De raad van de gemeente Waterland,
Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;
gelet op artikel 226 van de Gemeentewet;
BESLUIT:
tot vaststelling van de volgende verordening op de heffing en invordering
van hondenbelasting 2012:
Artikel 1 Belastbaar feit
Onder de naam "hondenbelasting" wordt een directe belasting geheven ter zake
van het houden van één of meer honden binnen de gemeente.
Artikel 2 Belastingplicht
- 1.
Belastingplichtig is de houder van één of meer honden.
- 2.
Als houder wordt aangemerkt degene die onder welke titel dan ook een
hond onder zich heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder
is.
- 3.
Het houden van een hond door een lid van het huishouden wordt
aangemerkt als het houden van een hond door een door de in artikel
231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde
gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden.
Artikel 3 Maatstaf van heffing
- 1.
De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt
gehouden.
Artikel 4 Belastingtarief
- 1.
De belasting bedraagt per belastingjaar:
- a.
voor een eerste hond € 50,16
- b.
voor een tweede hond € 68,52
- c.
voor iedere hond boven het aantal van twee € 86,88
- 2.
In afwijking in zoverre van het voorgaande lid
bedraagt de belasting voor honden, gehouden in
kennels die zijn geregistreerd bij de Raad van
beheer op kynologisch gebied in Nederland € 256,92 per jaar.
- 3.
Het tweede lid blijft buiten toepassing indien
belastingplichtige schriftelijk verzoekt de verschuldigde
belasting vast te stellen naar het werkelijk aantal honden
indien blijkt dat dit bedrag lager is dan het op voet van
het tweede lid bepaalde bedrag.
Artikel 5 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 6 Wijze van heffing
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
Artikel 7 Termijnen van betaling
- 1.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990
moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de
eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de
maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de
tweede twee maanden later.
- 2.
De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het voorgaande
lid gestelde termijnen.
Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar
tijdsgelang
- 1.
De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo
dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
- 2.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, dan
wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar toeneemt, is de
belasting, respectievelijk de hogere belasting ter zake van het
toegenomen aantal honden, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten
van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de
aanvang van de belastingplicht, respectievelijk de toename van het
aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.
- 3.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, dan
wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar vermindert,
bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de
voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde
van de belastingplicht respectievelijk de vermindering van het aantal
honden, nog volle kalendermaanden overblijven.
- 4.
Belastingbedragen van € 7,00 of minder worden niet geheven.
- 5.
Ontheffing wordt verleend indien deze meer dan € 7,00 bedraagt.
Artikel 9
Vrijstellingen
De belasting wordt niet geheven ter zake van honden:
- a.
die jonger zijn dan twee maanden, voor zover zij tezamen met de
moederhond worden gehouden;
- b.
die uitsluitend dienen om blinde personen te leiden;
- c.
die door de "Stichting sociale honden voor gehandicapten Nederland"
als gehandicaptenhond aan een gehandicapte ter beschikking zijn
gesteld;
- d.
die verblijven in een hondenasiel als bedoeld in artikel 1,
onderdeel c, van het Honden- en kattenbesluit 1999, welk asiel is
opgenomen in het centraal register bedoeld in artikel 5, tweede lid,
van genoemd besluit;
- e.
die uitsluitend ten verkoop of aflevering in voorraad worden
gehouden in een bedrijfsinrichting als bedoeld in artikel 1,
onderdeel b, van het Honden- en kattenbesluit 1999, welke inrichting
is opgenomen in het centraal register bedoeld in artikel 5, tweede
lid, van genoemd besluit;
- f.
waarvan de houder in het bezit is van een geldend diploma van de
Koninklijke Nederlandse Politiehondenvereniging, mits de houder zich
verbindt zijn hond met een geleider aan wiens bevelen de hond
gehoorzaamt, op aanvraag ter beschikking van de politie te
stellen;
- g.
waarvan de houder geen ingezetene van de gemeente is en de hond niet
langer dan 90 dagen in het belastingjaar in de gemeente
verblijft;
- h.
waarvan de houder in het bezit is van een geldend diploma van het
hoofdcomité van Het Nederlandse Rode Kruis of van De Nederlandse
Vereniging van Rode Kruishonden.
Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en
wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met
betrekking tot de heffing en de invordering van de hondenbelasting.
Artikel 11 Tijdstip van ingang van de heffing en
citeertitel
- 1.
De verordening hondenbelasting 2011 van 25 november 2010 wordt
ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum
van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing
blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben
voorgedaan.
- 2.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na
die van de bekendmaking.
- 3.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2012.
- 4.
Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening hondenbelasting
2012”.