Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Boekel

Re-integratieverordening WWB, IOAW en IOAZ 2011

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBoekel
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingRe-integratieverordening WWB, IOAW en IOAZ 2011
CiteertitelRe-integratieverordening WWB, IOAW en IOAZ 2011
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Re-integratieverordening WWb 2004

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, artikel 147
  2. Gemeentewet, artikel 149
  3. Wet werk en bijstand, artikel 7
  4. Wet werk en bijstand, artikel 8
  5. Wet werk en bijstand, artikel 10
  6. Wet werk en bijstand, artikel 10a
  7. Wet IOAW, artikel 34
  8. Wet IOAW, artikel 35
  9. Wet IOAW, artikel 36
  10. Wet IOAZ, artikel 34
  11. Wet IOAZ, artikel 35
  12. Wet IOAZ, artikel 36
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

08-03-201201-01-201201-01-2013Toevoeging hoofdstuk 3A, artikelen 16a, 16b.

16-02-2012

Weekblad Boekel & Venhorst 07-03-2012

Z/16226 AB/007924
01-01-2012Onbekend

03-11-2011

Weekblad Boekel & Venhorst 30-11-2011

Z/014838 AB/006924

Tekst van de regeling

Intitulé

Re-integratieverordening WWB, IOAW en IOAZ 2011

Raadsbesluit

 

De raad van de gemeente Boekel;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 23 augustus 2011;

gelet op:

de Gemeentewet, artikel 147 eerste lid, jo. artikel 149 en Wet werk en bijstand artikelen 7,8,10 en 10a, de IOAW en IOAZ artikelen 34, 35 en 36;

BESLUIT:

vast te stellen de Re-integratieverordening WWB, IOAW en IOAZ 2011.

 

 

Hoofdstuk 1 - Algemene bepalingen

Artikel 1 – Begripsbepalingen

1.In deze verordening wordt verstaan onder:

a.De wet

:

De Wet werk en bijstand;

b.Raad

:

De gemeenteraad van Boekel;

c.College

:

Het college van burgemeester en wethouders;

d.Uitkeringsgerechtigden

:

Personen met een uitkering ingevolge de Wet Werk en Bijstand (WWB), de IOAW of de IOAZ;

e.Anw-ers

:

Personen met een nabestaanden- of halfwezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet die ingeschreven zijn bij het UWV WERKbedrijf;

f.Nuggers

:

Niet-uitkeringsgerechtigden als bedoeld in artikel 6, onderdeel a, van de wet;

g.Doelgroep

:

Personen, die hun woonplaats hebben in gemeente Boekel en aan wie op grond van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de wet, op grond van artikel 34 van de IOAW of op grond van artikel 34 van de IOAZ, door het college ondersteuning kan worden geboden;

h.Voorliggende voorziening

:

Een voorziening zoals bedoeld in artikel 5 onder e. van de wet;

i.Voorziening

:

Een voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a van de Wet en artikel 34 eerste lid onder a. van de IOAW en IOAZ, waaronder begrepen wordt elke vorm van ondersteuning die het college voor een belanghebbende in kan zetten ten behoeve van de arbeidsinpassing of sociale activering van de onder zijn verantwoordelijkheid vallende doelgroepen;

j.Ondersteuning

:

Ondersteuning als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a. van de wet en artikel 34 eerstel id onder a. van de IOAW en IOAZ;

k.IOAW

:

Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

l.IOAZ

:

Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

m.WIJ

:

Wet investeren in jongeren;

n.WW

:

Werkloosheidsweg;

o.Wia

:

Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;

p.Wajong

:

Wet arbeidsongeschiktsheidsvoorziening jonggehandicapten;

q.UWV

:

Uitvoerder van de WW, WAO, WIA, Ziektewet, Wajong en Waz;

r.Belanghebbende

:

Degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken;

s.Werknemers in

s. gesubsidieerde arbeid

:

Personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet;

t.Subsidie

:

De aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager anders dan de betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten;

u.Premie

:

Financiële beloning ter bevordering van arbeidsinschakeling;

v.Bijstandsnorm

:

De norm bedoeld in artikel 5 onderdeel c van de wet;

w.Algemeen geaccepteerde

w. arbeid

:

Alle arbeid, niet zijnde arbeid in het kader van de Wet sociale werkvoorziening, die algemeen maatschappelijk aanvaard is en niet indruist tegen de openbare orde of goede zeden;

x.Startkwalificatie

:

Een diploma als bedoeld in artikel 1 onderdeel d, van de wet;

y.Participatieplaats

:

Tijdelijke, onbeloonde en additionele werkzaamheden in de zin van artikel 10a van de wet die met behoud van uitkering kunnen worden verricht door personen die vooralsnog niet bemiddelbaar zijn op de arbeidsmarkt;

z.Sociale activering

:

De definitie zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 onderdeel c van de wet.

Hoofdstuk 2 – Beleidskader en budgetten

Artikel 2 – Opdracht college

  • 1.

    Ingevolge artikel 7 van de Wet of op grond van artikel 34 van de IOAW en IOAZ biedt het college ondersteuning aan leden van de doelgroepen en zorgt voor een voldoende gevarieerd aanbod van voorzieningen. Het college houdt daarbij rekening met de aard en de omvang van de verschillende binnen de doelgroepen te onderscheiden groepen en de voorzieningen die het geschiktst zijn voor de leden van die groepen.

  • 2.

    Het college kan bij het bepalen van het aanbod van voorzieningen prioriteiten stellen in verband met de financiële mogelijkheden dan wel de maatschappelijke, economische of conjuncturele ontwikkelingen.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van de voorzieningen en subsidies.

Artikel 3 – Doelgroepen en prioriteiten

  • 1.

    Alle personen uit de doelgroepen krijgen in principe ondersteuning op maat aangeboden.

  • 2.

    Bij (een dreigend) tekort op het budget hebben op de eerste plaats jongeren zoals bedoeld in de WIJ voorrang boven de overige doelgroeppersonen.

  • 3.

    Indien en voor zover het budget toereikend is voor de prioritaire doelgroep zoals bedoeld in het tweede lid, hebben uitkeringsgerechtigden voorrang boven de Nuggers en Anw-ers.

  • 4.

    Ondersteuning die al is opgestart wordt niet onderbroken als gevolg van (een dreigend) tekort op het budget.

Artikel 4 – Budget- en subsidieplafonds

  • 1.

    Het college kan bij uitvoeringsbesluit één of meer subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen.

  • 2.

    Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

Hoofdstuk 3 – aanspraken van de doelgroepen en voorwaarden premies en subsidies

Artikel 5 – Aanspraak op ondersteuning

  • 1.

    Personen uit de doelgroepen hebben aanspraak op ondersteuning bij de arbeidsinschakeling of sociale activering.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde ondersteuning kan bestaan uit:

    • a.

      ondersteuning bij de verwerving van arbeid;

    • b.

      ondersteuning bij het behoud van arbeid;

    • c.

      een voorziening als bedoeld in artikel 8 en 9.

Artikel 6 – Combinatie arbeid en zorg

Onverminderd het bepaalde in artikel 9 van de wet, en met in acht neming van de het bepaalde in artikel 9a van de wet, artikel 37a en artikel 38 van de IOAW en IOAZ, betrekt het college bij de ondersteuning de beschikbaarheid van passende kinderopvang, het belang van voldoende scholing en de belastbaarheid van de belanghebbende.

Artikel 7 – Arbeidsongeschiktheid en medische beperkingen

  • 1.

    In aansluiting op het bepaalde in artikel 9, tweede lid van de wet en artikel 37a, eerste lid van de IOAW en IOAZ, stemt het college de ondersteuning af op de medische beperkingen van de belanghebbende.

  • 2.

    De duur van ontheffing van de arbeidsverplichting voor de personen die blijvend geheel arbeidsongeschikt zijn, bedraagt vijf jaar.

  • 3.

    De beoordeling of iemand volledig en duurzaam arbeidsongeschikt of gedeeltelijk arbeidsgeschikt is, wordt gebaseerd op een medisch of een arbeidskundig onderzoek, danwel beide.

Artikel 8 – Voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling

  • 1.

    Het college kan een persoon uit de doelgroepen een voorziening aanbieden, voor zover het college deze noodzakelijk acht voor de arbeidsinschakeling van de desbetreffende persoon.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde voorziening kan bestaan uit:

    • a.

      ondersteuning bij het verwerven en behouden van arbeid;

    • b.

      ondersteuning bij het verbeteren of behouden van de positie op de arbeidsmarkt en/of binnen de maatschappij;

    • c.

      ondersteuning bij het wegnemen van belemmeringen voor de arbeidsinschakeling;

    • d.

      ondersteuning bij de verwerving van een dienstverband als bedoeld in artikel 2, eerste lid van de Wet sociale werkvoorziening.

  • 3.

    In aanvulling op het eerste lid kan een voorziening ook bestaan uit een voorbereidingsperiode op een zelfstandig beroep of bedrijf.

  • 4.

    Onverminderd het tweede lid kan een voorziening tevens zien op:

    • a.

      de noodzakelijke kosten samenhangende met de deelname aan een voorziening;

    • b.

      de kosten ter bepaling van de noodzakelijkheid en inhoud van een voorziening;

    • c.

      de noodzakelijke ksoten in verband met loonvormende arbeid.

Artikel 9 – Voorzieningen gericht op sociale activering

Het college kan een persoon uit de doelgroepen een voorziening aanbieden, voor zover het college deze noodzakelijk acht voor de maatschappelijke participatie van de desbetreffende persoon.

Artikel 10 – De voorzieningen

Onverminderd het bepaalde in de artikelen 8 en 9, kan het college personen uit de doelgroepen, één of meer van de volgende voorzieningen aanbieden:

  • a.

    ondersteuning bij een beroep op maatschappelijke opvang of medische zorg;

  • b.

    ondersteuning bij maatschappelijke participatie;

  • c.

    arbeidsactivering en –toeleiding;

  • d.

    sociale activering;

  • e.

    stages bij bedrijven of instellingen;

  • f.

    opleidingen die de toegang tot de arbeidsmarkt bevorderen;

  • g.

    loonkostensubsidies;

  • h.

    participatieplaatsen;

  • i.

    nazorg bij arbeidsinschakeling;

  • j.

    voorbereidingstrajecten voor zelfstandige arbeid;

  • k.

    kinderopvang;

  • l.

    bijzondere onkostenvergoedingen;

  • m.

    diagnose-instrumenten;

  • n.

    onderzoeken door deskundigen.

Artikel 11 – Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1.

    De nadere regels als bedoeld in artikel 2, derde lid kunnen in ieder geval betrekking hebben op:

    • a.

      de voorwaarden waaronder een voorziening of subsidie wordt aangeboden;

    • b.

      de weigeringsgronden bij het beoordelen van voorzieningen of subsidies;

    • c.

      de intrekking of wijziging van de verlening of vaststelling van subsidies, premies en kostenvergoedingen;

    • d.

      de aanvraag van en de besluitvorming over subsidies, premies en kostenvergoedingen;

    • e.

      de betaling van subsidies, premies en kostenvergoedingen en het verlenen van voorschotten;

    • f.

      het vragen van een eigen bijdrage.

  • 2.

    Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de IOAW en IOAZ en deze verordening, aan een voorziening nadere verplichtingen verbinden.

  • 3.

    Het college kan een voorziening beëindigen:

    • a.

      indien de belanghebbende die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de Wet Werk en Bijstand en de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (SUWI) niet nakomt;

    • b.

      indien de belanghebbende die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroepen van de wet;

    • c.

      indien de belanghebbende algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening;

    • d.

      indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een doelmatige arbeidsinschakeling.

  • 4.

    Het college kan de kosten terugvorderen, die verband houden met verstrekte voorzieningen aan personen uit de doelgroep zoals bedoeld in artikel 1 onder e. en f. wanneer deze personen naar het oordeel van het college onvoldoende meewerken aan een doelmatige arbeidsinschakeling.

Artikel 12 – Loonkostensubsidies

  • 1.

    Het college kan subsidie verstrekken aan werkgevers die met een persoon bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder d. een arbeidsovereenkomst sluiten gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van de duur van de subsidie, de hoogte en de verplichtingen die aan de subsidie worden verbonden.

Artikel 13 – Participatieplaatsen

  • 1.

    Het college kan toestemming verlenen voor het verrichten van onbeloonde additionele arbeid ten behoeve van werkgevers die met uitkeringsgerechtigde een overeenkomst sluiten gericht op maatschappelijke participatie.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van de duur van de plaatsing en de verplichtingen die aan de participatieplaats worden verbonden.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van de premie participatieplaats zoals bedoeld in artikel 10a, zesde lid van de Wet, de duur, de hoogte en de verplichtingen die aan de subsidie worden verbonden.

Artikel 14 – Scholing of opleiding participatieplaats

  • 1.

    Voor zover de belanghebbende niet beschikt over een startkwalificatie, wordt zes maanden na aanvang van de onbeloonde additionele werkzaamheden als bedoeld in artikel 13, eerste lid door het college bekeken in hoeverre scholing of opleiding kan bijdragen aan vergroting van de kans op inschakeling in het arbeidsproces.

  • 2.

    Het college betrekt bij deze beoordeling:

    • a.

      het oordeel van degene in wiens opdracht de belanghebbende de werkzaamheden uitvoert; en

    • b.

      de scholingswens van de belanghebbende.

Artikel 15 – Vrijlating van inkomsten en premies

  • 1.

    Voor de uitkeringsgerechtigde die arbeid in deeltijd aanvaardt waarmee een inkomen wordt verworven dat minder bedraagt dan de voor hem van toepassing zijnde bijstandsnorm, kan vrijlating van inkomsten uit arbeid plaatsvinden conform artikel 31, tweede lid, onderdeel o van de Wet.

  • 2.

    Aan de uitkeringsgerechtigde die doorstroomt op de participatieladder of uitstroomt naar arbeid, la dan niet gesubsidieerd, kan een premie worden verstrekt.

  • 3.

    Het college kan aan een werkgever, die een uitkeringsgerechtigde duurzaam tewerkstelt, een premie verstrekken.

  • 4.

    Het college kan nadere regels stellen ter uitvoering van het bepaalde in dit artikel.

Artikel 16 – Cumulatie van premie en vrijlating van inkomsten

De uitkeringsgerechtigde die werkzaam is in een deeltijd dienstbetrekking, heeft niet tegelijkertijd recht op een inkomstenvrijlating op grond van artikel 15, eerste lid, een premie zoals omschreven in artikel 15, tweede lid en als bedoeld in artikel 10a van de Wet, met uitzondering van de eenmalige premie bij uitstroom door werkaanvaarding.

Hoofdstuk 3A Regelingen in verband met de wijzigingen in de WWB en intrekking van de WIJ per 1 januari 2012

Artikel 16a Wijziging betekenis begrippen

  • 1.

    Waar in deze verordening de begrippen ‘alleenstaande’, ‘alleenstaande ouder’ en ‘gezin’ worden gebruikt, hebben deze vanaf 1 januari 2012 dezelfde betekenis als in artikel 4 van de wet.

  • 2.

    Waar in deze verordening wordt gesproken van ‘gehuwde(n)’ of ‘gehuwdennorm’ hebben deze begrippen vanaf 1 januari 2012 dezelfde betekenis als ‘gezin’, bedoeld in artikel 4, respectievelijk ‘gezinsnorm’, bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de wet.

Artikel 16b Afwijkende bepalingen voor jongeren

In afwijking van hetgeen in deze verordening is bepaald, kunnen de volgende voorzieningen bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b van de wet niet worden ingezet voor de arbeidsinschakeling van belanghebbenden jonger dan 27 jaar:

a. onbeloonde additionele arbeid als bedoeld in artikel 10a van de wet;

b. de voorzieningen bedoeld in artikel 31, vijfde lid van de wet.

Hoofdstuk 4 – slotbepalingen

Artikel 17 – Hardheidsclausule

Het college kan ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien de toepassing hiervan leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 18 - Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2012.

  • 2.

    Op die datum wordt de Re-integratieverordening WWB 2004 ingetrokken.

Artikel 19 – Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Re-integratieverordening WWB, IOAW en IOAZ 2011

 

 

Aldus besloten in de openbare vergadering van

de raad van de gemeente Boekel, gehouden op 3 november 2011

de griffier,

M.R.P. Philipse

de voorzitter,

P.M.J.H. Bos