Organisatie | Horst aan de Maas |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) gemeente Horst aan de Maas |
Citeertitel | Verordening voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) gemeente Horst aan de Maas |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeentewet, Wet maatschappelijke ondersteuning
Uitvoeringsbesluit voorzieningen Wet Maatschappelijke ondersteuning (Wmo) met
financiële bijlage, vastgesteld door burgemeester en wethouders d.d. 20-12-2011, in werking getreden d.d. 01-01-2012.
Met ingang van 18-01-2014 het Uitvoeringsbesluit voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), vastgesteld door burgemeester en wethouders d.d. 07-01-2014, in werking d.d. 18-01-2014.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
26-04-2013 | 01-01-2015 | Vervallen van onderdeel 'of dat er ten aanzien van voorzieningen een inkomensgrens wordt gehanteerd' in artikel 24, lid 2. | 09-04-2013 Elektr. Gem.blad 18-04-2013 | Onbekend | |
01-01-2012 | 26-04-2013 | Onbekend | 13-09-2011 Electr. Gem.blad 08-12-2011 | Onbekend |
Bijlage van gemeenteblad 2011, no. 89.
De raad van de gemeente Horst aan de Maas;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 5 juli 2011 , gemeenteblad 2010, no. 89;
gelet op het bepaalde in de gemeentewet;
onder intrekking van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Horst aan de Maas van 19 september 2006, de Verordening voor maatschappelijke ondersteuning gemeente Meerlo-Wanssum van 2006 en de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Sevenum 2009.
vast te stellen de: Verordening voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) gemeente Horst aan de Maas.
Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
a. Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning.
b. College: college van burgemeester en wethouders.
c. Compensatieplicht: de plicht van het College aan personen met een beperking, een chronisch psychisch of een psychosociaal probleem voorzieningen te bieden ter compensatie van hun beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie teneinde hen in staat te stellen een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. Daarbij legt artikel 4 van de Wet het College de plicht op om een resultaat te bereiken dat als compensatie mag gelden en dat in het individuele geval maatwerk is. Indien meer dan één voorziening als compensatie voor de vastgestelde beperkingen kan worden aangemerkt, dan wordt de goedkoopste voorziening verstrekt.
d. Aanmelding: de mededeling van een belanghebbende aan het college dat hij beperkingen ondervindt op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, op grond waarvan hij verzoekt een afspraak te maken voor een gesprek.
e. Gesprek: het eerste contact na een aanmelding, waarin met degene die maatschappelijke ondersteuning zoekt, zijn gehele situatie wordt geïnventariseerd ten aanzien van de beperkingen en de gevolgen daarvan, de te bereiken resultaten, de te kiezen oplossingen via eigen mogelijkheden of via mogelijkheden van het netwerk dan wel via algemene, algemeen gebruikelijke collectieve, (wettelijk) voorliggende en individuele voorzieningen.
f. Aanvraag: het verzoek van een belanghebbende om in aanmerking te komen voor één of meerdere voorzieningen om een resultaat te bereiken in het kader van deze verordening.
g. Belanghebbende: een persoon met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem die behoefte heeft aan compensatie ten behoeve van het bevorderen van zijn deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, die voor zichzelf of, met behulp van een machtiging, door een ander een aanmelding of een aanvraag doet of laat doen.
h. Psychosociaal probleem: een situatie van verlies van zelfstandigheid en, met name, een gebrek aan mogelijkheden tot deelname aan het maatschappelijk verkeer, veroorzaakt door belemmeringen die iemand ondervindt in zijn relatie met anderen, met zijn sociale omgeving.
i. Algemene voorziening: een voorliggende voorziening die weliswaar niet bestemd is voor, of te gebruiken is door alle personen als bedoeld in artikel 4 lid 1 van de wet, maar die door iedereen waarvoor de voorziening wel bedoeld is op eenvoudige wijze te verkrijgen of te gebruiken is, zonder een ingewikkelde aanvraagprocedure.
j. Algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, dus ook door anderen aangeschaft en gebruikt wordt, algemeen verkrijgbaar is en niet aanzienlijk duurder is dan vergelijkbare producten en daarmee kan worden gerekend tot het normale aanschaffingspatroon.
k. Collectieve voorziening: een voorziening die individueel wordt verstrekt maar die door meerdere personen tegelijk wordt gebruikt, in casu het collectief vraagafhankelijk vervoer.
l. Voorliggende voorziening: een voorziening die normaal in de maatschappij aanwezig en beschikbaar is en bedoeld voor iedereen die daar behoefte aan heeft.
m. Wettelijk voorliggende voorziening: een voorziening op grond van een wettelijke bepaling anders dan ingevolge de wet, waarmee het resultaat geheel of gedeeltelijk bereikt kan worden.
n. Individuele voorziening: een voorziening die door het college ten behoeve van één persoon op basis van artikel 4 Wmo wordt verstrekt indien is vastgesteld dat de eigen mogelijkheden van de aanvrager en of diens netwerk en de inzet van algemene en collectieve voorzieningen onvoldoende geschikte oplossing biedt.
o. Gebruikelijke zorg: de zorg die op het gebied van het voeren van het huishouden voor alle meerderjarige leden van een leefeenheid als algemeen aanvaardbaar wordt beschouwd.
p. Voorziening in natura: een voorziening, in te zetten om het resultaat te bereiken, in de vorm van goederen in (bruik)leen of in eigendom, of als persoonlijke dienstverlening.
q. Persoonsgebonden budget: een geldbedrag om te gebruiken voor het te bereiken resultaat, als alternatief voor een voorziening in natura.
r. Financiële tegemoetkoming: een geldbedrag, al dan niet forfaitair of gemaximeerd, bedoeld om een voorziening mee aan te schaffen voor het te bereiken resultaat en dat kan worden afgestemd op het inkomen van de belanghebbende.
s. Norminkomen:het minimum inkomen zoals door de wetgever vastgesteld en afhankelijk van de persoonlijke situatie (gezin, alleenstaande, één oudergezin).
t. Mantelzorger: een persoon die mantelzorg in de zin van artikel 1, lid 1 onder b van de Wet biedt.
u. Hoofdverblijf: de plaats waar een persoon daadwerkelijk de meeste nachten per jaar doorbrengt.
v. Indicatie: Indicaties op grond van de Wet zijn gebaseerd op de International Classification of Functions, Disabilities and Impairments de zgn. ICF-classificatie
Hoofdstuk 2 Resultaatgerichte compensatie
Artikel 2 De te bereiken resultaten
De op basis van artikel 4 lid 1 van de wet door middel van compenserende maatregelen te bereiken resultaten zijn:
Hoofdstuk 3 Hoe te komen tot de te bereiken resultaten
Artikel 6 Aanmelding voor een gesprek
Een aanmelding voor een gesprek kan schriftelijk, elektronisch, mondeling of telefonisch worden gedaan bij het college door of namens een persoon met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem die behoefte heeft aan compensatie van beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie.
Hoofdstuk 5 Beoordeling van de te bereiken resultaten
Artikel 10 Het maken van een afweging
Bij het beoordelen welke voorzieningen getroffen gaan worden, neemt het college het verslag van het gesprek, indien aanwezig, als uitgangspunt. Het college gaat uit van de behoeften en persoonskenmerken van de belanghebbende. Daarbij zal onderzoek gedaan worden naar de noodzaak en mogelijkheid tot leveren van maatwerk voor het te bereiken resultaat.
Paragraaf 2 De te bereiken resultaten
Artikel 13 Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften
Het derde te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het voorzien zijn van de dagelijks benodigde hoeveelheid voedsel voor maaltijden en andere momenten waarop iets genuttigd wordt, evenals toiletartikelen en schoonmaakartikelen. Ook de noodzakelijke bereiding van maaltijden kan hieronder vallen.
Indien de belanghebbende een of meer huisgenoten heeft die beschikbaar en in staat zijn werkzaamheden over te nemen of voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare boodschappenservice of maaltijdvoorziening die in de individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat wordt deze mogelijkheid eerst beoordeeld.
Artikel 15 Het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren
Met het oog op het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren, kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het – zo mogelijk tijdelijk ter overbrugging van een periode noodzakelijk voor het nemen van meer definitieve maatregelen – vervangen van de ouder die in principe voor de kinderen zorgt.
Artikel 16 Zich verplaatsen in en om de woning
Het te bereiken resultaat ten aanzien van het zich verplaatsen in en om de woning bestaat uit het in staat zijn de woonkamer, het slaapvertrek en/of de slaapvertrekken, het toilet en de douche, de berging, de tuin of het balkon kunnen bereiken en er zich zodanig kunnen redden dat normaal functioneren mogelijk is.
Hoofdstuk 6 Verstrekking in natura, als persoonsgebonden budget en als financiële tegemoetkoming.
Paragraaf 1 Verstrekking van voorzieningen
Artikel 19 Mogelijke verstrekkingwijzen
De te treffen voorzieningen kunnen als voorziening in natura, als persoonsgebonden budget en als financiële tegemoetkoming worden verstrekt. De hoogte van het persoonsgebonden budget moet belanghebbende in staat stellen een voorziening in te kopen die vergelijkbaar is met de voorziening in natura.
Paragraaf 3 Verstrekking als persoonsgebonden budget
Artikel 21 Overwegende bezwaren
Het college legt in het Gemeentelijk besluit maatschappelijke ondersteuning (gemeentenaam) vast in welke situaties sprake is van overwegende bezwaren zodat er geen persoonsgebonden budget verstrekt wordt.
Hoofdstuk 7 Procedurele bepalingen rond onderzoek, advies en besluitvorming, intrekking en terugvordering
1.Een voorziening kan slechts worden toegekend voor zover:
2. Geen voorziening wordt toegekend:
Voor zover een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan belanghebbende zijn toe te rekenen, of tenzij belanghebbende geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten.
1.Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op de aangevraagde voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend of bij gebruikelijke zorg diens relevante huisgenoten:
2. Het college kan desgewenst een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen indien:
Het handelt om een aanvraag van een persoon die wel eerder een voorziening heeft gehad of een gesprek zoals bedoeld in artikel 3 heeft gevoerd, maar waarvan de medische omstandigheden zodanig zijn veranderd dat die gewijzigde omstandigheden de noodzaak van een voorziening of de soort van voorziening kunnen beïnvloeden.
Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht zo spoedig mogelijk en schriftelijk aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.
1.Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:
2. Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het resultaat waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende gemeentelijk besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente (gemeentenaam) geldende bedragen verhogen of verlagen aan de hand van de prijsindex voor de gezinsconsumptie, zoals bepaald in artikel 4.5 lid 1 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Stb. 2006, 450).
Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per 2 jaar geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft wordt het beleid vervolgens aangepast. Het college zendt hiertoe telkens 2 jaar na de inwerkingtreding van de verordening aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk. Het college wint daartoe eerst het advies in van het Participatie Platform
Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) gemeente Horst aan de Maas”.
Het college stelt als uitwerking van deze verordening in het Uitvoeringsbesluit voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) nadere regels vast. Deze regels stemmen overeen met de Kadernota Harmonisatie Wmo individuele voorzieningen gemeente Horst aan de Maas zoals vastgesteld door de Raad.