Organisatie | Eindhoven |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening reinigingsheffingen 2012. |
Citeertitel | Verordening reinigingsheffingen 2012. |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | Belasting |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
06-12-2011 | 01-01-2013 | Onbekend | 08-11-2011 Gemeenteblad 2011, nr. 75 | XE11040513 |
Hoofdstuk II Afvalstoffenheffing.
Artikel 3. Aard van de heffing/belastbaar feit.
Onder de naam "afvalstoffenheffing" wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer (Stb. 1994, 80).
Artikel 5. Maatstaf van heffing en tarief.
De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.
Met betrekking tot de belasting die per jaar wordt geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 9. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang.
Indien de belastingplicht aanvangt in de loop van het belastingjaar, is de belasting bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar bij de aanvang van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt bestaat aanspraak op ontheffing van de belasting bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel, voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar na het einde van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven
Artikel 10. Termijnen van betaling.
In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moet de op grond van artikel 7, eerste lid verschuldigde belasting worden betaald in twee termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, en de volgende termijn twee maanden later.
In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan meer is dan €65,-, doch minder is dan € 9.000,-- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in negen gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
In afwijking van het eerste en tweede lid geldt dat, indien het totale bedrag van de op één aanslagbiljet verenigde bedragen groter dan of gelijk is aan € 9.000,-- dan dient de aanslag in één termijn te worden betaald, welke vervalt op de laatste dag van de maand volgend op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.
Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, voor zover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag.
Hoofdstuk III Reinigingsrechten.
Artikel 11. Aard van de heffing/belastbaar feit.
Onder de naam "reinigingsrechten" worden rechten geheven voor zowel het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen of van voor de openbare dienst bestemde werken of inrichtingen, die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.
De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen, bedoeld in artikel 11, gebruik maakt.
Artikel 13. Maatstaven van heffing en tarieven.
De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in hoofdstuk 2 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.
Artikel 17. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang.
Indien met betrekking tot het recht genoemd in artikel 11, tweede lid, onderdeel a, de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is het recht verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde recht als er in dat jaar na de aanvang van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven.
Indien met betrekking tot het recht genoemd in artikel 11, tweede lid, onderdeel a, de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde recht als er in dat jaar na het einde van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven.
Artikel 18. Termijnen van betaling.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen voor het recht genoemd in artikel 11, eerste lid, onderdeel a, worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op die, welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, en de volgende termijn twee maanden later.
In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan meer is dan €65,-, doch minder is dan € 9.000,-- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in negen gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
In afwijking van het eerste en tweede lid geldt dat, indien het totale bedrag van de op één aanslagbiljet verenigde bedragen groter dan of gelijk is aan € 9.000,-- dan dient de aanslag in één termijn te worden betaald, welke vervalt op de laatste dag van de maand volgend op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet moet de op grond van artikel 11, tweede lid, onderdeel b en c verschuldigde rechten worden betaald op het moment van het uitreiken van de kennisgeving, dan wel ingeval van toezending daarvan, binnen drie weken na dagtekening van de kennisgeving.
Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, voor zover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag.
Hoofdstuk IV Aanvullende bepalingen.
Artikel 20. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders.
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de afvalstoffenheffing en de reinigingsrechten.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 8 november 2011
Eindhoven, 20 september 2011.
Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven,
, burgemeester.
, secretaris.
Uitgegeven, 28 november 2011.
Mij bekend,
de gemeentesecretaris van Eindhoven,
mw. drs. P.M. Pistor.
Hoofdstuk 1 Maatstaven en tarieven afvalstoffenheffing.
Hoofdstuk 1.1 Maatstaven en jaarlijkse tarieven afvalstoffenheffing.
Hoofdstuk 1.2 Maatstaven en overige tarieven afvalstoffenheffing.
Hoofdstuk 2 Maatstaven en tarieven reinigingsrechten.
Hoofdstuk 2.1 Maatstaf en jaarlijks tarief reinigingsrechten.
Hoofdstuk 2.2 Maatstaven en overige tarieven reinigingsrechten.
De bedragen genoemd in deze tabel zijn inclusief omzetbelasting indien deze verschuldigd is.
Behoort bij raadsbesluit van 8 november 2011 tot vaststelling van de Tarieventabel 2012, behorende bij de Verordening reinigingsheffingen 2012.