Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Eindhoven

Verordening standplaatsgeld autobusdiensten 2012.

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieEindhoven
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening standplaatsgeld autobusdiensten 2012.
CiteertitelVerordening standplaatsgeld autobusdiensten 2012.
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpBelasting

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 229

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

06-12-201101-01-2013Onbekend

08-11-2011

Gemeenteblad 2011, nr 77

XE11040527

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van standplaatsgeld voor autobusdiensten in de gemeente Eindhoven 2012.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven maakt bekend, dat de raad van de gemeente in zijn vergadering van 8 november 2011 heeft vastgesteld de volgende

Artikel 1. Aard en voorwerp van de heffing.

Onder de naam van "standplaatsgeld voor autobusdiensten" worden overeenkomstig de bepalingen van deze verordening rechten geheven wegens het innemen van een standplaats met een autobus voor het onderhouden van een autobusdienst op een gemeentelijk autobusstation.

Artikel 2. Begripsbepalingen.

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    autobus: een motorrijtuig, ingericht tot het vervoer van meer dan acht personen, de bestuurder daaronder niet begrepen;

  • b.

    autobusdienst: volgens een dienstregeling uitgevoerd vervoer van personen met een autobus, met uitzondering van besloten busvervoer als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b en f van de Wet personenvervoer;

  • c.

    gemeentelijk

    autobusstation: een voor de openbare dienst bestemd, bij de gemeente in beheer en onderhoud zijnd terrein, dat door het college van burgemeester en wethouders is aangewezen voor het innemen van standplaatsen met autobussen, in de zin van artikel 1.

Artikel 3. Belastingplicht.

Belastingplichtig is de ondernemer van de autobusdienst, welke op de in artikel 1 bedoelde wijze standplaats met een autobus inneemt.

Artikel 4. Heffingsgrondslag.

De grondslag, waarnaar het standplaatsgeld wordt geheven, is het aantal standplaatsen, dat door de belastingplichtige op de in artikel 1 bedoelde wijze wordt ingenomen.

Artikel 5. Tarieven.

Het standplaatsgeld bedraagt € 672,-- per ingenomen standplaats per jaar.

Indien een standplaats in de loop van het belastingjaar wordt ingenomen, bedraagt het standplaatsgeld € 56,-- voor elke kalendermaand. Een gedeelte van een maand wordt voor een gehele maand gerekend.

Artikel 6. Belastingjaar.

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7. Ontheffing.

  • 1.

    Indien een standplaats niet of gedurende kortere tijd is ingenomen dan waarvoor standplaatsgeld is geheven wordt aan de belastingplichtige ontheffing van het geheven standplaatsgeld verleend.

  • 2.

    Deze ontheffing bedraagt:

    • a.

      indien de standplaats niet is ingenomen, het gehele bedrag van het daarvoor geheven standplaatsgeld;

    • b.

      indien de standplaats gedurende kortere tijd dan waarvoor standplaatsgeld is geheven is ingenomen, een bedrag van € 56,-- voor elke volle kalendermaand, dat de standplaats niet is ingenomen.

Artikel 8. Wijze van heffing.

Het standplaatsgeld wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9. Tijdstip verschuldigdheid.

Het standplaatsgeld wordt verschuldigd bij de aanvang van het belastingjaar of voorzover de standplaats in de loop van het belastingjaar is ingenomen, met ingang van dat tijdstip.

Artikel 10. Termijn van betaling.

  • 1.

    De aanslagen standplaatsgeld zijn invorderbaar in één termijn, welke vervalt op de laatste dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2.

    Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, voorzover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag.

  • 3.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11 Kwijtschelding.

Bij de invordering van het standplaatsgeld voor autobusdiensten wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders.

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van het standplaatsgeld.

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel.

  • 1.

    De Verordening standplaatsgeld autobusdiensten 2012, vastgesteld bij raadsbesluit van 8 november 2011, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten, die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2012.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening standplaatsgeld autobusdiensten 2012".

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 8 november 2011

Eindhoven, 20 september 2011.

 

Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven,

, burgemeester.

, secretaris.

 

Uitgegeven, 28 november 2011.

Mij bekend,

de gemeentesecretaris van Eindhoven,

mw. drs. P.M. Pistor.

 

jhi/XE11040527