Organisatie | Epe |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels inzake toepassing ontheffingsbevoegdheid ex artikel 4 van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht: planologische kruimelregeling gemeente Epe |
Citeertitel | Ontheffingenbeleid kruimelgevallen Wabo/Bor |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, lid 1, onder a, onder 2
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
23-02-2011 | 19-11-2014 | nieuwe regeling | 10-02-2011 Veluws Nieuws, 22-02-2011 | 2010-29193 |
Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. De Wabo zorgt voor een betere en snellere dienstverlening van de overheid aan burgers en bedrijven. Door integrale vergunningverlening en handhaving ontstaat een doelmatige manier van werken.
Wie bijvoorbeeld een huis of schuur wil bouwen, verbouwen, oprichten of gebruiken, krijgt te maken met veel vergunningen en voorschriften voor wonen, ruimte en milieu met elk hun eigen criteria, procedures, ambtelijke loketten, afhandelingtermijnen, leges en toezichthouders. Door de invoering van de Wabo worden 26 vergunningen en 1600 formulieren ondergebracht in één vergunning, de zogenoemde omgevingsvergunning. Zo hebben burgers en ondernemers nog maar te maken met één vergunning, één loket, één besluit en één procedure. Bovendien kan de aanvraag digitaal worden ingediend via Omgevingsloket online.
Wie bijvoorbeeld een huis of schuur wil bouwen, verbouwen, oprichten of gebruiken, krijgt te maken met veel vergunningen en voorschriften voor wonen, ruimte en milieu met elk hun eigen criteria, procedures, ambtelijke loketten, afhandelingtermijnen, leges en toezichthouders. Door de invoering van de Wabo worden 26 vergunningen en 1600 formulieren ondergebracht in één vergunning, de zogenoemde omgevingsvergunning. Zo hebben burgers en ondernemers nog maar te maken met één vergunning, één loket, één besluit en één procedure. Bovendien kan de aanvraag digitaal worden ingediend via Omgevingsloket online.
In artikel 2.12 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is geregeld dat voor een activiteit als bedoeld in 2.1, eerste lid onder c (een activiteit in strijd met het bestemmingsplan) slechts een omgevingsvergunning kan worden verleend met toepassing van de in het bestemmingsplan opgenomen regels inzake afwijzing OF in bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen. Dat laatste heeft uitwerking gevonden in artikel 4 van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht en wordt ook wel genoemd ‘planologische kruimelregeling’.
In dat artikel 4 is het volgende geregeld:
Voor verlening van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen op grond van het Besluit omgevingsrecht (artikel 4, bijlage 2) in aanmerking:
een installatie bij een glastuinbouwbedrijf voor warmtekrachtkoppeling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder w, van de Elektriciteitswet 1998;
een installatie bij een agrarisch bedrijf waarmee duurzame energie wordt geproduceerd door het bewerken van uitwerpselen van dieren tot krachtens artikel 5, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet aangewezen eindproducten van een krachtens dat artikellid omschreven bewerkingsprocedé dat ziet op het vergisten van ten minste 50 gewichtsprocenten uitwerpselen van dieren met in de omschrijving van dat procedé genoemde nevenbestanddelen;
Bevoegdheid, beleidsvrijheid en beleidsregels
Een omgevingsvergunning voor boven bedoelde activiteiten kan worden verleend en dat impliceert dat sprake is van een (discretionaire) bevoegdheid en geen plicht. Burgemeester en wethouders kunnen dan ten aanzien van de uitoefening van die bevoegdheid beleidsregels vaststellen. Dergelijke beleidsregels, opgesteld krachtens artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, bevorderen een consistente en voortvarende afhandeling van de aanvragen om een omgevingsvergunning en voor de motivering kan dan verwezen worden naar de in beleidsregels neergelegde gedragslijn.
Bij de beoordeling van verzoeken om af te wijken van het bestemmingsplan zullen voor wat betreft de afwijkingsmogelijkheden zoals genoemd in artikel 2.12 lid 1 sub a onder 2º, Wabo de hiernavolgende beleidsregels worden toegepast.
Begripsbepalingen en de beleidsregels toepassingsmogelijkheden
Onderstaand worden de begripsbepalingen en de beleidsregels beschreven.
PARAGRAAF I : BEGRIPSBEPALINGEN
erf: al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;
openbaar toegankelijk gebied: weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;
Een omgevingsvergunning (2.12, eerste lid, onder a, onder 2º) kan worden verleend in geval van:
(NB voor de nummering is aangesloten bij de nummering in artikel 4)
Bij de toepassing van de beleidsregels geldt dat een verzoek om afwijking alleen wordt toegestaan indien wordt voldaan een de volgende kwalitatieve criteria:
2.Specifieke afwegingscriteria
1a. een bijbehorend bouwwerk binnen de bebouwde kom
Uitgangspunten bij uitbreidingen behorende bij een woning:
ten aanzien van uitbreiding van een woning aan de achterzijde geldt dat:
ten aanzien van uitbreiding van de woning aan de zijzijde geldt dat:
ten aanzien van uitbreiding van de woning aan de voorzijde geldt dat:
ten aanzien van overige bijbehorende bouwwerken (vrijstaande bijgebouwen) bij woningen geldt het volgende:
overige algemene criteria bijbehorende bouwwwerken:
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de genoemde maten, indien:
Uitgangspunten bij uitbreidingen o verige gebouwen, niet zijnde woningen
Dit betreft een groot aantal categorie van gevallen en mogelijkheden. Specifieke regels zijn dus moeilijk te formuleren. De algemene afwegingscriteria zijn van toepassing. Verder geldt dat nut en noodzaak dient te worden aangetoond. Slechts bij hoge uitzondering is het mogelijk bijbehorende bouwwerken op te richten. Hierbij dient het gebruik van het bijbehorend bouwwerk in beginsel (zie onder 9) in overeenstemming te zijn met het bestaande gebruik, zoals dat op grond van het bestemmingsplan is toegestaan. Verder geldt dat het bebouwingsoppervlak op het bij het oorspronkelijke hoofdgebouw behorende achtererfgebied op niet meer dan 50% van de oppervlakte van dit gebied mag uitkomen.
1b. een bijbehorend bouwwerk buiten de bebouwde kom, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
Uitgangspunten bij uitbreidingen behorende bij een woning (buiten de bebouwde kom)
Ten aanzien van uitbreiding van een woning aan de achterzijde geldt dat:
Ten aanzien van uitbreiding van de woning aan de zijzijde geldt dat:
Ten aanzien van uitbreiding van de woning aan de voorzijde geldt dat:
Ten aanzien van overige bijbehorende bouwwerken (vrijstaande bijgebouwen) bij woningen geldt het volgende:
Uitgangspunten bij uitbreidingen o verige gebouwen, niet zijnde woningen (buiten de bebouwde kom)
Dit betreft een groot aantal categorie van gevallen en mogelijkheden. Specifieke regels zijn dus moeilijk te formuleren. De algemene afwegingscriteria zijn van toepassing. Verder geldt dat nut en noodzaak dient te worden aangetoond. Slechts bij hoge uitzondering is het mogelijk bijbehorende bouwwerken op te richten. Hierbij dient het gebruik van het bijbehorend bouwwerk in beginsel (zie onder 9) in overeenstemming te zijn met het bestaande gebruik, zoals dat op grond van het bestemmingsplan is toegestaan. Verder geldt dat het bebouwingsoppervlak op het bij het oorspronkelijke hoofdgebouw behorende achtererfgebied op niet meer dan 50% van de oppervlakte van dit gebied mag uitkomen.
2. een gebouw ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening als bedoeld in artikel 2, onderdeel 18, onder a, dat niet voldoet aan de in dat subonderdeel genoemde eisen, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
b. de oppervlakte niet meer dan 50 m2 .
Uitgangspunten bij toepassing:
Per geval bezien of aan deze mogelijkheid toepassing wordt gegeven.
3. een bouwwerk, geen gebouw zijnde, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
b. de oppervlakte niet meer dan 50 m2 .
Uitgangspunten bij toepassing:
ten aanzien van erfafscheidingen geldt het volgende:
ten aanzien van overige bouwwerken wordt per geval bezien of aan deze mogelijkheid toepassing wordt gegeven.
4. een dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw.
Uitgangspunten bij toepassing:
Omdat de verwachting is dat dit zeer sporadisch voorkomt per geval bezien of aan deze mogelijkheid toepassing wordt gegeven. De geldende Welstandsnota zal als uitgangspunt worden gehanteerd en de regels van het bestemmingsplan voor wat betreft goothoogte en dakhelling zijn niet van toepassing.
5. een antenne-installatie, mits niet hoger dan 40 m .
Uitgangspunten bij toepassing:
De betreffende aanvraag om een omgevingsvergunning of het herzien van een bestemmingsplan dient volledig in overeenstemming te zijn met de bepalingen van het tussen de rijksoverheid, de VNG en de vijf operators gesloten convenant in het kader van het nationaal antennebeleid (vergunningvrije antenne-installaties) d.d. 27 juni 2002. In het convenant zijn onder meer afspraken gemaakt over:
het hanteren van het site-sharing beginsel; de mogelijkheden van medegebruik van zendmasten van andere providers (site-sharing) moeten zijn uitgeput, tenzij dit uit een voldoende onderbouwde motivering technisch niet mogelijk blijkt of in redelijkheid niet verlangd kan worden, voordat medewerking aan het realiseren van een zendmastinstallatie op de nieuwe locatie wordt overwogen;
In het plaatsingsplan zal het vorenstaande moeten worden meegenomen. Daarbij zal ook aandacht geschonken moeten worden aan de overige punten:
bij plaatsing op een woongebouw moet aannemelijk worden gemaakt dat de realisatie daarop noodzakelijk is. Dit is o.a. het geval wanneer er geen andere geschikte locatie is of wanneer de plaatsing voorkomt dat de provider op andere gebouwen (of elders in de buurt) meer antenne-installaties moet plaatsen;
Bij elke aanvraag voor zendmastinstallaties moet de provider die informatie aan de gemeente verstrekken waaruit blijkt dat bedoelde blootstellinglimieten ter plaatse van de dichtstbijzijnde woning niet worden overschreden door de plaatsing/ toevoeging van de zendmastinstallatie op de betreffende locatie. Het voorgaande met inachtneming van de verantwoordelijkheid in deze van de rijksoverheid en het Antennebureau m.b.t. het registreren in het Antenneregister en het bewaken van de elektromagnetische veldsterkte van antennes/zendmastinstallaties. Met inachtneming van het voorgaande, vormen overwegingen met betrekking tot risico’s voor de volksgezondheid in verband met GSM/ UMTS stralingsgevaar in beginsel geen grond om ontheffing t.b.v. een omgevingsvergunning voor een zendmastinstallatie/ antenne te weigeren, of voor een weigering van het college om mee te werken aan wijziging van een bestemmingsplan. In deze wordt aangesloten op het standpunt van de VNG (zie onder Gezondheidsrisico’s). In dit verband wordt bij de verlening van vergunning/ ontheffing gehandeld conform de actuele standpunten van de rijksoverheid en de VNG over de plaatsing van UMTS masten.
6. een installatie bij een glastuinbouwbedrijf voor warmtekrachtkoppeling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder w, van de Elektriciteitswet 1998.
Uitgangspunten bij toepassing:
Omdat de verwachting is dat dit zeer sporadisch voorkomt per geval bezien of aan deze mogelijkheid toepassing wordt gegeven.
7. een installatie bij een agrarisch bedrijf waarmee duurzame energie wordt geproduceerd door het bewerken van uitwerpselen van dieren
Uitgangspunten bij toepassing:
Omdat de verwachting is dat dit zeer sporadisch voorkomt per geval bezien of aan deze mogelijkheid toepassing wordt gegeven
8. het gebruiken van gronden of bouwwerken ten behoeve van evenementen met een maximum van drie per jaar en een duur van ten hoogste vijftien dagen per evenement, het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement hieronder begrepen.
Uitgangspunten bij toepassing:
Omdat de verwachting is dat dit zeer sporadisch voorkomt per geval bezien of aan deze mogelijkheid toepassing wordt gegeven
9. het gebruiken van bouwwerken, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
Uitgangspunten bij toepassing:
Het beleid geldt voor de navolgende categorieën bouwwerken:
A.gebouwen, een woning, woongebouw of bijbehorend bouwwerk zijnde.
Voor toepassing komt in aanmerking het gebruik voor:
ten hoogste 40% van de gezamenlijke oppervlakte van het woonhuis (zijnde het hoofdgebouw) met de daarbij behorende aan en bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van het aan huis verbonden beroep, dan wel dienstverlening, met dien verstande dat deze gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m2
In uitzondering op het vorenstaande – en uitgaande van het maximale percentage van 40% zoals hierboven bedoeld - mag voor woningen met een inhoudsmaat van:
Wijziging van het gebruik van een gebouw is slechts toegestaan in geval van lichte bedrijvigheid als bedoeld in de – in de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering opgenomen - Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging. Omdat de verwachting is dat dit zeer sporadisch voorkomt wordt per geval bezien of aan deze mogelijkheid toepassing wordt gegeven, met dien verstande dat vooral de aspecten parkeren en verkeer worden bezien.
Wijziging van gebruik is niet toegestaan in geval van:
Slechts bij hoge uitzondering wordt deze afwijking toegestaan. De dringende noodzaak dient te zijn aangetoond en de overwegingen om van het bestemmingsplan af te wijken dienen zorgvuldig te zijn onderbouwd. In de onderbouwing dient in ieder geval aangegeven te worden waarom:
Wijziging van gebruik is niet toegestaan in geval van:
10. het gebruiken van een recreatiewoning voor bewoning, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
Uitgangspunten bij toepassing:
Van deze mogelijkheid wordt geen gebruik gemaakt. Dienaangaande is de “Nota permanente bewoning van recreatiewoningen” vastgesteld.
Voor wat betreft de toepassing zijn burgemeester en wethouders bevoegd om af te wijken van deze regeling, vooral wanneer deze voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen.
In het algemeen kan een beroep op de hardheidsclausule worden gedaan indien:
Dit beleid treedt in werking op de eerste dag na de dag waarop zij op grond van de Algemene wet bestuursrecht is bekendgemaakt.
Het beleid kan worden aangehaald met de citeertitel: “Ontheffingenbeleid kruimelgevallen Wabo/Bor”.