Organisatie | Gelderland |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Uitvoeringsregeling Stadsvernieuwingsfonds Gelderland 1998 |
Citeertitel | Uitvoeringsregeling Stadsvernieuwingsfonds Gelderland 1998 |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp | subsidies, stedelijke vernieuwing, huisvesting |
Geen
Onbekend
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
07-12-2001 | 01-01-2016 | Onbekend | 13-11-2001 Provinciaal Blad 2001/106 | BD2001.17827 |
Vastgesteld bij besluit van Gedeputeerde Staten d.d. 27 februari 1998, nr. RE98.18994 (Provinciaal Blad nr. 1998/23 van 3 maart 1998). Met terugwerkende kracht inwerking getreden op 1 januari 1998. Laatstelijk gewijzigd bij besluit van Gedeputeerde Staten van 13 november 2001, nr. BD2001.17827 (Provinciaal Blad nr. 2001/106 van 6 december 2001). In werking getreden op 7 december 2001.
Hoofdstuk I Wegingssysteem betreffende bedrijfssanering en meeromvattende gebiedsgerichte stads- of dorpsvernieuwing (artikel 5 Verdelingsverordening Provinciaal Stads- en Dorpsvernieuwingsfonds Gelderland 1998)
De onderlinge weging van activiteiten of projecten als bedoeld in artikel 5 van de verdelingsverordening betreffende sanering milieuhinderlijke bedrijven komt in eerste instantie tot stand door het toekennen van de scores op criteria, zoals hierna weergegeven:
Na de scoretoekenning op basis van het bepaalde in het vorige artikel worden de activiteiten of projecten vervolgens beoordeeld op de navolgende aspecten: - het belang van het project voor de afronding van de gemeentelijke stads- of dorpsvernieuwingsopgave; - de relatie met het overige provinciaal beleid (RO-beleid, economisch beleid, enz.); - de bijdrage die het project levert aan het inlopen van een grote woningbouwachterstand en aan het bouwen voor de doelgroepen van het provinciaal volkshuisvestingsbeleid.
Een project met een hoge scoretoekenning kan op grond van deze beoordeling afvallen ten gunste van een project met een lage scoretoekenning.
Hoofdstuk II Nadere criteria met betrekking tot de aanvraag van subsidie en het gemeentelijk meerjarenprogramma (artikel 6 verdelingsverordening)
Ten aanzien van de aanvraag tot subsidie ten behoeve van casco-verbetering van eigen woningen worden de volgende nadere voorwaarden gesteld.
Ten aanzien van de aanvraag tot subsidie ten behoeve van verhuis- en herinrichtingskosten, als onderdeel van meeromvattende gebiedsgerichte stads- of dorpsvernieuwing of verbetering woonomgeving, worden de volgende nadere voorwaarden gesteld.
De aanvraag tot subsidie voor restauratie van woonhuismonumenten (als onderdeel van meeromvattende gebiedsgerichte stads- of dorpsvernieuwing) dient te voldoen aan het bepaalde in artikel19, derde lid, onderdeel b en c van de Subsidieregeling Monumentenfonds Gelderland 1998.
Ten aanzien van subsidieaanvragen ten behoeve van verbouw tot woningen van leegstaande of leegkomende panden in de woonomgeving (verdelingsverordening artikel 7, eerste lid, onderdeel f) worden de volgende nadere voorwaarden gesteld.
De aanvraag betreft de verbouw van een of meer karakteristieke of waardevolle panden, uit historisch of architectonisch oogpunt een meerwaarde hebbend voor de bestaande woonomgeving en constructief in goede staat verkerend. Verbouw van woonhuismonumenten, die vermeld staan op een gemeentelijke monumentenlijst of op de rijkslijst van beschermde monumenten, is niet subsidiabel uit het fonds.
Voorafgaand aan of gelijktijdig met het indienen van de subsidieaanvraag wordt een rapport van een haalbaarheidsonderzoek ingediend. Het haalbaarheidsonderzoek is gericht op het zoeken van de meest optimale oplossing passend bij het gebouw. De randvoorwaarden die aan het onderzoek worden gesteld, worden vooraf in overleg tussen gemeente en provincie vastgelegd.
Het aan de aanvraag ten grondslag liggende gemeentelijk meerjarenprogramma dient:
een reëel beeld te geven van de activiteiten die de gemeente in de eerstkomende vier jaren wil uitvoeren: voorzien van duidelijke prioriteiten, uitvoeringstermijn en onderbouwd met gedetailleerde feitelijke en financiële gegevens (kosten, opbrengsten, geraamde bijdragen derden, gemeentelijk kostenaandeel, enz.);
Hoofdstuk III Maximaal twee honoreerbare aanvragen (artikel 7, derde lid, verdelingsverordening)
In geval van meeromvattende gebiedsgerichte stads- of dorpsvernieuwing wordt onder één subsidie-aanvraag verstaan: alle (deel)activiteiten die in het kader van de integrale gebiedsaanpak worden ondernomen in een bepaald gebied en waarvoor subsidie wordt gevraagd, vormen tezamen één activiteit (project). Onder een subsidieaanvraag van cascoverbetering van woningen wordt verstaan: alle in één kalenderjaar voorgenomen c.q. afgegeven gemeentelijke subsidiebeschikkingen waarvoor subsidie wordt aangevraagd vormen tezamen één activiteit (project).
Hoofdstuk IV Subsidiabele kosten (artikel 8, tweede lid, verdelingsverordening)
Bij de beoordeling van een aanvraag tot subsidie voor een bedrijfsverplaatsing/-amovering of meeromvattende gebiedsgerichte stads- of dorpsvernieuwing, zal een provinciaal subsidie, welke de gemeente ontvangt op grond van de Regeling bedrijfsverplaatsingen, niet worden aangemerkt als een bijdrage van derden, maar als eigen gemeentelijk aandeel worden beschouwd.
Ten aanzien van verplaatsing of amovering van milieuhinderlijke bedrijven in de woonomgeving zijn subsidiabel de kosten die, na aftrek van opbrengsten, bijdragen van derden, etc., ten laste van de gemeente blijven en betrekking hebben op:
de verwerving van opstal en grond (waartoe ook kan worden gerekend de boekwaarde van het onroerend goed vermeerderd met maximaal twee jaar rente), sloop, bedrijfsverplaatsing (voorzover voortvloeiend uit het stads- of dorpsvernieuwingsbelang), verwerving en sloop van direct aangrenzende panden ten behoeve van (vervangende) woningbouw en indicatief bodemonderzoek, voorzover bij al deze kosten sprake is van een sobere en doelmatige uitvoering van de activiteit en de bedrijfsverplaatsing of - amovering niet geschiedt ten behoeve van uitbreiding van het bebouwde gebied;
Ten aanzien van subsidiabele kosten van meeromvattende gebiedsgerichte stads- of dorpsvernieuwing is van overeenkomstige toepassing hetgeen hieromtrent in deze regeling is bepaald ten aanzien van de afzonderlijke categorieën verplaatsing/amovering milieuhinderlijke bedrijven (uitgezonderd de uitsluiting van bodemsanering van subsidie uit het Provinciaal Stads- en Dorpsvernieuwingsfonds), verbetering woonomgeving, verbouw van panden en cascoverbetering eigen woningen. Met betrekking tot de overige subsidiabele deelactiviteiten zij hier verwezen naar hetgeen in deze regeling is bepaald bij artikel 21 (ten aanzien van artikel 19, tweede lid verdelingsverordening). Met betrekking tot de verhuis- en herinrichtingskosten bedraagt het subsidie bovendien maximaal _ 453,78 per woning. Met betrekking tot bodemsanering bedraagt het subsidie ten hoogste _ 113.445,05 per activiteit/ project.
Ten aanzien van verbetering woonomgeving zijn subsidiabel de kosten die, na aftrek van opbrengsten, bijdragen van derden, etc., ten laste van de gemeente blijven en betrekking hebben op de kosten van uitvoering van de verbetering van de fysieke woonomgeving, uitgezonderd de kosten van aanleg, herstel of vervanging van riolering. Indien, in het kader van de verbetering van de woonomgeving, in hetzelfde gebied ook op beperkte schaal verwerving respectievelijk sloop van panden plaatsvindt ten behoeve van nieuwbouw van woningen, zijn verwerving en sloop subsidiabel. Indien verbetering van de woonomgeving gepaard gaat met verbetering van de huurwoningen in hetzelfde gebied, is de gemeentelijke subsidie in de verhuis- en herinrichtingskosten, ten behoeve van de bewoners van de huurwoningen, subsidiabel tot een maximum subsidie van _ 453,78 per woning.
Ten aanzien van cascoverbetering eigen woningen zijn subsidiabel de ten laste van de gemeente blijvende kosten (het gemeentelijk subsidie) ten behoeve van de uitvoering van verbetering van het casco van de woningen.
Bij verbouw van panden, tevens monument zijnde, is de restauratie, de instandhouding van de karakteristieke elementen en het herstel van het casco van het monument niet subsidiabel uit het fonds. Daarvoor kan subsidie worden aangevraagd op grond van de Subsidieregeling Monumentenfonds Gelderland 1998, of op grond van het Besluit rijkssubsidiëring restauratie monumenten.
Hoofdstuk VI Nadere criteria inzake subsidietoekenning verplaatsing of amovering van milieuhinderlijke bedrijven in de woonomgeving (artikel 15 verdelingsverordening)
Hoofdstuk VII Nadere vaststelling overige subsidiabele activiteiten meeromvattende gebiedsgerichte stads- of dorpsvernieuwing
Hoofdstuk VIII Nadere criteria inzake subsidietoekenning meeromvattende gebiedsgerichte stads- of dorpsvernieuwing (artikel 20 verdelingsverordening)
De verhuis- en herinrichtingskosten van bewoners van huurwoningen komt slechts voor subsidie in aanmerking indien de gemeente een verordening heeft vastgesteld, op grond waarvan de betreffende geldelijke steun aan de bewoners (eventueel via de woningcorporatie) kan worden verleend.
De voorbereiding van de activiteit dient voldoende te zijn afgerond (dat wil zeggen dat op het moment van subsidieaanvraag voorzover van toepassing de planologische procedures en de bodemsanering afgerond zijn en woningbouw realiseerbaar is), zodat de uitvoering kan worden gestart in het jaar van aanvraag danwel in het jaar daaropvolgend.
Hoofdstuk IX Nadere criteria inzake subsidietoekenning verbetering woonomgeving (artikel 25 verdelingsverordening)
Er is een zodanige achterstandssituatie, dat het noodzakelijk is ingrijpende maatregelen te nemen, waarbij de woonomgeving een nieuwe inrichting krijgt, in een verouderde gebouwde omgeving. De uit te voeren maatregelen dienen niet te kunnen worden gerekend tot normaal te achten beheer- of onderhoudsmaatregelen.
In geval van door Gedeputeerde Staten noodzakelijk te achten verwerving van onroerend goed ten behoeve van de herinrichting, dient een taxatierapport te worden overgelegd.
De voorbereiding van de activiteit dient voldoende te zijn afgerond (dat wil zeggen dat op het moment van subsidieaanvraag voorzover van toepassing de planologische procedures en de bodemsanering afgerond zijn en subsidiecontingent woningbouw beschikbaar is), zodat de uitvoering kan worden gestart in het jaar van aanvraag danwel in het jaar daaropvolgend.