Organisatie | Breda |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Parkeerverordening Breda 2007 |
Citeertitel | Parkeerverordening Breda 2007 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | parkeren |
Deze regeling vervangt de Parkeerverordening Breda 2005.
Aanwijzingsbesluit op grond Parkeerverordening Breda 2007
Beleidsregel voor bezoekersvergunningen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-10-2013 | 01-10-2013 | Intrekking | 30-09-2013 | 41301 | |
01-09-2007 | 01-10-2013 | Nieuwe regeling | 14-06-2007 Het Stadsblad Breda, 11-07-2007 | 30366 |
De raad van de gemeente Breda;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en het bepaalde bij en krachtens de Wegenverkeerswet 1994;
gezien het voorstel van het college met overname van de daarin vermelde overwegingen;
tot het vaststellen van de "Parkeerverordening Breda 2007" en de bijbehorende toelichting
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen, voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;
Houder: degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (stb. 1994. 475) aangehouden register van opgegeven kentekens was ingeschreven, en die in het bezit is van een geldig rijbewijs. Ook diegene die middels een lease overeenkomst of een verklaring van de werkgever of houderschapsverklaring kan aantonen dat hij de bestuurder is van het motorvoertuig dat ten tijden van het parkeren op naam van de lease maatschappij respectievelijk de werkgever in het hiervoor genoemde register, wordt als houder aangemerkt, mits hij in het bezit is van een geldig rijbewijs;
Houderschapsverklaring; schriftelijke verklaring waarmee houder kan aantonen dat hij de bestuurder is van het motorvoertuig dat ten tijde van het parkeren op naam van de lease maatschappij respectievelijk de werkgever in het hiervoor genoemde register, als houder wordt aangemerkt. Een houderschapsverklaring moet voorzien worden van het rijbewijsnummer van de houder.
Camper of kampeerauto: personen of bedrijfsauto waarvan de constructie een woonaccommodatie bevat die tenminste bestaat uit de volgende uitrusting:
welke vast in de woonafdeling zijn bevestigd, met dien verstande dat de tafel zodanig mag zijn ontworpen dat zij gemakkelijk kan worden verwijderd.
Bedrijfsauto: motorrijtuig op vier of meer wielen, niet zijnde een motorrijtuig met beperkte snelheid, een landbouw- of bosbouwtrekker, een motorrijtuig op vier wielen als bedoeld in onderdeel q (van het Voertuigreglement) of een vierwielige bromfiets, en 1. ingericht voor het vervoer van personen, met meer dan acht zitplaatsen, de bestuurderszitplaats niet meegerekend, of 2. ingericht voor het vervoer van goederen, of 3. ingericht voor het uitvoeren van andere werkzaamheden, of 4. ingericht als kampeerauto; in ieder geval wordt als bedrijfsauto aangemerkt een voertuig dat blijkens het afgegeven kentekenbewijs als bedrijfsauto is aangeduid.
Zwerfvergunning: een door het college verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- en belanghebbendenplaatsen binnen meerdere of alle daartoe vastgestelde vergunninggebieden. De zwerfvergunningen worden onderverdeeld in zakelijke en non-profitvergunningen;
Afdeling II Vergunninggebieden, vergunningen en bezoekersregelingen
Artikel 5 Jaarvergunningen huishoudens
De aanvrager van een huishouden komt in aanmerking voor een jaarvergunning, geldig binnen een conform artikel 3 aangewezen vergunninggebied, indien:
het huishouden niet in aanmerking komt voor een basisvergunning, aangezien het huishouden beschikt over eigen parkeergelegenheid c.q. had kunnen beschikken over eigen parkeergelegenheid, maar de beschikbare parkeerruimte het verlenen van een jaarvergunning naar het oordeel van het college wel toestaat.
Artikel 8 Tijdelijke vergunningen
Bewoners of bedrijven die tijdelijke activiteiten moeten uitoefenen in door het college conform artikel 3, lid 1 aangewezen vergunninggebied en voor de uitoefening van de werkzaamheden naar het oordeel van het college een motorvoertuig nodig hebben, kunnen een tijdelijke vergunning krijgen voor één week of één maand.
Bij het verstrekken van een non-profit zwerfvergunning zal het college jaarlijks, maar in ieder geval voor de onder artikel 2 genoemde datum, een lijst vaststellen van personen/instellingen die naar het oordeel van het college in aanmerking komen voor een dergelijke vergunning. Op deze lijst komen alleen organisaties die naar het oordeel van het college voldoen aan één van de volgende criteria:
Artikel 10 Vergunningen autodate
Bedrijven welke eigenaar en/of houder zijn van een motorvoertuig bestemd voor autodate, waarvan de standplaats is gelegen in een vergunninggebied, hebben recht op een basisvergunning indien de parkeercapaciteit in het gebied het naar het oordeel van het college dat toelaat.
Artikel 12 Prioriteitstelling vergunningverlening
Het college verleent de hiervoor genoemde vergunningen onder de volgende prioriteitsstelling:
Per gebied gaan per categorie (d.w.z. basisvergunning, 1e jaarvergunning, 2e jaarvergunning etc). huishoudens voór bedrijven en wordt bij de uitgifte van vergunningen aan huishoudens, prioriteit gegeven aan huishoudens waarvan de aanvrager in het bezit is van een geldige gehandicaptenparkeerkaart en een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken.
Nadat de onder c genoemde eerste jaarvergunningen zijn verleend, worden, indien de beschikbare parkeercapaciteit dit naar het oordeel van het college toelaat, vervolgens de tweede en daarna de volgende jaarvergunningen per categorie uitgegeven, waarbij de datum van aanvraag de volgorde van uitgifte bepaalt.
Artikel 13 Maximaal aantal vergunningen
Indien een gebouw of een perceel over een aantal parkeerplaatsen beschikt, welke exclusief bestemd zijn voor de gebruikers/bewoners van dat gebouw, zal dit aantal in mindering worden gebracht op het maximale aantal voor dat gebouw of perceel te verstrekken basisvergunningen. Nadat de capaciteit voor dat gebouw of perceel is bepaald op het verschil tussen het aantal potentiële aanvragers en het aantal parkeerplaatsen, zullen alle extra aanvragen voor basisvergunning worden geweigerd.
Artikel 16 Beperkingen en voorschriften vergunningen
Het college kan een vergunning in het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte, de verkeersveiligheid en het gemeentelijk beleid betreffende parkeerregulering onder beperkingen verlenen. De beperkingen kunnen onder andere betreffen het gebied (de parkeerplaats) en/of de dagen en uren waarvoor de vergunning geldt.
Aan een vergunning ingevolge artikel 10 (autodate) kan het college voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer, waaronder mede wordt begrepen het stimuleren van selectief motorvoertuiggebruik.
Artikel 17 Intrekkings- en wijzigingsgronden
Het college kan in ieder geval een vergunning intrekken of wijzigen:
Afdeling III Verbodsbepalingen
Artikel 21 Verbodsbepaling gebruik parkeerapparatuurplaats en -apparatuur
Het in het tweede lid vervatte verbod geldt niet wanneer aan de eigenaar of houder van het motorvoertuig een vergunning is verleend voor het parkeren op de betreffende parkeerapparatuurplaatsen, het motorvoertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van een vergunning en niet gehandeld wordt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorwaarden.
In door het college op grond van artikel 3 na de inwerkingtreding van deze verordening aangewezen nieuwe vergunninggebieden, wordt een datum bepaalt wanneer alle aanvragen voor vergunningen dienen te zijn ingediend. Voor deze gebieden wordt door het college de datum bepaalt waarop de prioriteitstelling zoals bedoeld in artikel 12 zal gaan gelden.
Afdeling IV Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Overtreding van het bepaalde in afdeling III van deze verordening wordt bestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de eerste categorie.
Artikel 25 Overgangsbepalingen
Indien voor de inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing – hoe ook genaamd – op grond van de “Parkeerverordening Breda 2005” is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van de onderhavige verordening toegepast.
Op een aanhangig beroep of bezwaarschrift, betreffende een vergunning of ontheffing bedoeld in het eerste lid, dan wel een voorschrift of beperking zoals genoemd in het tweede lid, of een besluit zoals genoemd in het derde lid, dat voor of na het tijdstip zoals bedoeld in artikel 27 is ingekomen, wordt beslist met toepassing van de “Parkeerverordening Breda 2005”.
Toelichting op de Parkeerverordening Breda 2007
Door vaststelling van deze parkeerverordening wordt de regelgeving rondom de uitgifte van parkeervergunningen vastgesteld. De basis voor het te voeren parkeerbeleid is gelegd in de beleidsnota “Parkeer- en Stallingsbeleid Breda”, zoals goedgekeurd in de raadsvergadering d.d. 21 oktober 2004.
Nieuw in deze parkeerverordening ten opzichte van de oude verordening (de Parkeerverordening Breda 2005) is vooral de introductie van de uitgifte van vergunningen per huishouden, andere criteria voor de zwerfvergunningen, bezoekersvergunningen en bezoekerspassen en het feit dat huishoudens (dus bewoners) prioriteit hebben boven bedrijven.
Tegelijkertijd blijft de tot op heden gebruikte vorm van belanghebbendenparkeren, zoals aangegeven door bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990, gehandhaafd.
De Parkeerverordening Breda 2007 is opgebouwd vanuit vier afdelingen:
Afdeling II Vergunninggebieden, vergunningen en bezoekersregelingen
Afdeling III Verbodsbepalingen
Afdeling IV Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Afdeling II Vergunninggebieden, vergunningen en bezoekersregelingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Sub t. Dat er sprake is van een brommobiel moet worden aangetoond door het overleggen van een kentekenbewijs.
Sub z. Een van de uitgangspunten van het parkeervergunningbeleid is dat huishoudens en bedrijven niet in aanmerking komen voor een basisvergunning indien men beschikt over parkeergelegenheid op eigen terrein. Om te bepalen of bijvoorbeeld een garage, carport, tuin of toerit bruikbaar is als potentiële parkeerplaats worden in ieder geval de volgende maatstaven gehanteerd.
De parkeergelegenheid moet bereikbaar zijn. Dat wil zeggen dat er in voorkomende gevallen een op- en afrit dient te zijn. Bovendien moet het fysiek mogelijk zijn daar een auto te parkeren met de volgende afmetingen: 1,75 x 4,60 (breedte x lengte). In deze maat past ongeveer 95% van de in Nederland verkochte personenauto’s en op deze maat zijn ook de afmetingen van een openbare parkeerplaats afgeleid. Het bezit van een grotere auto betekent niet dat men een basisvergunning kan krijgen, de parkeergelegenheid is maatgevend.
Dat wil dus zeggen dat als men beschikt over bijvoorbeeld een garage men niet in aanmerking komt voor een basisvergunning. Indien men ervoor kiest de garage voor een ander doel te gebruiken (b.v. opstalruimte) moet men er dus niet op rekenen dat er extra parkeergelegenheid wordt geboden in het openbaar gebied in de vorm van basisvergunning (een jaarvergunning is alleen een optie is als er voldoende parkeerruimte is).
Artikel 3 Aanwijzen vergunninggebieden
Uitgangspunt van deze parkeerverordening is dat parkeervergunningen uitgegeven worden voor het gehele betreffende vergunninggebied.
Het Stadshart is een winkelgebied met een autoluw regiem.
Het college kan per vergunninggebied bepalen of, in welke mate en wat voor soort bezoekersregeling mogelijk is. Dit wordt bepaald op grond van bezettingsgegevens.
Artikel 4 Basisvergunningen huishoudens
Hier wordt aangegeven wanneer een huishouden in beginsel in aanmerking komt voor een basisvergunning. Als principe is gekozen voor het koppelen van regelgeving hieromtrent aan het huishouden binnen een hiertoe aangewezen vergunninggebied. Dit ter vervanging van de oude regelgeving, welke was gekoppeld aan de individuele bewoner.
De eerste aanvrager binnen het huishouden kan maximaal 1 basisvergunning krijgen. De overige aanvragers binnen het huishouden komen niet in aanmerking voor een basisvergunning.
Indien er op enig moment in enig hiertoe aangewezen vergunninggebied een zodanig tekort aan parkeercapaciteit ontstaat dat niet meer aan de vraag naar basisvergunningen voldaan kan worden, wordt gewerkt met wachtlijsten. De prioriteit op deze wachtlijsten wordt bepaald door artikel 12.
Artikel 5 Jaarvergunningen huishoudens
Hier wordt aangegeven wanneer een huishouden in beginsel in aanmerking komt voor een jaarvergunning.
Indien een aanvrager binnen een huishouden in het bezit is van een basisvergunning of eigen parkeergelegenheid kan een jaarvergunning worden aangevraagd.
Binnen één huishouden worden maximaal drie jaarvergunningen verstrekt.
Indien er op enig moment in het hiertoe aangewezen vergunninggebied een zodanig tekort aan parkeercapaciteit ontstaat dat niet meer aan de vraag naar jaarvergunningen voldaan kan worden, wordt gewerkt met wachtlijsten. De wachtlijst van de jaarvergunningen vervalt jaarlijks per 1 maart. De prioriteit op deze wachtlijst wordt bepaald door artikel 12.
Artikel 6 Basisvergunningen bedrijven
Hier wordt aangegeven wanneer bedrijven in beginsel in aanmerking komen voor een basisvergunning. Bedrijven kunnen maximaal 1 basisvergunning krijgen. Ook hier geldt dat, wanneer de basisvergunning niet verleend kan worden vanwege een tekort aan parkeercapaciteit, het betreffende bedrijf op de wachtlijst wordt geplaatst.
Artikel 7 Jaarvergunningen bedrijven
Een bedrijf komt in principe in aanmerking voor een jaarvergunning, indien aan dit bedrijf reeds een basisvergunning is verstrekt of indien het bedrijf in het bezit is van eigen parkeergelegenheid.
Aan een bedrijf worden maximaal zes jaarvergunningen verstrekt.
Indien er op enig moment in het hiertoe aangewezen vergunninggebied een zodanig tekort aan parkeercapaciteit ontstaat dat niet meer aan de vraag naar jaarvergunningen voldaan kan worden, wordt gewerkt met wachtlijsten. De wachtlijst van de jaarvergunningen vervalt jaarlijks per 1 maart. De prioriteit op deze wachtlijst wordt bepaald door artikel 12.
Artikel 8 Tijdelijke vergunningen
Bedrijven die in een vergunninggebied werkzaamheden moeten uitvoeren en voor dit werk een motorvoertuig nodig hebben, (denk hierbij aan bijv. loodgieters, schilders, aannemers e.d.), kunnen in aanmerking komen voor een tijdelijke vergunning, geldig voor 1 week of 1 maand. Ook hier geldt dat de tijdelijke vergunning geweigerd kan worden vanwege een tekort aan parkeercapaciteit in het betreffende vergunninggebied. De tijdelijke vergunningen zijn alleen geldig tijdens kantooruren.
Nieuw is dat dit product nu ook geldt voor huishoudens, zodat ook een tijdelijke vergunning kan worden afgegeven als bijvoorbeeld bewoners verhuizen in of naar het vergunninggebied.
Een zwerfvergunning is geldig binnen alle vergunninggebieden in Breda en wordt voor maximaal één jaar verstrekt (tot de eerstvolgende maart). In principe zijn er twee typen zwerfvergunningen. Het onderscheid tussen beide typen zwerfvergunningen wordt bepaald door degenen die hiervoor in aanmerking kunnen komen.
Eén ieder kan in aanmerking komen voor een zakelijke zwerfvergunning, terwijl slechts een beperkte groep aanvragers in aanmerking kan komen voor een non-profit zwerfvergunning.
Bij het verstrekken van een non-profit zwerfvergunning zal het college jaarlijks, maar in ieder geval voor 1 maart, een lijst vaststellen van personen/instellingen die hiervoor in aanmerking komen. Op deze lijst komen alleen organisaties die naar het oordeel van het college voldoen aan de in artikel 9 genoemde criteria. Als een persoon/instelling niet op die lijst staat kan deze nooit voor een non-profit zwerfvergunning in aanmerking komen. Er worden per persoon/instelling (mits voorkomend op de hiervoor genoemde lijst) maximaal 7 non-profit zwerfvergunningen verstrekt.
Artikel 10 Vergunningen autodate
Autodate (het gebruik van een huurauto welke op een aantal hiertoe vast aangewezen parkeerplaatsen gehaald en gebracht kan worden) wordt gezien als een vorm van optimaal autogebruik. Hiermee worden alternatieve vervoerkeuzes gestimuleerd en het autogebruik beperkt. Binnen dit beleid past het koppelen van een basisvergunning aan de gereserveerde standplaats ten behoeve van de betreffende auto van autodate, indien deze standplaats gelegen is binnen een vergunninggebied. Per standplaats wordt één basisvergunning verleend.
Artikel 11 Bezoekersvergunningen en bezoekerspassen
Ieder huishouden in een door het college op grond van artikel 3, lid 4 aangewezen vergunninggebied, heeft in beginsel recht op één bezoekerspas.
Voor de vergunninggebieden die in eerste instantie niet aangewezen zijn als gebied waar de bezoekersregeling, geldt dat door middel van een enquête onder de vergunninghouders van de huishoudens een advies aan het college volgt voor instelling van een bezoekersregeling van maandag tot en met vrijdag van 09.00 tot 16.00 uur. Deze mogelijkheid geldt niet voor bewoners van het Stadshart.
Voor de gebieden die door het college op grond van artikel 3, lid 4 zijn aangewezen is de bezoekersregeling in principe geldig van maandag tot en met vrijdag van 09.00 tot 16.00 uur. Indien wordt aangegeven dat verruiming van de bezoekersregeling gewenst wordt door (een deel van) de vergunninghouders zal er een enquête worden gehouden onder alle vergunninghouders onder de huishoudens. Als blijkt dat van alle hiervoor genoemde vergunninghouders meer dan 51% de genoemde tijdstippen tot 22.00 uur wenst te verruimen zal het college dit advies opvolgen, tenzij dringende redenen zich hiertegen verzetten. Er wordt dus met andere woorden geen minimum responsepercentage gegeven, maar een absoluut criterium dat van alle 100 vergunninghouders onder de huishoudens minimaal 51 voorstander zijn.
Een voorbeeld wanneer van deze mogelijkheid gebruik kan worden gemaakt is als volgt. Uit de enquête blijkt dat de meerderheid van de vergunninghouders de tijden voor het bezoekersparkeren niet wenst te verruimen tot 22.00 uur. Het kan dan in incidentele gevallen voorkomen dat bewoners die gedurende meerdere malen per dag (mantel)zorg behoeven, hierdoor in de problemen komen. In dat zeer uitzonderlijke geval kan het college beslissen dat het betreffende huishouden, waarvan deze bewoner deel van uitmaakt, een bezoekersvergunning krijgt die ook geldt in de periode 16.00 tot 22.00 uur.
Het college kan in bijzondere gevallen een bezoekersvergunning verstrekken, welke geldig is op andere tijdstippen, dan de overige bezoekersvergunningen in het betreffende gebied. Van deze mogelijkheid zal zeer terughoudend gebruik worden gemaakt. In principe komen alle huishoudens binnen het vergunninggebied, inclusief huishoudens van het stadshart, in aanmerking voor een bezoekersvergunning. De criteria voor het verkrijgen van een bezoekersvergunning zullen nader worden uitgewerkt in een beleidsregel. Op dit moment wordt gedacht aan een CIZ indicatie of een WMO beschikking.
Bedrijven komen niet in aanmerking voor een bezoekerspas of bezoekersvergunning.
Artikel 12 Prioriteitstelling vergunningverlening
Eénmaal per jaar wordt de stand van zaken opnieuw opgenomen en worden de eventuele nieuwe aanvragen voor een basisvergunning afgehandeld. Daarna worden opnieuw de jaarvergunningen uitgegeven conform de procedure. Dit is ook de belangrijkste reden om deze jaarvergunningen een geldigheidsbeperking van één jaar op te leggen.
Artikel 13 Maximum aantal vergunningen
Geen enkele vergunning wordt uitgegeven met plaatsgarantie. Hierop is zowel het uitgiftebeleid als het tarief gebaseerd. Omdat dit in de praktijk nogal eens tot onduidelijkheden leidt, is dit artikel opgenomen waarin een maximum genoemd wordt over het aantal uit te geven vergunningen tegenover het aantal beschikbare parkeerplaatsen.
Lid 3 kan worden verduidelijkt met een voorbeeld. Als een appartementencomplex bestaat uit 100 appartementen en het heeft een eigen afgesloten en exclusieve parkeergelegenheid voor 90 woningen, dan worden er aan die 100 appartementen slechts 10 basisvergunningen verstrekt. Dat betekent concreet dat de eerste 10 aanvragers een basisvergunning krijgen en dat alle andere aanvragen voor een basisvergunning worden afgewezen. Deze aanvragers kunnen nog wel in aanmerking komen voor een jaarvergunning, mits de beschikbare parkeerruimte dit toestaat.
Artikel 14 Geldigheid vergunningen
Nadrukkelijk wordt gekozen voor een in deze verordening vastgestelde geldigheidsduur van de verschillende vergunningen, teneinde eventuele problemen bij mogelijke intrekking van de vergunning te voorkomen. Over het algemeen is gekozen voor een geldigheidsduur van één jaar. Van alle vergunningen, behoudens de jaarvergunningen, tijdelijke vergunningen en zwerfvergunningen, kan de geldigheidstermijn verlengd worden. Deze dienen na de vervaldatum te allen tijde opnieuw aangevraagd te worden. Dit is gedaan om eventuele nieuwe aanvragen voor basisvergunningen te kunnen honoreren.
Artikel 16 Beperkingen en voorschriften vergunningen
Op grond van dit artikel kan met het oog op een goede verdeling van de beschikbare parkeercapaciteit aan een vergunning zowel beperkingen worden verbonden met betrekking tot de te gebruiken parkeerplaatsen als met betrekking tot de tijdstippen waarop de vergunning van kracht is. Dit betekent ook dat vergunningen kunnen worden verleend voor andere plaatsen of tijdstippen dan de aanvrager als keus heeft aangegeven.
Artikel 17 Intrekkings- en wijzigingsgronden
In de aanhef van dit artikel wordt gesproken over ‘kunnen intrekken’. Bedoeld is hiermee aan te geven dat het ter beoordeling van het college staat of een vergunning daadwerkelijk wordt ingetrokken wanneer een van de opgesomde omstandigheden zich voordoet.
In dit artikel worden bijzondere weigeringsgronden opgesomd, waarop een vergunningaanvraag geweigerd kan worden, los van de overige voorwaarden door middel van deze verordening vastgesteld.
De weigeringsgrond onder 1 c) genoemd voorziet in de regel dat, wanneer de aanvrager de beschikking heeft of kan hebben over eigen parkeergelegenheid, hij niet in aanmerking komt voor een basisvergunning als hij bewust ervoor gekozen heeft om die eigen parkeergelegenheid niet te realiseren. Deze regel vloeit voort uit het beleid ten aanzien van de parkeernormering.
Afdeling III Verbodsbepalingen
Artikel 19 Verbodsbepaling parkeren
De fiscale aanpak van het niet betalen van het parkeergeld is alleen mogelijk bij parkeerapparatuur en niet op belanghebbendenplaatsen. Daarom moet in de verordening een strafbepaling opgenomen worden. Voor het parkeren op parkeerplaatsen bij parkeerapparatuur zonder (geldige) vergunning is geen strafbaarstelling nodig. Op die plaatsen kan immers wel het fiscale regime gehanteerd worden.
Artikel 20 Verbodsbepaling gebruik parkeerplaatsen
Dit artikel verbiedt het plaatsen van voorwerpen, niet zijnde motorvoertuigen (voertuigen), op parkeerapparatuur- en belanghebbendenplaatsen. Het plaatsen van dergelijke voorwerpen belemmert de normale gang van zaken op de genoemde plaatsen en doorkruist daarmee de beoogde regulering. Het gaat hier om gedragingen die zich niet lenen voor fiscalisering. Deze verbodsbepaling moet dan ook, ongeacht of tot fiscalisering wordt overgegaan, in de verordening worden opgenomen.
Artikel 21 Verbodsbepaling gebruik parkeerapparatuurplaats en -apparatuur
Ook dit artikel bevat enkele verbodsbepalingen voor gedragingen die niet gefiscaliseerd kunnen worden. Deze bepalingen moeten, ongeacht of tot fiscalisering wordt overgegaan of niet, in de verordening opgenomen worden.
Het is volgens het eerste lid eveneens verboden te parkeren in strijd met bepaalde in de kennisgeving op de parkeerapparatuur gegeven aanwijzingen. De bepaling dat het verboden is te parkeren ‘in strijd met enige in de kennisgeving op de parkeerapparatuur gegeven aanwijzing’ is minder geschikt omdat op de meter ook pleegt te worden vermeld hoeveel moet worden betaald. Het niet betalen zou daarmee onder het strafrecht worden gebracht wat na invoering van de fiscalisering niet de bedoeling is.
Aan voertuigen voorzien van een handelaarskenteken worden geen vergunning verstrekt.
Het parkeren van een voertuig met een handelaarskenteken levert namelijk ingevolge art. 44 Kentekenreglement (Kr) een strafbaar feit op aangezien de kentekenhouder het handelaarskenteken niet op de voorgeschreven wijze gebruikt.
Artikel 44 Kr bepaalt, voor zover van belang, als volgt: Een handelaarskenteken mag slechts worden gebruikt door degene aan wie het is opgegeven c.q. door een door hem aangewezen persoon (lid 1). Het gebruik van het handelaarskenteken is slechts toegestaan voor de categorie waarvoor het kenteken is opgegeven. Een handelaarskenteken mag worden gebruikt voor voertuigen die ter bewerking of ter herstel aan degene aan wie het kenteken is opgegeven, ter beschikking zijn gesteld (lid 2). Een handelaarskenteken moet worden gebruikt voor voertuigen die behoren tot de bedrijfsvoorraad van degene aan wie het handelaarskenteken is opgegeven (lid 3). Een handelaarskenteken mag uitsluitend worden gebruikt indien met het voertuig dat ter bewerking of ter herstel ter beschikking is gesteld of met het voertuig dat behoort tot de bedrijfsvoorraad, van de weg gebruik wordt gemaakt in het kader van bedrijfsactiviteiten van degene aan wie het handelaarskenteken is opgegeven (lid 4). Zie in dit kader belangrijke rechterlijke uitspraken, te weten:
Ingevolge de APV is het toegestaan om gedurende maximaal 3 dagen een caravan, kampeerwagen e.d. te plaatsen. Dit betekent concreet voor deze verordening dat het voertuig slechts drie aaneengesloten dagen in het vergunninggebied geplaatst mag worden. Aangezien het hier in de meeste gevallen gaat om een situatie die zich 2 maal per jaar voordoet (bij begin en bij eind vakantie) en slechts in een beperkte tijd, is ervoor gekozen om hiervoor geen aparte vergunning te verstrekken. Hierdoor worden de lasten voor de burgers beperkt.
De Algemene plaatselijke verordening Breda 2004 (versie november 2006) bepaalt als volgt:
1. Het is verboden een woonwagen, kampeerwagen, caravan, camper, magazijnwagen, aanhangwagen, keetwagen of ander dergelijk voertuig dat voor de recreatie dan wel anderszins uitsluitend of mede voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebezigd:
a. langer dan gedurende drie achtereenvolgende dagen binnen de bebouwde kom op de weg te plaatsen of te hebben.
b. op een door het college aangewezen plaats te parkeren, waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de omgeving.
2. Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid, aanhef en onder a, gestelde verbod.
3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover de Provinciale wegenverordening of de provinciale landschapsverordening van toepassing is.
In principe wordt de volgorde van de vergunningverlening bepaald door een prioriteitsstelling per doelgroep en daarbinnen is de datum van aanvraag van de vergunning bepalend. In nieuwe gebieden (dat wil zeggen, gebieden waar na de inwerkingtreding van deze verordening een vergunningstelsel wordt ingevoerd) worden daarnaast, de aanvragen vanaf datum X tot datum Y verzameld. Nadat eerst de basisvergunningen zijn uitgegeven voor houders van een gehandicaptenparkeerkaart in combinatie met gehandicaptenparkeerplaats op kenteken, worden de basisvergunningen per huishouden verstrekt. Daarna volgen de basisvergunningen voor bedrijven. Nadat eerst de basisvergunningen zijn uitgegeven worden alle eerste jaarvergunningen uitgegeven waarbij bewoners opnieuw voor bedrijven gaan. Vervolgens worden eerst alle aanvragen voor de eerste jaarvergunningen afgehandeld, daarna (indien er nog steeds voldoende parkeercapaciteit is) de aanvragen voor een tweede jaarvergunning, enzovoorts totdat er geen parkeercapaciteit meer is.
Afdeling IV Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Artikel 154 van de Gemeentewet bepaalt dat gemeenten op overtreding van hun verordeningen een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie kunnen stellen (zie Wetboek van Strafrecht, artikel 23, lid 4). Openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak kan als bijkomende straf op een overtreding worden gesteld.
Gezien de ernst van een parkeerovertreding lijkt niet gewenst om daarop een geldboete van de tweede categorie te stellen (in 2007 is dat € 3.350-- ) en is een geldboete van de eerste categorie voldoende (in 2007 is dat € 335,-). Het openbaar maken van de rechterlijke uitspraak is een bijkomende straf waarvan bij parkeerovertredingen weinig effect te verwachten valt. Het opnemen hiervan in de parkeerverordening is daarom achterwege gelaten.