Organisatie | Zandvoort |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene plaatselijke verordening Zandvoort 2011 |
Citeertitel | APV Zandvoort 2011 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
25-10-2013 | 09-12-2017 | Aanpassing bestaande regeling | 24-09-2013 | Zaaknummer Z2013-000575, registratienummer 2013/06/001504, 2013/06/001569 en 2013/06/001570 | |
07-10-2011 | 25-10-2013 | nieuwe regeling | 21-09-2011 | 2011/08/00835/Z2010-008213 |
In deze verordening wordt verstaan onder:
a. openbare plaats: een voor het publiek toegankelijke plaats, waaronder begrepen de weg als bedoeld onder b;
b. weg: weg, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994;
c. openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn;
d. bebouwde kom: de bebouwde kom of kommen waarvan gedeputeerde staten de grenzen hebben vastgesteld overeenkomstig artikel 27, tweede lid, van de Wegenwet, bij hun besluit van 30 augustus 2005;
e. rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht;
f. bouwwerk: bouwwerk als bedoeld in artikel 1 van de Bouwverordening ;
g. gebouw: gebouw als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Woningwet;
h. handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten,
waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;
i. bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
In afwijking van het eerste lid van dit artikel houdt het bevoegde bestuursorgaan een vergunning of een ontheffing aan, indien:
a. voor het verlenen daarvan één of meer vergunningen op grond van de Wet Milieubeheer, de Woningwet, instemmen met meldingen of ontheffingen van het bestemmingsplan op grond van de Wet op de Ruimtelijke ordening, vereist zijn; en
b. de aanvraag of aanvragen voor deze vereiste vergunningen en vrijstellingen zijn ingediend of deze vereiste meldingen zijn gedaan;
De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald of de aard van de vergunning zich daartegen verzet.
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
a. indien ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;
b. indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten
opgetreden na het verlenen van de ontheffing of vergunning, intrekking of
wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;
c. indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en
beperkingen niet zijn of worden nagekomen;
d. indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn;
De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
De vergunning of ontheffing kan door het daartoe bevoegde gezag worden
Hij die op een openbare plaats aanwezig is bij een voorval waardoor
ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
a. naam en adres van degene die de betoging houdt;
c. de datum waarop de betoging wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en van beëindiging;
d. de plaats en, voor zover van toepassing, de route en de plaats van
e. voor zover van toepassing, de wijze van samenstelling;
f. maatregelen die degene die de betoging houdt zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen.
Het is verboden een openbare plaats anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, als:
a. het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de openbare plaats of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de openbare plaats;
b. het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand.
In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek
toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:
b. markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet en artikel 5:22 van deze verordening;
c. kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;
d. het in een inrichting in de zin van de Drank en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;
e. betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet
f. activiteiten als bedoeld in artikel 2:9 en 2:39 van deze verordening.
Geen vergunning is vereist voor een klein evenement, indien:
a. het aantal (verwachte) aanwezigen niet meer bedraagt dan 750 personen;
b. het evenement tussen 7.00 en 24.00 uur plaats vindt;
c. geen muziek ten gehore wordt gebracht voor 07.00 uur of na 22.00 uur;
d. plaats of anderszins een belemmering vormt voor het verkeer en de
e. slechts kleine objecten worden geplaatst met een oppervlakte van minder dan 10 m2 per object;
g. -de organisator binnen 15 werkdagen voorafgaand aan het evenement daarvan een kennisgeving heeft gedaan aan de burgemeester;
-of indien het evenement plaats heeft op de rijbaan, (brom)fietspad of
parkeerplaats of anderszins een belemmering vormt voor het verkeer en de hulpdiensten binnen 20 werkdagen voorafgaand aan het evenement daarvan een kennisgeving heeft gedaan aan de burgemeester.
a.Openbare inrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt voor vijf of meer personen of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden verstrekt of bereid. Onder een openbare inrichting met of zonder terras en andere aanhorigheden wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis.
b.Terras: een buiten de besloten ruimte van de openbare inrichtingliggend deel daarvan waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.
De burgemeester kan besluiten dat de op grond van het zevende lid vrijgestelde openbare inrichtingen niet meer vallen onder het aanwijzingsbesluit indien:
e.Bij een alcoholvrij en alcoholschenkende openbare inrichting sprake is van het geval en onder de voorwaarde, bedoeld in artikel 3 van de Wet BIBOB.
f.De exploitatie van de openbare inrichting zodanig wijzigt/wordt gewijzigd dat deze in strijd is met het geldend bestemmingsplan.
De burgemeester kan besluiten dat de op grond van het zevende lid vrij gestelde openbare inrichting alsnog over een horeca-exploitatievergunning dient te beschikken op de gronden zoals genoemd in artikel 1:6 onder a en b. en onverminderd het in 1:8 bepaalde indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.
De vrijstelling voor alcoholschenkende inrichtingen zoals bedoeld in artikel 2:28 tweede lid geldt alleen indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a.De ondernemer/exploitant van een inrichting die zich nieuw in de gemeente vestigt of de ondernemer die niet meer over een rechtsgeldige vergunning beschikt uiterlijk 15 werkdagen voorafgaand aan de openstelling van de openbare inrichting voor publiek een volledige kennisgeving/melding aan de burgemeester heeft gedaan;
b.De kennisgeving heeft plaatsgevonden middels een door de burgemeester vast te stellen (kennisgevings)formulier;
c.De ondernemer tegelijk met de kennisgeving een gemeentelijke BIBOB vragenlijst heeft ingevuld.
d.De ondernemer/exploitant 12 maanden voorafgaand aan de kennisgeving geen overtreding heeft begaan die de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu schaadt.
De burgemeester kan binnen 10 werkdagen na ontvangst van de kennisgeving
besluiten het exploiteren van een openbare inrichting als bedoeld in artikel 2:28.1 zonder dat de ondernemer/exploitant over een exploitatievergunning beschikt te verbieden, indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.
In deze afdeling wordt verstaan onder inrichting: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft.
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren. Het verbod is niet van toepassing op:
a. speelautomatenhallen waarvoor op grond van artikel 30c, eerste lid, onder c, van de Wet op de Kansspelen vergunning is verleend;
b. speelgelegenheden waarvoor de minister van Justitie of de Kamer van Koophandel bevoegd is vergunning te verlenen;
c. speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te
beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten.
3. De burgemeester weigert de vergunning:
a. indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon-en
leefsituatie in de omgeving van de speelgelegenheid of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de exploitatie van de speelgelegenheid;
b. indien de exploitatie van de speelgelegenheid in strijd is met een geldend bestemmingsplan.
In dit artikel wordt verstaan onder:
a. Wet: de Wet op de kansspelen;
b. speelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder a, van de Wet;
c. kansspelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder c, van de Wet;
d. hoogdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder d, van de Wet;
e. laagdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder e, van de Wet.
Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is:
a. een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding aan te plakken, te doen aanplakken, op andere wijze aan te brengen of te doen aanbrengen;
b. met kalk, krijt, teer of een kleur of verfstof een afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of te doen aanbrengen.
a. op een openbare plaats te klimmen of zich te bevinden op een beeld,
monument, overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hekheining of andere afsluiting, verkeersmeubilair en daarvoor niet bestemd straatmeubilair;
b. zich op een openbare plaats zodanig op te houden dat aan weggebruikers of bewoners van nabij de weg gelegen woningen onnodig overlast of hinder wordt veroorzaakt .
Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor:
a. een terras dat behoort bij een horecabedrijf, als bedoeld in artikel 1 van de Drank-en Horecawet;
b. de plaats, niet zijnde een horecabedrijf, als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Drank en Horecawet.
c. het strand zoals bedoeld in artikel 5:1 van deze verordening.
Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek indien:
a. dit in strijd is met de uitdrukkelijk verklaarde wil van de gebruiker van dat gebouw of dat portiek;
Het is verboden op de door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen:
a. binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zonder dat die hond aangelijnd is;
b. op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide of op een andere door het college aangewezen plaats;
c. op een openbare plaats zonder voorzien te zijn van een halsband of een ander identificatiemerk dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen.
Het is de eigenaar of houder van een hond verboden in het tijdvak van 15 april tot 1 oktober tussen 09:00 en 19:00 uur zich met een hond op het gehele strand te bevinden.
De eigenaar of houder van een hond is verplicht ervoor te zorgen dat die hond zich niet van uitwerpselen ontdoet:
a. op een openbare plaats die bestemd is of mede bestemd is voor het
b. op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide;
Onverminderd het bepaalde in het eerste en tweede lid van dit artikel bepaalde, is eenieder die een hond bij zich heeft binnen de bebouwde kom verplicht een deugdelijk hulpmiddel als een plastic zakje ter onmiddellijke verwijdering van hondenuitwerpselen op openbare plaatsen bij zich te hebben en dit hulpmiddel op eerste aanvraag van een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar te tonen.
Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen op een openbare plaats of op het terrein van een ander:
a. anders dan kort aangelijnd nadat het college aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat het die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en een aanlijngebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt;
b. anders dan kort aangelijnd en voorzien van een muilkorf nadat het college aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat het die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en een aanlijn en muilkorfgebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt.
Het college kan buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer plaatsen aanwijzen waar het ter voorkoming of opheffing van overlast of schade aan de openbare gezondheid verboden is daarbij aangeduide dieren:
b. aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door hen gestelde regels, of
c. aanwezig te hebben tot een groter aantal dan in die aanwijzing is
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk:
consumentenvuurwerk waarop het meest recente “Vuurwerkbesluit” van toepassing is.
Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf
consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, zonder een vergunning van het college van de gemeente waar het bedrijf is of zal worden gevestigd.
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij
verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
De burgemeester kan in de door hem daartoe aangewezen gebieden, in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon-of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid een verbod opleggen aan degene die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht om zich te bevinden op in het verbod aangewezen plaatsen, waar of in de nabijheid waarvan de gedragingen hebben plaatsgehad.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
a. prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele
handelingen met een ander tegen vergoeding;
b. prostituee: degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
c. seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin
bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop,
seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf
waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in
d. escortbedrijf: de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;
e. sekswinkel: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin
hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren
plegen te worden verkocht of verhuurd;
f. exploitant: de natuurlijke persoon of personen of rechtspersoon of
rechtspersonen die een seksinrichting of escortbedrijf exploiteert, dan wel
exploiteren en de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon of
rechtspersonen bevoegde natuurlijke persoon of personen;
g. beheerder: de natuurlijke persoon of personen die de onmiddellijke feitelijke leiding uitoefent, dan wel uitoefenen in een seksinrichting of escortbedrijf;
h. bezoeker: degene die aanwezig is in een seksinrichting, met uitzondering van:
4. het personeel dat in de seksinrichting werkzaam is;
5. toezichthouders die zijn aangewezen op grond van artikel 6.2 van deze
6. andere personen wier aanwezigheid in de seksinrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is.
In de aanvraag van een vergunning dienen in elk geval te worden vermeld:
a. de persoonsgegevens van de exploitant;
b. de persoonsgegevens van de beheerder;
c. de aard van de seksinrichting of het escortbedrijf;
d. het aantal werkzame prostituees;
e. de plaatselijke en kadastrale ligging van de seksinrichting of het escortbedrijf door middel van een situatietekening met een schaal van tenminste 1:1000.
Bij de aanvraag van een vergunning dienen eveneens te worden gevoegd:
a. een plattegrond van de seksinrichting of het escortbedrijf door middel van een tekening met een schaal van tenminste 1:100;
b. een bewijs van inschrijving in het handelsregister bij de Kamer van
c. een bewijs waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is tot het gebruik van de ruimte bestemd voor de seksinrichting of het escortbedrijf.
Naast de gestelde eisen in het eerste lid, is de exploitant en de beheerder niet:
a. met toepassing van de artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst of met toepassing van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht ter beschikking gesteld;
b. binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een
onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
c. binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken
onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
• bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank-en Horecawet, de
Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen;
• de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240b, 242 tot en met 249, 252,
250a (oud), 273a, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 426, 429quater
en 453 van het Wetboek van Strafrecht;
• de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of
juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;
• de artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de
Met een veroordeling als bedoeld in het tweede lid wordt gelijk gesteld:
a. vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid onder a van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, derde lid onder a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan 375 euro bedraagt;
b. een bevel tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf.
De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem terzake geen verwijt treft.
Met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen of in geval van strijdigheid met de bepalingen in dit hoofdstuk kan het bevoegd bestuursorgaan:
a. tijdelijk andere dan de krachtens artikel 3:6, eerste of tweede lid, geldende sluitingsuren vaststellen;
b. van een afzonderlijke seksinrichting al dan niet tijdelijk de gedeeltelijke of algehele sluiting bevelen.
De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de
a. geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten
genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en
b. geen prostitutie wordt uitgeoefend door personen in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin of daarop goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen van erotisch-pornografische aard openlijk ten toon te stellen, aan te bieden of aan te brengen:
a. indien het bevoegd bestuursorgaan aan de rechthebbende heeft
bekendgemaakt dat de wijze van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen daarvan, de openbare orde of de woon-en leefomgeving in gevaar brengt;
b. anders dan overeenkomstig de door het bevoegd bestuursorgaan in het belang van de openbare orde of de woon-en leefomgeving gestelde regels.
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
De vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, wordt geweigerd indien:
a. de exploitant of de beheerder niet voldoet aan de in artikel 3:5 gestelde eisen;
b. de vestiging of de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan, stadsvernieuwingsplan of leefmilieuverordening;
c. er aanwijzingen zijn dat in de seksinrichting of het escortbedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht of met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.
d. sprake is van het geval en onder de voorwaarde, bedoeld in artikel 3 van de Wet BIBOB.
In afwijking van artikel 1:8 kan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, dan wel de aanwijzing of vaststelling bedoeld in artikel 3:9, eerste lid, worden geweigerd in het belang van:
b. het voorkomen of beperken van overlast;
c. het voorkomen of beperken van aantasting van het woon-en leefklimaat;
d. de veiligheid van personen of goederen;
e. de verkeersvrijheid of – veiligheid;
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:13, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
In deze afdeling wordt verstaan onder:
a. Besluit: het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;
b. inrichting: inrichting type A of type B als bedoeld in het Besluit;
c. houder van een inrichting: degene die als eigenaar, bedrijfsleider, beheerder of anderszins een inrichting drijft;
d. collectieve festiviteit: festiviteit die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen is verbonden;
e. incidentele festiviteit: festiviteit of activiteit die gebonden is aan één of een klein aantal inrichtingen;
f. geluidsgevoelige gebouwen: woningen en gebouwen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige gebouwen met uitzondering van gebouwen behorende bij de betreffende inrichting;
g. geluidsgevoelige terreinen: terreinen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige terreinen met uitzondering van terreinen behorende bij de betreffende inrichting;
h. onversterkte muziek: muziek die niet elektronisch is versterkt.
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van
sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Het is per deelgebied toegestaan maximaal 3 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening niet vantoepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste vijf dagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 5 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 4.113 , eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Op de dagen als bedoeld in het eerste lid wordt het ten gehore brengen van extra muziek -hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening -uiterlijk om 24 uur beëindigd. De geluidsnorm is inclusief 10 dB(A) aftrek vanwege muziekcorrectie. Tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwing gelaten.
Bij het ten gehore brengen van onversterkte muziek, zoals bedoeld in artikel 2.18 lid 1f en lid 5 van het Besluit, binnen inrichtingen is de onder lid 5 van ditartikel opgenomen tabel van toepassing. De in de tabel aangegeven waarden binnen in-of aanpandige gevoelige gebouwen gelden niet indien de gebruiker van deze gevoelige gebouwen geen toestemming geeft voor het in redelijkheid uitvoeren of doen uitvoeren van geluidsmetingen.
Het is verboden op een door het college ten behoeve van de werkzaamheden van de gemeentelijke reinigingsdienst aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan gedurende een daarbij aangeduide tijdsperiode.
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: Een onderkomen of voertuig waarvoor geen bouwvergunning in de zin van artikel 40 van de Woningwet is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
In deze afdeling wordt verstaan onder:
a. voertuigen: voertuigen als bedoeld in artikel 1, onder al, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990) met uitzondering van klein wagens zoals: kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen;
b. parkeren: parkeren als bedoeld in artikel 1, onder ac, van het Reglement
Tot de voertuigen als bedoeld in dit artikel worden niet gerekend:
a. voertuigen waaraan herstel-of onderhoudswerkzaamheden worden verricht die in totaal niet meer dan een uur vergen, en dit gedurende de tijd die nodig is en gebruikt wordt voor deze werkzaamheden;
b. voertuigen voor persoonlijk gebruik van de in het derde lid bedoelde
Het is degene die er zijn bedrijf, nevenbedrijf dan wel een gewoonte van maakt voertuigen te stallen, te herstellen, te slopen, te verhuren of te verhandelen, verboden:
a. drie of meer voertuigen die hem toebehoren of zijn toevertrouwd, op de weg te parkeren binnen een cirkel met een straal van 25 meter met als middelpunt een van deze voertuigen;
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Het is verboden een voertuig dat voor recreatie of anderszins voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt:
a. langer dan op drie achtereenvolgende dagen te plaatsen of te hebben op een door het college aangewezen weg, waar dit naar zijn oordeel buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte of schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente;
b. op een door het college aangewezen plaats te parkeren, waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.
Het college kan op de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Onder venten wordt niet verstaan:
a. het aan huis afleveren van goederen door of vanwege degene die dit doet ter exploitatie van zijn winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet;
b. het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op jaarmarkten en markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet of op snuffelmarkten als bedoeld in artikel 5:22;
c. het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op een standplaats als bedoeld in artikel 5:17.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd:
a. indien de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan eisen van redelijke welstand;
b. indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.
Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of met een fiets of een paard.
Het verbod in het eerste lid geldt niet voor bestuurders van motorvoertuigen en bromfietsen en voor fietsers of berijders van paarden:
a. ten dienste van politie, brandweer en geneeskundige hulpverlening en van andere krachtens artikel 29, eerste lid, Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990 door de minister van Verkeer en Waterstaat aangewezen hulpverleningsdiensten;
b. die worden gebruikt in verband met beheer, onderhoud of exploitatie van de terreinen als in het eerste lid bedoeld;
c. die worden gebruikt in verband met werken die krachtens wettelijk voorschrift moeten worden uitgevoerd;
d. van de zakelijk gerechtigden, huurders en pachters van percelen die gelegen zijn binnen de terreinen als in het eerste lid bedoeld;
e. voor het verkeer ten behoeve van bezoek en van de verzorging van de onder d bedoelde personen.
Het verbod geldt niet voor zover het betreft:
a. verlichting door middel van kaarsen, fakkels en dergelijke mits geen
b. sfeervuren zoals terrashaarden en vuurkorven, indien geen afvalstoffen
c. vuur voor koken, bakken en braden, voor zover dat geen gevaar, overlast of hinder voor de omgeving oplevert en geen afvalstoffen worden verbrand.
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele as-verstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
Deze afdeling is mede van toepassing op (het verstrooien van) as als bedoeld in de Beheersverordening algemene dierenbegraafplaats van Zandvoort 2001.
In deze afdeling wordt verstaan onder:
a. strand: het Noordzeestrand met het onmiddellijk langs dit strand gelegen
gedeelte van de zee, dat al dan niet met enige beperking voor het publiek
b. zee: het gedeelte van de Noordzee, dat gelegen is binnen de grenzen van
c. zeilvoertuig: een voertuig op één of meer wielen en met één of meer zeilen, dat door de wind wordt voortbewogen;
d. vlieger: een vlieger die door middel van twee of meer lijnen wordt bestuurd;
e. vliegeren: het oplaten van een vlieger, dan wel het zich laten voortbewegen door een vlieger;
f. hoogwaterlijn: de lijn tot waar het water van de zee bij vloed komt;
g. laagwaterlijn: de lijn tot waar het water van de zee bij eb zakt;
h. strandafgang/strandafrit: de voetpaden en afritten voor voertuigen die vanaf de boulevard/zeereep toegang geven tot het strand;
De in het eerste en het tweede lid gestelde verboden zijn niet van toepassing op voorwerpen of afsluitingen of lijnen die door de gemeente, de politie, de Koninklijke Nederlandse Bond tot het Redden van Drenkelingen, de Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij of anderszins van overheidswege zijn geplaatst of gespannen.
Het is verboden op een strook strand ter breedte van tien meter, gemeten vanaf de laatste hoogwaterlijn, landinwaarts, enig voorwerp te plaatsen, te laten liggen, of te laten staan.
Het is verboden zich in zee te bevinden:
b. bij mistdampen op zee, wanneer het zicht vanuit de kust minder dan 200 meter is;
c. bij aflandige wind met een opblaasboot, luchtbed, of luchtkussen, een
autoband of enig ander voorwerp bestemd of gebruikt om zich daarmee
d. op die plaatsen en in de onmiddellijke omgeving daarvan, die door middel van een rode vlag of op andere wijze als gevaarlijk zijn aangeduid.
De in het eerste en tweede lid gestelde verboden zijn niet van toepassing op voertuigen en rij-of trekdieren, die worden gebruikt door de gemeente, de politie, de Koninklijke Nederlandse Bond tot het Redden van Drenkelingen (KNBRD), de Koninklijk Nederlandse Redding Maatschappij, of anderszins voor openbare dienst bestemde voertuigen en rij-of trekdieren.
Het is verboden zonder vergunning van het college op het strand een voer – of vaartuig – hetzij geheel, hetzij per plaats -een strandstoel, ligstoel, tafel, bank, tent, cabine, of een ander dergelijk voorwerp dan wel een rij-of trekdier aan het publiek te huur of voor gebruik aan te bieden.
Het is verboden vanaf het strand op zodanige wijze te vissen dat daardoor gevaar of overlast ontstaat of kan ontstaan.
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe op het strand aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel, dan wel voor direct gebruik ongeschikt te maken.
Het strand tussen kilometerpaal 68 en kilometerpaal 71 is aangewezen als plaats voor ongeklede openbare recreatie als bedoeld in artikel 430a van het Wetboek van strafrecht.
Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt voor zover niet reeds bij of krachtens de wet strafbaar gesteld, gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze
verordening is belast zijn belast;
a.de ambtenaren van de gemeente Zandvoort functioneel met het houden vantoezicht en handhaving;
b. de milieu-inspecteurs van Milieudienst Ijmond (alsmede de inspecteurs vande regionale uitvoeringsdienst);
c. de buitengewoon opsporingsambtenaren van de PWN Waterleidingbedrijf
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een
overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Besluiten, genomen krachtens de verordening bedoeld in artikel 6:4, eerste lid, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.
Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene plaatselijke verordening Zandvoort 2011.
Aldus vastgesteld in de vergadering van 21 september 2011,
de gemeenteraad van Zandvoort,
Exploitatie openbare inrichtingen
In het kader van deregulering en vermindering van administratieve lasten is in 2009 bekeken of het horeca- exploitatievergunningstelsel in de model-APV gehandhaafd of geschrapt moet worden. In met name kleine gemeenten met een overzichtelijk uitgaansgebied en/of enkele bekende horecaondernemingen, is er niet altijd behoefte aan zo’n stelsel. Anderzijds hebben veel gemeenten toch behoefte aan de horeca-exploitatievergunning. Deze gemeenten zijn namelijk van mening dat deze vergunning noodzakelijk is voor het handhaven van de openbare orde en het tegengaan van de overlast.
De Vereniging Nederlandse Gemeente (VNG) heeft gekozen voor het handhaven van de model – horeca-exploitatievergunning, maar alleen voor inrichtingen die
In tegenstelling tot de modelbepaling van de VNG werkt de Gemeente Zandvoort met een meldingssysteem voor alcoholschenkende openbare inrichtingen. Hierdoor is het voor de burgemeester mogelijk om de in het belang van de openbare orde en veiligheid benodigde toetsen uit te voeren voordat een ondernemer start met de exploitatie van zijn openbare inrichting.
De reikwijdte van de Drank- en Horecawet wordt bepaald door het begrip “horecabedrijf” zoals gedefinieerd in artikel 1, eerste lid van de Drank- en Horecawet. Bedrijven waarin alcoholhoudende dranken bedrijfsmatig of anders dan om niet worden geschonken voor gebruik ter plaatse, hebben een vergunning nodig ex artikel 3 van de Drank- en Horecawet. Die vergunningplichtige bedrijven duiden we aan met de term natte horeca.
In artikel 2:27, eerste lid van de APV wordt de term “openbare inrichting”gebruikt. Daaronder wordt ook de droge horeca verstaan: het schenken van niet-alcoholhoudende dranken en van licht alcoholische dranken voor gebruik elders, en het verstrekken van rookwaar. Dit laatste is opgenomen om coffeeshops onder de APV bepaling te laten vallen. In dit artikel worden coffeeshops dan ook als gewone openbare inrichtingen behandeld en zijn geen bijzondere bepalingen over coffeeshops opgenomen.
Dat roept de vraag naar de verhouding met de Opiumwet op. De Opiumwet verbiedt immers de handel in drugs. Uitgangspunt is dat de vergunningverlening op grond van de APV daar geen betrekking op heeft, maar wel op de exploitatie van een alcoholvrije inrichting. Dat laat overigens onverlet dat ten aanzien van coffeeshops – vanwege de effecten die met name deze inrichtingen kunnen hebben op de openbare orde – wel degelijk een specifiek beleid kan worden vastgesteld. Meer informatie hierover is te vinden in de publicatie “De Wet Damocles”, bestuursdwangbevoegdheid in artikel 13b Opiumwet van het Steun- en informatiepunt drugs en veiligheid (VNG- uitgeverij, Den Haag 1999).
Als het gaat om ondernemingen waar alcoholhoudende drank wordt geschonken, is een integriteitstoets mogelijk op grond van artikel 27 tweede lid, van de Drank- en Horecawet (DHW) jo. artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen (Wet Bibob). De DHW geldt niet voor bedrijven waar geen alcohol wordt geschonken waaronder coffeeshops. In het kader van de vergunningsplicht op grond van de APV is het voor gemeenten mogelijk om ook voor de aanvrager van een vergunning voor de exploitatie van een coffeeshop een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) te vragen en een Bibob- onderzoek te doen. De horeca-exploitatievergunning is immers op grond van artikel 1:5 persoonsgebonden.
Artikel 4, van het Besluit Bibob bepaalt in overeenstemming met de APV dat als inrichtingen, waarvoor de Wet Bibob geldt, onder andere aangewezen worden: “inrichtingen waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet, logies wordt verstrekt, dranken worden geschonken, of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden verstrekt”. Dit zijn dus openbare inrichtingen zoals gedefinieerd in artikel 2:27, van de APV. Dit betekent dat voor de openbare inrichtingen in de zin van de APV een Bibob- onderzoek mag worden gedaan. Zonder de APV is hier geen wettelijke grondslag voor. De Dienstenrichtlijn verzet zich niet tegen een Bibob- onderzoek.
De exploitant van de inrichting speelt een belangrijke rol in de wijze van exploitatie en dus ook in de wijze waarop deze exploitatie het woon- en leefklimaat en de openbare orde beïnvloedt. Daarom kan het raadzaam zijn om een verplichting voor de vergunningaanvrager op te nemen om een recente VOG in te leveren. De leidinggevende kan de aanvrager zelf zijn, maar ook een werknemer. Dit zou kunnen door aan het zesde lid van artikel 2:28 toe te voegen: of indien de aanvrager geen verklaring omtrent het gedrag met betrekking tot de leidinggevende inlevert die uiterlijk drie maanden voor de datum waarop de aanvraag is ingediend, is afgegeven.
De van de vergunningplicht vrijgestelde openbare inrichtingen worden daartoe door de burgemeester in een aanwijzingsbesluit aangewezen. Tegen het aanwijzingsbesluit staat bezwaar en beroep open.
Op grond van artikel 1:7 van de APV gelden vergunningen voor onbepaalde tijd. Dit geldt ook voor de horeca-exploitatievergunning en de vrijstelling. Indien de gemeente niettemin een tijdsduur wil verbinden aan de vergunning van bijvoorbeeld vijf of tien jaar, dan mag dit slechts op gronden ontleend aan dwingende redenen van algemeen belang.
Op openbare inrichtingen zijn naast de regels van de Drank- en Horecawet nog vele andere regels van toepassing. Onder andere de Wet milieubeheer, Wet op de stads- en dorpsvernieuwing, Wet op de kansspelen, Opiumwet, Wet ruimtelijke ordening en Woningwet.
Openbare inrichtingen die op grond van artikel 2:28 vallen onder het door de burgemeester vast te stellen aanwijzingsbesluit vrijstelling exploitatievergunning, beschikken niet meer over een horeca-exploitatievergunning waarin terrasvoorschriften zijn opgenomen. Dit wordt ondervangen door het tweede lid van artikel 2:10 APV. Op grond van dit lid heeft het college de bevoegdheid nadere regels te stellen in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving, de omvang, de vrije doorgang voor verkeer, voetgangers en hulpdiensten, en de sluitingstijden. Overtreding van deze nadere regels levert een overtreding op bij of krachtens de APV.
Artikelsgewijze toelichting (nieuw)
In plaats van de term “horecabedrijf”wordt nu de term “openbare inrichting”gebruikt. Dit voor de duidelijkheid. In de Drank- en Horecawet wordt namelijk met het “horecabedrijf” alleen gedoeld op bedrijven waar bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank wordt verstrekt voor gebruik ter plaatse, de zogenaamde “natte horeca”. De bepalingen in de APV betreffen juist ook bedrijven waar geen alcoholhoudende drank wordt verstrekt, de zogenaamde “droge horeca”: tearooms, lunchrooms en dergelijke, maar ook coffeeshops.
Onder openbare inrichting wordt tevens verstaan een bij deze inrichting behorend terras en andere aanhorigheden.
Een café is geen discotheek! LJN- nr. AO9751, JG 04.0133 m. nt. A.L. Esveld.
Artikel 2:28 tweede en negende lid
Als het bestemmingsplan vestiging van een openbare inrichting (horecabedrijf) ter plaatse niet toelaat, ligt het niet voor de hand om wel een exploitatievergunning of vrijstelling van deze vergunning te verlenen. Er kan immers toch geen gebruik van worden gemaakt wegens strijd met het bestemmingsplan. Strijd met het bestemmingsplan is daarom als imperatieve weigeringsgrond opgenomen voor de vergunning. Blijkens jurisprudentie is dit aanvaardbaar omdat een dergelijke bepaling geen zelfstandige planologische regeling bevat. Weliswaar brengt dit mee dat de burgemeester treedt in een beoordeling van het geldende bestemmingsplan, maar dit laat de bevoegdheid van het college bij de toepassing van het geldende bestemmingsplan onverlet. Van een doorkruising van de Woningwet of de Wet op de Ruimtelijke Ordening is geen sprake. Omdat er bij vrijstelling geen vergunning wordt aangevraagd is in het negende lid opgenomen dat een dergelijke openbare inrichting niet onder het aanwijzingsbesluit kan vallen.
Artikel 2:28 derde en elfde lid
Omdat de weigeringsgrond zoals genoemd in artikel 1:8 voor de horeca te ruim zijn geformuleerd (met name de volksgezondheid is hier niet aan de orde), is bepaald dat het hier om de openbare orde gaat en om het woon- en leefklimaat. Het begrip openbare orde moet wel binnen de kaders van de dienstenrichtlijn worden geïnterpreteerd. Het moet dus gaan om dwingende vereisten van openbaar belang. In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning slechts geheel of gedeeltelijk weigeren indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- of leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.
Woon – en leefsituatie in de omgeving
De exploitatievergunning is primair een overlastvergunning: zij biedt de mogelijkheid preventief te toetsen of de exploitatie van een horecabedrijf zich verdraagt met het woon- en leefmilieu ter plaatse. Daarbij is van belang in welke mate van het bedrijf zelf overlast is te duchten, maar ook in welke mate de komst van het bedrijf de leefbaarheid en het karakter van de buurt zullen aantasten. Met welke aspecten de burgemeester rekening moet houden, staat omschreven in het vijfde lid.
De weigeringsgrond woon- en leefmilieu valt onder de dwingende vereisten van openbaar belang en mag daarom (bij een horecaondernemer die zich hier vestigt) ook op grond van de Dienstenrichtlijn als weigeringsgrond worden gehanteerd.
In het kader van de Wet BIBOB (Bevordering integriteitsbeoordelingen openbaar bestuur) is het aan te raden dit artikellid op te nemen. Indien toepassing wordt gegeven aan de mogelijkheden van de Wet BIBOB, zal de gemeente eerste zelf al het mogelijke moeten doen om de integriteit en achtergrond van de vergunningaanvrager te onderzoeken. Een belangrijk hulpmiddel kan daarbij de verklaring omtrent het gedrag zijn.
In een aanwijzingsbesluit van de burgemeester worden de soorten openbare inrichtingen opgenomen die onder de vrijstelling vallen en voldoen aan het in artikel 2:28. en 2:28.1 bepaalde.
Artikel 2:28 achtste en tiende lid
Door het afschaffen van de horeca- exploitatievergunning voor “droge” horecabedrijven vervalt de grondslag om de BIBOB- toets te kunnen uitvoeren. Voor sommige “droge”horecabedrijven is dat echter wel gewenst, denk daarbij aan coffeeshops en (sommige) belwinkels.
Vandaar dat artikel 2:28 zo is opgezet dat voor droge”horecabedrijven die niet zijn uitgezonderd, de horeca-exploitatievergunning wel vereist blijft. Door de horeca-exploitatievergunning voor deze “droge horecabedrijven te handhaven kan voor deze bedrijven de BIBOB- toets gebruikt worden.
Artikel 2:28 tiende lid onder e
De situatie kan zich voordoen dat na het van kracht worden van het aanwijzingsbesluit vrijstelling blijkt dat deze wordt gebruikt voor criminele activiteiten. De burgemeester moet dan de bevoegdheid hebben om dan gelet op de Wet BIBOB de onderneming niet meer onder het aanwijzingsbesluit te laten vallen. Ditzelfde geldt ook indien de exploitatie wordt gewijzigd en strijd met het geldend bestemmingsplan oplevert.
Om dit mogelijk te maken zijn de bepalingen onder e en f opgenomen voor zowel alcoholvrije als alcoholschenkende bedrijven.
Voor het overgrote deel van de “droge” horeca kan de horeca-exploitatievergunning worden afgeschaft. Over het algemeen valt van dergelijke openbare inrichtingen geen overlast te verwachten. Soms is dit echter wel het geval. Om in voorkomende gevallen te kunnen optreden tegen openbare orde verstoringen is opgenomen dat de burgemeester kan besluiten dat de openbare inrichting niet meer valt onder het aanwijzingsbesluit. Bovendien kan hij besluiten dat alsnog een horeca-exploitatievergunning moet worden aangevraagd.
Het betreft openbare inrichtingen die horecabedrijf zijn als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet (natte horeca).
Indien een ondernemer een bedrijf overneemt op een adres waar eerder overlast heeft plaatsgevonden of op grond van het Activiteitenbesluit een maatregel geldt kan de burgemeester besluiten dat de ondernemer over een horeca-exploitatievergunning dient te beschikken. Dit geldt ook indien de ondernemers korter dan 5 jaar op een horecavergunning in de gemeente Zandvoort hebben gestaan, welke ter bescherming van de openbare orde/woon- en leefklimaat is ingetrokken. Is dit het geval dan kan de burgemeester besluiten dat de ondernemer niet onder de vrijstelling valt en over een exploitatievergunning dient te beschikken.
In met name de volgende gevallen doet zich de situatie voor dat een ondernemer niet meer beschikt over een rechtsgeldige horeca-exploitatievergunning:
De horeca-exploitatievergunning is op verzoek van de horeca- ondernemer ingetrokken omdat de ondernemer het horecabedrijf niet meer exploiteert.
De horeca-exploitatievergunning is gewijzigd vanwege een wijziging in de rechtsvorm. Bijvoorbeeld van eenmanszaak naar een besloten vennootschap.
De horeca-exploitatievergunning is door de burgemeester in het kader van het horecasanctiebeleid ingetrokken.
De horeca-exploitatievergunning is in het belang van de openbare orde door de burgemeester bij wijze van proef voor een bepaalde tijd verleend en deze tijd is van rechtswege verlopen/verstreken.
De melding is volledig indien het meldingsformulier volledig is ingevuld, de gevraagde stukken zijn overgelegd en het meldingsformulier is ondertekend. Bovendien dient te zijn voldaan aan het op grond van de nota BIBOB Beleidsregels gestelde. Dit betekent dat bijvoorbeeld dat de BIBOB gemeentelijke vragenlijst volledig moet zijn ingevuld en de gevraagde stukken moeten zijn overgelegd.
De burgemeester beoordeelt of er de door de ondernemer/exploitant begane overtreding schade oplevert voor de openbare orde, de openbare veiligheid, volksgezondheid en milieu. Hij weegt tevens de ernst van de begane overtreding mee in zijn beoordeling.
Bijlage 1 - Aanwijzingsbesluit vrijstelling alcoholschenkende openbare inrichtingen
Aanwijzingsbesluit vrijstelling horeca-exploitatievergunning alcoholschenkende openbare inrichtingen op grond van artikel 2:28, tweede lid Algemene plaatselijke verordening.
Betreft aanwijzing soorten inrichtingen waarvoor de vergunningplicht van artikel 2:28, eerste lid van de Algemene Plaatselijke Verordening niet geldt.
De burgemeester van Zandvoort;
o De vrijstelling voor de in dit besluit genoemde soorten openbare inrichtingen alleen geldt indien is voldaan aan de in artikel 2:28.1, eerste lid gestelde voorwaarden;
o Naar verwachting de exploitatie van dezen in dit aanwijsbesluit genoemde soorten openbare inrichting - indien is voldaan aan het in artikel 2:28.1 eerst lid gestelde - geen tot geringe risico’s opleveren voor de openbare orde of voor de woon - en leefsituatie van de omgeving;
Artikelen 2:27, 2:28, tweede lid en 2:28.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening.
1. Als soorten inrichtingen, als bedoeld in artikel 2:28. tweede lid Algemene plaatselijke verordening aan te wijzen:
d) Hotels die zowel alcoholvrije als alcoholische dranken verstrekken;
e) Pensions die zowel alcoholvrije als alcoholische dranken verstrekken;
f) IJssalons die zowel alcoholvrije als alcoholische dranken verstrekken;
g) Tearooms die zowel alcoholvrije als alcoholische dranken verstrekken;
h) Bed & breakfast mits zij een kennisgeving hebben gedaan op grond van artikel 2:36 APV en zowel alcoholvrije als alcoholische dranken verstrekken;
i) Croissanterieën die zowel alcoholvrije als alcoholische dranken verstrekken;
j) Sport- en dansscholen indien uitsluitend aan leerlingen zowel alcoholvrije als alcoholische dranken worden verstrekt;
k) Sauna’s en zonnecentra, indien uitsluitend zowel alcoholvrije als alcoholische dranken en eetwaren worden verstrekt aan bezoekers die gebruikmaken van de sauna- en zonnecentrale faciliteiten;
l) en naar de aard daarmee gelijk te stellen openbare inrichtingen.
2. Dat van vrijstelling zijn uitgezonderd:
d) Openbare inrichtingen die op grond van een of meer van de in paragrafen 7.8.1 en 7.8.2 van de uitvoeringsregels exploitatie horecabedrijf genoemde gevallen een besluit van de burgemeester hebben ontvangen dat zij niet (meer) onder het aanwijzingsbesluit vallen;
e) Horecabedrijven categorie E (bar- dancings /discotheken).
f) Belwinkels die vallen onder definitie van artikel 2:27 APV
g) Massagesalons die vallen onder de definitie van artikel 2:27 APV
3. Dat de vrijstelling behoudens de van vrijstelling uitgezonderde openbare inrichtingen alleen geldt voor de in het aanwijzingsbesluit genoemde soorten openbare inrichtingen die vallen onder de in de bijlage behorende bij dit aanwijsbesluit vermelde categorieën en naar hun aard daarmee gelijk te stellen openbare inrichtingen.
Dit besluit treedt in werking één dag na bekendmaking namelijk op 18 oktober 2013.
De burgemeester van Zandvoort,
Indien u zich met het bovenstaande besluit niet kunt verenigen, kunt u binnen 6 weken na de verzenddatum van dit besluit een bezwaarschrift indienen bij de Burgemeester van Zandvoort, Postbus 2, 2040 AA Zandvoort.
Wij maken u erop attent dat ook een derde belanghebbende een bezwaarschrift kan indienen.
Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en tenminste te bevatten: uw naam en adres; de dagtekening; een omschrijving van het besluit waartegen uw bezwaar is gericht en de gronden van uw bezwaar. Wanneer u zich door een derde laat vertegenwoordigen, verzoeken wij u tevens te vermelden de naam, het volledige adres en het telefoonnummer van deze persoon.
Het indienen van een bezwaarschrift heeft geen schorsende werking. Ingeval van onverwijlde spoed kunt u een verzoek om voorlopige voorziening indienen bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Haarlem, sector Bestuursrecht, Postbus 1621 2003 BR Haarlem. Een dergelijk verzoek dient vergezeld te gaan van een kopie van het bezwaarschrift. Voor het indienen van een dergelijk verzoek wordt een griffierecht geheven.
Toelichting categorieën horecabedrijven
Een aanloopgericht horecabedrijf, zijnde een horecabedrijf dat gericht is op het verstrekken van dranken en etenswaren aan met name bezoekers van centrumvoorzieningen, zoals ijssalons, croissanterieën, en naar de aard daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.
Een restaurant en/of een café-/restaurant, zijnde een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden.
Een cafetaria en/of snackbar, zijnde een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van eenvoudige etenswaren en dranken, met een in het algemeen gespreide bezoekersfrequentie gedurende een groot deel van de dag en avond, waarbij de bedrijvigheid zich zowel in als om de lokaliteit voltrekt.
Een café en/of bar, zijnde een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt.
Een hotel en/of pension, zijnde een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies.
Bijlage 2 - Aanwijzingsbesluit vrijstelling alcoholvrije openbare inrichtingen
Aanwijzingsbesluit vrijstelling horeca-exploitatievergunning alcoholvrije openbare inrichtingen op grond van artikel 2:28, tweede lid Algemene plaatselijke verordening
Betreft aanwijzing soorten inrichtingen waarvoor de vergunningplicht van artikel 2:28, eerste lid van de Algemene Plaatselijke Verordening niet geldt.
De burgemeester van Zandvoort;
o. Naar verwachting de exploitatie van de in het besluit genoemde soorten openbare inrichting vanwege hun aard, geen tot geringe risico’s opleveren voor de openbare orde of voor de woon- en leefsituatie van de omgeving;
o. De exploitatievergunningplicht voor dezen in dit aanwijsbesluit genoemde soorten openbare inrichtingen vanwege de geringe risico’s voor de openbare orde of voor de woon- en leefsituatie van de omgeving achterwege kan blijven;
Artikelen 2:27 en 2:28. tweede lid van de Algemene Plaatselijke Verordening
3. Dat de vrijstelling behoudens de van vrijstelling uitgezonderde alleen geldt voor de in het aanwijzingsbesluit genoemde soorten openbare inrichtingen die vallen onder de in de bijlage behorende bij dit aanwijsbesluit vermelde categorieën en naar hun aard daarmee gelijk te stellen openbare inrichtingen.
Dit besluit treedt in werking één dag na bekendmaking namelijk op 25 oktober 2013.
De burgemeester van Zandvoort,
Indien u zich met het bovenstaande besluit niet kunt verenigen, kunt u binnen 6 weken na de verzenddatum van dit besluit een bezwaarschrift indienen bij de Burgemeester van Zandvoort, Postbus 2, 2040 AA Zandvoort.
Wij maken u erop attent dat ook een derde belanghebbende een bezwaarschrift kan indienen.
Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en tenminste te bevatten: uw naam en adres; de dagtekening; een omschrijving van het besluit waartegen uw bezwaar is gericht en de gronden van uw bezwaar. Wanneer u zich door een derde laat vertegenwoordigen, verzoeken wij u tevens te vermelden de naam, het volledige adres en het telefoonnummer van deze persoon.
Het indienen van een bezwaarschrift heeft geen schorsende werking. Ingeval van onverwijlde spoed kunt u een verzoek om voorlopige voorziening indienen bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Haarlem, sector Bestuursrecht, Postbus 1621 2003 BR Haarlem. Een dergelijk verzoek dient vergezeld te gaan van een kopie van het bezwaarschrift. Voor het indienen van een dergelijk verzoek wordt een griffierecht geheven.
Toelichting categorieën horecabedrijven
Een aanloopgericht horecabedrijf, zijnde een horecabedrijf dat gericht is op het verstrekken van dranken en etenswaren aan met name bezoekers van centrumvoorzieningen, zoals ijssalons, croissanterieën, en naar de aard daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.
Een restaurant en/of een café-/restaurant, zijnde een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden.
Een cafetaria en/of snackbar, zijnde een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van eenvoudige etenswaren en dranken, met een in het algemeen gespreide bezoekersfrequentie gedurende een groot deel van de dag en avond, waarbij de bedrijvigheid zich zowel in als om de lokaliteit voltrekt.
Een café en/of bar, zijnde een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt.
Een hotel en/of pension, zijnde een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies.