Organisatie | Ede |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene subsidieverordening gemeente Ede |
Citeertitel | Wijzigingsverordening Algemene subsidieverordening gemeente Ede |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Subsidieverordening |
Geen
1. Beleidsregels (op grond van overgangsbepaling artikel 21)
2. Subsidieregelingen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | Ingetrokken | 30-10-2014 Gemeenteblad 2014, 533 | 19188 | ||
08-11-2014 | 01-01-2015 | art. 3a, 13 en 8 | 30-10-2014 Gemeenteblad 2014, nr. 532 | 19188 | |
01-01-2012 | 01-01-2015 | nieuwe regeling | 29-09-2011 Ede Stad 26-10-2011 | 664895 en 664889 |
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 2. Reikwijdte verordening
De Raad stelt vast dat subsidie kan worden verstrekt voor de beleidsterreinen bij de volgende programma’s van de gemeentebegroting: 01 Veiligheid
09 Maatschappelijke ondersteuning
Artikel 3. Bevoegdheid college
Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies met inachtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen en subsidieplafonds en, indien de begroting nog niet is vastgesteld dan wel goedgekeurd, onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.
HOOFDSTUK 3. AANVRAAG VAN DE SUBSIDIE
Artikel 5. Bij aanvraag in te dienen gegevens
Bij een aanvraag om subsidie overlegt de aanvrager de volgende gegevens:
een begroting en dekkingsplan van de kosten van de activiteiten, waar de subsidie voor wordt aangevraagd. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;
HOOFDSTUK 6. VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER
De subsidieontvanger doet onverwijld melding aan het college zodra aannemelijk is dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de verplichtingen zal worden voldaan die aan de beschikking tot subsidieverlening zijn verbonden.
HOOFDSTUK 7. VERANTWOORDING EN VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE
Artikel 14. Verantwoording subsidies tot 5.000 euro
Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan het college de aanvrager verplichten om op de door haar aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.
Artikel 17. Vaststelling subsidie
Indien uit de aard van de subsidie, dan wel de verantwoording daarvan, volgt dat voor de beslissing op de vaststelling van de subsidie een langere termijn nodig is dan de in het eerste lid genoemde termijn, dan bericht het college de subsidieontvanger daarvan zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.
HOOFDSTUK 8. OVERIGE BEPALINGEN
Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van de artikelen 1, 2, 3 en 8 voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.
Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit.
De Algemene subsidieverordening gemeente Ede (ASV), vastgesteld door de raad op 13 december 2007, wordt ingetrokken.
Toelichting wijzigingsverordening
Vanaf 1 januari 2015 wordt de Edese algemene subsidieverordening gewijzigd naar aanleiding van aanpassingen in de modelverordening van de VNG. De belangrijkste reden voor deze wijzigingen was om ervoor te zorgen dat de subsidieverordening voldoet aan de eisen die daar vanuit het Europese (staatssteun) recht aan worden gesteld. Omdat het wenselijk is om zo snel mogelijk aan deze voorwaarden te voldoen wordt een deel van de nieuwe bepalingen uit de modelverordening ingevoegd in de bestaande Algemene subsidieverordening gemeente Ede. Het in werking laten treden van de gehele verordening, midden in de indieningstermijn voor subsidieaanvragen, zou tot overgangsrechtelijke problemen leiden. Daarom worden alleen de artikelen die in deze wijzigingsverordening zijn opgenomen direct ingevoegd in de bestaande verordening.
De verplichting in het nieuwe achtste lid biedt het college de mogelijkheid om een verplichting op te leggen om een gedeelte van de subsidie in te zetten voor vernieuwing en innovatie. Vernieuwing en innovatie kunnen ertoe leiden dat het doel van subsidiebeleid beter wordt gerealiseerd. Bijvoorbeeld doordat de kwaliteit van de gesubsdieerde activiteiten wordt verbeterd. Daarnaast kan het ook noodzakelijk zijn om ook voor de toekomst de continuïteit van de met de subsidie te realiseren doelen zeker te stellen. Een voorbeeld van deze situatie is te vinden in het sociaal domein. De decentralisatie van taken naar de gemeente is erdoor ingegeven dat door bevoegdheden op één bestuurslaag te leggen zowel kwaliteit beter (effectiever) als efficiënter gewerkt kan worden. Dat laatste is nodig in verband met teruglopende budgetten.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In de modelverordening van de VNG is geen verwijzing opgenomen naar de Algemene wet bestuursrecht. Het is wenselijk en ook gebruikelijk om in gemeentelijke verordeningen naar de meest relevante wetgeving te verwijzen.
Uitgaande van het VNG-model is er een indeling naar twee soorten subsidies:
Aanvullend op het VNG-model wordt de term “(meer)jaarlijkse” subsidie gebruikt. Dit sluit beter aan op het feit dat subsidies kunnen worden aangevraagd en toegekend voor zowel één jaar als voor meerdere jaren. Bij een aanvraag voor meerdere jaren volstaat één aanvraag. Dit voorkomt een jaarlijkse herhaling van de aanvraagprocedure. Daarentegen volstaat in de situatie van meerjaarlijkse subsidies een jaarlijkse tussenrapportage.
Volgens de Awb mogen subsidies slechts worden verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift (in dit geval een verordening) die regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt. Uitzondering hierop: subsidies mogen “rechtstreeks” worden verstrekt, dus zonder een verordening als onderlegger, als de begroting de subsidieontvanger vermeldt en ook het bedrag aangeeft waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld. Dit is in onze gemeente geen bestaande praktijk (meer).
Dit artikel is dus de wettelijke basis voor het kunnen verstrekken van subsidies.
Deze verordening somt de subsidiabele activiteiten niet allemaal op; maar volstaat met verwijzing naar de programmabegroting die de gemeente hanteert.
Uitgangspunt van de verordening is dat het college bevoegd is te beslissen over:
Deze specifieke voorschriften zijn op dit moment, juni 2011, nog opgenomen in door de raad vastgestelde beleidsregels. In de toekomst kunnen deze beleidsregels worden ingetrokken en vervangen door subsidieregelingen.
De kaderstellende rol van de Raad komt met name tot uitdrukking in het budgetrecht ter gelegenheid van de vaststelling van Perspectiefnota, MJB e.a. In dit verband is ook de doorontwikkeling van de programmabegroting binnen het raam van de 3 W vragen (1e: wat willen we bereiken, 2e: wat gaan we daarvoor doen en 3e: wat gaat het kosten) niet zonder betekenis. De kaderstelling komt uiteraard ook tot uitdrukking in de vaststelling van de Algemene subsidieverordening.
Eventueel kan het college in voorkomende gevallen een beroep doen op artikel 4:34 Awb (begrotingsvoorbehoud) of in het kader van de subsidieprocedure richting aanvragers aangeven dat de raad een krediet beschikbaar dient te stellen.
Indien het college een subsidietoezegging/-verlening doet waarbij nog geen of ontoereikende middelen beschikbaar zijn, is het aan het college om separaat (via separaat voorstel, bestuursrapportage of begroting) bij de gemeenteraad daarvoor middelen te verkrijgen.
Artikel 4 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud
Het subsidieplafond is een bruikbaar instrument om “open einde financiering” tegen te gaan. De wet geeft aan dat de subsidieverordening daarvoor regels moet bevatten. Overschrijding van het subsidieplafond vormt een weigeringsgrond voor de beslissing op een aanvraag om subsidie.
Dit artikel legt vast dat het college, binnen de kaders van de door de raad vastgestelde begroting, kan besluiten tot het instellen van subsidieplafonds. Ook wordt in dit artikel het begrotingsvoorbehoud geregeld. Tot slot biedt dit artikel aan het college de mogelijkheid om subsidiebedragen te compenseren.
Als een subsidie of een subsidiecomponent wordt bijgesteld dan geschiedt dit op basis van een jaarlijks vast te stellen compensatiepercentage. Van rijk of provincie ontvangen gelden worden niet bijgesteld.
Kolom I : percentage feitelijk aandeel van de loonkosten in de totale kosten.
Kolom II: de verhouding loonkosten t.o.v. overige kosten in de te berekenen compensatie.
Kolom III: percentage te verstrekken compensatie incidenteel loon.
Artikel 5 In te dienen gegevens
Dit artikel geeft een overzicht van de in te dienen gegevens. Het college heeft de bevoegdheid om ook andere en/of minder gegevens te verlangen, afhankelijk wat het college nodig heeft om een beslissing op de aanvraag te kunnen nemen. In dit artikel zijn enkele algemene uitgangspunten voor het verlenen van subsidie vastgelegd.
De aanvraag moet schriftelijk worden ingediend. Aanvullend daarop: een aanvraag kan ook digitaal mits het college hiervoor een digitaal aanvraagformulier beschikbaar heeft gesteld.
Als er geen afzonderlijke regel is gesteld, dan geldt voor eenmalige subsidies dat de aanvraag 10 weken voor de betreffende activiteit moeten worden ingediend en voor (meer)jaarlijkse subsidies een indieningdatum van 1 september in het voorafgaande jaar.
Daarnaast kan het college ook andere termijnen, zoals 1 mei in het lopende subsidiejaar, stellen voor bijvoorbeeld aanvragers op het gebied van:
De vorige subsidieverordening bevatte geen afhandelingtermijnen. In de jurisprudentie wordt een afhandelingtermijn van 13 weken als redelijk beschouwd. Bij deze termijn is mede aangesloten met het oog op de wet Dwangsom en beroep. Op grond van deze wet kan een belanghebbende een dwangsom eisen i.g.v. een overschrijding van een door een bestuursorgaan zélf opgelegde termijn. Het betreft hier maximale termijnen: de praktijk is dat beslissingen sneller (kunnen) worden genomen.
Een aanvrager krijgt tijdig, dat wil zeggen vóór aanvang van de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd, bericht over het wel of niet toekennen van subsidie. Uitgangspunt hierbij is dat de aanvraag op tijd, volgens de aanvraagtermijn van 10 weken, is ingediend.
Artikel 8 Weigeringgronden subsidie
In dit artikel zijn weigeringgronden opgenomen die gelden voor alle subsidies. Deze weigeringgronden zijn een aanvulling op de weigeringgronden van artikel 4:35 Awb. Dit artikel 4:35 stelt dat de subsidie in ieder geval kan worden geweigerd indien er gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:
Dit artikel behoeft verder geen toelichting.
Artikel 10 Betaling en bevoorschotting
De Awb bepaalt dat voorschotten alleen mogelijk zijn als dit in een verordening is geregeld of bij subsidieverlening is bepaald. Dit artikel is de juridische basis om voorschotten te kunnen verlenen. Als bij een jaarlijkse subsidie is besloten tot bevoorschotting, dan wordt het voorschot in zes tweemaandelijkse termijnen uitbetaald. De termijnen vervallen op de volgende data van het subsidiejaar:
Het college kan in bijzondere gevallen van de gebruikelijke termijndata afwijken.
Artikel 11 Tussentijdse rapportage
Met dit artikel kan bij vooral meerjaarlijkse subsidies, waarvoor nu slechts éénmaal een aanvraag hoeft te worden ingediend, gevraagd worden om een jaarlijkse tussenrapportage in te dienen. Daarnaast kunnen van belangrijke instellingen bij de (meer)jaarlijkse subsidies extra kwartaal- of halfjaarrapportages worden gevraagd.
Als een subsidieontvanger tussentijds verwacht de gesubsidieerde activiteiten niet te zullen uitvoeren of anderszins niet aan de verplichtingen te kunnen voldoen, dan is deze ontvanger verplicht dit onverwijld te melden aan het college.
Artikel 13 Overige verplichtingen subsidieontvanger
De leden 1 en 2 behoeven geen toelichting. Lid 3 geeft aan voor welke handelingen toestemming van het college nodig is. Hierbij wordt verwezen naar artikel 4:71 Awb, waarin de volgende handelingen worden genoemd:
het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan, indien deze goederen geheel of gedeeltelijk zijn verworven door middel van de subsidie dan wel de uitgaven daarvoor mede zijn bekostigd uit de subsidie;
De leden 4 tot en met 7 formuleren een aantal ‘kan-bepalingen’ op grond waarvan het college bestuurlijk ruimte kàn creëren om te sturen bij gesubsidieerde instellingen tot verwezenlijking van het doel van de subsidie (artikel 4:38 Awb). Deze leden completeren het juridisch instrumentarium uit de interventiepiramide als omschreven in de nota Rol en sturing in het sociaal-maatschappelijk domein (raad februari 2010).
Artikel 14 t/m 16 Verantwoording
Bij de verantwoording van de subsidies is een onderscheid gemaakt in drie categorieën:
Deze indeling is ontleend aan de modelverordening van de VNG, die op haar beurt weer aansluit bij het rijksbrede subsidiekader met de bedoeling om regels te uniformeren en te vereenvoudigen.
Bij categorie 1 wordt de aanvraag in principe direct vastgesteld. Dit betekent in de praktijk, dat er geen verantwoording achteraf hoeft plaats te vinden tenzij dit expliciet anders is geregeld (artikel 14).
Voor categorie 2 volstaat een inhoudelijk verslag achteraf, waarna de subsidie definitief wordt vastgesteld. Tenzij expliciet andere afspraken zijn gemaakt ten aanzien van in te dienen bescheiden (artikel 15).
Categorie 3 vergt de meeste verantwoording, zowel inhoudelijk als financieel inclusief accountantsverklaring. De zwaarte van de verantwoording hangt af van de hoogte van de subsidie:
Het college kan andere en/of minder bescheiden verlangen (artikel 16)
Artikel 17 Vaststelling subsidie
De vorige subsidieverordening bevatte geen beslistermijnen voor de vaststelling van subsidies. In de jurisprudentie wordt een afhandelingtermijn van 13 weken als redelijk beschouwd. Bij deze termijn is mede aangesloten met het oog op de wet Dwangsom en beroep. Op grond van deze wet kan een belanghebbende een dwangsom kan eisen i.g.v. een overschrijding van een door een bestuursorgaan zélf opgelegde termijn. Het betreft hier maximale termijnen: de praktijk is dat beslissingen sneller (kunnen) worden genomen.
Het derde lid regelt dat subsidie gelijktijdig kan worden verleend én vastgesteld. Dit lid is opgenomen omdat voor bepaalde categorieën, bijvoorbeeld amateurkunst, een regeling geldt waarbij subsidie is gebaseerd op het aantal leden. In enkele gevallen krijgt een subsidieontvanger meer dan € 5.000. Deze ontvanger zou dan in tegenstelling tot andere ontvangers op grond van artikel 15 achteraf alsnog een aanvraag tot vaststelling moeten indienen. Om dit laatste te voorkomen, kan het college bepaalde categorieën van subsidieontvangers van deze verplichting uit artikel 15 ontslaan, zoals de categorieën genoemd onder de toelichting bij artikel 6.
Het college kan in bijzondere gevallen en binnen de grenzen van redelijkheid en billijkheid één of meerdere artikelen buiten toepassing verklaren of daarvan afwijken. Dit vergt een nadere motivering in het besluit. De artikelen 1(begripsomschrijving), 2 (reikwijdte), 3 (bevoegdheid college) en 8 (weigeringgronden) zijn hiervan uitgesloten.
De huidige beleidsregels blijven van kracht totdat deze zijn vervangen door subsidieregelingen.