De raad van de gemeente Uden;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 20
september 2011;
gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;
b e s l u i t
vast te stellen de
Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
- a.
perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte
daarvan;
- b.
gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van
voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport
van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of
in onderhoud bij de gemeente;
- c.
verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het
waterbedrijf betrekking heeft;
- d.
water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of
grondwater.
Artikel 2. Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter
bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
- a.
de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en
bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk
afvalwater; en
- b.
de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het
ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde
structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de
grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te
beperken.
Artikel 3. Belastbaar feit en belastingplicht
- 1.
De belasting wordt geheven:
- a.
van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot
heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel
dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke
riolering, verder te noemen: eigenarendeel; en
- b.
van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of
indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, verder
te noemen: gebruikersdeel.
- 2.
Met betrekking tot het eigenarendeel wordt, ingeval het perceel een
onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of
beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar
als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt
dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of
beperkt recht is.
- 3.
Met betrekking tot het gebruikersdeel, wordt als gebruiker
aangemerkt:
- a.
degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan
niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk
recht gebruikt;
- b.
ingeval een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte als
bedoeld in artikel 4 – voor gebruik is afgestaan: degene die dat
gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.
Artikel 4. Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling
bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de
belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien
verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel
worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.
Artikel 5. Maatstaf van heffing
- 1.
Het eigenarendeel wordt geheven naar een vast bedrag per perceel.
- 2.
Het gebruikersdeel wordt geheven naar het aantal kubieke meters water
dat vanuit het perceel wordt afgevoerd.
- 3.
Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke
meters leidingwater en grondwater dat in de laatste aan het begin van
het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is
toegevoerd of opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan
een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door
herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een
gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.
- 4.
Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die
pompinstallatie zijn voorzien van een:
- a.
watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden
afgelezen, of
- b.
bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een
pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan
worden afgelezen.
- c.
De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van
de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige
andere wettelijke bepaling.
- 5.
De op de voet van het derde lid berekende hoeveelheid toegevoerd of
opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet is
afgevoerd.
Artikel 6. Belastingtarieven
- 1.
Het eigenarendeel bedraagt € 189,00
- 2.
Het gebruikersdeel bedraagt voor elke volle eenheid van een kubieke
meter water boven een afgevoerde hoeveelheid water van 1.000 m3 € 0,47
Artikel 7. Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 8. Wijze van heffing
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
Artikel 9. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
- 1.
De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of voor
het gebruikersdeel, zo dit later is, bij de aanvang van de
belastingplicht.
- 2.
Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het
gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de
belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat
jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na de aanvang van
de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
- 3.
Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het
gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat
aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat
jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na het einde van
de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Artikel 10. Vrijstellingen
De belasting wordt niet geheven ter zake van gemeentelijke eigendommen, of
gedeelten hiervan, welke uitsluitend worden gebruikt voor de publieke
dienst, met uitzondering van de gemeentelijke eigendommen die bestemd zijn
te worden gebruikt voor het geven van onderwijs.
Artikel 11. Termijnen van betaling
- 1.
De aanslag(en) moeten worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan
de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die
in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee
maanden later.
- 2.
Het bedrag inzake een bestuurlijke boete moet worden betaald in twee
gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de
maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is
vermeld en de tweede twee maanden later.
- 3.
In afwijking van het in het eerste en tweede lid moeten, indien een
machtiging voor automatische incasso is afgegeven en zolang de
verschuldigde bedragen via automatische incasso kunnen worden
afgeschreven, de aanslag(en) worden betaald in tien gelijke maandelijkse
termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand
volgend op die van de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de
volgende termijnen telkens een maand later.
- 4.
In afwijking van het tweede lid is betaling via automatische incasso
alleen mogelijk voor zover het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet
verenigde belastingaanslagen en bestuurlijke boetes meer is dan € 80,00
en minder is dan € 2.000,--.
- 5.
De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande
leden gestelde termijnen.
Artikel 12. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met
betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.
Artikel 13. Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
De Verordening rioolheffing van 11 november 2010 wordt ingetrokken
met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de
heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de
belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
- 2.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na
die van de bekendmaking.
- 3.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2012.
- 4.
Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening rioolheffing
2012”.