt. Als de zienswijzen van de verschillende deelnemers aan het bestuurlijk overleg niet zijn overgenomen in het voorstel dat aan de raad wordt voorgelegd, dan dienen burgemeester en wethouders dit gemotiveerd te melden.Artikel 11 Heropening overleg.In dit artikel wordt geregeld in welke gevallen het bestuurlijk overleg kan worden heropend. Dit is mogelijk indien de meerderheid van de leden van de raadscommissie van mening is dat het voorstel inhoudelijk moet worden bijgesteld. Burgemeester en wethouders zijn ertoe verplicht het overleg te heropenen als het bovenstaande betrekking heeft op een onderwerp waarvoor op overeenstemming gericht overleg vereist is.In het geval van heropening van het bestuurlijk overleg wordt het voorstel van burgemeester en wethouders, al dan niet bijgesteld naar aanleiding van de behandeling in deraadscommissie, doorgestuurd naar de raad. Het resultaat van het heropende overleg kan ter kennis worden gebracht van de raad, die dit bij de uiteindelijke besluitvorming zal betrekken. De raad is op deze wijze het hoogste bestuursorgaan in de gemeente en neemt alles afwegend een finale beslissing.Artikel 12 Beslissing burgemeester en wethouders in gevallen waarin deverordening niet voorziet.Burgemeester en wethouders nemen een beslissing als de verordening in bepaalde zaken niet voorziet. Over deze zaken dienen burgemeester en wethouders echter wel de andere partijen in het bestuurlijk overleg te horen. Uit dit overleg kan bijvoorbeeld blijken dat bepaalde zaken nader moeten worden geregeld in de vorm van een reglement van orde, een huishoudelijk reglement of iets dergelijks. Daarnaast kan het zijn dat bepaalde zaken via een aan de raad voor te leggen wijziging vastgelegd moeten worden in de verordening op het bestuurlijke overleg.