Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Haaksbergen

Verordening toeristenbelasting 2012 (9.6c)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHaaksbergen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening toeristenbelasting 2012 (9.6c)
CiteertitelVerordening toeristenbelasting 2012
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 224
  2. Algemene wet bestuursrecht

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Regeling gemeentelijke belastingen 2002

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201201-01-2014nieuwe regeling (tevens intrekking)

21-12-2011

Rond Haaksbergen, 29-12-2011

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening toeristenbelasting 2012 (9.6c)

 

 

 

Onderwerp: Verordening toeristenbelasting 2012

 

Samenvatting

Deze verordening bevat de kaders voor het heffen van toeristenbelasting

 

De gemeenteraad van Haaksbergen;

voorstel van het college van: 22 november 2011           

wettelijke basis: bepalingen van de Gemeentewet (artikel 224)

en de Algemene wet bestuursrecht

 

besluit:

vast te stellen de

 

Verordening toeristenbelasting 2012

 

Belastbaar feit

Artikel 1

Onder de naam 'toeristenbelasting' wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene zijn opgenomen in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente.

 

 

Belastingplicht

Artikel 2
  • 1.

    Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 1 in hem ter beschikking staande ruimten dan wel op hem ter beschikking staande terreinen.

  • 2.

    De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene, terzake van wiens verblijf de belasting verschuldigd wordt.

  • 3.

    Indien met toepassing van het eerste lid geen belastingplichtige is aan te wijzen, is belastingplichtig degene die overeenkomstig het bepaalde in artikel 1 verblijf houdt.

     

 

Vrijstellingen

Artikel 3

De toeristenbelasting wordt niet geheven terzake van het verblijf:

  • a.

    door degene, die:

    • 1.

      van degene die verblijft in een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet toelating zorginstellingen;

    • 2.

      verblijf houdt in een gemeubileerde woning indien hij terzake van het verblijf in of het ter beschikking houden van die woning forensenbelasting is verschuldigd;

  • b.

    van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet, en voor zover deze persoon verblijf houdt als bedoeld in artikel 1 van deze verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers;

  • c.

    als scout door leden van scoutingverenigingen aangesloten bij de Vereniging Scouting Nederland in niet-beroepsmatig verhuurde ruimten, die door Haaksbergse scoutingverenigingen ter beschikking worden gesteld voor het houden van verblijf met overnachten dan wel in mobiele kampeeronderkomens van scoutingverenigingen ;

  • d.

    door leerlingen en begeleiders van scholen in het kader van een schoolkamp.

     

 

Maatstaf van heffing

Artikel 4

De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen in het belastingjaar. Het aantal overnachtingen wordt gesteld op het aantal overnachtende personen.

 

 

Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing

Artikel 5
  • 1.

    Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

    • a.

      vakantieonderkomens: woningen en andere verblijven, niet-zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd als verblijf voor vakantie- en andere recreatieve doeleinden;

    • b.

      mobiele kampeeronderkomens: tenten, vouwwagens, kampeerauto’s, toercaravans en soortgelijke onderkomens dan wel soortgelijke voertuigen die bestemd zijn dan wel gebezigd worden als verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden;

    • c.

      niet-beroepsmatig verhuurde ruimten: woningen en andere verblijven, of gedeelten daarvan, niet-zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, die niet in hoofdzaak bestemd zijn als verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden, doch wel in bepaalde perioden van het jaar voor die doeleinden worden verhuurd dan wel te huur aangeboden;

    • d.

      vaste standplaats: een terrein of terreingedeelte dat bestemd is voor het gedurende een seizoen of een jaar plaatsen van eenzelfde mobiel kampeeronderkomen of stacaravan.

  • 2.

    Voor vakantieonderkomens, niet-beroepsmatig verhuurde ruimten en voor kampeermiddelen op vaste of volgtijdige standplaatsen kan het aantal overnachtingen op een bij de aangifte gedaan verzoek van de belastingplichtige forfaitair worden vastgesteld.

  • 3.

    Het aantal personen dat heeft overnacht, wordt met betrekking tot:

    • a.

      vakantieonderkomens en niet-beroepsmatig verhuurde ruimten bepaald op vier personen, indien het aantal slaapplaatsen zes of minder bedraagt en zes personen indien het aantal slaapplaatsen meer dan zes bedraagt;

    • b.

      mobiele kampeeronderkomens en stacaravans op vaste standplaatsen bepaald op

      gemiddeld drie slaapplaatsen.

  • 4.

    Het aantal malen dat door de in het eerste lid bedoelde personen is overnacht wordt ingeval verblijf wordt gehouden in vakantieonderkomens, niet beroepsmatig verhuurde ruimten, dan wel mobiele kampeeronderkomens en stacaravans op vaste standplaatsen, die geschikt zijn voor gebruik of slechts gebruikt mogen worden gedurende:

    • -

      het seizoen bepaald op 45;

    • -

      het hele jaar bepaald op 55.

  • 5.

    Voor de toepassing van het eerste en tweede lid worden niet als afzonderlijk onderkomen aangemerkt slaaptentjes van kinderen, welke tentjes behoren tot onderkomens waarin gelijktijdig ouders of verzorgers van die kinderen overnachten.

  • 6.

    Onder seizoen wordt verstaan: de periode van 1 april tot 1 oktober.

     

 

Belastingtarief

Artikel 6

Het tarief bedraagt per overnachting € 1,00.

 

 

Belastingjaar

Artikel 7

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

 

 

Wijze van heffing

Artikel 8

De toeristenbelasting wordt bij wege van aanslag geheven.

 

 

Aanslaggrens

Artikel 9

Belastingaanslagen van minder dan € 10,-- worden niet opgelegd.

 

 

Termijnen van betaling

Artikel 10
  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

     

 

Nadere regels door het college.

Artikel 11

Het college kan nadere regels geven over de heffing en invordering van de toeristenbelasting.

 

 

Geen kwijtschelding

Artikel 12

Er wordt op grond van deze verordening geen kwijtschelding verleend.

 

 

Nachtverblijfregister

Artikel 13
  • 1.

    De belastingplichtige is gehouden per belastingjaar een vanwege de gemeente kosteloos ter beschikking gesteld nachtverblijfregister bij te houden.

  • 2.

    Het nachtverblijfregister bevat met betrekking tot ieder aan wie gelegenheid tot het overnachten wordt verschaft gegevens ten minste betreffende:

    • a.

      naam, adres en woonplaats;

    • b.

      samenstelling van het gezin of de groep waarmee men reist;

    • c.

      datum van aankomst en datum van vertrek;

    • d.

      het aantal overnachtingen terzake waarvan belasting verschuldigd is.

  • 3.

    De in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet, bedoelde ambtenaar is bevoegd voor bepaalde gevallen of groepen van gevallen van de in het eerste lid bedoelde verplichting gehele of gedeeltelijke ontheffing te verlenen, zonodig onder door het college te stellen voorwaarden.

  • 4.

    Met betrekking tot verblijf, terzake waarvan de belasting wordt geheven naar een forfaitaire regeling, is de in het eerste lid genoemde verplichting beperkt tot de in het tweede lid, onder a genoemde gegevens.

     

 

Strafbepaling

Artikel 13a

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet wordt op overtreding van deze belastingverordening een geldboete gesteld van de eerste categorie.

 

 

Overgangsrecht

Artikel 14
  • 1.

    De Verordening toeristenbelasting 2011 van 22 december 2010 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 14, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Indien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in artikel 14, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, blijft de in het eerste lid genoemde verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover de heffing van de rechten hiervoor in die periode plaatsvindt.

     

 

Inwerkingtreding

Artikel 15
  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2012.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2012.

     

 

Citeertitel

Artikel 16

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening toeristenbelasting 2012.

 

 

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 21 december 2011.

 

mr. G. Raaben P. van Veen

griffier voorzitter