Organisatie | Enschede |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening persoonsvolgend budget begeleid werken wet sociale werkvoorziening |
Citeertitel | Verordening persoonsvolgend budget begeleid werken wet sociale werkvoorziening |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | sociale werkvoorziening |
Geen
artikel 7, tiende lid van de Wet sociale werkvoorziening
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2008 | Onbekend | 26-05-2008 Huis aan huis 4 juni 2008 | gemeentebladnr 313 |
De raad van de gemeente Enschede,
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 29 april 2008;
gelet op artikel 7, tiende lid van de Wet sociale werkvoorziening;
overwegende dat de raad bij verordening nadere regels dient vast te stellen voor het verstrekken van Persoonsvolgende budgetten;
Verordening persoonsvolgend budget begeleid werken Wet sociale werkvoorziening
Artikel 2 De hoogte van de rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten
Het college stelt elk jaar vóór 31 december de hoogte vast van de rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten voor elk te verstrekken persoonsvolgend budget voor het daarop volgende kalenderjaar.
Artikel 3 Invulling voorwaarden passende werkplek
Het college verstrekt op aanvraag aan iedere Wsw-geïndiceerde die daar op grond van de Wet sociale werkvoorziening recht op heeft een persoonsvolgend budget begeleid werken Wsw, indien werkgever en begeleidingsorganisatie er zorg voor dragen dat de arbeidsplaats voor de Wsw-geïndiceerdeadequaat wordt ingevuld.
Artikel 6 De (periodieke) vergoeding aan de begeleidingsorganisatie
Het aantal uren aan begeleiding van de Wsw-geïndiceerde dat door het college wordt vergoed bedraagt maximaal 15% van het aantal uren dat door de Wsw-geïndiceerde ingevolge zijn arbeidsovereenkomst bij de werkgever wordt gewerkt. Het aantal begeleidingsuren wordt in overleg tussen het college en de begeleidingsorganisatie vastgesteld. Het college stelt jaarlijks het uurtarief vast aan de hand waarvan deze vergoeding wordt verstrekt.
De kosten van de begeleidingsorganisatie in verband met het zoeken van een begeleidwerkenplaats als bedoeld in artikel 7 lid 4 van de wet komen alleen voor vergoeding in aanmerking als dit leidt tot het tot stand komen van een arbeidsovereenkomst van ten minste zes maanden. Het college stelt jaarlijks het bedrag van deze acquisitievergoeding vast.
Artikel 7 Vergoeding voor eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht
Het college kan aan een werkgever een vergoeding verstrekken voor de eenmalige kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht als uit arbo- en/of geneeskundig onderzoek blijkt dat aanpassingen op de werkplek noodzakelijk zijn, deze persoonsgebonden zijn, en het niet redelijk is dat deze kosten door de werkgever worden gedragen. Daarbij dient er een redelijke verhouding te zijn tussen de omvang van deze ivergoeding en de omvang van de duur van de arbeidsovereenkomst begeleid werken.
Artikel 10 Het besluit tot het verlenen van de periodieke subsidie
Het besluit tot verlening van een periodieke subsidie bevat in ieder geval:
Artikel 12 Verrekening met de voorschotten
De subsidie wordt overeenkomstig de vaststelling binnen vier weken betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.
Met de invoering per 1 januari 2008 van de herziene Wet sociale werkvoorziening (Wsw) hebben de Wsw-geïndiceerden meer rechten en keuzemogelijkheden gekregen, waaronder het recht op een persoonsgebonden budget (PGB), om begeleid werken te realiseren.
Het PGB is geen rugzakje: de Wsw-geïndiceerde krijgt geen budget mee. In feite moet het PGB als hier bedoeld dus eerder worden gezien als een persoonsvolgend budget (PVB). Daarom wordt deze term in deze verordening gebezigd.
Begeleid werken is geregeld in artikel 7 van de Wsw. Bij begeleid werken is de Wsw-geïndiceerde bij een reguliere werkgever werkzaam, waarbij sprake is van, afhankelijk van de beperking, een bepaalde mate van begeleiding.
Het uitgangspunt van de wet is dat een Wsw-geïndiceerde recht heeft op begeleid werken met een PVB. Maar er bestaat geen recht op een bepaald budget. Het college heeft de bevoegdheid om op grond van de wet en de voorwaarden in deze verordening te toetsen of het aangevraagde bedrag voor het PVB nodig is om de betreffende Wsw-geïndiceerde op een adequate wijze begeleid te laten werken of dat zou kunnen worden volstaan met een lager bedrag.
Omgekeerd kan het college, hoewel hij de toekenning van een dergelijke hogere aanvraag mag weigeren, ook besluiten een hoger bedrag toe te kennen dan het beschikbare bedrag, dat berekend is krachtens de formule als bedoeld in artikel 7 lid 2 onder b van de Wsw. Dit beschikbare bedrag betreft het (gemiddelde) budget dat beschikbaar is voor een Wsw-plaats onder aftrek van de rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten.
De wet verplicht gemeenteraden om bij verordening nadere regels vast te stellen over de wijze waarop het college vormgeeft aan het PVB (artikel 7 lid 10 Wsw).
Pas op het moment, dat de gemeenteraad de verordening heeft vastgesteld, kunnen Wsw-geïndiceerden aanspraak maken op een PVB.
De onderwerpen, die in ieder geval in de verordening moeten zijn geregeld zijn de volgende:
Ook is het voor de kwaliteitsbewaking en juiste uitvoering van de wet van belang om voorwaarden op te nemen die de gemeente kan stellen aan de werkgever en de werkplek van de Wsw-geïndiceerde.
Omdat begeleid werken met een PVB een recht is voor alle Wsw-geïndiceerden moeten eventuele voorwaarden waaronder dit recht kan worden gerealiseerd bij verordening worden geregeld.
Onderscheid tussen subsidies en vergoedingen
De wet maakt hier een onderscheid in. De periodieke betalingen door de gemeente aan een werkgever worden als een subsidie aangemerkt. De periodieke betalingen aan de begeleidingsorganisatie als een vergoeding.
Als tegenover de betaling door de gemeente een reële economische tegenprestatie staat (in de vorm van een concrete dienst of concreet product) is er sprake van een commerciële transactie en daarom van een vergoeding.
Indien tegenover de betaling door de gemeente geen duidelijke economische tegenprestatie staat dan is sprake van een subsidie; in dit geval een loonkostensubsidie.
Het verstrekken van subsidies is een publiekrechtelijke rechtshandeling: het vindt plaats op basis van een beschikking. De bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn van toepassing op de subsidies die de gemeente in het kader van het PVB verstrekt. Dit houdt onder meer in, dat voor de Wsw-geïndiceerde bezwaar en beroep mogelijk zijn.
In dit artikel is een beperkt aantal begrippen opgenomen, omdat de wet voldoende duidelijk is over gehanteerde termen en begrippen.
In dit artikel wordt bepaald dat het college elk jaar de hoogte van de gemeentelijke uitvoeringskosten van begeleid werken met een PVB vaststelt. De gemeente zal zelf moeten bepalen welke uitvoeringskosten het toekennen van een PVB aan een Wsw-geïndiceerde voor de gemeente met zich meebrengt. De wet geeft niet aan wat precies onder uitvoeringskosten moet worden verstaan. Het moet in ieder geval gaan om kosten die rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden zijn. Daarbij kan worden gedacht aan kosten in verband met de volgende activiteiten:
Voor het jaar 2008 moet in verband met het feit dat de verordening uiterlijk vóór 1 juli 2008 moet zijn vastgesteld het college voor die tijd het budget aan uitvoeringskosten vaststellen voor de tweede helft van 2008.
Het college zal bij elke aanvraag van een PVB moeten beoordelen of de inpassing in de arbeid van betrokkene, met inbegrip van begeleiding op zijn werkplek adequaat door de werkgever wordt verzorgd.
Het ligt in de rede om aan de duur van een dienstbetrekking begeleid werken een minimum norm te stellen om daarin enigermate de door de uitvoeringsorganisatie – i.v.m. de administratieve belasting-en de werknemer –i.v.m. zijn rechtszekerheid- gewenste duurzaamheid van een arbeidsrelatie te laten doorklinken.
Daarnaast is er reden rekening te houden met het criterium van de wetgever voor het verstrekken van een stimuleringsuitkering begeleid werken aan het college als bedoeld in artikel 18 van het Besluit uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken. Ter nadere uitwerking van dit artikel is in artikel 8 van de Regeling uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken 2008 bepaald dat voor het meetellen in gerealiseerde arbeidsjaren de dienstbetrekking moet zijn aangegaan voor ten minste zes maanden. Dat betekent niet dat de dienstbetrekking ook zes maanden moet hebben geduurd. Indien de dienstbetrekking bijvoorbeeld maar twee maanden heeft geduurd tellen deze twee maanden als 2/12 arbeidsjaar toch mee in het aantal gerealiseerde arbeidsjaren en dus voor de stimuleringsuitkering.
Om bij plaatsing in begeleid werken op de persoon toegespitst maatwerk te kunnen leveren of zoveel mogelijk tegemoet te kunnen komen aan het, in beginsel, vrije keuzerecht van een Wsw-geïndiceerde voor een begeleidingsorganisatie of om te kunnen inspelen op nieuwe ontwikkelingen op het terrein van reïntegratie is in lid 4 een bepaling opgenomen, die dat mogelijk maakt.
De periodieke subsidie bestaat uit een loonkostensubsidie en eventueel ook een vergoeding voor structurele kosten van de werkgever die verband houden met het in dienst hebben van een Wsw-geïndiceerde (bijvoorbeeld reiskosten). Het doel van de loonkostensubsidie is het verstrekken van een tegemoetkoming in de loonkosten in verband met de geringere arbeidsproductiviteit van de Wsw-geïndiceerde.
In verband met administratieve lastenverlichting is het wenselijk, dat het vaststellen van deze subsidie zo min mogelijk administratieve handelingen vereist.
Daarnaast speelt mee dat het verstrekken van subsidies aan werkgevers onder bepaalde omstandigheden kan vallen onder staatssteun. Voor het verstrekken van loonkostensubsidies aan werkgevers die Wsw-geïndiceerden in dienst hebben is de Europese Vrijstellingsverordening werkgelegenheidssteun van belang. Deze Europese verordening staat toe dat maximaal 60% van de loonkosten wordt gesubsidieerd zonder dat daaraan een individuele loonwaardebepaling ten grondslag ligt. Is het percentage hoger dan moet deze loonwaardebepaling dus wel plaatsvinden.
De productiviteit van een Wsw-geïndiceerde kan wijzigen als deze persoon langer op een begeleid werkenplek werkzaam is. Als dat het geval is, de werkgever zal zijn verzoek met redenen moeten omkleden met daarin verwerkt de mening van de betrokken werknemer, kan de loonkostensubsidie worden aangepast.
Daarnaast heeft het college, in uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld als er sprake is van een kennelijke onredelijkheid bij handhaving van de bestaande situatie, de mogelijkheid een hernieuwde beoordeling voor de hoogte van de subsidie te doen.
Omdat de behoefte aan begeleiding van een Wsw-geïndiceerde op de werkplek van geval tot geval kan verschillen –i.v.m. de handicap- zal in de praktijk sprake moeten zijn van maatwerk.
Daarbij ligt het voor de hand om de bij de indicatiecriteria gehanteerde richtlijn, dat bij een begeleidingspercentage op de werkplek van meer dan 15% van de werktijd betrokkene niet (meer) tot het regelmatig verrichten van arbeid in de sociale werkvoorziening in staat wordt geacht, als bovengrens te hanteren.
In het tweede lid is om reden van efficiency opgenomen, dat het zoeken naar een werkplek pas wordt gehonoreerd als dit ook daadwerkelijk leidt tot een arbeidsovereenkomst (no cure, no pay).
Eveneens om reden van efficiency is in lid 3 opgenomen, dat tussen opvolgende arbeidsovereenkomsten met dezelfde werkgever door tussenkomst van dezelfde begeleidingsorganisatie minimaal een termijn van één jaar moet liggen om opnieuw aanspraak te kunnen maken op een vergoeding.
Het betreft hier een eenmalige vergoeding, die gebaseerd is op maatwerk. Daarbij gaat het om het tot stand brengen van een passende arbeidsplek voor de Wsw-geïndiceerde, wat in de grond van de zaak een verantwoordelijkheid is van de uitvoeringsorganisatie van de sociale werkvoorziening. Bij het verstrekken van deze vergoeding ligt het in de rede de hoogte van deze vergoeding af te stemmen op de duur van het dienstverband. Of wel er moet een door het college te bepalen redelijke verhouding zijn tussen de omvang van deze investering en de omvang van de duur van de arbeidsovereenkomst begeleid werken.
De Wsw-geïndiceerde zal het PVB moeten aanvragen. Omdat begeleid werken met een PVB leidt tot een subsidierelatie met de werkgever –in verband met het verstrekken van een periodieke subsidie- en een contractrelatie met de begeleidingsorganisatie -in verband met het verstrekken van een periodieke vergoeding- zullen ook de werkgever en de betreffende begeleidingsorganisatie de aanvraag moeten ondertekenen.
Op basis van dit aldus ondertekende aanvraagformulier beslist het college of een subsidie wordt verstrekt en voor welke bedragen.
Het subsidiebesluit van het college wordt in een beschikking vastgelegd. Dit betekent, dat voor een Wsw-geïndiceerde bezwaar en beroep tegen een afgewezen of een naar zijn oordeel niet in voldoende mate gehonoreerde aanvraag mogelijk zijn. De verstrekking van de periodieke vergoeding (zie voor het onderscheid tussen subsidie en vergoeding de algemene toelichting) aan de begeleidingsorganisatie geschiedt op basis van een civielrechtelijke overeenkomst. Bij een geschil daarover is de rechtbank bevoegd.
Met het vaststellen van de subsidie wordt de subsidieverstrekking voor het betreffende kalenderjaar afgerond. De hoogte van het subsidiebedrag voor dat jaar wordt definitief vastgesteld. Daartoe moet de werkgever de in dit artikel genoemde opgave doen.
De verordening moet binnen zes maanden na inwerkingtreding van de wijzigingen in de Wet sociale werkvoorziening, op 1 januari 2008, zijn vastgesteld en uiterlijk per 1 juli 2008 inwerkingtreden.