De Raad van de gemeente Uden;
gelezen het voorstel van het College van burgemeester en wethouders van
20 september 2011;
gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de
Gemeentewet;
b e s l u i t
vast te stellen de
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
- a.
begraafplaats : de gemeentelijke begraafplaats aan de
Bronkhorstsingel;
- b.
begraafplaatsverordening
gemeente Uden : de verordening op het beheer en gebruik van de
gemeentelijke
begraafplaats aan de Bronkhorstsingel;
- c.
graf : een zandgraf of keldergraf;
- d.
grafkelder : een betonnen of gemetselde constructie waarin een
of meerdere lijken worden begraven of asbussen worden bijgezet;
grafkelders kunnen onderdeel zijn van een bovengrondse muur of
wand;
- e.
particulier graf : een graf, waarvoor aan een natuurlijke of
rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het
doen:
- -
begraven en begraven houden van het lijken;
- -
bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder
urnen;
- -
- e.
algemeen graf : een graf bij de gemeente in beheer waarin
gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van lijken;
- f.
particulier urnengraf : een graf, waarvoor aan een natuurlijk of
rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen
bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;
het doen verstrooien van as;
- g.
algemeen urnengraf : een graf bij de gemeente in beheer waarin
gelegenheid wordt geboden tot het doen bijzetten van asbussen
met of zonder urnen;
- h.
particuliere urnennis : een nis, waarvoor aan een natuurlijk of
rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen
bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder
urnen;
- i.
particuliere gedenkplaats : een plaats waarvoor aan een
natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is
verleend om overledene te gedenken;
- j.
asbus : een bus bestemd voor het bergen van as van een
overledene;
- k.
urn : een voorwerp ter berging van één of meer asbussen;
- l.
particulier kindergraf : een graf, waarvoor aan een natuurlijk
of rechtspersoon voor bepaalde tijd het recht is verleend tot
het doen:
- -
begraven en begraven houden van lijken van personen
beneden de leeftijd van 12 jaar;
- -
bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder
urnen van personen beneden de leeftijd van 12 jaar;
- -
verstrooien van as van overledenen beneden de leeftijd
van 12 jaar;
- m.
kindergraf : een graf bij de gemeente in beheer waarin aan een
ieder gelegenheid kan worden geboden tot het doen begraven van
lijken van personen beneden de leeftijd van 12 jaar;
- n.
rechthebbende : natuurlijk of rechtspersoon aan wie het
uitsluitend recht is verleend op een particulier graf, een
particulier urnengraf, een particulier urnennis, een
particuliere gedenkplaats of een particulier kindergraf.
Artikel 2. Belastbaar feit
Op basis van deze verordening worden, onder de naam van
begrafenisrechten, rechten geheven voor het gebruik van de begraafplaats
en voor het door de gemeente verlenen van diensten in verband met de
begraafplaats.
Artikel 3. Belastingplicht
De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten
behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de
bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.
Artikel 4. Vrijstellingen
Algemene graven en kindergraven worden, onverminderd het bepaalde in de
artikelen van de tarieventabel, kosteloos ter beschikking gesteld.
Artikel 5. Maatstaf van heffing en belastingtarief
- 1.
De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven,
opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel;
- 2.
Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de
tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid
aangemerkt.
Artikel 6. Belastingjaar
- 1.
Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het
belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.
- 2.
Met betrekking tot de rechten genoemd in hoofdstuk 1 van de
tarieventabel is het belastingtijdvak gelijk aan de periode waarvoor
het recht wordt verleend.
- 3.
Met betrekking tot de rechten genoemd in hoofdstuk 3.5 van de
tarieventabel is het belastingtijdvak gelijk aan de periode waarvoor
wordt afgekocht.
Artikel 7. Wijze van heffing
- 1.
De onderhoudsrechten, bedoeld in hoofdstuk 3.4 van de tarieventabel,
worden geheven bij wege van aanslag.
- 2.
Andere rechten als die bedoeld in hoofdstuk 3.4 van de tarieventabel
worden geheven door middel van een gedagtekende schriftelijke
kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde
bedrag wordt door toezending of uitreiking van de schriftelijke
kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.
Artikel 8. Ontstaan van de belastingschuld
- 1.
De onderhoudsrechten, als bedoeld in hoofdstuk 3.4 van de
tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van het
belastingstijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de
belastingplicht.
- 2.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak
aanvangt zijn de rechten bedoeld in hoofdstuk 3.4 van de
tarieventabel verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de
voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na aanvang
van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
- 3.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak
eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de rechten bedoeld in
hoofdstuk 3.4 van de tarieventabel voor zoveel twaalfde gedeelten
van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na
het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden
overblijven.
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld voor de overige rechten
Andere rechten als die bedoeld in hoofdstuk 3.4 van de tarieventabel
zijn verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de
aanvang van het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen.
Artikel 9. Termijnen van betaling
- 1.
In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990
moeten de rechten worden voldaan binnen één maand na dagtekening van
de kennisgeving of de dagtekening van het aanslagbiljet.
- 2.
De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste
lid gestelde termijn.
Artikel 10. Kwijtschelding
Bij de invordering van de rechten genoemd onder hoofdstuk 1 en hoofdstuk
3.5 van de tarieventabel wordt geen kwijtschelding verleend.
Artikel 11. Nadere regels door het College van burgemeester en
wethouders
Het College van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met
betrekking tot de heffing en de invordering van de rechten.
Artikel 12. Inwerkingtreding en citeerartikel
- 1.
De Begrafenisrechtenverordening van 11 november 2010 wordt
ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum
van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van
toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die
datum hebben voorgedaan.
- 2.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag
na die van bekendmaking.
- 3.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2012.
- 4.
Deze verordening kan worden aangehaald als
'Begrafenisrechtenverordening 2012'.
Hoofdstuk 1. Verlenen van rechten
- 1.1.
Voor het verlenen van het uitsluitend recht op een particulier
graf, een particulier urnengraf, een particuliere gedenkplaats
en een particuliere urnennis wordt geheven voor een periode van
20 jaar € 520,00
- 1.2.
Voor het verlengen van het uitsluitend recht als bedoeld in 1.1.
met een periode van 10 jaar wordt geheven € 323,00
- 1.3.
Voor het verlenen van het uitsluitend recht op een particulier
kindergraf wordt geheven voor een periode van 20 jaar €
260,00
- 1.4.
Voor het verlengen van het uitsluitend recht als bedoeld in 1.3.
met een periode van 10 jaar wordt geheven € 161,00
Hoofdstuk 2. Begraven
- 2.1.
Voor het begraven van een lijk van een persoon van 12 jaar of
ouder wordt geheven € 380,00
- 2.2.
Voor het begraven van een lijk van een persoon beneden één jaar
wordt geheven € 83,00
- 2.3.
Voor het begraven van een lijk van een persoon beneden 12 jaar
wordt geheven € 183,00
- 2.4.
Voor het bijzetten van een asbus of urn met de as van een
overledene van één jaar of ouder wordt geheven € 202,00
- 2.5.
Voor het bijzetten van een asbus of urn met de as van een
overledene beneden één jaar wordt geheven € 81,00
- 2.6.
Indien het begraven van een lijk of het bijzetten van een asbus
of urn plaatsvindt buiten de ingevolge de
Begraafplaatsverordening vastgestelde uren, worden de in 2.1.,
2.2., 2.3., 2.4. en 2.5. genoemde rechten met 50% verhoogd.
- 2.7.
Voor het gelijktijdig begraven van lijken van twee overledenen
of bijzetten van twee asbussen of urnen is het recht genoemd in
2.1., 2.2., 2.3., 2.4. en 2.5, slechts éénmaal verschuldigd
indien dit begraven of bijzetten in hetzelfde graf , urnengraf
of urnennis geschiedt.
Hoofdstuk 3. Gedenkteken en onderhoud
- 3.1.
Voor het afgeven van een vergunning ter zake van het plaatsen
van een gedenkteken op een graf is een recht verschuldigd van €
64,00
- 3.2.
Voor het recht tot het aanleggen van een gemetseld graf of een
grafkelder is een recht verschuldigd van:
- 3.2.1.
in een particulier graf € 376,00
- 3.2.2.
in een particulier kindergraf € 188,00
- 3.3.
Voor het leveren en aanbrengen van een gedenkplaat exclusief
belettering voor het columbarium € 280,00
- 3.4.
Voor het door of vanwege de gemeente schoonhouden en verzorgen
van graven, gedenkplaatsen, urnengraven, urnennissen, gemetselde
graven en grafkelders en gedenktekens wordt geheven per
grafruimte per jaar:
- 3.4.1.
voor een particulier graf, algemeen graf, particuliere
gedenkplaats € 108,00
- 3.4.2.
voor een particulier kindergraf, kindergraf € 66,00
- 3.4.3.
voor een particulier urnengraf, algemeen urnengraf € 54,00
- 3.4.4.
voor een urnennis € 54,00
- 3.5.
De rechten als bedoeld in 3.4. kunnen worden afgekocht door het
storten van een bedrag ineens voor:
- 3.5.1.
een particulier graf met een looptijd van:
10 jaar € 826,00
20 jaar € 1.333,00
een particulier kindergraf met een looptijd van:
10 jaar € 517,00
20 jaar € 835,00
een urnengraf en urnennis met een looptijd van:
10 jaar € 409,00
20 jaar € 661,00
een algemeen graf € 826,00
een kindergraf € 517,00
Het recht genoemd in 3.4.1. tot en met 3.4.4. kan worden afgekocht over
de nog niet verstreken jaren tegen betaling van de naar boven op hele
euro’s afgeronde contante waarde der nog jaarlijks verschuldigde
rechten, berekend naar een rente van 5%.
Hoofdstuk 4. Overboeken van eigen graven
Voor iedere overboeking van een particulier graf, een particulier
urnengraf, een particuliere gedenkplaats, een particulier urnennis of
een particulier kindergraf op naam van een andere rechthebbende is een
recht verschuldigd van € 2,75
Hoofdstuk 5. Opgraven
- 5.1.
Voor het opgraven van een lijk of de overblijfselen van een
lijk, asbus of urn, wordt geheven € 264,00
- 5.2.
Voor het na opgraven weer begraven in een ander graf wordt
geheven € 264,00 Het recht onder 5.1. en 5.2. is niet van
toepassing indien dit door openbaar gezag bevolen wordt.
Behoort bij besluit van de Raad van 10 november 10 november 2011…
Mij bekend,
de griffier
drs. M.A.H. Heffels