Organisatie | Waddinxveen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2012 |
Citeertitel | Verordening afvalstoffenheffing 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | belastingen en tarieven |
Regeling vervangt de Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2011
Wet milieubeheer, art. 15.33
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-12-2011 | 31-12-2012 | Nieuwe regeling | 09-11-2011 Hart van Holland, 23-11-2011 | 11/085 -2 |
De raad van de gemeente Waddinxveen;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 3 november 2011;
gehoord de commissie Bestuur en Middelen;
gelet op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;
vast te stellen de: VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN AFVALSTOFFENHEFFING 2012
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder ‘gebruik maken’: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer.
De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven, met dien verstande dat ten aanzien van de belasting bedoeld in artikel 4, tweede, derde en vijfde lid, per belastbaar feit een afzonderlijke aanslag kan worden opgelegd. Dit is eveneens het geval ten aanzien van de belasting bedoeld in artikel 4, vierde lid, voor zover het betreft de verschuldigde belasting in het belastingjaar waarin de belastingplicht aanvangt.
Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang voor de jaarlijks verschuldigde belasting
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting bedoeld in artikel 4, eerste en vierde lid, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Indien in de loop van het belastingjaar het gebruik van het perceel door één persoon wijzigt in een gebruik door twee of meer personen, of indien zich de omgekeerde situatie voordoet, wordt de belasting als bedoeld in artikel 4, eerste lid, naar de nieuwe situatie berekend voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het ontstaan van de nieuwe situatie, nog volle kalendermaanden overblijven; de belasting zal dan voor de overige twaalfde gedeelten worden berekend naar de oude situatie in het betreffende belastingjaar.
Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld voor de overige belasting
De belasting bedoeld in artikel 4, tweede, derde en vijfde lid, is verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening.
Artikel 9 Termijnen van betaling voor de jaarlijks verschuldigde belasting
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen over de belasting bedoeld in artikel 4, eerste lid, alsmede het vierde lid (vanaf het tweede belastingjaar), worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.
In afwijking in zoverre van het bepaalde in het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven en het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen onroerendezaakbelastingen en/of andere heffingen, exclusief de baatbelasting, niet meer dan € 1.800,00 bedraagt, dat de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen. Voor de toepassing van deze bepaling wordt bij de berekening van het totaalbedrag de verschuldigde baatbelasting buiten beschouwing gelaten. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens één maand later.
Bij de invordering van de afvalstoffenheffing is de kwijtscheldingsregeling uitsluitend van toepassing voor de onder artikel 4, sub.1 vermelde tarieven.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen over de belasting bedoeld in artikel 4, tweede, derde en vijfde lid, worden betaald binnen één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet. Dit is eveneens het geval ten aanzien van de belasting bedoeld in artikel 4, vierde lid, voor zover het betreft de verschuldigde belasting in het belastingjaar waarin de belastingplicht aanvangt.
Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de afvalstoffenheffing.