Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Epe

Beleidsregel met betrekking tot het oprichten van zendinstallaties / antennes 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieEpe
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel met betrekking tot het oprichten van zendinstallaties / antennes 2010
CiteertitelBeleidsregel zendinstallaties / antennes
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerpruimtelijke ordening

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet Ruimtelijke Ordening, art. 3.23

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

1.Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-03-201001-02-201001-10-2010nieuwe regeling

17-11-2009

Veluws Nieuws, 09-03-2010

2009-65901

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel met betrekking tot het oprichten van zendinstallaties / antennes 2010

BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN EPE

Overwegende dat het gewenst is een beleidsregel vast te stellen inhoudende richtlijnen met betrekking tot het oprichten van zendinstallaties / antennes

Gelet op art. 3.23 Wet Ruimtelijke Ordening

 

BESLUITEN:

 

Vast te stellen de navolgende:

 

Beleidsregel met betrekking tot het oprichten van zendinstallaties / antennes 2010

A.Algemeen

1.

De betreffende bouwaanvraag / het ontheffingsverzoek dient volledig in overeenstemming te zijn met de bepalingen van het tussen de rijksoverheid, de VNG en de vijf operators gesloten convenant in het kader van het nationaal antennebeleid (vergunningvrije antenne-installaties) d.d. 27 juni 2002 onder meer wat betreft:

  • -

    de visuele inpasbaarheid;

  • -

    het hanteren van het site-sharing beginsel; de mogelijkheden van medegebruik van zendmasten van andere providers (site-sharing) moeten zijn uitgenut, tenzij dit uit een voldoende onderbouwde motivering technisch niet mogelijk blijkt of in redelijkheid niet verlangd kan worden, voordat medewerking aan het realiseren van een zendmastinstallatie op de nieuwe locatie wordt overwogen;

  • -

    het aantonen van de noodzaak;

Bij- het plaatsingsplan;

  • -

    Op een woongebouw: aannemelijk maken dat realisatie op een woongebouw noodzakelijk is Dit is o.a. het geval wanneer er geen andere geschikte locatie is of wanneer de plaatsing voorkomt dat de provider op andere gebouwen (of elders in de buurt) meer antenne-installaties moet plaatsen;

  • -

    Aangeven van blootstellingslimieten. Voldoen aan blootstellingslimieten zoals geadviseerd door de Nationale Gezondheidsraad, vastgesteld door de rijksoverheid en in overeenstemming met Europese regelgeving;

Bij elke aanvraag om bouwvergunning voor zendmastinstallaties moet de provider die informatie aan de gemeente verstrekken waaruit blijkt dat bedoelde blootstellinglimieten ter plaatse van de dichtstbijzijnde woning niet worden overschreden door de plaatsing/ toevoeging van de zendmast-installatie op de betreffende locatie. Het voorgaande met inachtneming van de verantwoordelijkheid in deze van de rijksoverheid en het Antennebureau m.b.t. het registreren in het Antenneregister en bewaken van de electromagnetische veldsterkte van antennes/zendmastinstallaties.

Met inachtneming van het voorgaande, vormen overwegingen met betrekking tot risico’s voor de volksgezondheid in verband met GSM/ UMTS stralingsgevaar in beginsel geen grond om ontheffing t.b.v. een bouwvergunning voor een zendmastinstallatie/ antenne te weigeren, of voor een weigering van het college om mee te werken aan wijziging van een bestemmingsplan

In deze wordt aangesloten op het standpunt van de VNG (zie onder Gezondheidsrisico’s).

In dit verband wordt bij de verlening van vergunning/ ontheffing gehandeld conform de actuele standpunten van de rijksoverheid en de VNG over de plaatsing van UMTS masten.

1.De gemeentelijke welstandsnota is onverkort van toepassing

Plaatsing van de zendmastinstallatie/ antenne op de betreffende locatie moet welstandshalve en vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar zijn en voldoen aan de aan de bouwtechnische en constructieve eisen volgens het Bouwbesluit.

Als voor het plaatsen van een zendmastinstallatie/ antenne geen vergunning nodig is op grond van de Woningwet, geldt het volgende uitgangspunt:

Voor de visuele inpasbaarheid is de gemeentelijke welstandsnota in principe van toepassing.

Op grond van artikel 4.2 van het convenant wordt dit in het kader van het plaatsingsplan door de gemeente tijdig kenbaar gemaakt aan de provider/ MoNet.

2.

Voor het in behandeling nemen van (impliciete) verzoeken om ontheffing van het bestemmingsplan geldt dat deze door de indiener moet zijn voorzien van voldoende gegevens ten behoeve van een goede ruimtelijke onderbouwing/ motivering. Deze gegevens moeten direct zijn verbonden met de bouwaanvraag.

Op grond hiervan moet in overleg met de provider en uiteindelijk ter beoordeling van de gemeente een goede afweging kunnen worden gemaakt waar de zendmastinstallatie exact het beste kan worden geplaatst.

Bij de bouwaanvraag dient een schriftelijke verklaring te worden overgelegd waaruit de toestemming van de eigenaar blijkt.

 

B.Voorkeurslocaties

  • a.

    bij voorkeur geen solitaire grondopstelling.

  • b.

    Indien een zendmastinstallatie in het buitengebied wordt geplaatst, zo min mogelijk in de open ruimte maar aan, langs of in de rand;

  • c.

    bij voorkeur geen plaatsing in landschappelijk waardevolle gebieden;

  • d.

    bij voorkeur geen plaatsing midden in woongebieden maar zoveel mogelijk aan/langs de rand.

  • e.

    In geval van plaatsing naast een (woon)gebouw zoveel mogelijk op achterzijde kavel, op maximale afstand van de openbare ruimte;

  • f.

    bij voorkeur geen plaatsing op woongebouwen (huur- of koopwoningen), gebouwen waarin permanent mensen worden verzorgd/ verpleegd of op schoolgebouwen;

  • g.

    bij voorkeur plaatsing op bedrijfs-, kantoor- en detailhandelsgebouwen en gebouwen voor maatschappelijke voorzieningen, zoals gemeentelijke gebouwen, politiebureau en brandweerkazerne;

  • h.

    in geval van plaatsing op locaties in de door de gemeente of het Rijk aangewezen beschermde dorpsgezichten, mag plaatsing niet leiden tot een onevenredige afbreuk aan de historisch gegroeide stedenbouwkundige structuur en de specifieke ruimtelijke kwaliteiten in dat gebied (bijv. gevelaanzichten);

  • i.

    aan plaatsing op of aan kerktorens en (andere) monumenten kan medewerking worden verleend, op voorwaarde dat de welstandscommissie en/of de monumentencommissie zich vooraf met het plaatsen van de zendmastinstallatie kan verenigen;

  • j.

    bij voorkeur plaatsing koppelen aan bestaande infrastructuur; plaatsing in of op lichtmasten en reclamemasten in de middenberm van wegen en/of op bedrijventerreinen, langs de autosnelweg A50 en de omgeving van tankstations.

  • k.

    Indien een zendmastinstallatie langs de openbare weg wordt geplaatst, de zendmastinstallatie zoveel mogelijk visueel opnemen in het beeld van de langs de weg gelegen bos/groenstrook;

  • l.

    in principe kan medewerking worden verleend voor plaatsing op sportterreinen en in of aan zich daar bevindende lichtmasten of gebouwen;

  • m.

    bij voorkeur plaatsen op of aan hoogspanningsmasten, windmolens, reclamezuilen, lichtmasten en verkeersportalen bij wegen.

C. Overig

  • a.

    Het college kan nadere informatie inwinnen bij de aanvrager/ derden n.a.v. een aanvraag om bouwvergunning/ ontheffing voor het plaatsen van een zendmastinstallatie/ antenne.

  • b.

    Het college handelt in overeenstemming met deze beleidsrichtlijnen, tenzij zich een bijzondere situatie voordoet (artikel 4:84 Awb). Dit is het geval als het handelen voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen.

  • c.

    Het college beslist in gevallen waarin deze richtlijnen niet voorzien.

  • d.

    Deze richtlijnen treden na publicatie, in werking op 1 februari 2010. Het collegebesluit van 26 februari 1999 en het collegebesluit van 13 september 2005 komen te vervallen op dezelfde datum waarop deze beleidsregel in werking treedt

 

Epe, 17 november 2009

 

Burgemeester en wethouders van Epe,

de burgemeester,

de secretaris,

Nota-toelichting beleidsregel zendmastinstallatie / antenne

Inleiding

In de gemeente Epe is net als in veel andere gemeenten enige onduidelijkheid ontstaan bij de inwoners in verband met het plaatsen van GSM en vooral UMTS-installaties/ antennes op bepaalde locaties o.a. in verband met de gezondheidsaspecten.

Deze zendmastinstallaties/antennes zijn nodig voor het gebruik van mobiele telefonie en internet-gebruik. De zendmastinstallaties/antennes worden door de mobiele operators Telfort, T Mobile, KPN, Vodafone en T-Mobile geplaatst volgens de voorwaarden vastgelegd in het landelijk convenant d.d. 11 juni 2002 tussen de rijksoverheid (ministeries van Verkeer en Waterstaat en VROM), de VNG en de leidende vijf providers over het nationaal antennebeleid inzake vergunningvrije antenne-installaties voor mobiele telecommunicatie.

De positie van de gemeente is in grote lijn zodanig dat de gemeente slechts beperkt invloed kan uitoefenen op de plaatsing van GSM en UMTS-installaties/ antennes als het gaat om de zendmastinstallaties/ antennes die onder het convenant vallen en meestal vergunningvrij zijn.

Bevoegdheid van de gemeente is pas aan de orde, indien er sprake is van een lichte of reguliere bouwvergunning al dan niet met ontheffing van het bestemmingsplan ex art. 3.23 Wro of wijziging een van het bestemmingsplan. Daarbij is de sterkte van elektromagnetische velden rond GSM/UMTS antennes voor de gemeente geen toetsingsnorm of weigeringsgrond, zodat ook hier nauwelijks sprake is van gemeentelijke mogelijkheden tot regulering.

Doel van de notitie is onder meer dat de inwoners en ondernemers van Epe goed worden geïnformeerd over de toepasselijke regelgeving en het achterliggend landelijk- en gemeentelijk beleid rond deze zendmastinstallaties en dat miscommunicatie kan worden voorkomen.

Het eerste deel van detoelichtinge gaat in op het algemene kader, het tweede deel bevat de geactualiseerde, meer uitvoeringsgerichte richtlijnen.

 

I. Algemeen kader

 

I.1. Uitbreiding mobiele communicatie GSM/ UMTS

De toegenomen vraag naar plaatsingsmogelijkheden voor zendmasten is het gevolg van de uitbreiding van de particuliere/ zakelijke mobiele communicatiesystemen (GSM/ UMTS).

GSM is een afkorting van de woorden “Global System for Mobile communications”; een wereldwijd systeem voor mobiele communicatie.

UMTS, Universal Mobile Telecommunications System, is de derde generatie mobiele telecommunicatie-systemen (3G) en als zodanig de opvolger van GSM. Deze derde generatie mobiele communicatiesystemen worden in wereldwijd verband onder de naam IMT-2000 in de ITU ontwikkeld.

UMTS moet het mogelijk maken om naast spraak een veelheid aan datacommunicatietoepassingen, die vast beschikbaar zijn, ook mobiel toegankelijk te maken. Hierbij kan worden gedacht aan mobiel internetten, elektronische post (e-mail), fax, electronic commerce, videotelefonie en amusements-diensten als muziek en video.

Een GSM- of UMTS-antenne beslaat een bepaald verzorgingsgebied. De verzorgingsgebieden van de antenne-installatie overlappen elkaar om een aaneengesloten dekking te krijgen. Deze cellulaire structuur (honingraat) is nodig om het mobiel bellen mogelijk te maken. Binnen elke cel kunnen meer bellers tegelijkertijd worden bediend. Elke mobiele telefoon zoekt zelf een vrije ruimte op. Met kleinere cellen ontstaat een grotere capaciteit; kleinere cellen betekenen ook meer antenne-installaties.

De noodzaak van meer antenne-installaties vloeit voort uit een combinatie van dekking, capaciteit en gewenste kwaliteit.

Hoe meer mensen gebruik maken van de mobiele telefoon, hoe meer antennes er in een bepaald gebied nodig zijn om de communicatie tot stand te brengen. Gebieden met hoge bevolkings-concentraties bevatten veel abonneehouders en vereisen naar verhouding extra antenne-installaties. Concentraties van personen zijn er in Epe vooral in de toeristische-/recreatiegebieden.

 

I.2. Gezondheidsrisico’s

Momenteel is sprake van een brede discussie over de gevolgen voor de volksgezondheid van straling door zendmastinstallaties/antennes voor mobiele telecommunicatie.

De Nationale Gezondheidsraad heeft op basis van wetenschappelijke onderzoeken blootstellinglimieten voor GSM en UMTS antennes opgesteld waarbij ruime veiligheidsmarges in acht zijn genomen. Rekening houdend met deze blootstellinglimieten zijn er geen directe gezondheidseffecten aangetoond.

De rijksoverheid heeft door een vooraanstaand onderzoeksinstituut van de Universiteit van Zurich nader onderzoek laten doen naar de gevolgen van straling door GSM/UMTS zendmastinstallaties.

De resultaten van dit onderzoek (het zgn. Zwitsers onderzoek) zijn in juni 2006 bekend gemaakt door het ministerie van VROM.

Mede op basis van het Zwitsers onderzoek stelt het ministerie van VROM zich op het standpunt dat plaatsing van UMTS masten vanuit gezondheidsoverwegingen verantwoord is.

De uitkomst van het Zwitsers onderzoek is in lijjn met het standpunt van de Wereld gezondheidsorganisatie (WHO). Op 25 mei 2006 bevestigde de WHO dat er geen gezondheidsrisico te vrezen is van elektromagnetische velden van GSM/UMTS zendmastinstallaties. Volgens de WHO blijkt uit diverse internationale onderzoeken niet van enige korte of lange termijn gezondheidseffecten.

De rijksoverheid stelt zich op het standpunt dat overwegingen met betrekking tot de gezondheidsaspecten zijn voorbehouden aan- en vallen onder verantwoordelijkheid van het ministerie van VROM en zich niet lenen voor (inhoudelijke) beoordeling door het gemeentebestuur.

Dit houdt in de visie van de rijksoverheid dus in dat gemeenten geen beleidsruimte hebben m.b.t. een (inhoudelijke) beoordeling van deze volksgezondheidsaspecten.

Positie VNG

De VNG accepteert de resultaten van genoemd onderzoek en volgt het oordeel van het Rijk/ het ministerie van VROM en de Gezondheidsraad.

Duidelijkheid over de gezondheidsaspecten ligt er nu en de rijksoverheid neemt de verantwoordelijkheid in deze.

De VNG concludeert dat gemeenten geen beleidsruimte hebben om plaatsing/bouwvergunning van GSM/UMTS masten te weigeren op grond van vrees voor mogelijke gezondheidsrisico’s (voorzorgbeginsel). Mede omdat recente jurisprudentie van de Raad van State in dezelfde richting gaat accepteert de VNG het standpunt van de rijksoverheid.

De VNG gaat uit van de bevindingen van de WHO en de Gezondheidsraad, dat het niet aannemelijk is dat zich gezondheidsrisico’s op lange of korte termijn als gevolg van GSM/UMTS zullen voordoen.

Verder gaat de VNG er vanuit dat de verantwoordelijkheid/ aansprakelijkheid voor eventuele gezondheidsrisico’s veroorzaakt door GSM/UMTS nooit voor risico van de gemeente kan komen, juist gelet op de uitdrukkelijke stellingname door de rijksoverheid dat gemeenten op dit punt geen beleidsruimte hebben om af te wijken van het rijksbeleid.

Wat betreft de blootstellingslimieten is er ook geen reden om af te wijken van de afspraken volgens het Convenant Nationaal Antennebeleid 2002.

 

I.3. Nationaal antennebeleid

Het ministerie van Verkeer en Waterstaat heeft aan een aantal zendgemachtigden/ de providers licenties verkocht om een netwerk te ontwikkelen voor mobiel bellen in Nederland.

In 2000 heeft het ministerie een beleidsdocument opgesteld voor het nationaal antennebeleid.

Doel van het nationaal antennebeleid is het stimuleren en faciliteren van voldoende ruimte voor antenne-opstelpunten binnen duidelijke kaders van volksgezondheid, leefmilieu en veiligheid.

Voor de uitvoering van het nationaal antennebeleid is het Nationaal Antennebureau opgericht (www.antennebureau.nl).

Antenneconvenant

De VNG en de rijksoverheid hebben in 2002 een convenant gesloten met de vijf operators van mobiele telecommunicatie die in Nederland de rechten gekocht hebben, over de plaatsingsprocedures voor zendmastinstallaties/ antennes. In dit convenant zijn diverse zaken geregeld m.b.t. de plaatsing van vergunningvrije antennes/ zendmasten zoals het plaatsingsplan.

Zo zijn operators gehouden om jaarlijks een plaatsingsplan aan de gemeente voor te leggen, waarin zij geplande nieuwe antenne-installaties in beeld brengen. Verder regelt het convenant zaken als de visuele inpasbaarheid, het instemmingsrecht van de bewoners en blootstellingslimieten (zie hierna).

a. Plaatsingsplan

De operators dienen gezamenlijk een plaatsingsplan op te stellen, waarin alle geplande en bestaande antenne-installaties binnen het grondgebeid van de gemeente Epe staan. Dit betekent dat ook de hogere antennes, die niet onder de werking van het convenant vallen, daarin opgenomen dienen te worden. Voor antennes boven de vijf meter moet bouwvergunning worden aangevraagd.

Voor geplande antennes kan het zijn dat er een zoekcirkel wordt aangegeven.

In dat geval kan de gemeente in de bespreking over het plaatsingsplan meedenken over een geschikte locatie. Op deze manier krijgt de gemeente een overzicht van het totaal aantal antenne-installaties en de locaties. In het convenant zijn afspraken gemaakt waaraan een plaatsingsplan moet voldoen en welke procedure providers en gemeente moeten volgen voor de bespreking van het plan. De providers (MoNet) dienen eens per jaar een nieuw plaatsingsplan in te dienen.

Alvorens één of meer vergunningvrije antenne-installaties op het grondgebied van de gemeente worden opgericht, zenden de providers (het samenwerkingsverband MoNet; Mobiele Netwerk-operators Nederland) het plaatsingsplan toe aan de gemeente.

Binnen vijftien dagen na de datum van ontvangst van het plaatsingsplan, bericht de gemeente aan de operators/ MoNet of zij het plaatsingsplan wil bespreken. Indien de gemeente het plaatsingsplan niet wil bespreken, of indien de gemeente niet binnen vijftien dagen na datum van ontvangst van het plaatsingsplan de providers/ MoNet heeft meegedeeld het plaatsingsplan te willen besreken, wordt het plaatsingsplan als vaststaand beschouwd.

De gemeente heeft in algemene zin alleen de mogelijkheid om te adviseren op de plaatsingsplannen van de providers.

Bij de locatiekeuze worden door de providers de afspraken in het convenant gevolgd.

Door de providers wordt aan de eigenaren van grond of gebouw en aan bewoners van het gebouw waar een mast op geplaatst wordt, toestemming gevraagd. Ook wordt aannemelijk gemaakt dat plaatsing van de mast op die locatie noodzakelijk is. Alle eigenaren (zo ook de gemeente) kunnen plaatsing op hun eigendommen weigeren.

b. Visuele inpasbaarheid

De wijze waarop een antenne-installatie bouwvergunningvrij gebouwd mag worden is op basis van de Woningwet in het Besluit bouwvergunningvrije en licht-vergunningplichtige bouwwerken geregeld. Voor bijzondere gevallen is in het convenant vastgesteld dat gemeenten – in aansluiting op lokaal welstandsbeleid – eisen kunnen stellen aan de kleur van de techniekkast, de bekabeling en de gevelantennes. Op deze manier kunnen gemeenten ervoor zorgen dat de operators bij het plaatsen van antenne-installaties voldoende rekening houden met het lokale straat- en landschapsbeeld.

c. Plaatsing op woongebouwen

Als een provider een antenne op een woongebouw wil plaatsen, moet hij volgens het convenant eerst aannemelijk maken dat dit noodzakelijk is. Dit is het geval wanneer er geen andere geschikte locatie is of wanneer de plaatsing van een antenne op een woongebouw voorkómt dat de operator op andere gebouwen (of elders in de buurt) meer antenne-installaties moet plaatsen.

De instemmingprocedure is gedetailleerd uitgewerkt in het convenant.

d. Het instemmingsrecht van bewoners/ Instemmingprocedure

Indien een provider een antenne-installatie op een woongebouw wil plaatsen, dient hij voorafgaand aan de instemmingprocedure de toestemming van de eigenaar te hebben verkregen.

Vervolgens krijgen alle huurders van het woongebouw een informatiepakket toegezonden met een instemmingformulier. Wanneer de helft plus één van de huurders tegen plaatsing van een antenne-installatie is, gaat de plaatsing niet door. De provider krijgt nog wel een kans om eventuele bezwaren weg te nemen, om zodoende alsnog in een tweede ronde toestemming te verkrijgen.

Een onafhankelijk administratiebureau coördineert de instemmingprocedure en telt de stemmen. Voor een woongebouw met koopappartementen geldt de instemmingprocedure niet. Door de vereniging van eigenaren van zo’n woongebouw kan al dan niet instemming worden verleend.

e. Blootstellingslimieten

Mobiele telecommunicatie maakt gebruik van radiofrequente elektromagnetische velden.

Uit onderzoek blijkt dat er geen nadelige gevolgen voor de volksgezondheid zijn wanneer de veiligheidslimieten voor blootstelling aan elektromagnetische velden niet overschreden worden.

De veiligheidseisen zijn gebaseerd op informatie uit internationaal wetenschappelijk onderzoek en komen overeen met Europese richtlijnen en het advies van de Gezondheidsraad. Om geen enkel risico te nemen, is in de door de rijksoverheid vastgestelde limieten een ruime veiligheidsmarge opgenomen. Daarbij is ook nog eens rekening gehouden met voor het publiek toegankelijke ruimten en niet toegankelijke ruimten.

Per kwartaal verstrekken de providers/ MoNet aan de rijksoverheid/ de Inspectie Verkeer en Waterstaat o.a. de gegevens over de veldsterkte van de door de betreffende provider geplaatste vergunningvrije antenne-installaties.

De Inspectie Verkeer en Waterstaat (Divisie Telecom), draagt zorg dat op de website van het Nationaal Antennebureau (www.antennebureau.nl ) voor een ieder de contouren van de referentieniveaus per geplaatste vergunningvrije antenne-installatie te raadplegen zijn.

 

I.4. Regelgeving

a. Vergunningvrije masten en antennes

Volgens artikel 3 van het Besluit bouwvergunningvrije en licht bouwvergunningplichtige bouwwerken (het Besluit) zijn zendmastinstallaties / antennes kleiner dan 5 meter vergunningvrije bouwwerken. Deze zendmasten hebben bovendien een vermogen kleiner dan 4 kW en vallen daarom niet onder de Wet milieubeheer.

Het overgrote deel (ca 90%) van de zendmasten en antennes dat geplaatst wordt valt in deze vergunningvrije categorie.

De gemeente heeft dan ook geen ruimtelijk-planologische bevoegdheden met betrekking tot antenne-installaties tot vijf meter, omdat deze categorie bouwwerken bouwvergunningvrij is (Stb. 2002, 411).

b. Vergunningplichtige zendmasten

Zendmastinstallaties/ antennes hoger dan vijf meter.

Per 1 januari 2003 zijn op grond van artikel 40 jo. artikel 43, lid 1, sub c Woningwet en genoemd Besluit de zendmastinstallaties/ antennes van vijf tot 40 meter licht-bouwvergunningplichtig. Masten/ antennes hoger dan 40 meter vallen onder de reguliere bouwvergunningplicht.

Zowel licht- als regulier bouwvergunningplichtige bouwwerken moeten worden getoetst aan het bestemmingsplan.

c. Antennes op monumenten of in rijksbeschermde stads- en dorpsgezichten

Voor het bouwen van een antenne tot vijf meter hoogte op of aan monumenten als bedoeld in de Monumentenwet 1988 of in een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening, is altijd een bouwvergunning nodig (artikel 43, lid 2 Ww). Sinds 1 januari 2003 is dit een lichte bouwvergunning. Dit geldt ook voor het plaatsen van een antenne-installatie in een door het Rijk aangewezen beschermd stads- of dorpsgezicht.

d. C2000-inrichtingen

C2000 is het nieuwe mobiele netwerk voor alle hulpverleningsdiensten in Nederland. Het is ontworpen om de mobiele communicatie van de brandweer, ambulancediensten, politie en Koninklijke Marechaussee maximaal te ondersteunen en te verbeteren. Zeker bij een gezamenlijk optreden, zoals bij een ramp, is goede communicatie essentieel.

Het netwerk bestaat uit circa 400 zendmastinstallaties met een hoogte variërend van 45 meter tot 53 meter. In een enkel geval kan een C2000-mast op een hoog gebouw geplaatst worden. Veelal kan dat echter niet en komt er een vrijstaande mast.

Een C2000-mast valt vanaf 15 augustus 2002 onder de categorie ‘bouwvergunningvrije bouwwerken’ (Stb. 2002, 411).

Het is wenselijk dat de uitgangspunten en criteria volgens het gemeentelijk zendmasten/antennebeleid bij toekomstige planherzieningen zo veel mogelijk in de nieuwe bestemmingsplannen worden meegenomen, zodat op termijn een uniform, goed hanteerbaar planologisch kader ontstaat voor het toetsen van bouwaanvragen voor zendmastinstallaties/ antennes. Tot die tijd kunnen aan de hand van de in deze notitie opgenomen richtlijnen verzoeken om bouwvergunning worden getoetst in het kader van een ontheffingsprocedure op basis van artikel 3.23 Wro.

e. Het bestemmingsplan, ontheffingsmogelijkheden

Vastgesteld en bekendgemaakt gemeentelijk beleid met betrekking tot (licht-) bouwvergunningplichtige zendmastinstallaties is na 1 januari 2003 nog steeds van belang, met name voor die gevallen waarin ontheffing van het bestemmingsplan noodzakelijk is alvorens tot bouwvergunning kan worden afgegeven.

Vaak passen zendmastinstallaties/ antennes niet binnen de bestemmingen en bebouwings-voorschriften van vigerende bestemmingsplannen en is ontheffing van het bestemmingsplan nodig om een bouwvergunning te kunnen verlenen, of moet het bestemmingsplan worden aangepast.

Ontheffingsmogelijkheden samengevat:

  • - ontheffing die in het bestemmingsplan zelf is opgenomen;

  • - ontheffing o.g.v. artikel 3.23 Wro jo. Art 4.1.1 lid 1 sub g van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro), zendmastinstallaties tot maximaal 40 meter;

  • - Een projectbesluit of herziening van het bestemmingsplan is van toepassing voor zendmastinstallaties hoger dan 40 meter. Deze komen zelden voor. Hiervoor is een zwaarder afwegingskader nodig.

Voor het verkrijgen van ontheffing dient door de aanvrager steeds een goede ruimtelijke onderbouwing te worden ingediend. Per specifiek verzoek zal worden gekeken naar een goede ruimtelijke en landschappelijke inpassing.

Weigering van een ontheffing t.b.v. een bouwvergunning voor een zendmastinstallatie kan alleen op gegronde redenen.

Het op grond van voorzorg voor de volksgezondheid (vrees voor UMTS stralingsgevaar) weigeren van ontheffing t.b.v. een bouwvergunning levert juridische risico’s op met kans op financiële claims indien een provider daartegen in beroep zou gaan bij de rechtbank (zie onder I.2. gezondheidsrisico’s: standpuntbepaling rijksoverheid en VNG).

 

II.1 oude richtlijnen

Collegebesluit van 26 februari 1999.

Aanvragen voor vergunningplichtige zendmastinstallaties/ antennes voor mobiele telecommunicatie worden in de gemeente Epe voor o.a. getoetst aan het collegebesluit van 26 februari 1999, voor zover dit nog van toepassing is (zie hierna).

Dit besluit dient namelijk aangepast te worden aan de ontwikkeling van zendmastinstallaties voor mobiele communicatie in het algemeen, de per 1 januari 2003 gewijzigde bouwregelgeving, het nationaal antennebeleid met convenant en de recente standpuntbepaling van de rijksoverheid en de VNG over UMTS straling.

Op 16 april 1999 informeerde het college de providers over de in in dat besluit vermelde voorwaarden.

Op genoemd besluit is geen inspraak toegepast en het besluit is niet als beleidsregel bekendgemaakt conform de Awb.

Collegebesluit van 13 september 2005

Op 13 september 2005 besloot het college dat “bij het beoordelen van verzoeken tot bestemmings-planherziening voor bouwvergunningplichtige zendmasten het gezondheidsaspect niet als afwijzingscriterium – door het college - kan worden gebruikt”.

Het college besloot hiertoe n.a.v. vragen van de werkgroep “Stop schadelijke straling Epe” i.v.m. mogelijke gezondheidsschade van de mens door het plaatsen van zendmasten/ netwerken voor mobiele telefonie, in het kader van de brede discussie over de gevolgen voor de volksgezondheid van straling door UMTS masten.

Ook op dit besluit is geen inspraak toegepast en het besluit is niet als beleidsregel bekendgemaakt conform de Awb.

Het besluit is overigens genomen voordat het resultaat van het recent Zwitsers onderzoek en de standpunten daarover van de rijksoverheid en de VNG bekend waren.

Huidige richtlijnen

Op dit moment zijn van kracht de richtlijnen die het college als onderdeel van de beleidsnotitie zendmastinstallaties en mobiele telecommunicatie op 7 november 2006 heeft vastgesteld en die na publicatie op 29 november 2006 in werking zijn getreden.

De voorgestelde beleidsregel komt in hoge mate overeen met de tekst van de beleidsnotitie.

De tekst van de beleidsnotitie is aangepast aan de nieuwe Wet op de Ruimtelijke ordening (WRO) en de notitie is omgevormd tot een beleidsregel op grond van art. 3.23 WRO.

Inhoudsopgave