Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Ede

Algemene subsidieverordening gemeente Ede

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Ede
Officiële naam regelingAlgemene subsidieverordening gemeente Ede
CiteertitelAlgemene subsidieverordening gemeente Ede
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerpSubsidieverordening

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Verordening op het verlenen en vaststellen van subsidies.

Bij de inwerkingtreding van deze verordening vervalt de "Algemene subsidieverordening gemeente Ede", vastgesteld op 13 december 2007.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, artikel 149
  2. Algemene wet bestuursrecht Titel 4.2

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

1. Beleidsregels (op grond van overgangsbepaling artikel 21)

2. Subsidieregelingen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201201-01-2015nieuwe regeling

29-09-2011

Ede Stad 26-10-2011

664895 en 664889

Tekst van de regeling

Intitulé

Algemene Subsidieverordening

De raad van de gemeente Ede;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 23 augustus 2011, kenmerk 664895;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en Titel 4.2. van de Algemene wet bestuursrecht;

besluit

vast te stellen de Algemene subsidieverordening gemeente Ede

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    wet: Algemene wet bestuursrecht;

  • b.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede;

  • c.

    raad: raad van de gemeente Ede;

  • d.

    eenmalige subsidie: subsidie voor bijzondere incidentele projecten of activiteiten die niet behoren tot de reguliere bezigheden van de aanvrager en waarvoor het college slechts voor een van tevoren bepaalde tijd van maximaal vier jaar subsidie wil verstrekken;

  • e.

    (meer)jaarlijkse subsidie: subsidie voor een (boek)jaar of voor een periode van maximaal vier (boek)jaren.

Artikel 2. Reikwijdte verordening

De Raad stelt vast dat subsidie kan worden verstrekt voor de beleidsterreinen bij de volgende programma’s van de gemeentebegroting: 01 Veiligheid

02 Beheer openbare ruimte

03 Economische zaken

04 Educatie en jeugd

05 Sport

06 Cultuur

07 Werk, inkomen en scholing

08 -

09 Maatschappelijke ondersteuning

10 Ruimtelijke ontwikkeling en wonen

11 Milieu en landschap

12 Bestuur en organisatie

13 Dekkingsmiddelen

Artikel 3. Bevoegdheid college

  • 1. Het college kan voor de, in artikel 2 bedoelde, beleidsterreinen subsidieregelingen vaststellen waarin de verdeling van de subsidie en specifieke voorschriften per beleidsterrein worden omschreven.

  • 2. Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies met inachtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen en subsidieplafonds en, indien de begroting nog niet is vastgesteld dan wel goedgekeurd, onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 3. Het college is bevoegd om voorwaarden aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden.

HOOFDSTUK 2. SUBSIDIEPLAFOND EN BEGROTINGSVOORBEHOUD

Artikel 4. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1. Het college kan jaarlijks bij de vaststelling van de begroting besluiten tot het instellen van subsidieplafonds.

  • 2. Bij de vaststelling van een subsidieplafond wordt aangegeven op welke wijze het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 3. Het college kan, met inachtneming van de vastgestelde beleidsterreinen en subsidieregelingen, nadere regels stellen omtrent de verdeling van het beschikbare bedrag.

  • 4. Bij de bekendmaking van de subsidieplafonds wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 5. Een subsidie ten laste van een begroting, die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld.

  • 6. Een subsidie of een subsidiecomponent kan jaarlijks door het college worden bijgesteld op basis van een vast te stellen compensatiepercentage.

  • 7. Het college kan nadere richtlijnen vaststellen over de te hanteren compensatiemethodiek voor de vaststelling van het in lid 6 bedoelde percentage.

HOOFDSTUK 3. AANVRAAG VAN DE SUBSIDIE

Artikel 5. Bij aanvraag in te dienen gegevens

  • 1. De aanvraag voor een subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college met behulp van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2. Bij een aanvraag om subsidie overlegt de aanvrager de volgende gegevens:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waar subsidie voor wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelstellingen en resultaten, die daarmee worden nagestreefd, en hoe de activiteiten aan dat doel bijdragen. In bijzonder ook in welke mate de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen en op door de gemeente vastgestelde doelen of beleidsterreinen;

    • c.

      een begroting en dekkingsplan van de kosten van de activiteiten, waar de subsidie voor wordt aangevraagd. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      indien van toepassing bij een jaarlijkse subsidie, de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag.

  • 3. Indien voor de eerste maal een jaarlijkse subsidie wordt aangevraagd, overlegt de aanvrager, naast de in lid 2 gevraagde gegevens, een exemplaar van:

    • a.

      de oprichtingsakte;

    • b.

      de statuten;

    • c.

      het activiteitenverslag van het voorgaande jaar;

    • d.

      de jaarrekening van het voorgaande jaar, bestaande uit een balans, een winst- en verliesrekening en een toelichting op beide.

  • 4. Het college is bevoegd ook andere, of minder, dan de in het tweede en derde lid genoemde gegevens te verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk, respectievelijk voldoende, zijn.

Artikel 6. Aanvraagtermijn

  • 1. Subsidieaanvragen worden volgens de hieronder vermelde termijnen ingediend:

    • a.

      éénmalige subsidie

      uiterlijk 10 weken vóór de start van de te subsidiëren activiteit(en).

    • b.

      (meer)jaarlijkse subsidie

      uiterlijk 1 september in het jaar voorafgaand aan het jaar, of de jaren, waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

  • 2. Het college kan andere aanvraagtermijnen stellen voor daarbij aan te wijzen subsidies.

Artikel 7. Beslistermijn

Het college beslist volgens de hieronder vermelde termijnen op een ingediende aanvraag:

  • a.

    eenmalige subsidie

    binnen 13 weken na ontvangst van de volledige aanvraag, dan wel, indien het college hiertoe regels heeft opgesteld, 13 weken gerekend vanaf de uiterste indieningtermijn voor het aanvragen van de subsidie.

  • b.

    (meer)jaarlijkse subsidie

    uiterlijk vóór 1 januari van het jaar of de meerjaarlijkse periode waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

HOOFDSTUK 4. WEIGERING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 8. Weigeringgronden

  • 1. De subsidieverlening kan naast de in de artikelen 4:25 en 4:35 van de wet genoemde gevallen worden geweigerd als gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:

    • a.

      de activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen zijn op de gemeente of niet aanwijsbaar ten goede komen aan inwoners van de gemeente Ede;

    • b.

      de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie wordt verleend;

    • c.

      de aanvrager doelstellingen probeert te bereiken of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met het bepaalde bij of krachtens de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

    • d.

      de aanvrager ook zonder subsidieverlening over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van de activiteit(en) te dekken;

    • e.

      de subsidieverlening niet past binnen het beleid van de gemeente;

    • f.

      in de activiteit(en) op een naar haar oordeel toereikende wijze anders wordt voorzien.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen voor de weigeringgronden als bedoeld in het eerste lid.

HOOFDSTUK 5. VERLENING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 9. Verlening subsidie

  • 1. Bij het besluit tot subsidieverlening geeft het college aan op welke wijze de verantwoording van de te ontvangen subsidie plaats vindt.

  • 2. Het college is bevoegd om verplichtingen aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden met betrekking tot het beheer en gebruik van de subsidie.

Artikel 10. Betaling en bevoorschotting

  • 1. Indien een subsidie direct is vastgesteld, wordt de gehele subsidie in één bedrag uitbetaald.

  • 2. Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, kan het college voorschotten verlenen.

  • 3. Indien besloten wordt tot bevoorschotting van de subsidie, worden in de beschikking tot subsidieverlening, de hoogte en de termijnen van het voorschot bepaald.

HOOFDSTUK 6. VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 11. Tussentijdse rapportage

  • 1. Het college kan bij subsidies, hoger dan 50.000 euro, de verplichting opleggen tot tussentijdse rapportages omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten.

  • 2. De verplichting tot het indienen van tussentijdse rapportages wordt opgenomen in de beschikking tot subsidieverlening met vermelding van de indientermijn(en) van deze rapportages en de daarbij aan te leveren gegevens.

Artikel 12. Meldingsplicht

De subsidieontvanger doet onverwijld melding aan het college zodra aannemelijk is dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de verplichtingen zal worden voldaan die aan de beschikking tot subsidieverlening zijn verbonden.

Artikel 13. Overige verplichtingen en bepalingen

  • 1. De subsidieontvanger verricht de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:

    • a.

      besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, dan wel ontbinding van de rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die er toe kunnen leiden dat, aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden, voorwaarden niet of niet geheel kunnen worden nagekomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) en het doel van de rechtspersoon.

  • 3. Het college kan bepalen dat de subsidieontvanger toestemming van het college behoeft voor handelingen als vermeld in artikel 4:71 van de wet, voor zover niet opgenomen in voorgaande lid 2.

  • 4. Het college kan bepalen dat visitatie en interne doorlichting zal plaatsvinden.

  • 5. Het college kan bepalen dat bestuursbenoemingen de instemming van de gemeente behoeven.

  • 6. Het college kan toezichthouders aanwijzen.

  • 7. Het college kan bepalen dat de subsidieontvanger voorziet in een mogelijkheid tot overname van bestuurstaken door de gemeente in geval van een calamiteit.

HOOFDSTUK 7. VERANTWOORDING EN VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 14. Verantwoording subsidies tot 5.000 euro

  • 1. Subsidies tot 5.000 euro worden door het college:

    • a.

      direct vastgesteld of;

    • b.

      ambtshalve vastgesteld binnen 13 weken, nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht.

  • 2. Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan het college de aanvrager verplichten om op de door haar aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 15. Verantwoording subsidies vanaf 5.000 tot 50.000 euro

  • 1. Bij verleende subsidies vanaf 5.000 tot 50.000 euro, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

    • a.

      bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten;

    • b.

      bij een (meer)jaarlijkse subsidie, uiterlijk vóór 1 juni in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk 5 maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht.

  • 3. Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 16. Verantwoording subsidies vanaf 50.000 euro

  • 1. Bij verleende subsidies vanaf 50.000 euro, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

    • a.

      bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten;

    • b.

      bij een (meer)jaarlijkse subsidie, uiterlijk vóór 1 juni in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk 5 maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

    • b.

      een jaarrekening, bestaande uit een balans, een winst- en verliesrekening en een toelichting op beide;

    • c.

      een accountantsverklaring.

  • 3. Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overlegd.

Artikel 17. Vaststelling subsidie

  • 1. Het college stelt binnen 13 weken na ontvangst van de volledige aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast.

  • 2. Indien uit de aard van de subsidie, dan wel de verantwoording daarvan, volgt dat voor de beslissing op de vaststelling van de subsidie een langere termijn nodig is dan de in het eerste lid genoemde termijn, dan bericht het college de subsidieontvanger daarvan zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 3. Het college kan categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen, waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat de subsidieontvanger een aanvraag voor subsidievaststelling hoeft in te dienen.

  • 4. Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet op tijd is ontvangen, gaat het college zes weken na een eenmalig rappel over tot ambtshalve vaststelling.

HOOFDSTUK 8. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 18. Standaardberekeningswijzen van uurtarieven en uniforme kostenbegrippen

  • 1. Indien bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, kan het college de subsidieaanvrager de verplichting opleggen deze tarieven te berekenen met gebruikmaking van een door het college voor te schrijven standaardberekeningswijze.

  • 2. Bij het hanteren van kostenbegrippen kan het college de subsidieaanvrager de verplichting opleggen bij de berekening van uurtarieven uit te gaan van door het college bepaalde definities.

Artikel 19. Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van de artikelen 1, 2, 3 en 8 voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit.

Artikel 20. Intrekking

De Algemene subsidieverordening gemeente Ede (ASV), vastgesteld door de raad op 13 december 2007, wordt ingetrokken.

Artikel 21. Overgangsbepaling

  • 1. Aanvragen om subsidie, die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze verordening, worden afgedaan volgens de bepalingen van de Algemene subsidieverordening gemeente Ede, vastgesteld op 13 december 2007.

  • 2. De huidige beleidsregels blijven van kracht totdat deze zijn vervangen door subsidieregelingen.

Artikel 22. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2012.

Artikel 23. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Algemene subsidieverordening gemeente Ede.

Toelichting per artikel

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In de modelverordening van de VNG is geen verwijzing opgenomen naar de Algemene wet bestuursrecht. Het is wenselijk en ook gebruikelijk om in gemeentelijke verordeningen naar de meest relevante wetgeving te verwijzen.

Uitgaande van het VNG-model is er een indeling naar twee soorten subsidies:

  • ·

    éénmalige subsidies

  • ·

    jaarlijkse subsidies

Aanvullend op het VNG-model wordt de term “(meer)jaarlijkse” subsidie gebruikt. Dit sluit beter aan op het feit dat subsidies kunnen worden aangevraagd en toegekend voor zowel één jaar als voor meerdere jaren. Bij een aanvraag voor meerdere jaren volstaat één aanvraag. Dit voorkomt een jaarlijkse herhaling van de aanvraagprocedure. Daarentegen volstaat in de situatie van meerjaarlijkse subsidies een jaarlijkse tussenrapportage.

Artikel 2 Reikwijdte

Volgens de Awb mogen subsidies slechts worden verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift (in dit geval een verordening) die regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt. Uitzondering hierop: subsidies mogen “rechtstreeks” worden verstrekt, dus zonder een verordening als onderlegger, als de begroting de subsidieontvanger vermeldt en ook het bedrag aangeeft waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld. Dit is in onze gemeente geen bestaande praktijk (meer).

Dit artikel is dus de wettelijke basis voor het kunnen verstrekken van subsidies.

Deze verordening somt de subsidiabele activiteiten niet allemaal op; maar volstaat met verwijzing naar de programmabegroting die de gemeente hanteert.

Artikel 3 Bevoegdheden

Uitgangspunt van de verordening is dat het college bevoegd is te beslissen over:

  • 1.

    de verdeling van de subsidie per beleidsterrein;

  • 2.

    het verstrekken van subsidies (autonome bestuursbevoegdheid);

  • 3.

    het vaststellen van subsidieregelingen waarin per beleidsterrein specifieke voorschriften (kunnen) worden omschreven, zoals:

    • a.

      de te subsidiëren activiteiten;

    • b.

      de doelgroepen;

    • c.

      kwaliteitseisen;

    • d.

      inhoudelijke normeringen.

Deze specifieke voorschriften zijn op dit moment, juni 2011, nog opgenomen in door de raad vastgestelde beleidsregels. In de toekomst kunnen deze beleidsregels worden ingetrokken en vervangen door subsidieregelingen.

De kaderstellende rol van de Raad komt met name tot uitdrukking in het budgetrecht ter gelegenheid van de vaststelling van Perspectiefnota, MJB e.a. In dit verband is ook de doorontwikkeling van de programmabegroting binnen het raam van de 3 W vragen (1e: wat willen we bereiken, 2e: wat gaan we daarvoor doen en 3e: wat gaat het kosten) niet zonder betekenis. De kaderstelling komt uiteraard ook tot uitdrukking in de vaststelling van de Algemene subsidieverordening.

Eventueel kan het college in voorkomende gevallen een beroep doen op artikel 4:34 Awb (begrotingsvoorbehoud) of in het kader van de subsidieprocedure richting aanvragers aangeven dat de raad een krediet beschikbaar dient te stellen.

Indien het college een subsidietoezegging/-verlening doet waarbij nog geen of ontoereikende middelen beschikbaar zijn, is het aan het college om separaat (via separaat voorstel, bestuursrapportage of begroting) bij de gemeenteraad daarvoor middelen te verkrijgen.

Artikel 4 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

Het subsidieplafond is een bruikbaar instrument om “open einde financiering” tegen te gaan. De wet geeft aan dat de subsidieverordening daarvoor regels moet bevatten. Overschrijding van het subsidieplafond vormt een weigeringsgrond voor de beslissing op een aanvraag om subsidie.

Dit artikel legt vast dat het college, binnen de kaders van de door de raad vastgestelde begroting, kan besluiten tot het instellen van subsidieplafonds. Ook wordt in dit artikel het begrotingsvoorbehoud geregeld. Tot slot biedt dit artikel aan het college de mogelijkheid om subsidiebedragen te compenseren.

Compensatie

Als een subsidie of een subsidiecomponent wordt bijgesteld dan geschiedt dit op basis van een jaarlijks vast te stellen compensatiepercentage. Van rijk of provincie ontvangen gelden worden niet bijgesteld.

Voorschriften

  • 1.

    De compensatie is het gewogen gemiddelde van de geraamde loonkostenstijging en de prijsstijging in de gehele overheidssector zoals het ministerie van Binnenlandse Zaken jaarlijks in meerjarig kader publiceert.

  • 2.

    Voor berekening van de compensatie wordt uitgegaan van de volgende differentiatie op basis van een categorie-indeling van het aandeel van de salariskosten in de totale kosten:

CategorieI (%)II (:)III (%)
A B C D0 0-60 60-75 75-1000:100 60:40 75:25 85:150 0,3 0,375 0,425
  • 3.

    De categorie-indeling wordt per beschikking tot subsidieverlening bepaald.

  • 4.

    Compensatie wordt jaarlijks op basis van voorcalculatie berekend over het subsidiebedrag of de subsidiabele component.

Toelichting:

Categorie-indeling:

Kolom I : percentage feitelijk aandeel van de loonkosten in de totale kosten.

Kolom II: de verhouding loonkosten t.o.v. overige kosten in de te berekenen compensatie.

Kolom III: percentage te verstrekken compensatie incidenteel loon.

Artikel 5 In te dienen gegevens

Dit artikel geeft een overzicht van de in te dienen gegevens. Het college heeft de bevoegdheid om ook andere en/of minder gegevens te verlangen, afhankelijk wat het college nodig heeft om een beslissing op de aanvraag te kunnen nemen. In dit artikel zijn enkele algemene uitgangspunten voor het verlenen van subsidie vastgelegd.

De aanvraag moet schriftelijk worden ingediend. Aanvullend daarop: een aanvraag kan ook digitaal mits het college hiervoor een digitaal aanvraagformulier beschikbaar heeft gesteld.

Artikel 6 Aanvraagtermijn

Als er geen afzonderlijke regel is gesteld, dan geldt voor eenmalige subsidies dat de aanvraag 10 weken voor de betreffende activiteit moeten worden ingediend en voor (meer)jaarlijkse subsidies een indieningdatum van 1 september in het voorafgaande jaar.

Daarnaast kan het college ook andere termijnen, zoals 1 mei in het lopende subsidiejaar, stellen voor bijvoorbeeld aanvragers op het gebied van:

  • ·

    Amateurkunst

  • ·

    Sportactiviteiten (Jeugdsport, Gehandicaptensport, Zwemsport)

  • ·

    Jeugdactiviteiten (Vrijetijdsactiviteiten, waaronder scouting, Kindervakantieactiviteiten)

  • ·

    Recreatie (Viering nationale feest- en gedenkdagen)

  • ·

    Wijk- en dorpsraden

Artikel 7 Beslistermijn

De vorige subsidieverordening bevatte geen afhandelingtermijnen. In de jurisprudentie wordt een afhandelingtermijn van 13 weken als redelijk beschouwd. Bij deze termijn is mede aangesloten met het oog op de wet Dwangsom en beroep. Op grond van deze wet kan een belanghebbende een dwangsom eisen i.g.v. een overschrijding van een door een bestuursorgaan zélf opgelegde termijn. Het betreft hier maximale termijnen: de praktijk is dat beslissingen sneller (kunnen) worden genomen.

Een aanvrager krijgt tijdig, dat wil zeggen vóór aanvang van de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd, bericht over het wel of niet toekennen van subsidie. Uitgangspunt hierbij is dat de aanvraag op tijd, volgens de aanvraagtermijn van 10 weken, is ingediend.

Artikel 8 Weigeringgronden subsidie

In dit artikel zijn weigeringgronden opgenomen die gelden voor alle subsidies. Deze weigeringgronden zijn een aanvulling op de weigeringgronden van artikel 4:35 Awb. Dit artikel 4:35 stelt dat de subsidie in ieder geval kan worden geweigerd indien er gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

  • a.

    de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

  • b.

    de aanvraag niet zal voldoen aan de verplichtingen verbonden aan de subsidie;

  • c.

    de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

Artikel 9 Verlening subsidie

Dit artikel behoeft verder geen toelichting.

Artikel 10 Betaling en bevoorschotting

De Awb bepaalt dat voorschotten alleen mogelijk zijn als dit in een verordening is geregeld of bij subsidieverlening is bepaald. Dit artikel is de juridische basis om voorschotten te kunnen verlenen. Als bij een jaarlijkse subsidie is besloten tot bevoorschotting, dan wordt het voorschot in zes tweemaandelijkse termijnen uitbetaald. De termijnen vervallen op de volgende data van het subsidiejaar:

1 januari

1 maart

1 mei

1 juli

1 september

1 november

Het college kan in bijzondere gevallen van de gebruikelijke termijndata afwijken.

Artikel 11 Tussentijdse rapportage

Met dit artikel kan bij vooral meerjaarlijkse subsidies, waarvoor nu slechts éénmaal een aanvraag hoeft te worden ingediend, gevraagd worden om een jaarlijkse tussenrapportage in te dienen. Daarnaast kunnen van belangrijke instellingen bij de (meer)jaarlijkse subsidies extra kwartaal- of halfjaarrapportages worden gevraagd.

Artikel 12 Meldingsplicht

Als een subsidieontvanger tussentijds verwacht de gesubsidieerde activiteiten niet te zullen uitvoeren of anderszins niet aan de verplichtingen te kunnen voldoen, dan is deze ontvanger verplicht dit onverwijld te melden aan het college.

Artikel 13 Overige verplichtingen subsidieontvanger

De leden 1 en 2 behoeven geen toelichting. Lid 3 geeft aan voor welke handelingen toestemming van het college nodig is. Hierbij wordt verwezen naar artikel 4:71 Awb, waarin de volgende handelingen worden genoemd:

  • ·

    het oprichten van dan wel deelnemen in een rechtspersoon;

  • ·

    het wijzigen van de statuten;

  • ·

    het in eigendom verwerven, het vervreemden of het bezwaren van registergoederen, indien zij mede zijn verworven door middel van de subsidiegelden, dan wel de lasten daarvoor mede worden bekostigd uit de subsidiegelden;

  • ·

    het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan, indien deze goederen geheel of gedeeltelijk zijn verworven door middel van de subsidie dan wel de uitgaven daarvoor mede zijn bekostigd uit de subsidie;

  • ·

    het aangaan van kredietovereenkomsten en van overeenkomsten van geldlening;

  • ·

    het aangaan van overeenkomsten waarbij de subsidieontvanger zich verbindt tot zekerheidsstelling met inbegrip van zekerheidsstelling voor schulden van derden of waarbij hij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt;

  • ·

    het vormen van fondsen en reserveringen;

  • ·

    het vaststellen of wijzigen van tarieven voor door subsidieontvanger in de gewone uitoefening van zijn gesubsidieerde activiteiten te verrichten prestaties;

  • ·

    het ontbinden van de rechtspersoon;

  • ·

    het doen van aangifte tot zijn faillissement of het aanvragen van zijn surséance van betaling.

De leden 4 tot en met 7 formuleren een aantal ‘kan-bepalingen’ op grond waarvan het college bestuurlijk ruimte kàn creëren om te sturen bij gesubsidieerde instellingen tot verwezenlijking van het doel van de subsidie (artikel 4:38 Awb). Deze leden completeren het juridisch instrumentarium uit de interventiepiramide als omschreven in de nota Rol en sturing in het sociaal-maatschappelijk domein (raad februari 2010).

Artikel 14 t/m 16 Verantwoording

Bij de verantwoording van de subsidies is een onderscheid gemaakt in drie categorieën:

  • 1.

    minder dan € 5.000 subsidie;

  • 2.

    vanaf € 5.000 tot € 50.000 subsidie;

  • 3.

    vanaf € 50.000 subsidie.

Deze indeling is ontleend aan de modelverordening van de VNG, die op haar beurt weer aansluit bij het rijksbrede subsidiekader met de bedoeling om regels te uniformeren en te vereenvoudigen.

Bij categorie 1 wordt de aanvraag in principe direct vastgesteld. Dit betekent in de praktijk, dat er geen verantwoording achteraf hoeft plaats te vinden tenzij dit expliciet anders is geregeld (artikel 14).

Voor categorie 2 volstaat een inhoudelijk verslag achteraf, waarna de subsidie definitief wordt vastgesteld. Tenzij expliciet andere afspraken zijn gemaakt ten aanzien van in te dienen bescheiden (artikel 15).

Categorie 3 vergt de meeste verantwoording, zowel inhoudelijk als financieel inclusief accountantsverklaring. De zwaarte van de verantwoording hangt af van de hoogte van de subsidie:

  • ·

    vanaf 50.000 tot 250.000 euro: beoordelingsverklaring accountant;

  • ·

    vanaf 250.000 euro: controleverklaring.

Het college kan andere en/of minder bescheiden verlangen (artikel 16)

Artikel 17 Vaststelling subsidie

De vorige subsidieverordening bevatte geen beslistermijnen voor de vaststelling van subsidies. In de jurisprudentie wordt een afhandelingtermijn van 13 weken als redelijk beschouwd. Bij deze termijn is mede aangesloten met het oog op de wet Dwangsom en beroep. Op grond van deze wet kan een belanghebbende een dwangsom kan eisen i.g.v. een overschrijding van een door een bestuursorgaan zélf opgelegde termijn. Het betreft hier maximale termijnen: de praktijk is dat beslissingen sneller (kunnen) worden genomen.

Het derde lid regelt dat subsidie gelijktijdig kan worden verleend én vastgesteld. Dit lid is opgenomen omdat voor bepaalde categorieën, bijvoorbeeld amateurkunst, een regeling geldt waarbij subsidie is gebaseerd op het aantal leden. In enkele gevallen krijgt een subsidieontvanger meer dan € 5.000. Deze ontvanger zou dan in tegenstelling tot andere ontvangers op grond van artikel 15 achteraf alsnog een aanvraag tot vaststelling moeten indienen. Om dit laatste te voorkomen, kan het college bepaalde categorieën van subsidieontvangers van deze verplichting uit artikel 15 ontslaan, zoals de categorieën genoemd onder de toelichting bij artikel 6.

Artikel 19 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen en binnen de grenzen van redelijkheid en billijkheid één of meerdere artikelen buiten toepassing verklaren of daarvan afwijken. Dit vergt een nadere motivering in het besluit. De artikelen 1(begripsomschrijving), 2 (reikwijdte), 3 (bevoegdheid college) en 8 (weigeringgronden) zijn hiervan uitgesloten.

Artikel 21 Overgangsbepaling

De huidige beleidsregels blijven van kracht totdat deze zijn vervangen door subsidieregelingen.