Organisatie | Berkelland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels intrekken omgevingsvergunningen voor het bouwen van woningen |
Citeertitel | Beleidsregels intrekken omgevingsvergunningen voor het bouwen van woningen |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Deze beleidsregel vervangt het intrekbeleid van 18 januari 2011
artikel 1:3, lid 4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), artikel 4:81 tot en met 4:84 Awb en artikel 2.33 lid 2 onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2011 | 01-06-2017 | Onbekend | 22-11-2011 Berkelbericht, 6 december 2011 | B&W besluit 22 november 2011, nummer 46/9 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Berkelland;
gelet op het bepaalde in artikel 1:3, lid 4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), artikel 4:81 tot en met 4:84 Awb en artikel 2.33 lid 2 onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
Overwegende dat gelet op het technische karakter van de onderstaande beleidsregels, mede gelet op artikel 2, lid 1, van de Inspraakverordening, het verlenen van inspraak bij de voorbereiding geen meerwaarde heeft;
Volgens artikel 2.33, lid 2 onder a van de Wabo is het college van burgemeester en wethouders bevoegd om een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning geheel of gedeeltelijk in te trekken als er niet binnen 26 weken na het onherroepelijk worden van de verkregen omgevingsvergunning een begin is gemaakt met het bouwen.
a. Conform het bepaalde in artikel 2.33, lid 2 onder a van de Wabo is het college van burgemeester en wethouders bevoegd om een verleende omgevingsvergunning voor de bouw van een woning in te trekken als het bouwen langer dan 26 weken heeft stilgelegen.
b. Van deze bevoegdheid wordt actief gebruik gemaakt. Dat wil zeggen dat indien het bouwen gedurende 26 weken stilligt de omgevingsvergunning voor de activiteit ’bouwen’ wordt ingetrokken.
c. Voordat een intrekkingsbesluit wordt genomen wordt een voornemen tot intrekking van de verleende vergunning bekendgemaakt conform artikel 6 van deze beleidsregels.
d. Als er een zienswijze is ingediend wordt bekeken of de ingediende zienswijze aanleiding geeft tot het gunnen van een ruimere termijn waarbinnen weer gestart moet worden met het bouwen.
e. De termijn bedoeld onder d wordt naar redelijkheid en in het licht van het concrete geval bepaald, maar bedraagt nooit meer dan 52 weken na stilliggen van de bouwwerkzaamheden.
In de volgende situaties is sprake van een concreet geval waarvoor een ruimere termijn kan worden gegund zoals bedoeld in artikel 2, onder e en artikel 3, onder e van deze beleidsregels.
a. De vergunninghouder kan met concrete documenten (geaccepteerde offerte van een bouwondernemer, facturen van bestelde bouwmaterialen en/of hiermee gelijk te stellen documenten) zijn intentie tot het starten met het bouwen aantonen.
b. De vergunninghouder kan persoonlijke omstandigheden opvoeren. Bijvoorbeeld een sterfgeval of ziekte in de familie, welke aantoonbaar tot uitstel van het bouwen hebben geleid. Een ruimere termijn wordt enkel gegund indien de persoonlijke omstandigheid zich niet meer dan 26 weken voor de start van de intrekkingsprocedure heeft voorgedaan of deze op dat moment nog voortduurt.
Omgevingsvergunningen voor het vervangen van bestaande woningen worden niet na 1 jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning ingetrokken. Deze leveren geen bijdrage aan het toenemen van de woningvoorraad. Deze vergunningen worden 4 jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning ingetrokken.
Als er binnen de in artikel 2, onder e en artikel 3, onder e van deze beleidsregels gestelde ruimere termijn geen start of herstart is gemaakt met het bouwen wordt de verleende omgevingsvergunning voor de bouw van een woning ingetrokken.
1. Als de omgevingsvergunning voor de bouw van een woning tot stand is gekomen met de reguliere voorbereidingsprocedure:
a. Krijgen belanghebbenden voordat een omgevingsvergunning voor de bouw van een woning wordt ingetrokken de gelegenheid om hierover binnen 4 weken een zienswijze naar voren te brengen (conform artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht).
b. Neemt de gemeente binnen 8 weken na de ontvangst van de onder a bedoelde zienswijze een besluit over het al dan niet intrekken van de omgevingsvergunning voor de activiteit ‘bouwen’ conform deze beleidsregels.
c. Wordt het besluit tot intrekking van de omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning bekendgemaakt aan vergunninghouder en eventuele derdebelanghebbenden en wordt dit besluit gepubliceerd in Berkelbericht.
2. Als de omgevingsvergunning voor de bouw van een woning tot stand is gekomen met de uitgebreide voorbereidingsprocedure:
a. Wordt voordat een omgevingsvergunning voor de bouw van een woning wordt ingetrokken het ontwerp van het te nemen besluit gedurende 6 weken ter inzage gelegd. Voorafgaand aan deze terinzagelegging wordt een kennisgeving van het ontwerpbesluit gepubliceerd in het huis-aan-huisblad.
b. Kunnen belanghebbenden zowel schriftelijk als mondeling hun zienswijze over het ontwerp naar voren brengen.
c. neemt de gemeente binnen 4 weken, nadat de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen is verstreken, het besluit. Indien er zienswijzen naar voren zijn gebracht neemt de gemeente het besluit uiterlijk 12 weken na de terinzagelegging (conform artikel 3:18 Awb).
d. het besluit tot intrekking van de omgevingsvergunning voor de bouw van een woning wordt bekendgemaakt aan vergunninghouder en eventueel derdebelanghebbenden en wordt gepubliceerd in Berkelbericht.
Deze beleidsregels laten de besluitvorming over de overige in artikel 2.33 van de Wabo opgenomen intrekkingsgronden onverlet.
Er wordt volgens deze beleidsregels gehandeld tenzij dat voor één of meer elanghebbenden gevolgen heeft die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen.
In het vastgestelde intrekbeleid van 18 januari 2011 is een overgangsbepaling opgenomen. Deze houdt in dat vergunningen die zijn verleend voor de inwerkingtreding van het intrekbeleid per 1 januari 2012 ingetrokken worden. Omdat deze beleidsregels geen verscherping zijn van het huidige beleid kan de datum van 1 januari 2012 gehandhaafd blijven.