Organisatie | Leudal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsnotitie artikel 19 lid 3 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (2008) |
Citeertitel | Beleidsnotitie artikel 19 lid 3 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (2008) |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
Algemene wet bestuursrecht, art. 4:81
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
24-01-2008 | 21-08-2008 | Nieuwe regeling | 08-01-2008 Streekbode 23 januari 2009 | Onbekend |
Sinds 3 april 2000 is de artikel 19 lid 3 WRO vrijstelling in de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) van kracht. In dit artikel zijn vrijstellingsmogelijkheden beschreven voor uitbreidingen van gebouwen (waaronder ook het bouwen van bijgebouwen) binnen de bebouwde kom en uitbreidingen buiten de bebouwde kom. In de beleidsnota wordt aangegeven wanneer het college in principe meewerkt aan het toepassen van een artikel 19 lid 3 WRO vrijstelling.
In deze nota zal eerst een inventarisatie worden gegeven van de huidige situatie (aanleiding). Hierna wordt het te bereiken doel en de beleidskaders aangegeven. De concrete maatregelen/voorschriften zijn opgenomen in bijlage 1, 2 en 3 van deze nota. Als laatste wordt de juridische procedure beschreven.
Doel van deze nota is om vooraf duidelijkheid te verschaffen aan aanvragers, waneer het college in principe wil meewerken aan het verlenen van een vrijstelling conform artikel 19 lid 3 WRO.
De vrijstellingsmogelijkheden van artikel 19 lid 3 WRO, juncto artikel 20 Besluit op de Ruimtelijke Ordening (BRO) zijn, vooral binnen de bebouwde kom, zeer ruim toepasbaar. Hierdoor ontstaat het risico dat de nog onbebouwde gedeelten van een perceel binnen de bebouwde kom geheel worden volgebouwd. Het gevaar bestaat dat zowel stedenbouwkundige als planologisch ongewenste situaties ontstaan. Ook kan de kwaliteit van de leefomgeving binnen de toch al dichtbebouwde kom, sterk onder druk komen te staan.
Buiten de bebouwde kom is de vrijstellingsbevoegdheid grotendeels wettelijk geregeld. De vrijstellingsmogelijkheden zijn hier beperkter. De reden van dit onderscheid is, dat een ruimtelijke ingreep buiten de bebouwde kom in strijd kan zijn met het provinciale beleid.
Naast vrijstellingsmogelijkheden ten behoeve van het uitbreiden van woongebouwen binnen de bebouwde kom, geeft artikel 19 lid 3 WRO ook de mogelijkheid tot het 'wijzigen van het gebruik van opstallen' binnen de bebouwde kom. Dit betekent bijvoorbeeld dat een pand met een woonbestemming op een andere wijze gebruikt zou kunnen worden. Te denken valt hierbij aan gebruik als een kantoor- of winkelpand.
Ook geeft artikel 19 lid 3 WRO de mogelijkheid voor het uitbreiden van of het realiseren van een bijgebouw bij een "andere gebouw" in de bebouwde kom. Onder een 'ander gebouw' in de zin van dit artikel wordt verstaan: scholen, winkels, hotels, kantoren of andere bedrijfsgebouwen, niet zijnde woningen.
Als laatste geeft artikel 19 lid 3 WRO ook nog vrijstellingsmogelijkheden voor het realiseren van:
De totale vrijstellingsmogelijkheden van artikel 19 lid 3 WRO juncto artikel 20 Besluit Ruimtelijk Ordening (BRO) zijn in bijlage 4 weergegeven.
Het doel van deze nota is om burgers binnen redelijke grenzen een zekere mate van vrijheid te geven om hun woning aan te kunnen passen aan de huidige maatstaven ten aanzien van woongenot en comfort, zonder dat er onevenredige overlast ontstaat voor omwonenden (denk aan beperking van lichtinval, bezonning, privacy, uitzicht e.d. van naastgelegen percelen). Voorts mag door de uitbreiding de ruimtelijke en stedenbouwkundige karakteristiek van de directe omgeving niet worden aangetast. Onderstaand is per doelgroep aangegeven aan welke voorschriften moet worden voldaan om aan het doel te voldoen.
Om ongewenste uitbreidingen van woningen binnen de bebouwde kom te voorkomen, zijn in bijlage 1 en 2, eenduidige en eenvoudig te hanteren beleidsregels opgesteld. Deze voorschriften en begripsbepalingen hebben enkel betrekking op uitbreidingen binnen de bebouwde kom, omdat het gevaar voor aantasting van het ruimtelijke en stedenbouwkundige beeld alsmede het woonklimaat hier het grootste is.
Om ongewenste situaties m.b.t. het wijzigen van het gebruik te voorkomen, zijn in bijlage 3 van deze beleidsnota voorwaarden opgenomen om ongewenste functieveranderingen te voorkomen. Overigens wordt opgemerkt dat indien de functieverandering tevens betrekking heeft op een bouwactiviteit, medewerking enkel mogelijk is met een artikel 19 lid 2 WRO vrijstelling.
Voor de in artikel 19 lid 3 WRO concreet genoemde bouwwerken (antenne-installaties etc) enuitbreidingen van 'andere gebouwen binnen de bebouwde kom' zijn géén voorschriften opgenomen.
Vanwege hun diversiteit is het niet mogelijk beleidsregels op te stellen die enerzijds voldoendebeoordeeld. ontstaan. Om die reden zullen verzoeken om vrijstelling in deze categorieën per geval worden bebouwingsmogelijkheden bieden en anderzijds garanderen dat er geen ongewenste situaties gaan
Zoals bovenstaand is aangegeven, zijn voor uitbreidingen van woningen en functiewijzigingen binnen de bebouwde kom, in bijlage 1 t/m 3 voorschriften opgenomen. Indien aan deze voorschriften wordt voldaan, is het college in principe voornemens om aan een vrijstellingsprocedure conform artikel 19 lid 3 WRO mee te werken. Het bouwplan wordt dan passend geacht binnen het ruimtelijke en stedenbouwkundige beeld.
Deze voorschriften zijn op hoofdlijnen gebaseerd op het bestemmingsplan 'Kelpen-Oler', het meest recente ruimtelijke beleid van de gemeente Leudal. Onderhavige voorschriften zullen verder dienst doen als onderlegger voor de bestemming 'Woondoeleinden' van de nog op te stellen bestemmingsplannen van de dorpskernen van de gemeente Leudal.
Bestemmingsplan 'De Bevelanden", alsmede alle nog in ontwikkeling zijnde nieuwbouwgebieden c.q. inpassinggebieden zijn van deze beleidsregels uitgezonderd. Voor deze gebieden gelden specifieke stedenbouwkundige bebouwingsregelingen, waardoor strijd kan ontstaan met deze beleidsnota. Aanvragen om vrijstelling voor deze gebieden zullen afzonderlijk worden beoordeeld, waarbij per geval wordt bekeken of de nieuwe ontwikkeling wenselijk en uit stedenbouwkundig oogpunt inpasbaar is.
De beleidsnota 'art 19 lid 3 WRO) krijgt door vaststelling door het college en bekendmaking de status van "beleidsregel" als bedoeld in artikel 1:3 lid 4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit betekent dat de gemeente zich in eventuele latere juridische procedures zal kunnen beroepen op het op deze wijze algemeen bekend gemaakte en toegepaste beleid van het college en dat daarmee strijdige verzoeken kunnen worden afgewezen. Het blijft een vrijstellingsmogelijkheid, dus in elk individueel geval is en blijft een belangenafweging noodzakelijk. Ingevolge artikel 4:84 Awb handelt het college overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
Op grond van artikel 19a lid 4 WRO is afdeling 3.4 Awb op de voorbereiding van het besluit omtrent vrijstelling van toepassing. Dit betekent dat het ontwerpbesluit gedurende 6 weken ter inzage wordt gelegd. Gedurende deze termijn kan eenieder schriftelijk zijn zienswijze omtrent de aanvraag kenbaar maken. Burgemeester en wethouders beslissen binnen de in artikel 49 tweede lid van de Woningwet gestelde termijn, na afloop van de termijn van ter inzage legging omtrent het al dan niet verlenen van de vrijstelling op grond van artikel 19 lid 3 WRO.
Een verleende vrijstelling op grond van artikel 19 lid 3 WRO wordt als bijlage bij het betreffende bestemmingsplan gevoegd.
In deze beleidsnotitie worden een aantal begrippen genoemd. Om onduidelijkheden te voorkomen is onderstaand aangegeven wat onder deze begrippen wordt verstaan.
Bijlage 2 Voorschriften gemeentelijk beleid inzake artikel 19 lid 3 WRO m.b.t. bouwen
lgemene voorschriftenArtikel 1: a
Artikel 2: aanvullende voorwaarden m.b.t. uitbreiding hoofdgebouw
bijgebouwenArtikel 3: aanvullende voorwaarden m.b.t. het realiseren van aangebouwde of vrijstaande
t.p.v. de entree van de woningArtikel 4: aanvullende voorwaarden m.b.t. het realiseren van één erker of een overkapping
Artikel 5: aanvullende voorwaarden m.b.t. het realiseren van één carport, die gedeeltelijk voor de voorgevel uit komt
Artikel 6: aanvullende voorwaarden m.b.t. het realiseren van één aangebouwd bijgebouw, overkapping/carport aan de zijgevel van een hoekwoning
zijgevel van een hoekwoningArtikel 7: aanvullende voorwaarden m.b.t. het realiseren van één erfafscheiding aan de
Bijlage 3 Voorschriften gemeentelijk beleid inzake artikel 19 lid 3 WRO m.b.t. wijzigen gebruik
WArtikel 1: ijziging van het gebruik van bestaande opstallen
Bijlage 4 Artikel 20 BRO; aanwijzing als bedoeld in artikel 19 lid 3 WRO
Voor de toepassing van artikel 19, derde lid, van de wet komen in aanmerking:
een antenne-installatie als bedoeld in het Besluit bouwvergunningsvrije en licht- bouwvergunningplichtige bouwwerken, in de bebouwde kom, mits de hoogte van de antenne, of indien de antenne is geplaatst op een antennedrager als bedoeld in dat besluit, de hoogte van de antennedrager en de antenne tezamen, gemeten vanaf de voet van de antenne, respectievelijk de antennedrager, niet meer is dan 40 m;
De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, onderdeel g, wordt uitsluitend verleend ten behoeve van de aanvrager en diens met name genoemde meerderjarige huisgenoten die voldoen aan het eerste lid, aanhef en onderdeel g, onder 3e. Zij vervalt in elk geval zodra de in de eerste volzin genoemde personen de bewoning hebben beëindigd.