Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gelderland

Provinciaal Meerjarenprogramma 2007-2013 Gelderland, deel 3: Het subsidiekader

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGelderland
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingProvinciaal Meerjarenprogramma 2007-2013 Gelderland, deel 3: Het subsidiekader
CiteertitelProvinciaal Meerjarenprogramma 2007-2013 Gelderland
Vastgesteld doorgedeputeerde staten
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerpsubsidies, natuur en landschap, agrarische sector

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Subsidieregeling vitaal Gelderland 2007

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

31-05-200714-05-2016Onbekend

09-05-2007

Provinciaal Blad 2007/51

2006-011186

Tekst van de regeling

Intitulé

Provinciaal Meerjarenprogramma 2007-2013 Gelderland, deel 3: Het subsidiekader

Vastgesteld bij besluit van Gedeputeerde Staten van 19 december 2006 (Provinciaal Blad nr. 2007/32 van 6 april 2007) In werking getreden op 7 april 2007. Laatstelijk gewijzigd bij besluit van Gedeputeerde Staten van 9 mei 2007, nr. 2006-011186 (Provinciaal Blad nr. 2007/51 van 30 mei 2007). In werking getreden op 31 mei 2007.

INLEIDING

Relatie tot Subsidieverordening vitaal Platteland 2007 

Provinciale Staten van Gelderland hebben december 2006 de Subsidieregeling vitaal Gelderland 2007 vastgesteld (PS2006-662). In artikel 2 van deze regeling is bepaald dat Gedeputeerde Staten subsidie kunnen verstrekken voor activiteiten als bedoeld in het provinciaal meerjarenprogramma (PMJP) provincie Gelderland of benoemde maatregelen van het plattelandsontwikkelingsprogramma (POP). Het voorliggende subsidiekader PMJP bevat de nadere regels voor de subsidieverlening in het kader van het provinciaal meerjarenprogramma, die Gedeputeerde Staten van Gelderland op grond van artikel 2, vierde lid, van de Subsidieregeling vitaal Gelderland 2007 vaststellen. In dit subsidiekader is aangegeven: - welke activiteiten en daaraan verbonden kosten voor subsidie in aanmerking kunnen komen; - welke kosten uitgesloten zijn van subsidie; - welke criteria van toepassing zijn; - welke partijen subsidie kunnen aanvragen; - hoe het subsidiebedrag bepaald wordt; - en welke communautaire toetsingskaders van toepassing zijn.

Afstemming met het plattelandsontwikkelingsprogramma 

Bij een aantal artikelen maken we gebruik van het Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP). POP is een apart subsidieprogramma dat provincies kunnen inzetten om hun doelen te bereiken met cofinanciering vanuit Brussel. Deze cofinanciering wordt uitsluitend verstrekt indien wordt voldaan aan de voorwaarden die zijn opgenomen in het Plattelandsontwikkelingsprogramma ter uitvoering van bijlage II, punt 5, van de uitvoeringsverordening en de aanvullende eisen die Gelderland hierbij heeft gesteld. De POP maatregelfiches waar we binnen het Provinciaal meerjarenprogramma gebruik van maken, zijn: - Maatregel 125 Infrastructuur voor de ontwikkeling van de landbouw - Maatregel 311 Diversificatie naar niet agrarische activiteiten - Maatregel 313 Bevordering van toeristische activiteiten - Maatregelen 41, 421, 431, 411, 412 en 413 Leader maatregelfiches (as 4 van POP) Daarnaast heeft LNV een LNV-regeling opengesteld gericht op de agrarische ondernemers. Voor mogelijkheden binnen deze regeling zie www.hetlnvloket.nl.

Verwijzingen naar andere thema’s en artikelen 

In het subsidiekader wordt binnen een aantal thema’s aangegeven dat bepaalde activiteiten voor subsidie in aanmerking kunnen komen, met daarachter een verwijzing naar een ander thema en artikelnummer. Dit betekent dat voor die activiteiten subsidie mogelijk is op grond van een artikel, dat onder een ander thema is uitgewerkt. De inhoudelijke beoordeling van de subsidieaanvraag zal dan plaatsvinden op grond van het artikel waarnaar verwezen wordt. De budgettaire beoordeling – is er nog voldoende budget beschikbaar om een subsidie toe te kennen? - zal echter vanuit het thema plaatsvinden, waarop de aanvraag betrekking heeft.

Nummering artikelen 

Bij de nummering van de artikelen is aangehaakt op de opbouw van het provinciaal meerjarenprogramma deel 1, het beleidskader. Doordat een aantal onderdelen van het provinciaal meerjarenprogramma niet gerealiseerd worden met behulp van subsidies maar via opdrachtverlening en uitvoering door de Dienst Landelijk Gebied en Dienst Regelingen, kan het voorkomen dat de artikelnummering verspringt.

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 0.1 Definities

In dit subsidiekader wordt verstaan onder: - PMJP: het provinciale meerjarenprogramma voor het landelijk gebied zoals bedoeld in artikel 4 van de Wet Investeringsbudget Landelijk Gebied; - Gebiedsprogramma: jaarlijks voortschrijdend meerjarenprogramma voor de periode 2007 tot en met 2013 tot uitvoering van het PMJP in Gelderland. Het gebiedsprogramma wordt vastgesteld door Provinciale Staten in overleg met de streekcommissies. - Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP): programmeringsdocument voor plattelandsontwikkeling voor Nederland met betrekking tot de programmeringsperiode 2007-2013, zoals goedgekeurd door de Commissie krachtens artikel 18 van verordening (EG) nr. 1698/2005 of herzien krachtens artikel 19 van die verordening. - Verordening (EG) 1698/2005: verordening van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling. - Uitvoeringsverordening: verordening van de Commissie tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) 1698/2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling.

Artikel 0.2 Randvoorwaarden 

Om in aanmerking te komen voor subsidie gelden de randvoorwaarden: - Het project moet bijdragen aan het bereiken van de doelstellingen van het PMJP, zoals geformuleerd in deel 1, het beleidskader, van het PMJP. - Het project past binnen de Subsidieregeling vitaal Gelderland 2007 (PS2006-662). - Het project past binnen het Subsidiekader PMJP, zoals geformuleerd in het voorliggende document (deel 3 PMJP).

Artikel 0.3 Subsidieplafond 

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast. Het plafond kan worden verdeeld in deelplafonds per gebied en/of per onderscheidende doelstellingen in het PMJP of onderdelen daarvan.

Artikel 0.4 Afwegingskader 

Projecten worden op zichzelf gezien en in verhouding tot mogelijke andere projecten; zij worden afgewogen op hun betekenis voor het realiseren van doelstellingen uit het PMJP. Indien een project slechts in beperkte mate bijdraagt aan het realiseren van de doelstellingen van het PMJP, kan GS besluiten een lager subsidiepercentage toe te kennen dan het maximum percentage dat mogelijk is op grond van dit subsidiekader. Indien er onvoldoende middelen resteren om ingediende subsidieaanvragen toe te kennen, zal voorrang gegeven worden aan de projecten die in hogere mate bijdragen aan het realiseren van de doelstellingen uit het PMJP.

Artikel 0.5 Communautair toetsingskader  

Bij het verlenen van subsidies moet rekening worden gehouden met de voorschriften die de Europese Commissie (EC) stelt bij het verlenen van financiлle steun. In het subsidiekader is per onderdeel aangegeven onder welk communautair toetsingskader de subsidie inpasbaar is: - Verordening (EG) Nr. 1857/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende staatssteun voor kleine en middelgrote landbouwondernemingen (2006/L 358) - Communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector 2007-2013 - (2006/C 319/01) - Verordening (EG) Nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun kleine en middelgrote ondernemingen (2006/L 379); - Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (2005/L 277) - Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP-2) 2007-2013 voor Nederland (goedgekeurd door de Europese Commissie op 20 juli 2007) - Communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek en ontwikkeling (Publicatieblad EG 1996, C 45/5), - Verordening (EG) 68/2001 van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op opleidingssteun.

Artikel 0.6 Aanpassingen subsidiekader gedurende de planperiode  

Gedeputeerde Staten kunnen de bepalingen die zijn opgenomen in het subsidiekader PMJP wijzigen of nieuwe bepalingen toevoegen, mits de wijzigingen en toevoegingen passen binnen het door Provinciale Staten vastgestelde beleidskader in deel 1 van het PMJP. Artikelen waarin rijksmiddelen uit de Bestuursovereenkomst ILG worden ingezet en artikelen die gebruik maken van het Plattelandsontwikkelingsprogramma behoeven goedkeuring van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit op grond van artikel 11, derde lid, van de Wet inrichting landelijk gebied (WILG). Fundamentele wijzigingen binnen deze artikelen dienen daarom ter goedkeuring te worden voorgelegd aan het Ministerie. Daarnaast geldt dat binnen het thema Landbouw een aantal artikelen gebruik maakt van de Verordening (EG) Nr. 1857/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende staatssteun voor kleine en middelgrote landbouwondernemingen, ook wel bekend onder de noemer ‘vrijstellingsverordening voor steun in de landbouw’. Hiervoor is een steunmelding gedaan bij de Europese Commissie. Wijzigingen binnen deze artikelen kunnen alleen worden doorgevoerd, indien dit past binnen de steunmelding die door de Europese Commissie is goedgekeurd of indien hiervoor een nieuwe/aangepaste steunmelding door de Europese Commissie is goedgekeurd.

THEMA 1 NATUUR

Artikel 1.1 Realisatie Ecologische Hoofdstructuur (EHS)

Subsidie kan worden verstrekt voor de aankoop, inrichting en beheer van bestaande en nieuwe natuur en robuuste verbindingen (inclusief ecologische verbindingszones) alsmede voor het saneren, verplaatsen of ruimtelijke inpassen van ruimtelijke knelpunten op de Veluwe, voor de activiteiten:

  • a.

    grondverwerving;

  • b.

    pachtafkoop van begrensde nieuwe natuur;

  • c.

    boerderijverplaatsing (zie thema landbouw, artikel 2.1.2);

  • d.

    kavelruil en kavelaanvaarding ten behoeve van nieuwe natuur (zie thema landbouw, artikel 2.1.1);

  • e.

    opstellen en uitvoeren van een integraal inrichtingsplan natuur;

  • f.

    bevordering van de realisatie van nieuwe natuur en agrarisch natuurbeheer.

Artikel 1.1.1. Grondverwerving en pachtafkoop

1) Subsidiabele kosten Subsidie wordt verstrekt voor aankoopkosten van grond, notariskosten, kadasterkosten en eventuele bijkomende kosten voor:

  • a.

    aankoop van gronden binnen de EHS;

  • b.

    aankoop van gronden buiten de EHS, die aangewezen zijn als nieuwe natuur in het vigerende Gebiedsplan natuur en landschap;

  • c.

    aankoop van gronden ten behoeve van het opheffen van ruimtelijke knelpunten op de Veluwe (Veluwe 2010);

  • d.

    pachtafkoop van begrensde nieuwe natuur.

2) Niet-subsidiabel Uitgesloten van subsidie is verwerving van bos- en natuurterreinen, als het vervreemding van gemeentelijke eigendommen betreft.

3) Criteria

  • a.

    Afrondingsaankopen zijn alleen mogelijk wanneer deze zijn gelegen binnen bestaand bezit en wanneer de aankoop essentieel is om in het gehele gebied de natuur- en milieucondities te verbeteren en het natuurgebied optimaal in te richten en te beheren.

  • b.

    Voor overige grondaankoop, niet zijnde nieuwe natuur, geldt dat aankoop aantoonbaar de enige en laatste mogelijkheid is om de vastgestelde natuurdoelen, zoals vastgelegd in de streekplanuitwerking Kernkwaliteiten en omgevingscondities van de Gelderse EHS, te realiseren. Deze aankopen zijn alleen mogelijk op basis van een door GS goedgekeurd plan.

  • c.

    Voor de aankoop van nieuwe natuur geldt dat met de aankoop een bijdrage wordt geleverd aan de kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen ten aanzien van nieuwe natuur uit het Gebiedsplan natuur en landschap.

  • d.

    Pachtafkoop is alleen mogelijk op terreinen die als nieuwe natuur zijn begrensd in het Gebiedsplan natuur en landschap en zijn verworven in verpachte staat. Tevens moet pachtafkoop noodzakelijk zijn voor de realisatie van de door GS vastgestelde natuurdoelen. Het pachtvrij maken van (bedrijfs)gebouwen is niet subsidiabel.

  • e.

    Subsidie aan Natuurmonumenten en Het Gelders Landschap wordt alleen verleend indien deze organisatie als vangnet is aangeduid op de Stimuleringskaart nieuwe natuur.

  • f.

    Van de aan te kopen grond dient een taxatierapport opgesteld door de Dienst Landelijk Gebied of een beлdigd taxateur te worden aangeleverd.

  • g.

    Bebouwing komt in beginsel niet voor aankoopsubsidie in aanmerking, tenzij de bebouwing onmogelijk buiten de transactie kan worden gehouden en de verwervingskosten van de bebouwing redelijk zijn ten opzichte van de bijbehorende grond. Bij aankoop van gebouwen dient een plan met betrekking tot hergebruik/herbestemming van de gebouwen/grond te worden aangeleverd.

4) Aanvrager Voor subsidie in aanmerking kunnen komen de Stichting het Geldersch landschap, de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten, gemeenten en waterschappen. De Stichting Marke en Vragenderveen komt in aanmerking voor subsidie voor de verwerving van gronden gelegen binnen het Vragenderveen.

5) Subsidiebijdrage - Subsidie voor de verwerving van nieuwe natuur door Het Gelders Landschap en Natuurmonumenten: 100% subsidie tot een maximum van het normbedrag van € 35.595 per hectare. Een hogere bijdrage dan het normbedrag is mogelijk op basis van een door GS goedgekeurd plan. - Subsidie voor de verwerving van nieuwe natuur door gemeenten en waterschappen: 75% subsidie, waarbij voor de subsidiabele kosten een maximum normbedrag geldt van € 35.595 per hectare. Een hogere bijdrage dan het normbedrag is mogelijk op basis van een door GS goedgekeurd plan. - Subsidie voor de verwerving van bestaande natuur door het Geldersch Landschap en Natuurmonumenten: 100% subsidie tot een maximum van € 10.000 per hectare voor bos en € 6.000 per hectare voor overige terreinen. Een hogere bijdrage dan het normbedrag is mogelijk op basis van een door GS goedgekeurd plan.

6) Communautair toetsingskader Niet van toepassing.

Artikel 1.1.2 Opstellen en uitvoeren integraal inrichtingsplan natuur

1) Subsidiabele kosten Subsidie wordt verstrekt voor kosten voor het opstellen van een integraal inrichtingsplan natuur en voor de volgende uitvoeringskosten ten behoeve van de uitvoering van een integraal inrichtingsplan:

  • a.

    kosten voor de aanleg van ecoducten/ecopassages over rijksinfrastructuur en provinciale wegen;

  • b.

    kosten voor inrichtingsactiviteiten en achterstallig onderhoud gericht op: inrichting van natuurterreinen, aanleg van natuurlijke oevers, natte verbindingszones, vispassages, ecopassages over provinciale en gemeentelijke wegen, afsluiten van wegen door of langs natuurgebieden, het toegankelijk maken voor recreatief medegebruik, opheffen verstoring door verkeer waaronder het plaatselijk afwaarderen van de snelheid en andere ontsnipperingsmaatregelen waaronder ook de realisatie van wildsignaleringssystemen en geleiderasters.

Daarnaast kan subsidie worden verstrekt voor:

  • c.

    projecten ter bevordering van de realisatie van nieuwe natuur en agrarisch natuurbeheer.

2) Niet-subsidiabel

  • a.

    Inrichtingsactiviteiten en achterstallig onderhoud, die op grond van de provinciale SN/SAN voor subsidie in aanmerking kunnen komen.

  • b.

    Kosten voor aankoop van grond. Grondaankoop voor natuurdoeleinden is uitsluitend subsidiabel op grond van PMJP artikel 1.1.1. NB: het is wel mogelijk aankoop en inrichting van natuur in een integrale subsidieaanvraag in te dienen: de grondkosten zullen dan beoordeeld worden op grond van artikel 1.1.1 en de inrichtingskosten op grond van artikel 1.1.2 waarop vervolgens indien mogelijk ййn integrale beschikking wordt opgemaakt.

3) Criteria

  • a.

    Alleen de ecoducten/ecopassages over wegen, waarover in de “Overeenkomst ecoducten/-passages Veluwe, Utrechtse Heuvelrug en Sallandse Heuvelrug” door het Rijk, de provincie Gelderland en ProRail is afgesproken dat financiering plaatsvindt vanuit het ILG, komen voor subsidie in aanmerking. Het betreft de ecoducten/-passages: Petrea (A50), Hierden (A28 en spoor), Jac. P. Thijsse (A12), Oud Reemst (N310) en Middachten (A348).

  • b.

    Daarnaast kunnen ter uitvoering van Veluwe 2010 ecopassages die worden aangelegd in het kader van de projecten ‘Hart van de Veluwe’ en ‘Gebiedsgericht ontsnipperen’ binnen de toeristische regio Veluwe1 voor subsidie in aanmerking komen.

  • c.

    Op te stellen plannen en inrichtingsmaatregelen moeten bijdragen aan de doelen die zijn vastgelegd in de streekplanuitwerking ‘Kernkwaliteiten en omgevingscondities van de Gelderse Ecologische Hoofdstructuur’. Voor nieuwe natuur moeten plannen en inrichtingsmaatregelen bovendien bijdragen aan de doelstellingen uit het Gebiedsplan natuur en landschap.

  • d.

    Bij aanvraag voor subsidie voor inrichtingsactiviteiten dient te worden aangegeven in hoeverre de milieukwaliteit zoals genoemd in thema natuur, paragraaf 1.2, wordt verbeterd.

  • e.

    Inrichtingsmaatregelen en achterstallig onderhoud dienen voort te komen uit een door GS goedgekeurd inrichtingsplan.

  • f.

    Ontsnipperingsmaatregelen dienen voor te komen in het Uitvoeringsprogramma Ontsnippering op de Veluwe, in een door GS goedgekeurd uitwerkingsplan voor een ecologische verbindingszone of dienen voort te komen uit een door GS goedgekeurd plan voor het oplossen van een knelpunt voor de das of een knelpunt voor amfibieлn genoemd op de rode lijst.

  • g.

    Staatsbosbeheer dient bij een aanvraag aan te tonen dat de te subsidiлren activiteiten niet behoren bij de afspraken die SBB met het Rijk heeft gemaakt.

  • h.

    Projecten ter bevordering van de realisatie van nieuwe natuur en agrarisch natuurbeheer moeten:

    • i)

      gebiedsgericht zijn, dat wil zeggen niet generiek voor het gehele werkgebied van bijvoorbeeld een agrarisch natuurvereniging, maar gericht op een gebied met een specifieke doelstelling uit het Gebiedsplan natuur en landschap zoals een (deel van) een ecologische verbindingszone, een gebied met specifiek soortenbeleid of een kerngebied van de EHS;

    • ii)

      invulling geven aan ййn of meerdere bijzondere doelstellingen uit het Gebiedsplan natuur en landschap;

    • iii)

      aansluiten bij de door GS vastgestelde Stimuleringskaart nieuwe natuur.

4) Aanvrager Voor subsidie in aanmerking kunnen komen: - Rijkswaterstaat voor de ecoducten/-passages over rijksinfrastructuur en provinciale wegen, voorzover vermeld in de “Overeenkomst ecoducten/-passages Veluwe, Utrechtse Heuvelrug en Sallandse Heuvelrug”. - Voor ecopassages in het kader van Hart van de Veluwe en gebiedsgericht ontsnipperen: gemeenten, het Geldersch Landschap, Vereniging Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer - Voor de subsidiabele kosten onder lid 1 sub b: Het Geldersch Landschap, Vereniging Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, grondeigenaren (gййn agrariлrs), stichtingen, gemeenten en waterschappen. - Voor de bevordering van de realisatie van nieuwe natuur en agrarisch natuurbeheer: agrarische natuurverenigingen en andere patijen die vanuit hun reguliere werkzaamheden in het projectgebied betrokken zijn bij de uitvoering van inrichting en beheer van natuur en landschap.

Uitgesloten van subsidie zijn agrariers.

5) Subsidiebijdrage - Rijkswaterstaat kan beschikken over een totaal budget van € 15.920.000 excl. BTW voor de drie ecoducten over rijksinfrastructuur. Daarnaast kan rijkswaterstaat beschikken over € 3.850.000 excl. BTW voor twee ecoducten/passages bij provinciale wegen. - Voor de inrichting van nieuwe natuur door het Geldersch Landschap, Vereniging Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer: 100% van de subsidiabele kosten tot een maximum per hectare zoals opgenomen in een door GS goedgekeurd inrichtingsplan. Voor de inrichting van nieuwe natuur door overige partijen: 75% subsidie over de subsidiabele kosten tot een maximum per hectare zoals opgenomen in een door GS goedgekeurd inrichtingsplan. - Voor de inrichting van bestaande natuurterreinen: 75% subsidie over de subsidiabele kosten tot een maximum per hectare zoals opgenomen in een door GS goedgekeurd inrichtingsplan. - Voor ontsnipperingsmaatregelen door gemeenten: 50% subsidie over de subsidiabele kosten tot een maximum zoals opgenomen in een door GS goedgekeurd inrichtingsplan. - Voor ecopassages in het kader van Hart van de Veluwe en ontsnipperingsmaatregelen binnen de toeristische regio Veluwe: 75% subsidie over de subsidiabele kosten tot een maximum per hectare zoals opgenomen in een door GS goedgekeurd plan. - Voor het opstellen van inrichtingsplannen en daarvoor benodigd onderzoek: 50% tot een maximum van € 25.000. - Voor projecten ter bevordering van de realisatie van nieuwe natuur en agrarisch natuurbeheer: 75% tot een maximum van € 20.000.

6) Communautair toetsingskaderVoor zover de inrichting leidt een voordeel voor een onderneming, is de De-Minimis van toepassing.

Artikel 1.2 Milieukwaliteit EHS en VHR

Subsidie wordt verstrekt voor activiteiten die uitvoering geven aan het “Het Milieu van de natuur, uitvoeringsprogramma natuurherstel 2007-2013”; in dit programma staat een beschrijving van herstelmaatregelen per regio. Het betreft de volgende activiteiten:

  • 1.

    het opstellen van een integraal inrichtingsplan natuur tbv. de uitvoering inclusief onderzoek.

  • 2.

    verdrogingsbestrijding ter uitvoering van een integraal inrichtingsplan natuur

  • 3.

    agrarische bedrijfsverplaatsing ter uitvoering van een integraal inrichtingsplan natuur en verdrogingsbestrijding (zie thema landbouw, artikel 2.1.2)

  • 4.

    kavelruil en kavelaanvaardingswerken ter uitvoering van een integraal inrichtingsplan natuur en verdrogingsbestrijding (zie thema landbouw, artikel 2.1.1)

  • 5.

    milieumaatregelen in de natuur ter uitvoering van een integraal inrichtingsplan natuur;

  • 6.

    saneren van gemengde riooloverstorten op HEN-wateren (zie thema water, artikel 6.2).

Artikel 1.2.1 Opstellen van een integraal inrichtingsplan natuur

1) Subsidiabele kosten Voor subsidie in aanmerking komen plankosten, inclusief onderzoekskosten, voor het opstellen van een integraal inrichtingsplan natuur ten behoeve van de uitvoering van “Het Milieu van de natuur, uitvoeringsprogramma natuurherstel 2007-2013”.

2) Aanvrager Gemeente, waterschap of Natuurbeschermingsorganisatie.

3) Subsidiebijdrage De subsidie bedraagt maximaal 75% van de subsidiabele kosten.

4) Communautair toetsingskader Niet van toepassing.

Artikel 1.2.2 Verdrogingsbestrijding

1) Subsidiabele kosten Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor activiteiten die uitvoering geven aan “Het Milieu van de natuur, uitvoeringsprogramma natuurherstel 2007-2013” inclusief externe kosten die gemaakt zijn of worden ter voorbereiding van deze activiteiten, zoals kosten van onderzoek en planvorming2. Het betreft de activiteiten:

  • a.

    maatregelen die de grondwatervoorraad aanvullen:

    • i.

      afkoppelen van verhard oppervlak naar de bodem binnen bestaand stedelijk gebied, waardoor regenwater niet meer wordt afgevoerd via het rioolsysteem maar infiltreert in de bodem en daarmee ten goede komt aan het watersysteem;

    • ii.

      infiltratie van oppervlaktewater gericht op grondwateronttrekking3;

    • iii.

      aanvoer en infiltratie van oppervlaktewater gericht op compensatie van de verlaging van grondwaterstanden welke een gevolg zijn van grondwateronttrekking3;

  • b.

    maatregelen die de afvoer van water uit het stroomgebied vertragen, waardoor het grondwater langer wordt vastgehouden3;

  • c.

    maatregelen die de kwaliteit van het aangevoerde water naar natuurgebieden verbeteren ter aanvulling van het watertekort of beheersing van het waterpeil;

  • d.

    maatregelen die het grondwatergebruik van bedrijven beperken.

2) Niet-subsidiabel Uitgesloten van subsidie zijn activiteiten die kunnen worden gesubsidieerd via SAN/SN-regeling. Voor het beperken van watergebruik door bedrijven geldt dat projecten met een terugverdientijd van vijf jaar of minder komen niet in aanmerking voor subsidie.

3) Criteria

  • a.

    Aanvragers dienen bij een aanvraag voor verdrogingsbestrijding aan te tonen dat de maatregelen significant bijdragen aan het herstel van verdroging binnen een gebied, dat opgenomen is op de TOP-lijst en onderdeel is van “Het Milieu van de natuur, uitvoeringsprogramma natuurherstel 2007-2013”.

  • b.

    Staatsbosbeheer dient bij een aanvraag aan te tonen dat de te subsidieren activiteiten niet behoren bij de afspraken die SBB met het Rijk heeft gemaakt.

  • c.

    Voor het afkoppelen van verhard oppervlak naar de bodem in bestaand stedelijk gebied geldt:

    • -

      de minimum omvang van het project bedraagt 25.000 mІ oppervlak afkoppeling;

    • -

      het project wordt uitgevoerd in een zandgrondgebied;

    • -

      bodemvervuiling wordt voorkomen: sterk vervuilde verharde oppervlakken worden geweerd of er worden infiltratiemaatregelen toegepast om het water te zuiveren.

  • d.

    Voor infiltratie van oppervlakte water gericht op grondwateronttrekking geldt:

    • -

      de subsidiabele kosten bedragen mimimaal 1 miljoen en maximaal 5 miljoen euro;

    • -

      het infiltratiewater voldoet aan het Infiltratiebesluit Bodembescherming (Min. VROM 20 april 1993).

  • e.

    Voor aanvoer en infiltratie van oppervlaktewater gericht op compensatie verlaging grondwaterstand geldt:

    • -

      de subsidiabele kosten bedragen minimaal € 100.000 en maximaal 1 miljoen euro.

  • f.

    Voor vertragen afvoer water uit stroomgebied geldt:

    • -

      de subsidiabele kosten bedragen maximaal 1 miljoen euro;

    • -

      de verhoging van de slootbodem wordt vastgelegd in de legger of keur van het waterschap.

  • g.

    Voor verbeteren kwaliteit aangevoerde water geldt:

    • -

      de subsidiabele kosten bedragen minimaal € 25.000 en maximaal € 250.000.

  • h.

    Voor beperken grondwatergebruik door bedrijven geldt:

    • -

       projecten zijn gericht op beperking van het grondwatergebruik verdergaand dan de best beschikbare technische middelen die geen excessieve kosten meebrengen

    • -

       de subsidiabele kosten bedragen minimaal € 25.000 en maximaal 1 miljoen euro

    • -

      de vergunning voor het onttrekken van grondwater zal bij gelijkblijvende productie worden beperkt.

    • -

       projecten worden alleen gesubsidieerd in gebieden waar de verdroging het gevolg is van grondwateronttrekkingen.

4) Aanvrager Subsidie kan voor de onderstaande activiteiten worden aangevraagd door: - afkoppelen van verhard oppervlak: gemeente - infiltratie oppervlakte water gericht op grondwateronttrekking: waterleiding- of particulier bedrijf - aanvoer en infiltratie oppervlaktewater gericht op compensatie verlaging grondwaterstanden welke een gevolg zijn van grondwateronttrekking: particulier bedrijf of waterschap - vertragen afvoer water uit stroomgebied: waterschap - verbeteren kwaliteit aangevoerde water: waterschap - beperken grondwatergebruik door bedrijven: bedrijf

5) Subsidiebijdrage De subsidie bedraagt voor de onderstaande activiteiten: - Afkoppelen van verhard oppervlak: maximaal 1 euro per m2 af te koppelen verhard oppervlak. - Infiltratie oppervlakte water gericht op grondwateronttrekking: 30% 4?van de subsidiabele kosten, de maximale subsidie bedraagt 1,5 miljoen euro. - Aanvoer en infiltratie oppervlaktewater gericht op compensatie verlaging grondwaterstanden welke een gevolg zijn van grondwateronttrekking: voor bedrijven geldt maximaal 30% subsidie over de subsidiabele kosten tot een maximum van € 300.000. - Aanvoer en infiltratie oppervlaktewater gericht op compensatie verlaging grondwaterstanden welke een gevolg zijn van grondwateronttrekking: voor waterschappen geldt maximaal 75% subsidie over de subsidiabele kosten. - Vertragen afvoer water uit stroomgebied: 75% van de subsidiabele kosten. - Verbeteren kwaliteit aangevoerde water: 75% van de subsidiabele kosten. - Beperken grondwatergebruik door bedrijven: 30% van de subsidiabele kosten tot het maximum bedrag van de De-Minimus.

6) Communautair toetsingskader Voor subsidieverstrekking aan bedrijven is op 4 september 2006 een meldingsprocedure ingezet als bedoeld in artikel 88, derde lid van het EG verdrag. Voor de behandeling van deze melding door de Europese Commissie staat een termijn van twee maanden. Als er sprake is van subsidieverstrekking aan ondernemingen wordt subsidie uitsluitend verstrekt overeenkomstig de goedkeuring van de Europese Commissie. Agrariers zijn uitgesloten van subsidie.

Artikel 1.2.3 Milieumaatregelen in de natuur

1) Subsidiabele kosten Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor activiteiten die uitvoering geven aan “Het Milieu van de natuur, uitvoeringsprogramma natuurherstel 2007-2013”. Het betreft de volgende activiteiten:

  • a.

    maaiveldverlaging voor verdrogingsbestrijding: het verwijderen van de bovenste bodemlaag met een tot enkele decimeters;

  • b.

    het verwijderen van fosfaatverzadigde bovenlaag van bodems: het verwijderen van onverteerd strooisel op verzuurde bodems;

  • c.

    bekalken;

  • d.

    uitmijnen;

  • e.

    verloofing op stuwwallen: het lokaal omzetten van Douglasbossen in andere begroeiing met een geringere verdamping, waardoor de aanvulling van het grondwatersysteem direct bovenstrooms of rondom een natuurelement toeneemt;

  • f.

    plaggen van heide, strooiselverwijdering en bodemverlaging van verdroogde rietmoerassen;

  • g.

    herstel van vennen en overige saneringen;

  • h.

    hydrologische maatregelen binnen natuurgebieden en overige milieumaatregelen;

  • i.

    reduceren van de lichtemissie op provinciale wegen via toepassing van innovatieve technieken als bijvoorbeeld actieve markering.

2) Niet-subsidiabel Uitgesloten van subsidie zijn activiteiten die kunnen worden gesubsidieerd via de provinciale SAN/SN-regeling of een andere subsidie kader.

3) Criteria

  • a.

    Voor maaiveldverlaging ten behoeve van verdrogingsbestrijding geldt dat de subsidiabele kosten maximaal € 15.000,= per hectare bedragen.

  • b.

    Voor verloofing op stuwwallen geldt dat de omvang van het project moet liggen tussen de 1 en 5 hectare en dat de verloofing onderdeel is van totaalplan voor herstel in het kader van verdroging.

4) Aanvrager Subsidie kan worden aangevraagd door een gemeente, waterschap, natuurbeschermingsorganisatie, eigenaren en beheerders van natuurgebieden niet zijnde agrariлrs.

5) Subsidiebijdrage De subsidie bedraagt maximaal 95% van de subsidiabele kosten. Voor verloofing geldt dat de subsidie maximaal € 5.000,-- per om te zetten hectare bedraagt.

6) Communautair toetsingskader Voor zover de activiteiten leiden tot voordeel voor een onderneming, is de De-Minimis van toepassing. Voor subsidieverstrekking aan bedrijven is op 4 september 2006 een meldingsprocedure ingezet als bedoeld in artikel 88, derde lid van het EG verdrag. Voor de behandeling van deze melding door de Europese Commissie staat een termijn van twee maanden. Als er sprake is van subsidieverstrekking aan ondernemingen wordt subsidie uitsluitend verstrekt overeenkomstig de goedkeuring van de Europese Commissie.

Artikel 1.3 Soortenbescherming

1) Subsidiabele kosten Op grond van deze maatregel kan subsidie worden verstrekt aan:

  • a.

    het opstellen van gebiedsgerichte uitwerkingen (actieplannen), waaronder begrepen inventarisatie en afhankelijk van het soort ook monitoring;

  • b.

    het uitvoeren van kleinschalig biotoop verbeterende maatregelen (beheer en inrichting);

  • c.

    procesbegeleiding, waaronder acquisitie, advisering door deskundigen en evaluatie.

2) Niet-subsidiabel Uitgesloten van subsidie zijn activiteiten die kunnen worden gesubsidieerd via SAN/SN-regeling.

3) Criteria

  • a.

    Er dient een plan te zijn opgesteld, waaruit de relatie met provinciaal en rijksbeleid blijkt.

  • b.

    Het soort komt voor in de beleidsstrategie 2007; indien deze nog niet is vastgesteld dan geldt het Meerjarenprogramma 2000 – 2004 5.

  • c.

    Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, het Geldersch Landschap en overheden dienen voor een eigen bijdrage te zorgen van tenminste 25%.

4) Subsidiebijdrage Opstellen van gebiedsgerichte uitwerkingen: subsidie percentage en maximale bijdrage worden van geval tot geval beoordeeld door GS. Uitvoeren van kleinschalige biotoop verbeterende maatregelen: maximale bijdrage 75% tot een maximum van de subsidiabele kosten van € 50.000. Procesbegeleiding, waaronder acquisitie, advisering en evaluatie: subsidie percentage en maximale bijdrage worden van geval tot geval beoordeeld door GS.

5) Aanvrager Subsidie kan worden aangevraagd door: Natuurmonumenten, Het Gelders Landschap, Staatsbosbeheer, gemeenten, stichtingen die uit statuten blijkens actief zijn op het gebied van soortenbescherming, waterschappen en particulieren. Uitgesloten van subsidie zijn agrariers.

6) Communautair toetsingskader Voor zover de activiteiten leiden tot voordeel voor een onderneming, is de De-Minimis van toepassing.

Artikel 1.5 Faunabeheer

De provincie is verantwoordelijk voor de uitvoering van de artikelen 65, 67 en 68 van de Flora- en faunawet. Het gaat hierbij om het beheer en de schadebestrijding. Hoe dit moet gebeuren staat in faunabeheerplannen. De provincie keurt deze beheerplannen goed en verleent aan de hand hiervan ontheffingen. In de plannen staan alleen de diersoorten vermeld die veelvuldig en belangrijke schade veroorzaken. De plannen zijn in de periode 2003-2004 opgesteld door de drie Gelderse faunabeheereenheden, die ook voor de uitvoering zorgdragen. De faunabeheereenheden zijn stichtingen waarin jachthouders regionaal samenwerken.

1) Subsidiabele kosten Voor subsidie in aanmerking komen:

  • a.

    Instandhouding van een faunabeheereenheid. Tot de kosten van instandhouding worden in ieder geval gerekend;

    • -

      vacatiegelden voor bestuursleden en verzekering tegen aansprakelijkheid

    • -

      salaris voor personeel, reiskostenvergoeding

    • -

      bureaukosten: huur kantoorruimte en apparatuur

    • -

      kosten van communicatie, afgezet tegen de communicatieactiviteiten die het ministerie van LNV en de provincie Gelderland uitvoeren.

  • b.

    Kosten van grofwildcoцrdinatie op de Veluwe.

  • c.

    Een maal in de 5 jaar kan subsidie verstrekt worden in kosten van herziening van een faunabeheerplan.

2) Verplichting Indien de met de subsidie verkregen goederen en rechten binnen vijf jaar na de subsidievaststelling worden vervreemd of anderszins aan derden ter beschikking worden gesteld, is de subsidieontvanger, behoudens schriftelijke toestemming van Gedeputeerde Staten, gehouden de verstrekte subsidie terug te betalen.

3) Subsidiebijdrage - Subsidie voor instandhouding een faunabeheereenheid bedraagt maximaal € 35.000 per jaar per beheereenheid. - Voor de kosten van grofwildcoцrdinatie op de Veluwe kan jaarlijks subsidie worden verstrekt voor maximaal € 35.000. - De subsidie voor herziening van een faunabeheerplan bedraagt maximaal 100% tot een maximum van € 20.000 per faunabeheereenheid.

4) Aanvrager Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan een faunabeheereenheid.

5) Communautair toetsingskader Niet van toepassing

Artikel 1.6 Schaapskuddes

1) Subsidiabele kosten Subsidie kan worden verstrekt voor projecten die een bijdrage leveren aan het doelmatig beheer van natuurgebieden of dijken door gehoede schaapskudden.

2) Criteria

  • a.

    de kudde wordt ten minste gedurende de periode van 15 april tot 15 september gehoed door een herder, met gebruik van ййn of meer honden, gedurende ten minste 5 uren per dag, met uitzondering van perioden met extreme omstandigheden. In overleg zijn ook een/ meerdere afwijkende perioden mogelijk van in totaal tenminste 150 dagen per jaar;

  • b.

    de kudde bestaat uit ten minste 100 ooien;

  • c.

    de kudde wordt gehoed in natuurterreinen of op dijken in de provincie Gelderland;

  • d.

    de aanvraag dient vergezeld te gaan van een begrazingsplan waarin: kaart 1: 10.000 waarop terreinen en vegetatietypen zijn aangegeven, natuurbeheersdoelstellingen, aantal en soort schapen, periode van begrazing en verklaring van de eigenaar dat wordt ingestemd met de begrazing.

3) Aanvrager Subsidie kan worden aangevraagd door de eigenaren van de schaapskuddes.

4) Subsidiebijdrage De bijdrage kan voor 1 jaar worden aangevraagd en bedraagt per kudde per jaar: Voor kuddes tot 250 ooien: € 16.000,- Voor kuddes vanaf 250 ooien: € 28.000,-

5) Communautair toetsingskader Communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector 2007-2013 (2006/C 319/01). De vergoedingen dienen nog ingepast te worden in de Catalogus Groenblauwe diensten of het Programma Beheer.

THEMA 2 LANDBOUW

Artikel 2.0 Voorbehoud i.v.m. benodigde goedkeuring 

De artikelen binnen het thema Landbouw worden vastgesteld onder voorbehoud van goedkeuring van de artikelen door Ministerie van LNV en de Europese Commissie. Zij moeten de artikelen waarbij gebruik wordt gemaakt van het Plattelandsontwikkelingsprogramma of de vrijstellingsverordening voor staatssteun in de landbouw goedkeuren. Pas na ontvangst van de goedkeuringen door het Ministerie van LNV en de Europese Commissie kunnen subsidieaanvragen binnen dit thema in behandeling worden genomen.

Artikel 2.1 Agrarische ruimte 

Subsidie kan worden verstrekt voor: - de inzet en stimulering van ruilmaatregelen en technische maatregelen ter verbetering van de verkaveling in het landelijk gebied; - agrarische bedrijfsverplaatsing in het algemeen belang; - maatregelen ten behoeve van de glastuinbouw en paddenstoelteelt.

Artikel 2.1.1 Landinrichting 

Voor het verbeteren van de verkaveling in de landbouw zijn in de beleidsnotitie ‘VerbeterDe Verkaveling’ verschillende categorieлn onderscheiden: - Lopende landinrichtingsplannen welke nб 1999 door Gedeputeerde Staten zijn vastgesteld en waarvan de uitvoering loopt via losse uitvoeringsmodules. - Gebieden met een meervoudige inrichtingsopgave, waaronder verbetering van de landbouwverkaveling. Voor deze gebieden moeten integrale gebiedsprocessen worden opgestart om de verschillende doelen in samenhang ten uitvoer te brengen. - Gebieden met alleen de opgave om de verkaveling in de landbouw te verbeteren, dit kan gestimuleerd worden met procesondersteuning. - Losse kavelruilen; ruilingen van minimaal drie eigenaren.

De activiteiten zijn gericht op de verbetering van de productieomstandigheden in de landbouw en vinden in hoofdzaak plaats op gronden van landbouwondernemingen. Gelet op het integrale karakter van veel landinrichtings- en verkavelingsprojecten, kunnen er ook activiteiten plaatsvinden op gronden van natuur- en landschapsorganisaties, gemeenten, waterschappen en anderen, voor zover betrokken in (her)verkavelingsprojecten.

Artikel 2.1.1.1 Losse Kavelruil

1) Subsidiabele kosten Voor subsidie in aanmerking komen de daadwerkelijke kosten van juridische en administratieve vastlegging van nieuwe eigendommen, bestaande uit notaris- en kadasterkosten ten aanzien van de gebieden/percelen onderhevig aan kavelruil.

2) Criteria

  • a.

    Bij het ruilproject brengen minimaal drie grondeigenaren onroerende zaken in en na de ruiling krijgen minimaal twee eigenaren weer grond terug.

  • b.

    De geruilde gronden waarvoor subsidie wordt gevraagd, liggen in de provincie Gelderland.

  • c.

    De (minimaal drie) inbrengende partijen werken hun beoogde eigendomswijziging uit in een concreet ruilplan. Het ruilplan wordt -ondertekend door de betrokken partijen -?toegezonden aan de provincie met het verzoek subsidie te verkrijgen voor de ruilkosten.

  • d.

    Het ruilproject heeft aantoonbaar maatschappelijk nut. De ruiling draagt bij aan effectiever gebruik van gronden voor de huidige functie dan wel draagt bij aan de realisatie van een nieuwe functie.

  • e.

    Subsidieaanvragen voor losse kavelruil worden als volgt ingediend:

    • -

      Aanvraag formulier (alleen van toepassing zijnde blokken).

    • -

      Staat van ingebrachte en toe te delen percelen/kavels: overzicht van deelnemende partijen en te ruilen percelen en de verrekening.

    • -

      Kavelruilovereenkomst: overeenkomst ondertekend door alle deelnemende partijen.

    • -

      Nutsbeschrijving: een beschrijving van het 'nut' dat de kavelruil oplevert voor alle deelnemende partijen inclusief een overzicht in tabelvorm6 van de totale bedrijfsoppervlakte, de oppervlakte gelegen bij de bedrijfsgebouwen en het aantal veldkavels voor en na de ruiling en eventuele toelichting op door de ruiling te realiseren verkleining van de afstand van veldkavels tot de bedrijfsgebouwen7.

    • -

      Ruilschema: schematisch overzicht van alle ruilende partijen (met pijltjes aangeven wie met wie ruilt).

    • -

      Kadastrale kaarten: overzichtskaart van gebied waar kavelruil plaatsvindt, inbreng- en toedelingskaart.

    • -

      Indien van toepassing, instemmingbrief van kavelruilcommissie (commissie in kader van WILG) voor betreffende losse kavelruil.

    • -

      Indien van toepassing: toestemmingsverklaring dat subsidie direct aan notaris i.p.v. aan aanvrager wordt betaald.

3) Niet subsidiabele kosten

  • a.

    De ruil van quota en gebouwen is uitgesloten van subsidie.

  • b.

    Niet voor subsidie in aanmerking komen kosten van ruiling van grond ten behoeve van verbetering van bestaande of realisatie van nieuwe functies, die primair tot de reguliere taken en verantwoordelijkheden van de aanvrager of andere partijen behoren.

4) Subsidiebijdrage De subsidie bedraagt tot 100% van de daadwerkelijk gemaakte juridische en administratieve kosten van een ruilverkaveling.

5) Aanvrager Kleine en middelgrote landbouwondernemingen in de primaire landbouw, de Stichting Bevordering Kavelruil Gelderland (SBKG)8, waterschappen en gemeenten, Het Gelderlsch Landschap, Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer.

6) Communautair toetsingskader Omdat bij elke ruiling grond van kleine en middelgrote bedrijven in de primaire landbouw is betrokken, en er dus direct of indirect sprake is van steunverlening binnen de landbouw, is dit artikel gemeld onder en moet zijn voldaan aan Verordening (EG) Nr. 1857/2007 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende staatssteun voor kleine en middelgrote landbouwondernemingen (2006/L 358), artikel 13 “Steun voor ruilverkavelingen”.

Artikel 2.1.1.2 Kosten voor ondersteunde kavelruil

1) Subsidiabele kosten Voor subsidie in aanmerking komen:

  • a.

    kosten ruilproces: kosten van stimulering van kavelruilmaatregelen (waaronder voorlichtings- en informatiebijeenkomsten), kadasterkosten, notariskosten, kosten van een kavelruilcoцrdinator en kosten faciliteren aankoop ruilgronden;

  • b.

    proceskosten: de kosten voor planvorming en voor het managen/organiseren van de uitvoering. Concreet gaat het daarbij om: de kosten voor de inzet van onderzoeksinstellingen, kosten inhuren experts, ingenieursbureaus, vacatiegelden voor gebiedscommmissies.

2) Niet-subsidiabel De kosten voor ureninzet van de Dienst Landelijk Gebied (deze ureninzet maakt deel uit van de prestatieovereenkomst tussen de provincie en de Dienst Landelijk Gebied).

3) Criteria Subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien wordt voldaan aan de voorwaarden die zijn opgenomen in maatregel 125 “Infrastructuur voor de ontwikkeling/aanpassing van land- en tuinbouw” van het Plattelandsontwikkelingsprogramma.

Daarnaast gelden de volgende aanvullende criteria:

  • a.

    Alleen de 13 gebieden die in de beleidsnota ‘VerbeterDe Verkaveling’ zijn aangeduid als gebieden die in aanmerking komen voor ondersteunde kavelruil, komen voor subsidie in aanmerking.

  • b.

    In de subsidieaanvraag wordt aangegeven:

    • -

      de exacte begrenzing van het gebied waarvoor de ondersteuning wordt gevraagd;

    • -

      cijfers van het aantal grondgebonden bedrijven en de verkavelingsstructuur;

    • -

      het draagvlak vanuit het betrokken gebied;

    • -

      te verwachten aantal hectaren dat geruild zal worden;

    • -

      gedifferentieerde raming van de kosten.

  • c.

    De aanvraag kan maximaal betrekking hebben op twee kalenderjaren en kan eenmaal met maximaal twee jaar worden verlengd.

  • d.

    De proceskosten dienen in verhouding te staan tot de (verwachte) prestatie. De notitie ‘Normkosten Landbouw’ van de Dienst Landelijk Gebied (december 2005) wordt voor deze beoordeling benut.

4) Subsidiebijdrage Voor zover de onder het eerste lid onder sub a. beschreven kosten uitsluitend voorbereidingskosten zijn, kan een subsidie worden verkregen tot 100% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 5.000,-.

Voor het overige geldt dat de subsidie voor proceskosten en kosten van het ruilproces maximaal 100% bedraagt van de subsidiabele kosten.

5) Aanvrager De Stichting Bevordering Kavelruil Gelderland9.

6) Communautair toetsingskader. Plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013, fiche 125 “Infrastructuur voor de ontwikkeling/aanpassing van land- en bosbouw”.

Artikel 2.1.1.3 Technische maatregelen ondersteunde, planmatige en wettelijke kavelruil

1) Subsidiabele kosten Subsidie kan worden verleend voor technische aanpassingen van de nieuw gevormde kavels die in een ruilproces (zijnde ondersteunde of planmatige kavelruil of wettelijke herverkaveling) zijn betrokken. Voor kavelaanverbeteringswerken geldt dat deze tot doel hebben het ruilproces te ondersteunen. Daarnaast is subsidie mogelijk voor eenmalige technische voorzieningen die de bedrijfsverkaveling verbeteren.

Voor subsidie in aanmerking komen:

  • a.

    Reguliere kavelverbeteringswerken, die nodig zijn voor het vergelijkbaar maken van de oude en nieuwe kavel. Hieronder worden verstaan de kosten van werkzaamheden om de nieuw gevormde kavels na ruiling bewerkbaar te maken, omvattende het dempen van bestaande en graven van nieuwe grenssloten, lichte egalisaties om kavels en percelen op elkaar aan te laten sluiten, het aanpassen van de drainage op de nieuwe slotenstelsel (na ruiling), het met elkaar verbinden van oude percelen binnen een nieuw kavel.

  • b.

    De kosten van het ontsluiten van kavels door een openbare weg en kosten van aanleg/aanpassing van andere infrastructuur.

  • c.

    De kosten voor investeringen in waterhuishoudingsmaatregelen die de duurzaamheid van de landbouw vergroten.

  • d.

    De kosten van inpassingsmaatregelen: technische maatregelen in het gebied of in de omgeving gericht op het voorkomen van negatieve gevolgen voor de omgeving als gevolg voor de verbetering van de verbetering van de functie landbouw. Zoals: aanbrengen van compenserende beplantingen en aanpassing van wegen- en padenstructuur.

  • e.

    Los van een ruilproces kan ook subsidie worden verleend voor eenmalige technische voorzieningen die bijdragen aan een betere bedrijfsverkaveling, bijvoorbeeld de aanleg van een veetunnel onder een weg.

  • f.

    De kosten van verbetering van toegangswegen naar boerderijen indien deze zijn opgenomen in lopende landinrichtingen met een rijksbijdragetoezegging van vууr 2007.

2) Niet-subsidiabel Niet voor subsidie in aanmerking komen kosten van technische maatregelen ten behoeve van verbetering van bestaande of realisatie van nieuwe functies, die primair tot de reguliere taken en verantwoordelijkheid van de aanvrager of andere gebiedspartijen behoren.

3) Criteria

  • a)

    Subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien wordt voldaan aan de voorwaarden die zijn opgenomen in maatregel 125 “Infrastructuur voor de ontwikkeling/aanpassing van land- en tuinbouw” van het Plattelandsontwikkelingsprogramma

  • b)

    De percelen zijn gelegen in Gelderland.

Voor de subsidiabele kosten genoemd in het eerste lid onder a t/m d geldt:

  • c)

    De percelen zijn geruild in het kader van een gebiedsproces waarvoor de provincie procesondersteuning geeft in de vorm van een ondersteunde kavelruil, een planmatige kavelruil of een wettelijke herverkaveling.

  • d)

    Het perceel waarvoor subsidie wordt aangevraagd is betrokken of in het voorgaande jaar betrokken geweest in een kavelruil waarvoor de provincie subsidie heeft verstrekt op de notaris en kadasterkosten (aktepassering notaris bijvoegen).

4) Subsidie bijdrage

  • a.

    De subsidie voor de activiteiten die zijn beschreven in het eerste lid, sub a tot en met d, van dit artikel bedraagt 100% van de subsidiabele kosten voor overheden en organisaties met een publieke activiteit en maximaal 40% van de subsidiabele kosten voor investeringen in of door ondernemingen, tot een maximum van € 350,- per geruilde hectare.

  • b.

    De subsidie voor de activiteiten die zijn beschreven in het eerste lid, sub e, van dit artikel bedraagt maximaal 20% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 20.000,-.

  • c.

    De subsidie voor de activiteiten die zijn beschreven in het eerste lid, sub f, van dit artikel bedraagt maximaal 40% van de subsidiabele kosten, waarbij geldt dat de kosten voor de aanleg van de eerste 50 meter volledig voor rekening van de aanvrager zijn.

5) Aanvrager Kleine en middelgrote primaire landbouwbedrijven, de Stichting Bevordering Kavelruil Gelderland (SBKG)10, waterschappen en gemeenten, Het Geldersch Landschap, Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer.

6) Communautair toetsingskader Plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013, fiche 125 “Infrastructuur voor de ontwikkeling/aanpassing van land- en bosbouw”.

Artikel 2.1.2 Verplaatsing grondgebonden landbouw- en glastuinbouwbedrijven in algemeen belang

1) Subsidiabele kosten Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verlenen voor de verplaatsing van een grondgebonden landbouwbedrijf of een glastuinbouwbedrijf met als doel grondverwerving ten behoeve de realisering van de in het provinciaal meerjarenprogramma opgenomen gebiedsdoelen op het punt van natuur, water, recreatie, landschap of de verbetering van de ruimtelijke structuur van de landbouw. Voor subsidie in aanmerking komen grondgebonden landbouwbedrijven (met uitzondering van bedekte teelten) en glastuinbouwbedrijven, die in algemeen belang en op initiatief van de provincie verplaatsen.

Voor subsidie in aanmerking komen:

  • a.

    de daadwerkelijke gemaakte verplaatsingskosten, alsmede de kosten van advies, ontwerp en onderzoek ten behoeve van de hervestiging;

  • b.

    het verschil tussen enerzijds de aankoopsom van een vervangende bedrijfslocatie en bedrijfsgebouwen, vermeerderd met de eventuele investeringen in oprichting, modernisering, vervanging en/of uitbreiding van vervangende bedrijfsgebouwen, en anderzijds de representatieve marktwaarde van de te verlaten bedrijfslocatie en bedrijfsgebouwen.

2) Niet-subsidiabel Geen subsidie wordt verleend:

  • a.

    indien de aanvrager voor dezelfde bedrijfsgebouwen gebruik heeft gemaakt van de faciliteiten in het kader van het functieveranderingbeleid van de Provincie Gelderland zoals verwoord in het Streekplan Gelderland 2005 of de Subsidieregeling verplaatsing intensieve veehouderijen Gelderland.

  • b.

    indien aan de aanvrager voor de betreffende bedrijfsgebouwen en gronden een volledige schadeloosstelling is betaald op grond van de hoofdstukken I, IV of VI van de Onteigeningswet.

  • c.

    indien aan de aanvrager voor de betreffende bedrijfsgebouwen en gronden een volledige schadeloosstelling op vrijwillige basis is betaald.

  • d.

    voor kosten van het saneren van de bodem en fiscale claims.

  • e.

    kosten voor verplaatsing van grondgebonden bedrijven die zijn gelegen in het werkingsgebied van de Nadere Uitwerking Rivierengebied (hiervoor zijn geen middelen beschikbaar onder het ILG/PMJP).

3) Criteria

  • a.

    De subsidie moet voldoen aan het bepaalde in artikel 6 “Verplaatsing van landbouwbedrijven in het algemeen belang” van Verordening (EG) Nr. 1857/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende staatssteun voor kleine en middelgrote landbouwondernemingen.

  • b.

    De bij het te verplaatsen bedrijf behorende grond is gelegen binnen de provincie Gelderland.

Daarnaast gelden voor verplaatsing van grondgebonden bedrijven de volgende aanvullende bepalingen:

  • c.

    Indien de aanvraag afkomstig is van de eigenaar dient de bij dit te verplaatsen bedrijf behorende grond in eigendom, vrij van enig gebruiksrecht, aan BBL te worden overgedragen op grond van een koopovereenkomst tussen BBL en de aanvrager, of inbreng van de bij het bedrijf behorende grond in een overeenkomst tussen de aanvrager en Gedeputeerde Staten inzake inbreng en toedeling van gronden vooruitlopend op het plan van toedeling als bedoeld in artikel 51 van de Wet Inrichting Landelijk Gebied, artikel 62 van de Reconstructiewet concentratiegebieden of inbreng van de bij het bedrijf behorende grond in een overeenkomst tussen de aanvrager en de Landinrichtingscommissie inzake inbreng en toedeling van gronden vooruitlopend op het plan van toedeling als bedoeld in artikel 196 van de Landinrichtingswet, of

  • d.

    indien de aanvraag afkomstig is van een natuurlijk persoon of rechtspersoon, die beschikt over het duurzaam gebruiksrecht, verklaart de eigenaar van de bij dit te verplaatsen bedrijf behorende grond bij de aanvraag, dat deze grond of een overeenkomstige oppervlakte (als onderdeel van een inrichtingsplan) zodanig wordt ingericht, dat de provinciale doelen worden gerealiseerd;

  • e.

    in bijzondere gevallen kunnen Gedeputeerde Staten afwijken van de in de onderdelen c. en d. omschreven verplichting dat alle bij het bedrijf van aanvrager behorende grond of een overeenkomstige oppervlakte, aan BBL dient te worden overgedragen, dan wel ingericht (als onderdeel van een inrichtingsplan) ten behoeve provinciale doelen.

  • f.

    De hervestiging van een volwaardig bedrijf op een andere plaats binnen Nederland dient door de aanvrager binnen vierentwintig maanden na het sluiten van de in het derde lid bedoelde overeenkomsten daadwerkelijk plaats te vinden. In bijzondere gevallen kunnen Gedeputeerde Staten afwijken van deze verplichting.

  • g.

    Bedrijfsgebouwen op de te verlaten locatie dienen aan het gebruik voor de landbouw te worden onttrokken. In bijzondere gevallen kunnen Gedeputeerde Staten van deze verplichting afwijken.

Voor verplaatsing van glastuinbouwbedrijven geldt dat subsidie uitsluitend beschikbaar is:

  • h.

    Voor economisch levensvatbare bedrijven die planologisch als geпsoleerd gelegen bedrijven zijn te beschouwen, en niet op hun huidige locatie kunnen uitbreiden als gevolg van de ter plaatse van belang zijnde kwaliteiten (zie streekplan). Steun is beschikbaar voor de verplaatsing naar een door GS/Streekplan geaccepteerd concentratiegebied of cluster conform het Streekplan Gelderland 2005. De subsidie wordt slechts verleend indien de verplaatsing onderdeel uitmaakt van een ontwikkelingsplan van een glastuinbouwonderneming. Dat plan voorziet naast de verplaatsing ook in de sanering van de achterblijvende locatie. De sanering leidt in ieder geval tot het veranderen van de bestemming en het vrij maken van het bouwblok van glasopstanden.

  • i.

    Of voor economisch levensvatbare bedrijven, die voor de uitvoering van een door GS goedgekeurd masterplan voor de ontwikkeling van een concentratiegebied of cluster glastuinbouw verplaatst dienen te worden (zie PMJP artikel 2.1.3). Ook voor deze bedrijven dient een ontwikkelingsplan te worden gemaakt.

  • j.

    Indien de investering voldoet aan de daarvoor geldende EG-maatregelen en nationale voorschriften.

De aanvrager overlegt in aanvulling op artikel 5 van de Subsidieregeling vitaal Gelderland 2007 bij de aanvraag om subsidie tevens de volgende informatie: - een omschrijving van de voorgenomen activiteit; - een topografische kaart met een schaal van 1:10.000 waarop de ligging en oppervlakte van het te verplaatsen bedrijf en de bijbehorende de gronden, alsmede de plaats van hervestiging, waar de subsidie betrekking op heeft, zijn aangegeven; - een investeringsbegroting van de nieuwe bedrijfslocatie opgesteld door een onafhankelijk deskundige, waaruit tevens de financiлle haalbaarheid van de investering blijkt; - voor zover aan de orde, een verklaring van de eigenaar dat deze de grond in eigendom, vrij van enig gebruiksrecht, over zal dragen aan BBL, in geval de aanvrager geen eigenaar is; - voor zover aan de orde, een verklaring van de eigenaar dat deze de grond inricht overeenkomstig het provinciale doel; - voor zover aan de orde, een overeenkomst tussen de aanvrager en de landinrichtingscommissie inzake de inbreng en de toedeling van gronden.

4) Subsidie bijdrage De subsidie voor de verplaatsing bedraagt:

  • a.

    100% van de daadwerkelijke gemaakte verplaatsingskosten, alsmede de kosten van advies, ontwerp en onderzoek ten behoeve van de hervestiging tot een maximum van € 100.000,-;

  • b.

    40% van het eventuele positieve verschil tussen enerzijds de aankoopsom van een vervangende bedrijfslocatie en bedrijfsgebouwen, vermeerderd met de eventuele investeringen in oprichting, modernisering, vervanging en/of uitbreiding van vervangende bedrijfsgebouwen, en anderzijds de representatieve marktwaarde van de te verlaten bedrijfslocatie en bedrijfsgebouwen. Dit tot een maximum van € 300.000,-.

  • c.

    De subsidie en het aankoopbedrag van het te verplaatsen bedrijf gezamenlijk bedraagt niet meer dan de hoogte van een volledige schadeloosstelling. Dit bedrag kan door taxatie door een onafhankelijk beлdigd taxateur worden vastgesteld.

Als verplaatsingskosten onder sub a. worden aangemerkt: - de advieskosten in verband met verplaatsing (zoals kosten van makelaar en accountant); - feitelijke verplaatsingskosten (zoals kosten van verhuizen bedrijfsmiddelen en dieren naar de hervestigingslocatie); - notaris- en kadasterkosten;

Investeringskosten op de hervestigingslocatie (onder b) betreffen: - investeringskosten van bedrijfsgebouwen en installaties op de hervestigingslocatie; - sloopkosten van niet bruikbare bedrijfsgebouwen op de hervestigingslocatie.

5) Aanvrager Subsidie kan worden aangevraagd door een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die beschikt over het eigendom of over het duurzaam gebruiksrecht van de bij het te verplaatsen bedrijf behorende grond. Voor verplaatsing van een grondgebonden landbouwbedrijf geldt hierbij dat het te verplaatsen bedrijf een ondergrens heeft van minimaal 50 NGE, te bepalen aan de hand van de meitelling zoals die wordt uitgevoerd door het Landbouw-Economisch Instituut.

6) Communautair toetsingskader Vrijstellingsverordening voor staatssteun in de landbouw, artikel 6 “Verplaatsing van landbouwbedrijfsgebouwen in het algemeen belang”.

Artikel 2.1.3 Glastuinbouw en paddenstoelteelt

1) Subsidiabele kosten

  • a.

    Het opstellen van een Masterplan voor ontwikkeling van een (gedeelte van een) concentratiegebied of cluster voor glastuinbouw en/of paddenstoelteelt van 5 ha en groter;

  • b.

    De uitvoering van een ontwikkelingsproject, zijnde de projectmatige uitwerking van een deelgebied van tenminste 5 hectare van een door GS goedgekeurd Masterplan; dit betreft investeringen in de publieke ruimte.

  • c.

    De aanleg van of wijzigingen aan maatschappelijke faciliteiten in de publieke ruimte die bijdragen aan de duurzame inrichting van een (gedeelte van een) concentratiegebied.

2) Criteria

  • a.

    Het Masterplan moet worden opgesteld door een ingenieurs- of adviesbureau.

  • b.

    Voor het opstellen van een Masterplan en de uitvoering van een ontwikkelproject gelden de voorschriften die zijn verbonden aan het gebruik van POP maatregelfiche 125.

Daarnaast gelden de volgende criteria:

  • c.

    Aan subsidie voor de opstelling van een Masterplan wordt de verplichting verbonden dat de subsidieaanvrager binnen twaalf maanden na verlening van de subsidie het plan ter goedkeuring aan Gedeputeerde Staten toezendt. Binnen twaalf maanden na instemming van Gedeputeerde Staten dient gestart te worden de daadwerkelijke uitvoering.

  • d.

    Subsidie voor de uitvoering van een ontwikkelingsproject wordt slechts verstrekt indien:

    • i.

      het ontwikkelingsproject is opgenomen in de gebiedsprogrammering van het Provinciaal Meerjarenprogramma voor het landelijk gebied (PMJP deel 2) of het Regionaal Uitvoeringsprogramma (RUP) en;

    • ii.

      Gedeputeerde Staten hebben ingestemd met het Masterplan, waarvan het ontwikkelingsproject de projectmatige uitvoering is.

  • e.

    Subsidie voor de aanleg of wijzigingen van de publieke ruimte wordt slechts verstrekt indien de dagelijks besturen van de gemeente(n) en het waterschap, een vertegenwoordiging van de tuinbouwondernemers en Gedeputeerde Staten van mening zijn dat de maatregel past binnen en bijdraagt aan de realisatie van een nog in ontwikkeling zijnde of al vastgesteld Masterplan.

3) Subsidie bijdrage

  • a.

    Masterplan: maximaal 75% van de subsidiabele kosten met een minimum van Ђ 5.000,- en een maximum van € 30.000,- per betrokken tuinbouwondernemer.

  • b.

    Uitvoering ontwikkelingsproject: maximaal 50 % van de subsidiabele kosten met een minimum van € 10.000,- en tot een maximum van Ђ 100.000,- per hectare deelgebied waarin het uitvoeringsproject wordt uitgevoerd. Bij de bepaling van de hoogte van het toe te kennen subsidiebedrag voor de uitvoering van een ontwikkelingsproject houden Gedeputeerde Staten rekening met de mate waarin:

    • -

      met het project de werkgelegenheid wordt behouden of versterkt;

    • -

      duurzaamheidsmaatregelen worden genomen zoals zorgvuldig ruimtegebruik, milieumaatregelen, duurzaam waterbeheer, beeldkwaliteit;

    • -

      er sprake is van een adequaat parkmanagement voor ten minste de openbare ruimte;

    • -

      de fysieke en elektronische bereikbaarheid van de bedrijven wordt verbeterd;

    • -

      met het project ook een oplossing wordt geboden voor ruimtelijk-economische knelpunten elders in de regio.

  • c.

    De aanleg van of wijzigingen aan maatschappelijke faciliteiten in de publieke ruimte: maximaal 50 % van de subsidiabele kosten met een minimum subsidiebedrag van € 10.000,- en een maximum subsidiebedrag van € 250.000,-.

4) Aanvrager Gemeenten waarbinnen een concentratiegebied of (zoekgebied voor een) cluster glastuinbouw en/of paddenstoelteelt planologisch is vastgesteld of een samenwerkingsverband waarin een of meerdere van deze gemeenten participeert.

5) Communautair toetsingskader Plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013, fiche 125 “Infrastructuur voor de ontwikke-ling/aanpassing van land- en bosbouw”.

Artikel 2.2 Agrarische hulpbronnen

   

Artikel 2.2.1 Pilots duurzame landbouw

PM Dit artikel moet nader uitgewerkt worden nadat het Ministerie van LNV heeft bekend gemaakt hoe de uitvoering van de Pilots duurzame landbouw (rijksdoelstelling in het Meerjarenprogramma 2007-2013) dient plaats te vinden.

Artikel 2.2.2 Duurzaam ondernemen

   

Artikel 2.2.2.1 Investeringen in innovatie en milieu door landbouwbedrijven

Doel van dit artikel is het stimuleren van investeringen in verbeteringen en vernieuwingen in de onderneming, gericht op het verhogen van de efficiлntie van de productie, het produceren van nieuwe of betere producten en/of het verhogen van de kwaliteit en de duurzaamheid van productieprocessen en producten. Dit draagt bij aan een meer concurrerende, duurzame en vitale landbouw: ofwel een landbouw die een redelijk inkomen voor de ondernemer oplevert, redelijke arbeidsomstandigheden kent en die voldoet aan maatschappelijke randvoorwaarden (zoals milieu, dierenwelzijn en diergezondheid, hygiлne-eisen, (agro)biodiversiteit).

1) Subsidiabele kosten

  • a)

    Subsidie kan worden verstrekt voor innovatieve* investeringsprojecten die leiden tot verlaging productiekosten, verbetering van voedselveiligheid, duurzaam gebruik van energiebronnen, omschakeling van de productie naar de biologische landbouw, bevordering dierwelzijn en diergezondheid.

  • b)

    Daarnaast kan subsidie worden verstrekt voor investeringen die leiden tot de instandhouding en verbetering van het natuurlijke milieu (waaronder vermindering van stof, geluid- geur en lichtemissie en gebruik van natuurlijke grondstoffen).

* Zie toelichting op begrip ‘innovatieve investeringen’ onder het lid 3) Criteria.

Voor subsidie in aanmerking komen uitgaven die hebben betrekking op: - de bouw, verwerving of verbetering of inrichting van onroerende goederen; - de aanschaf van nieuwe machines en apparatuur, inclusief computersoftware; - algemene kosten voor onder meer architecten, ingenieurs en adviseurs, haalbaarheidsstudies en het verwerven van octrooien en licenties tot een maximum van 12% van de onder het eerste en tweede gedachtenstreepje bedoelde uitgaven.

2) Niet subsidiabel

  • a.

    Investeringen die inhoudelijk voor subsidie in aanmerking kunnen komen voor een bijdrage op grond de Regeling-LNV subsidies van het Ministerie van LNV.

  • b.

    De aankoop van landbouwproductierechten, dieren en zaai- en pootgoed van jaarlijkse gewassen alsook het planten daarvan;

  • c.

    Eenvoudige vervangingsinvesteringen: een investering voor het vervangen van een bestaand gebouw of een bestaande machine, of delen daarvan, door een nieuw, modern gebouw of een nieuwe moderne machine, zonder dat daarbij de productiecapaciteit met meer dan 25% wordt verhoogd of de betrokken productie of technologie fundamenteel wordt gewijzigd.

  • d.

    De aankoop van grond voor een bedrag dat hoger is dan 10% van de totale subsidiabele uitgaven, tenzij er sprake is van een concrete maatregel ten behoeve van milieubehoud en er een motivatie wordt gegeven waaruit blijkt dat zonder deze aankoop van grond, voor een bedrag dat hoger is dan 10% van de totale subsidiabele uitgaven, het project niet gerealiseerd kan worden. Tevens geldt dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen de aankoop van grond en de doelstelling van de maatregel. De aanvrager dient dit in voorkomende gevallen te verklaren; en er dient een taxatierapport te worden overlegd, waarin wordt bevestigd dat de aankoopprijs niet hoger is dan de marktwaarde.

3) Criteria

  • a.

    Voor investeringen in primaire landbouwbedrijven gelden de voorschriften, die zijn verbonden aan het gebruik van de vrijstellingsverordening voor staatssteun in de landbouw, artikel 4 ‘Investeringen in landbouwbedrijven’.

  • b.

    De investering moet leiden tot verbetering van algehele prestatie van de landbouwonderneming;

  • c.

    Subsidie voor investeringen die leiden tot de instandhouding en verbetering van het natuurlijke milieu wordt slechts verstrekt indien de maatregelen leiden tot een beschermingsniveau dat hoger ligt dan de landelijke, algemeen geldende regels vereisen.

  • d.

    De investering voldoet aan de daarvoor geldende EG-maatregelen en nationale voorschriften.

Daarnaast gelden de volgende criteria voor innovatieve investeringsprojecten:

  • e.

    Onder innovatieve investeringsprojecten wordt verstaan: introductie van moderne, niet-gangbare, technische hulpmiddelen of installaties die een positief effect op de duurzaamheid van het bedrijf heeft. De innovatie heeft een bewezen effect waarmee wordt bedoeld dat de aanvrager objectief aantoont dat de doelstelling van het project behaald kan worden (bijvoorbeeld uit andere recente praktijkvoorbeelden of wetenschappelijke deugdelijk onderzoek).

  • f.

    Monitoring en/of registratie van de praktijkervaringen en kennisverspreiding (zoals open dag/ mini-cursus) over de behaalde resultaten maken onderdeel uit van het projectplan.

4) Subsidiebijdrage

  • a.

    De subsidie bedraagt voor innovatieve investeringen maximaal 35% van de subsidiabele kosten met een minimum subsidiebedrag van € 10.000 en een maximum subsidiebedrag van € 30.000,-.

  • b.

    Voor investeringen die leiden tot extra kosten in verband met de bescherming van het milieu en die geen stijging van de productiecapaciteit tot gevolg hebben, bedraagt de subsidie maximaal 60% van de subsidiabele kosten met een minimum subsidiebedrag van € 10.000,- en een maximum subsidiebedrag van € 100.000,-. Hierbij geldt dat de subsidiabele kosten zijn beperkt tot de noodzakelijke extra kosten in verband met de bescherming van het milieu.

  • c.

    Voor de overige investeringskosten gericht op instandhouden en verbetering van het natuurlijke milieu bedraagt de subsidie maximaal 35% van de subsidiabele kosten met een minimum subsidiebedrag van € 10.000,- en een maximum subsidiebedrag van € 100.000,-.

5) Aanvrager Steun wordt uitsluitend toegekend aan kleine en middelgrote economisch levensvatbare, primaire landbouwbedrijven, in dit artikel zijnde bedrijven met een omvang van minimaal 70 NGE11 die hun hoofdinkomen halen uit het agrarisch bedrijf of erkende onderzoeksinstellingen.

6) Communautair toetsingskader Voor kleine en middelgrote landbouwbedrijven in de primaire landbouw is van toepassing: Vrijstellingsverordening voor staatssteun in de landbouw, artikel 4 ґInvesteringen in landbouwbedrijvenґ. Voor onderzoeksinstellingen is van toepassing: Communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek en ontwikkeling PbEG 1996, C 45/5.

Artikel 2.2.2.2 Bedrijfsadvisering bij kleine en middelgrote landbouwondernemingen 

1) Subsidiabele kosten Voor subsidie in aanmerking komen:

  • a.

    Bedrijfsadvies dat uitsluitend is gericht op verplaatsing;

  • b.

    Het opstellen van een ontwikkelingsplan voor een glastuinbouwonderneming, waar verplaatsing van de bedrijfsgebouwen en sanering van de verlaten bedrijfslocatie onderdeel van uit maakt.

  • c.

    Bedrijfsadvies dat is gericht op tenminste een van de volgende thema’s: verbreding naar niet-agrarische activiteit(en), bedrijfsbeлindiging, verlaging productiekosten, omschakeling naar biologische landbouw, instandhouding en verbetering van het natuurlijk milieu (uitgezonderd bedrijfsnatuur- of bedrijfsmilieuplannen), verbetering dierwelzijn en diergezondheid, duurzaam gebruik van energiebronnen, verbetering voedselveiligheid;

  • d.

    Collectief advies zijnde businessplannen voor introductie van nieuwe producten en visies, mits geпnitieerd door een (semi-)overheid en met de landbouw als primair onderwerp.

2) Niet-subsidiabel

  • a.

    Kosten van bedrijfsadvies die inhoudelijk voor subsidie in aanmerking kunnen komen voor een bijdrage op grond de Regeling-LNV subsidies van het Ministerie van LNV.

  • b.

    Kosten van advies die van permanente of periodieke aard zijn of die tot de gewone bedrijfsuitgaven van de (stakende) onderneming behoren, zoals routinematig belastingadvies en dienstverlening op juridisch gebied of reclame.

  • c.

    Kosten van advies ten behoeve van het maken van regionale structuurplannen, bestemmingsplannen, schetsontwerpen, bouwplannen en het aanvragen van vergunningen.

  • d.

    Kosten van advies gericht op diversificatie naar een nieuwe agrarische neventak.

  • e.

    Kosten die direct verbonden zijn aan een verbouwing.

3) Criteria

  • a.

    De subsidie moet voldoen aan het bepaalde in artikel 15 “Technische ondersteuning in de landbouwsector” van Verordening (EG) Nr. 1857/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende staatssteun voor kleine en middelgrote landbouwondernemingen.

  • b.

    De steun wordt in de natura in de vorm van gesubsidieerde diensten toegekend en mag niet de vorm aannemen van een rechtstreekse geldelijke betaling aan de producent. In de praktijk wordt dit uitgevoerd door de subsidie niet uit te keren aan de producent maar in plaats daarvan de toe te kennen bijdrage over de facturen van de uitgevoerde adviesdienst uit te betalen aan de betrokken adviesdienst.

4) Subsidiebijdrage

  • a.

    Voor bedrijfsadvies uitsluitend gericht op verplaatsing bedraagt de subsidie per ondernemer maximaal 75% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 5.000,- en een maximum € 30.000, -.

  • b.

    Voor het opstellen van een ontwikkelingsplan voor een glastuinbouwonderneming: maximaal 75% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 5.000,- tot een maximum van € 30.000 per betrokken tuinbouwondernemer.

  • c.

    Voor de overige adviezen - inclusief adviezen waarbij voor een bedrijf meerdere toekomstscenario’s naast bedrijfsverplaatsing worden onderzocht - bedraagt de subsidie per ondernemer maximaal 40% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 5.000,- en een maximum € 30.000,-.

5) Aanvrager Subsidie kan worden aangevraagd door kleine en middelgrote landbouwondernemingen in de primaire landbouw en gemeenten.

6) Communautair toetsingskader Voor kleine en middelgrote landbouwbedrijven in de primaire landbouw is van toepassing: Vrijstellingsverordening voor staatssteun in de landbouw, artikel 15 "Technische ondersteuning in de landbouwsector" Voor het overige geldt dat er steun wordt verleend aan overheden en er dus geen sprake is van staatssteun.

Artikel 2.2.2.3 Kennisverspreiding

1) Subsidiabele kosten Subsidie kan worden verleend voor:

  • a.

    Het organiseren van kennisbijeenkomsten of demonstratieactiviteiten over innovaties gericht op de verduurzaming van de landbouw. De activiteit is gericht op tenminste een van de volgende thema’s: verbreding landbouw naar niet-agrarische activiteiten, biologische landbouw, versterking van de keten (imagoverbetering, marktverbreding, voedselkwaliteit, productvernieuwing, verwerking en logistiek) energie, verbetering natuurlijk milieu, kostenverlaging, bevordering dierwelzijn en diergezondheid, groene en blauwe diensten. De activiteiten zijn bedoeld voor agrariлrs, consumenten en partijen die behoren tot de keten.

  • b.

    Het organiseren van kennisbijeenkomsten of demonstratieactiviteiten over innovatief onderzoek op agrarisch vlak van kennisinstituten en individuele agrariлrs. De activiteit is gericht op tenminste een van de volgende thema’s: kennisverspreiding over versterking van de keten (imagoverbetering, marktverbreding, voedselveiligheid, productvernieuwing, verwerking en logistiek), energie, verbetering natuurlijk milieu, kostenverlaging, bevordering dierwelzijn en diergezondheid.

     

    De activiteiten zijn bedoeld voor agrariлrs, kennisinstituten, intermediairs en kapitaalinvesteerders.

  • c.

    Het ontwikkelen en houden van cursussen gericht op:

    • - agrarisch natuur- en landschapsbeheer en groenblauwe diensten

    • - biologische landbouw, verbreding naar niet-agrarische activiteiten, streekproducten

    • - verlaging productiekosten

    • - instandhouding en verbetering van het natuurlijk milieu

    • - bedrijfsverplaatsing of -beeindiging

Subsidiabel zijn: Kosten die verband houden met de organisatie van kennisbijeenkomsten en demonstratieactiviteiten, zoals huur en inrichting van een ruimte, personele kosten en kosten voor bekendmaking van bijeenkomst of activiteit. Personele en materiele kosten van het ontwikkelen en houden van cursussen.

2) Niet-subsidiabel

  • a.

    Reiskosten en tijdsbesteding van de deelnemers van de activiteiten.

  • b.

    Investeringskosten zoals bouw, verwerving, verbetering of inrichting van onroerende goederen, aanschaf van nieuwe machines en apparatuur, inclusief computersoftware.

3) Criteria

  • a.

    Alleen kennisbijeenkomsten en demonstratieactiviteiten gericht op innovaties komen in aanmerking voor subsidie. Onder innovatie wordt verstaan: introductie van moderne, niet-gangbare, technische hulpmiddelen of installaties dan wel samenwerkingsvormen die een positief effect op de duurzaamheid van de landbouw heeft. De innovatie heeft een bewezen effect waarmee wordt bedoeld dat de aanvrager objectief aantoont dat de doelstelling van het project behaald kan worden (bijvoorbeeld uit andere recente praktijkvoorbeelden of wetenschappelijk deugdelijk onderzoek).

  • b.

    Bij aanvraag van de subsidie dient te worden aangetoond dat er voldoende belangstelling is voor de te organiseren kennisbijeenkomst of demonstratieactiviteit of de op te zetten cursus.

4) Subsidiebijdrage Voor organisatie van kennisbijeenkomsten en demonstratieactiviteiten: maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 5.000,- en een maximum van € 10.000,-. Voor de organisatie van cursussen: 50% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 5.000,- en een maximum van € 15.000,-.

5) Aanvrager Subsidie kan worden aangevraagd door kennisinstellingen, opleidingsinstellingen en organisaties die een publieke taak uitoefenen, niet zijnde ondernemingen in de zin van artikel 87/88 van het EG Verdrag. .

6) Communautair toetsingskader Voor zover er bij subsidie aan kennisinstellingen en opleidingsinstellingen sprake is aan steun aan ondernemingen, is de de-minimis (verordening (EG) nr 1998/2006) van toepassing: totaal aan overheidssteun dat aan de onderneming over 3 belastingjaren kan worden verstrekt bedraagt maximaal 200.000 euro.

Artikel 2.2.2.4 Diversificatie naar niet-agrarische activiteiten

Voor de mogelijkheden binnen dit artikel en de voorwaarden waaraan de aanvraag moet voldoen, wordt verwezen naar plattelandsontwikkelingsprogramma (POP) maatregelfiche 311 ‘ Diversificatie naar niet-agrarische activiteiten’. Naast dan wel in aanvulling op de in maatregel 311 genoemde voorwaarden stelt de provincie Gelderland de volgende eisen:

1) Subsidiabele kosten Subsidiabele kosten worden t.o.v. maatregelfiche 311 beperkt tot:

  • a.

    Investeringen in niet-agrarische activiteiten op landbouwbedrijven, die diversificatie tot doel hebben.

  • b.

    Stimulering van samenwerking gericht op bevordering diversificatie naar niet-agrarische activiteiten.

  • c.

    Collectieve projecten gericht op ketenontwikkeling promotie- en/of marketingactiviteiten (geen individuele aanvragen/projecten).

2) Aanvullende Criteria Steun voor investeringen op landbouwbedrijven wordt uitsluitend toegekend aan landbouwers met economisch levensvatbare landbouwbedrijven, zijnde bedrijven met een omvang van minimaal 50 NGE12 die hun hoofdinkomen halen uit het agrarisch bedrijf.

3) Subsidiebijdrage Maatregelfiche POP 311 stelt:

  • a.

    Voor investeringen en uitgaven in of door ondernemingen bedraagt de overheidssubsidie maximaal 40 % van de totale subsidiabele kosten (40% overheid en 60% private financiering)

  • b.

    De de-minimis is voor deze investeringen van toepassing: totaal aan overheidssteun dat aan eindbegunstigde over 3 belastingjaren kan worden verstrekt bedraagt maximaal 200.000 euro.

Aanvullend hierop stelt de provincie Gelderland:

  • c.

    Voor investeringen bedoeld in lid 1a bedraagt de provinciale bijdrage minimaal 5.000 en maximaal 15.000 euro .

  • d.

    Voor de onder lid 1 sub b en c bedoelde subsidiabele kosten bedraagt de provinciale bijdrage minimaal 5.000 en maximaal 25.000 euro.

  • e.

    Naast de provinciale bijdrage wordt eveneens een EU subsidie toegekend, deze bedraagt 50% van de subsidiabele overheidsuitgaven in het project.

Toelichting: indien de enige overheidsuitgave in het project de provinciale bijdrage is, dan is de hoogte van de EU subsidie gelijk aan de hoogte van de provinciale bijdrage. Indien tevens een andere (semi-)overheid een bijdrage aan het project toekent, dan is de EU-bijdrage gelijk aan de hoogte van de provinciale bijdrage plus de bijdrage van de andere (semi )overheid. Op grond van het gestelde onder a. en b. van dit lid bedraagt de totale bijdrage van de Nederlandse overheden plus de EU nooit meer dan 40% van de totaal subsidiabele kosten tot een maximum van 200.000 euro over 3 belastingjaren.

4) Aanvrager Lid van het landbouwhuishouden, of leden van het landbouwhuishouden die georganiseerd zijn in een vereniging, stichting of andere rechtspersoon. Het betreffende landbouwhuishouden heeft bij projectaanvang een omvang van minimaal 50 NGE3.

5) Communautair toetsingskader Plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013, maatregelfiche 311 ‘ Diversificatie naar niet-agrarische activiteiten’. De de-minimis (verordening (EG) nr 1998/2006) is voor deze investeringen van toepassing.

Artikel 2.2.2.5 Procesondersteuning Betuwse Bloem

1) Subsidiabele kosten Het doel van dit artikel is het faciliteren van activiteiten gericht op versterking van tuinbouwsectoren in het Gelderse Rivierengebied die bijdragen aan de doelstelling van de Betuwse Bloem. Concreet gaat het hierbij om kosten voor procesinrichting en -begeleiding, communicatie en de kosten voor de organisatie van procesondersteunende activiteiten zoals workshops, netwerkbijeenkomsten en symposia.

2) Criteria

  • a)

    Subsidie voor procesondersteunende activiteiten gericht op versterking van tuinbouwsectoren in het Gelderse rivierengebied wordt uitsluitend verstrekt aan activiteiten die bijdragen aan de realisatie van de doelstellingen van de Statennotitie Betuwse Bloem (PS2005-964).

  • b)

    Daarnaast moet het proces dat wordt gesteund, uitmonden in een uitvoeringsprogramma met duidelijke doelstellingen en tijdsplanning of ondersteunend zijn aan het uitvoeren van een uitvoeringsprogramma. Een uitvoeringsprogramma moet leiden tot versterking van de tuinbouwclusters door publiek-private samenwerking en benutting van kansen op de 7 thema’s, zoals beschreven in de Betuwse Bloem.

  • c)

    Er is aantoonbaar draagvlak voor het programma en activiteiten bij betrokken partijen, waaronder in ieder geval het bedrijfsleven en lokale overheid. In de aanvraag dient te worden aangegeven welke partijen op welke wijze bij het project betrokken worden.

  • d)

    Het proces mag niet leiden tot resultaten die strijdig zijn met de provinciale omgevingsplannen.

3) Subsidie bijdrage De subsidie bedraagt maximaal 75% met een minimum van € 5.000,- en maximum van € 75.000,- per jaar per tuinbouwcluster (zoals onderscheiden in de Betuwse Bloem) met een maximum van 3 jaar.

4) Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan gemeenten en samenwerkingsverbanden, waarin (semi-)overheden en relevante partijen uit het gebied participeren en die een publieke taak uitoefenen. .

5) Communautair toetsingskader Omdat de begunstigden overheden of samenwerkingsverbanden die een publieke taak uitvoeren zijn, is er bij de investeringen geen sprake van staatssteun in de zin van artikel 87 eerste lid van het Verdrag.

Artikel 2.3 Leader

Voor de mogelijkheden binnen dit artikel en de voorwaarden waaraan de aanvraag moet voldoen, wordt verwezen naar het plattelandsontwikkelingsprogramma (POP) en de maatregelfiches: - 41, 411/412/413 “Invoering leaderbenadering en plaatselijke groepen” - 421 “Uitvoering van samenwerkingsprojecten” - 431 “Beheer van plaatselijke groep, verwerving van vakkundigheid en de dynamisering van het gebied”

Naast dan wel in aanvulling op de in bovengenoemde maatregelen genoemde voorwaarden stelt de provincie Gelderland de volgende eisen:

1) Criteria

  • a.

    Subsidie wordt verstrekt indien de voorgestelde activiteiten of projecten voldoen aan de voorwaarden van de betreffende POP maatregelfiches;

  • b.

    Daarnaast gelden de criteria zoals opgenomen in het toetsingskader van de vastgestelde ontwikkelingsplannen voor de aangewezen Leadergebieden;

  • c.

    Voorts wordt niet eerder op een aanvraag beschikt dan nadat de desbetreffende door de Minister van LNV geselecteerde Plaatselijke Groep in de gelegenheid is gesteld ter zake advies uit te brengen;

2) Subsidiebijdrage De Europese bijdrage vanuit het plattelandsontwikkelingsprogramma bedraagt 50% van de subsidiabele overheidsuitgaven in het project, met een minimum subsidiebedrag van € 15.000,-.

Toelichting: Onder dit artikel zit geen provinciaal geld. Cofinanciering kan komen van andere (semi-)overheden, uit een andere provinciale subsidieregeling of uit een van de andere artikelen van het PMJP, zoals bijvoorbeeld 4.3 Nationale Landschappen of de artikelen onder thema 8 Sociaal Economische Vitaliteit (Leefbaarheid). Naast de voorwaarden die gelden voor het toekennen van de EU-bijdrage uit de Leaderfiches binnen het POP, gelden voor eventuele toekenning van de provinciale cofinanciering dan eveneens de voorwaarden die gesteld zijn in de van toepassing zijnde subsidieartikelen of regelingen. De EU-subsidie bedraagt 50 % van de subsidiabele overheidsuitgaven in het project.

3) Communautair toetsingskader Maatregelfiches 41, 411, 412, 413, 421 en 431 Daar waar de subsidie staatssteun betreft, is de de-minimis (verordening (EG) nr 1998/2006) van toepassing: totaal aan overheidssteun dat aan private eindbegunstigde over 3 belastingjaren kan worden verstrekt is maximaal € 200.000,-.

THEMA 3 RECREATIE

Artikel 3.1 Recreatie om de Stad: grootschalig groen

PM De uitvoering van park Lingezeegen zal de komende jaren gaandeweg gestalte krijgen via grondverwerving en inrichting. Op basis van het geactualiseerde ontwerp voor het park en de intentieovereenkomst die in 2006 is danwel zal worden gesloten, wordt toegewerkt naar een bestuursconvenant. Dat convenant gaat samenhang vertonen met het op te stellen masterplan en met nadere afspraken over onder meer grondexploitatie. Op basis daarvan zal ook de samenwerking met marktpartijen gestalte krijgen. Bij de uitvoering zal prioriteit worden gegeven aan het openbaar toegankelijk maken van het gebied, aan verbindingen en aan routes. De uitvoering van prioritaire maatregelen kan deels vooruit lopen op nader te maken afspraken.

Als de uitwerking verdere gestalte heeft gekregen en bekend is voor welke activiteiten de provincie subsidie wenst toe te kennen, zal het subsidiekader PMJP daarop aangepast worden.

Artikel 3.2 Landelijke routenetwerken en toegankelijkheid

1) Subsidiabele activiteiten Subsidie wordt verstrekt voor de volgende activiteiten:

  • a.

    knelpuntvrij maken van het Lange Afstand Wandelnetwerk

  • b.

    knelpuntvrij maken van het Lange Afstand Fietsroutenetwerk

  • c.

    knelpuntvrij maken van het Basistoervaartnetwerk

  • d.

    kwaliteitsbewaking

2) Criteria Alleen de netwerken opgenomen in het RMJP (kaart 12: landelijke routenetwerken – wandelen, kaart 13: landelijke routenetwerken – fietsen en kaart 14: landelijke routenetwerken – varen) komen in aanmerking voor subsidie. Op knelpunten in de regionale netwerken, die zijn aangeduid op de Beschermingskaart van het Streekplan Gelderland, zal in een later stadium worden teruggekomen; het subsidiekader PMJP zal daarop indien nodig worden aangepast. De instanties die de activiteiten verrichten zullen door middel van jaarlijkse werkplannen toelichten welke concrete activiteiten er worden voorgenomen in het betreffende begrotingsjaar, als nadere uitwerking van de vastgestelde Meerjarenprogramma’s.

3) Maximale subsidie De bijdrage voor maatregelen in de landelijke routenetwerken wandelen en fietsen betreft 100% van de subsidiabele kosten, en de bijdrage voor maatregelen in het landelijke routenetwerk varen bedraagt 50% van de subsidiabele kosten, waarbij de subsidiabele kosten niet boven de onderstaande normkosten mogen uitkomen: - Wandelen: € 769,-- per km - Fietsen: € 4.334,-- per km - Varen: € 165.912,-- per km - Kwaliteitsbewaking wandelen en fietsen: € 86,-- per km; kwaliteitsbewaking varen: € 139,36 per km per jaar

4) Aanvrager Voor subsidie in aanmerking komen de Stichting Wandelplatform LAW, de Stichting Landelijk Fietsplatform, de Stichting Recreatietoervaart Nederland, gemeenten en recreatiemaatschappijen.

5) Communautair toetsingskader Voor zover de activiteiten leiden tot voordeel voor een onderneming, is de De-Minimis van toepassing.

Artikel 3.3 Bevordering toeristische activiteiten

   

Artikel 3.3.1 POP 313 Bevordering toeristische activiteiten

Voor de mogelijkheden binnen dit artikel en de voorwaarden waaraan de aanvraag moet voldoen wordt verwezen naar het plattelandsontwikkelingsprogramma (POP) maatregelfiche 313 “Bevordering toeristische activiteiten”. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien een aanvraag past onder POP maatregel 313.

1) Subsidiebijdrage POP 313 stelt: - Voor investeringen en uitgaven in of door ondernemingen bedraagt de totale overheidssteun maximaal 40 % van de totale subsidiabele kosten (40% overheid en 60% private financiering). De de minimis is voor deze investeringen van toepassing: het totaal aan overheidssteun dat aan een private eindbegunstigde over 3 belastingjaren kan worden verstrekt, is maximaal 200.000 euro. - In geval van subsidie aan overheden is het steunbedrag maximaal 100% van de totale subsidiabele kosten. De aan overheden verleende financiering is geen staatssteun als werkzaamheden uitsluitend publieke doelen dienen en geen economisch voordeel toekomt aan ondernemers.

Aanvullend hierop stelt de provincie Gelderland: - De Europese bijdrage vanuit het plattelandsontwikkelingsprogramma bedraagt 50% van de subsidiabele overheidsuitgaven in het project, met een minimum subsidiebedrag van € 50.000,-

Toelichting: Onder dit artikel zit geen provinciaal geld. Cofinanciering kan komen van andere (semi-)overheden, uit een andere provinciale subsidieregeling of uit ййn van de andere artikelen van het PMJP, zoals 4.3 Nationale Landschappen of 3.4 Veluwe 2010. Naast de voorwaarden die gelden voor het toekennen van de EU-bijdrage uit POP 313, gelden voor eventuele toekenning van de provinciale cofinanciering dan eveneens de voorwaarden die gesteld zijn in de van toepassing zijnde subsidieartikelen of regelingen.

2) Communautair toetsingskader Plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013, maatregelfiche 313 ‘Bevordering toeristische activiteiten’. De de-minimis (verordening (EG) nr 1998/2006) is voor deze investeringen van toepassing.

3) Voorbehoud i.v.m. benodigde goedkeuring Dit artikel wordt vastgesteld onder voorbehoud van goedkeuring door het Ministerie van LNV en de Europese Commissie in verband met gebruikmaking van het Plattelandsontwikkelingsprogramma. Pas na ontvangst van de goedkeuringen door het Ministerie van LNV en de Europese Commissie kunnen subsidieaanvragen binnen dit thema in behandeling worden genomen.

Artikel 3.3.2 Project Investeren in toerisme

1) Subsidiabele kosten Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan activiteiten die betrekking hebben op externe investeringskosten voor: a. het vestigen, wijzigen of uitbreiden van de onderneming; of b. ten behoeve van een kwaliteitsverbetering van onderneming;

2) Niet subsidiabel Niet subsidiabel zijn:

  • a.

    activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd, die op het tijdstip van de aanvraag al geheel of gedeeltelijk zijn afgerond;

  • b.

    kosten die voor 1 januari 2007 zijn gemaakt;

  • c.

    subsidiabele kosten die minder dan € 20.000,- bedragen;

  • d.

    kosten van onderneming, indien daarmee de De-minimis drempel van € 200.000 over drie jaren wordt overschreden.

3) Criteria Subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien aan alle volgende criteria wordt voldaan:

  • a.

    de verhouding tussen eigen en vreemd vermogen is aanvaardbaar vanuit rentabiliteitsoogpunt;

  • b.

    de uit de jaarrekening blijkende boekwaarde van de materiele vaste activa wordt ten gevolge van het kwaliteitsverbeteringsproject met ten minste 10% vergroot. Als peildatum hierbij geldt de boekwaarde op 31 december van het laatst afgesloten boekjaar.

4) Aanvrager Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan:

  • a.

    een onderneming, die behoort tot de toeristische sector volgens de standaardbedrijfsindeling 1993 van het Centraal Bureau voor de Statistiek, of een onderneming waarvan de hoofdactiviteit toerisme of recreatie is;

  • b.

    ondernemingen zoals omschreven in de verordening (EG) nr. 70/2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen;

  • c.

    toeristische bedrijven die liggen in het gebied wat door Provincie Gelderland is aangewezen als het gebied dat steun mag ontvangen uit de beschikbare MKZ gelden.

5) Subsidie bijdrage De subsidie bedraagt ten hoogste 25% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 30.000 subsidie.

6) Tender De subsidie wordt versterkt in tendervorm die door Oost N.V. wordt uitgevoerd. Oost N.V. adviseert provincie Gelderland over het toekennen van een subsidie op basis van selectiecriteria. Projecten in de tender die het hoogst scoren komen voor subsidie in aanmerking. Belangstellende projectaanvragers kunnen contact opnemen met Oost N.V. voor informatie over de tender en de selectiecriteria.

7) Communautair toetsingskader De De-Minimis regeling zal worden toegepast.

Artikel 3.4 Veluwe 2010

 

Artikel 3.4.1 Versterken concurrentiepositie toeristisch bedrijfsleven

1) Subsidiabele kosten Subsidie kan worden verstrekt voor samenwerkingsprojecten van toeristisch-recreatieve bedrijven, die zijn gericht op ййn of meer van de volgende doelstellingen: - Productvernieuwing / innovatie - Professionalisering bedrijfsvoering, toeristisch ondernemerschap - Samenwerking ten behoeve van kwaliteitsverbetering van het toeristische product - Kennisuitwisseling op het gebied van innovatie, ondernemerschap en kwaliteitsverbetering

Subsidiabel zijn:

  • a.

    Concrete en uitvoeringsrijpe projecten gericht op de samenwerking en innovatie in recreatieclusters op het gebied van kwaliteitsverbetering, bijvoorbeeld specialisatie, thematisering, innovatie en ruimtewinst door de realisatie van gezamenlijke centrale voorzieningen.

  • b.

    Samenwerking tussen verschillende segmenten van toeristische ondernemingen, bijvoorbeeld op het gebied van marketing en productontwikkeling gericht op nieuwe doelgroepen

  • c.

    stimuleren van nieuwe vormen van toerisme en nieuwe allianties tussen de R&T sector met bijvoorbeeld sport, kennis & innovatiebeleid, gezondheidszorg etc.

  • d.

    Kennisuitwisseling en kennisoverdracht tussen ondernemingen in de toeristische sector gericht op verbeteren van de bedrijfsvoering, implementatie van nieuwe technologieлn en het bevorderen van innovatief ondernemerschap en professioneel management

  • e.

    implementatie imago-project voor ondernemers, door gezamenlijke productontwikkeling en ontwikkeling van Veluws gastheerschap

  • f.

    samenwerkingsprojecten gericht op innovatieve toepassing van ICT communicatie technieken

2) Niet-subsidiabel Niet subsidiabel zijn: - individuele ondernemersplannen; - studie- en onderzoekskosten t.b.v. planontwikkeling.

3) Criteria Subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien aan alle volgende criteria wordt voldaan:

  • a.

    er sprake is van een actieve organisatorische, inhoudelijke en financiлle participatie van meerdere partners in het project

  • b.

    voorgestelde activiteiten en maatregelen innovatief en vernieuwend zijn, in de zin dat deze daadwerkelijk toegevoegde waarde leveren voor het betreffende recreatiecluster of het regionale toeritsch-recreatieve product op de Veluwe.

  • c.

    er sprake is van een aantoonbare bijdrage aan het Veluwe op ййn-programma

4) Aanvrager - Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan samenwerkende toeristische organisaties of bedrijven, die liggen binnen het toeristische gebied Veluwe (zie kaart in bijlage). Agrariлrs zijn uitgesloten van subsidie. - Veluws Bureau voor Toerisme en branche organisaties.

5) Subsidiebijdrage De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 100.000. Indien sprake is van cofinanciering door EU, dan is maximaal een bijdrage van 25% mogelijk vanuit de provincie.

6) Communautair toetsingskader - Indien ingevolge dit artikel subsidie verstrekt wordt in combinatie met Europese cofinanciering als bedoeld in PMJP artikel 3.3.1 dan zijn de voorschriften van POP maatregelfiche 313 van toepassing. Noot: vanuit POP maatregelfiche 313 geldt dat voor investeringen in of door ondernemingen de subsidie maximaal 40% (met verdeling nationale overheden:EU van 50:50) bedraagt en 60% van de subsidiabele kosten derhalve gedekt moet worden uit private bijdragen. - Indien sprake is van de cofinanciering door een ander EU-programma (ETS A of B, etc) dan zijn de regels van desbetreffende EU programma van toepassing. - In alle andere gevallen geldt dat, voor zover de activiteiten leiden tot voordeel voor een onderneming, de De-Minimis van toepassing is.

Artikel 3.4.2 Veluwetransferia

1) Subsidiabele kosten Voor subsidie in aanmerking komen de volgende activiteiten en maatregelen:

  • a.

    locatiestudie, inclusief noodzakelijke onderzoeken;

  • b.

    bewegwijzering vanaf het rijkswegennet naar het transferium;

  • c.

    duurzame inrichting van het terrein inclusief bewegwijzering, infrastructuur, aanleggen parkeerplaatsen en beplanting;

  • d.

    voorziening om bezoekers van informatie te voorzien omtrent het gebied;

  • e.

    opzetten van een organisatie waarin de participanten op het transferium samenwerken in de exploitatie en het realiseren van de doelstelling;

  • f.

    communicatie voorzieningen;

  • g.

    ontwerpen foldermateriaal en opzetten website;

  • h.

    aanleggen/verbeteren van recreatieve routestructuren van en naar het transferium;

  • i.

    maatregelen in de omgeving van het transferium gericht op versterking van ecologische en natuurwaarden;

  • j.

    de realisatie van de (semi)publieke voorzieningen (zoals fietsenverhuur, speelplaatsen, etc).

2) Niet-subsidiabel Uitgesloten van subsidie zijn andere overstapmogelijkheden dan de Veluwetransferia, die zijn genoemd in de notitie Veluwetransferia “Nieuwe Impuls”. Verder komen niet voor subsidie in aanmerking kosten voor beheer en onderhoud en voor voorzieningen op commerciлle basis als horeca.

3) Criteria

  • a.

    Voor subsidie komen slechts in aanmerking locaties die goed en snel bereikbaar zijn vanaf het hoofdwegennet, waar door de ligging nabij het Veluwemassief het Veluwe-gevoel aanwezig is, die aantrekkelijke opvangvoorzieningen voor gemotoriseerd verkeer bieden en waar overstap op openbaar vervoer mogelijk is en waarvan het project als geheel bijdraagt aan het natuurbehoud en de natuurbeleving.

  • b.

    De te subsidiлren maatregelen zijn duurzaam in uitstraling en materiaalgebruik en voorzover relevant, gebaseerd op een aan de Veluwe gerelateerd thema.

  • c.

    De realisatiemaatregelen komen pas voor de subsidie in aanmerking, wanneer deze gebaseerd zijn op een door Gedeputeerde Staten goedgekeurde inrichtingsplan en wanneer realisering van het geheel in de rede ligt.

  • d.

    De subsidieaanvrager dient een, door GS goedgekeurde, realisatie- en exploitatie-overeenkomst te zijn aangegaan met de andere bij het project betrokken partijen.

  • e.

    De subsidieaanvrager dient een licentieovereenkomst te zijn aangegaan met Gedeputeerde Staten voor het gebruik van naam en logo van het transferium.

  • f.

    Aanvragen moeten betrekking hebben op een van de genoemde locaties voor een Veluwetransferium en moeten worden ondersteund door de bij het project betrokken partijen.

  • g.

    De voorzieningen dragen direct of indirect bij aan het terugdringen van gemotoriseerd verkeer op het Veluwemassief dan wel aan het versterken van de natuurbeleving.

4) Aanvrager Gemeenten, Natuurbeschermingsorganisaties en de Recreatiegemeenschap Veluwe komen voor de subsidie in aanmerking.

5) Subsidiebijdrage Per maatregel geldt een maximum subsidiepercentage van 50%.

6) Communautair toetsingskader - Indien ingevolge dit artikel subsidie verstrekt wordt in combinatie met Europese cofinanciering als bedoeld in PMJP artikel 3.3.1 dan zijn de voorschriften van POP maatregelfiche 313 van toepassing. Noot: vanuit POP maatregelfiche 313 geldt dat voor investeringen in of door ondernemingen de subsidie maximaal 40% (met verdeling nationale overheden:EU van 50:50) bedraagt en 60% van de subsidiabele kosten derhalve gedekt moet worden uit private bijdragen. - Indien sprake is van de cofinanciering door een ander EU-programma (ETS A of B, etc) dan zijn de regels van desbetreffende EU programma van toepassing. - In alle andere gevallen geldt dat, voor zover de activiteiten leiden tot voordeel voor een onderneming, de De-Minimis van toepassing is.

Artikel 3.4.3 P-Veluwe

1) Subsidiabele kosten Voor subsidie in aanmerking komen kosten voor de revitalisering van bestaande parkeerplaatsen die zijn geselecteerd in het kader van de notitie: “Randvoorwaarden voor de uitvoering van het P-Veluwe netwerk”.

  • a

    plankosten;

  • b

    revitalisering parkeerterrein;

  • c

    bewegwijzering;

  • d

    beplantingen;

  • e

    verbeteren aansluiting op omliggende recreatieve routes;

  • f

    maatregelen om overige parkeerterreinen op te heffen;

  • g

    noodzakelijke maatregelen voor een veilige ontsluiting;

2) Niet-subsidiabel -

3) Criteria

  • a.

    Bij de uitwerking moet worden aangesloten op overige projecten vanuit de beleidsnota Veluwe 2010, zoals Veluwe imago;

  • b.

    Voor de P-Veluwe is een communicatielijn met afspraken ten aanzien van uitingen, kleuren, vormen, folders, etc. ontworpen; deze communicatielijn dient gevolgd te worden.

  • c.

    De P-Veluwe voldoet aan de richtlijnen zijn opgenomen in de notitie ‘Randvoorwaarden voor de uitvoering van het P-Veluwe netwerk (o.a. dicht bij provinciale weg aan de rand van natuurgebieden, goede aansluiting op wandel- en fietsroutes, etc.) en het parkeerterrein is als P-Veluwe geselecteerd in overleg tussen gemeenten, de natuurbeschermingsorganisaties en de provincie;

  • d.

    de maatregelen moeten zijn gebaseerd op een door de provincie goedgekeurd plan waarin zowel de maatregelen voor de op te waarderen parkeerplaats als voor de te saneren parkeerplaats(en) zijn opgenomen;

  • e.

    de te saneren parkeerterreinen zijn eigendom van een natuurbeschermingsorganisatie of een gemeente.

4) Aanvrager Gemeenten en natuurbeschermingsorganisaties komen voor de subsidie in aanmerking.

5) Subsidiebijdrage - Per te subsidiлren maatregel geldt een maximum subsidiepercentage van 75%. - Indien ook sprake is van cofinanciering door EU (via POP bijvoorbeeld), dan is maximum subsidiepercentage van 25% mogelijk vanuit de provincie.

6) Communautair toetsingskader - Indien ingevolge dit artikel subsidie verstrekt wordt in combinatie met Europese cofinanciering als bedoeld in PMJP artikel 3.3.1 dan zijn de voorschriften van POP maatregelfiche 313 van toepassing. Noot: vanuit POP maatregelfiche 313 geldt dat voor investeringen in of door ondernemingen de subsidie maximaal 40% (met verdeling nationale overheden:EU van 50:50) bedraagt en 60% van de subsidiabele kosten derhalve gedekt moet worden uit private bijdragen. - Indien sprake is van de cofinanciering door een ander EU-programma (ETS A of B, etc) dan zijn de regels van desbetreffende EU programma van toepassing. - In alle andere gevallen geldt dat, voor zover de activiteiten leiden tot voordeel voor een onderneming, de De-Minimis van toepassing is.

Artikel 3.4.4 Versterking Veluwegevoel

1) Subsidiabele kosten Voor subsidie in aanmerking komen projecten die zich richten op het versterken van de culturele identiteit van de Veluwe als een regio en die een positief effect hebben op de leefomgeving en het verbeteren het economische vestigingsklimaat.

Denkbare projecten zijn: Organisatie van Veluwse evenementen, fairs, manifestaties en de ontwikkeling van gezamenlijke Veluwse(multi)media, zoals een natuuractiviteitenkrant, Veluwe magazine, huis-aan-huis blad, tv serie, website voor de gehele Veluwe. Juist de betrokkenheid van bewoners en bedrijfsleven is belangrijk. Immers zij zijn bewust of onbewust de ambassadeurs van de Veluwe.

Subsidiabele kosten zijn: - eenmalige kosten voor het organiseren van evenementen, bij herhaling van het evenement wordt geen subsidie meer verleend. - Eenmalige ontwikkel- en productiekosten voor de ontwikkeling van nieuwe media.

2) Criteria

  • a.

    Projecten dragen bij aan de versterking van het Veluwegevoel, in de lijn van het Masterplan Imago Veluwe, bij bewoners en bezoekers en stimuleren een gevoel van trots op de Veluwe. In het project wordt gewerkt vanuit een grote betrokkenheid van bewoners en/of bedrijfsleven van de Veluwe.

  • b.

    Alleen Veluwebrede (dus geen subregionale) activiteiten, die de kernwaarden van de Veluwe (zoals rust, ruimte, natuur en/of cultuur(historie)) versterken, komen voor subsidie in aanmerking.

  • c.

    Bij de uitvoering van het project is sprake van een actieve rol en betrokkenheid van de projectpartners.

3) Niet-subsidiabel

  • a.

    Subregionale initiatieven, tenzij deze als pilot zijn bedoeld om in een vervolgfase Veluwebreed uit te voeren.

  • b.

    Evenementen die met een winstoogmerk worden georganiseerd.

  • c.

    De kosten die gemaakt worden door de deelnemers van tentoonstellingen, vakbeurzen en cursussen, zoals reiskosten en uren, komen niet voor vergoeding in aanmerking.

4) Aanvrager Samenwerkende (dorps)verenigingen, stichtingen, bedrijven, gemeenten, maatschappelijke organisaties van de Veluwe. Agrariers zijn uitgesloten van subsidie.

5) Subsidiebijdrage De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 50.000,-.

6) Communautair toetsingskader - Indien ingevolge dit artikel subsidie verstrekt wordt in combinatie met Europese cofinanciering als bedoeld in PMJP artikel 3.3.1 dan zijn de voorschriften van POP maatregelfiche 313 van toepassing. Noot: vanuit POP maatregelfiche 313 geldt dat voor investeringen in of door ondernemingen de subsidie maximaal 40% (met verdeling nationale overheden:EU van 50:50) bedraagt en 60% van de subsidiabele kosten derhalve gedekt moet worden uit private bijdragen. - Indien sprake is van de cofinanciering door een ander EU-programma (ETS A of B, etc) dan zijn de regels van desbetreffende EU programma van toepassing. - In alle andere gevallen geldt dat, voor zover de activiteiten leiden tot voordeel voor een onderneming, de De-Minimis van toepassing is.

Artikel 3.4.5 Herkenbare Veluwse Kernen

1) Subsidiabele kosten Voor subsidie in aanmerking komen projecten die bijdragen aan Imagoversterking van de Veluwe zoals beschreven in de Handreiking Herkenbare Veluwse Kernen (wordt binnenkort aangeleverd!). Aanvragers komen in aanmerking voor subsidie wanneer zij een intentieverklaring ondertekenen waarin zij aangeven zich te scharen achter de Handreiking Herkenbare Veluwse Kernen en aangeven zich te zullen houden aan de huisstijl voor de fysieke uitstraling van kernen. Denkbare projecten zijn de pilots en plannen van Veluwe Kernen overeenkomstig de Handreiking Herkenbare Veluwse Kernen.

Subsidiabele kosten zijn:

  • a.

    Kosten voor het opstellen van een projectplan (visie) met ondernemers- en of bewonersvereniging/dorpsraad, waarin wordt aangegeven op welke wijze men wil komen tot een herkenbare Veluwse kern;

  • b.

    Realisatie en plaatsen van Veluwse welkomstportalen bij de invalswegen van de kern en/of het plaatsen van Veluwse informatiepanelen (beide volgens het ontwerp dat in het kader van het Programma Imagoversterking Veluwe ontwikkeld wordt door het VBT);

  • c.

    Uitvoering van een of meer modulen binnen de Handreiking Herkenbare Veluwse Kernen, het betreft daarbij o.a. ontwerpkosten, ontwikkelkosten en/of kosten voor fysieke inrichting.

2) Criteria

  • a.

    De kern moet gelegen zijn binnen de toeristische regio Veluwe.

  • b.

    Het project kenmerkt zich door een bottom up aanpak. Bewoners en/of bedrijfsleven zijn nauw betrokken bij de visievorming van het project.

  • c.

    Het project richt zich minimaal op versterking van de Veluwebrede uitstraling (Veluwse welkomstpanelen, informatiepanelen). Daarnaast is er (in de modules) ruimte voor het inspelen op de eigen authenticiteit van de kern in bijvoorbeeld publieksopvang.

  • d.

    Het project moet een positief effect hebben op de leefomgeving, de publieksopvang en op het behoud van voorzieningen in de kern, bestedingen en werkgelegenheid.

3) Niet-subsidiabel

  • a.

    projecten die buiten de toeristische regio Veluwe worden uitgevoerd;

  • b.

    kosten die via andere subsidieregelingen gedekt worden (bv. dorpsvisie - Leefbaarheid).

4) Aanvrager Gemeenten, dorpsverenigingen of ondernemersverenigingen.

5) Subsidiebijdrage De subsidie (inclusief een evenutele EU-subsidie) bedraagt maximaal: - 75% van de proceskosten voor het opstellen van een projectplan met een maximale subsidie van 30.000 euro per kern; - 75% van de kosten van de toepassing van fysieke elementen zoals genoemd in het basispakket (welkomstportalen, informatiepanelen naar Veluws ontwerp); - 50% van de subsidiabele kosten van modules uit de Handreiking Veluwse Kernen, met een maximum van € 50.000 euro per module.

6) Communautair toetsingskader - Indien ingevolge dit artikel subsidie verstrekt wordt in combinatie met Europese cofinanciering als bedoeld in PMJP artikel 3.3.1 dan zijn de voorschriften van POP maatregelfiche 313 van toepassing.Noot: vanuit POP maatregelfiche 313 geldt dat voor investeringen in of door ondernemingen de subsidie maximaal 40% (met verdeling nationale overheden:EU van 50:50) bedraagt en 60% van de subsidiabele kosten derhalve gedekt moet worden uit private bijdragen. - Indien sprake is van de cofinanciering door een ander EU-programma (ETS A of B, etc) dan zijn de regels van desbetreffende EU programma van toepassing. - In alle andere gevallen geldt dat, voor zover de activiteiten leiden tot voordeel voor een onderneming, de De-Minimis van toepassing is.

Artikel 3.4.6 Toeristische marketing, informatienetwerk en bewegwijzering

1) Subsidiabele kosten In aanmerking voor subsidie komen die projecten die bijdragen aan Imagoversterking van de Veluwe. Subsidie kan worden verstrekt aan rechtspersonen ten behoeve van:

  • a.

    Conceptontwikkeling, oa in samenwerking met andere sectoren (zorg, sport, voeding, kennis)

  • b.

    Samenwerking op het gebied van marketing

  • c.

    Productontwikkeling (vanuit een nieuw innovatief marketingconcept)

  • d.

    t.b.v. de ICT infrastructuur t.b.v. de marketingactiviteiten kosten voor de promotie en marketing

  • e.

    Investeringen in nieuwe (digitale) technieken, zoals GPS, PDA en andere nieuwe technieken

  • f.

    Samenwerkingsprojecten gericht op de realisatie van een Veluwebreed netwerk van serviceloketten voor toeristische informatie (Veluwetransferia, VVV’s, recreatiebalies, horeca, OV loketten, bezoekerscentra etc.

  • g.

    Realisatie van een Veluwebreed netwerk van informatiezuilen (binnen- en buitenzuilen)

  • h.

    Samenwerkingsprojecten gericht op de ontwikkeling van nieuwe, innovatieve informatiemiddelen die Veluwebreed worden ingezet.

  • i.

    Veluwebrede samenwerking in de ontwikkeling en de realisatie van de toeristische bewegwijzering in de gemeenten binnen de toeristische regio Veluwe, conform de richtlijnen van de CROW* dienaangaande

  • j.

    Subsidiabel zijn samenwerkingsprojecten vanuit de toeristische sector gericht op het nog beter in de markt zetten van de Veluwe als toeristische regio.

* CROW: Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek of een ‘kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte’

2) Criteria

  • a.

    Doelbewegwijzering zal qua uitstraling in alle gemeenten binnen de toeristische regio Veluwe gelijk moeten zijn, zoveel mogelijk met een herkenbare Veluwse uitstraling .

  • b.

    Investeringen en de realisatie van deze infrastructuur in de deelnemende Veluwse gemeenten conform de richtlijnen van de CROW dienaangaande

  • c.

    Proces – en ontwikkelkosten om te komen tot een Herkenbare Veluwse uitstraling.

  • d.

    Meerkosten bij uitvoering van toeristische bewegwijzering in een vorm die de herkenbaarheid van de Veluwe vergroot.

3) Niet-subsidiabel Niet subsidiabel zijn investeringen die niet passen in het overeengekomen eenheidsmodel voor alle Veluwse gemeenten.

4) Aanvrager Veluws Bureau voor Toerisme, toeristisch bedrijfsleven en andere partners op het gebied van recreatie en toerisme op de Veluwe, regionale VVV’s, GOBT, toeristisch bedrijfsleven, Kamers van Koophandel, gemeenten. Agrariлrs zijn uitgesloten van subsidie.

5) Subsidiebijdrage De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 100.000,-

7) Communautair toetsingskader - Indien ingevolge dit artikel subsidie verstrekt wordt in combinatie met Europese cofinanciering als bedoeld in PMJP artikel 3.3.1 dan zijn de voorschriften van POP maatregelfiche 313 van toepassing. Noot: vanuit POP maatregelfiche 313 geldt dat voor investeringen in of door ondernemingen de subsidie maximaal 40% (met verdeling nationale overheden:EU van 50:50) bedraagt en 60% van de subsidiabele kosten derhalve gedekt moet worden uit private bijdragen. - Indien sprake is van de cofinanciering door een ander EU-programma (ETS A of B, etc) dan zijn de regels van desbetreffende EU programma van toepassing. - In alle andere gevallen geldt dat, voor zover de activiteiten leiden tot voordeel voor een onderneming, de De-Minimis van toepassing is.

Artikel 3.4.7 Uitvoering Fietstotaalplan Veluwe

1) Subsidiabele activiteiten Subsidie wordt verstrekt voor de volgende activiteiten:

  • a.

    aanleg fietspaden nieuw

  • b.

    reconstructie van oude fietspaden

  • c.

    bewegwijzering Lange Afstand Fietsroutenetwerk

  • d.

    kwaliteitsbewaking/promotie van het Veluws fietsroutenetwerk

  • e.

    realisatie van aanvullende voorzieningen voor fietsers, zoals bewegwijzering en voorzieningen op stop- en picknickplekken, etc.

2) Criteria Alleen de recreatieve fietsnetwerken opgenomen op de kaart van het Fietstotaalplan (FTP) Veluwe d.d. september 2006, behandeld in GS in februari 2007, komen in aanmerking voor subsidie. Zodra de kaart uit het FTP met de utilitaire fietsroutes uit het PVVP-2 is geпntegreerd zal deze combinatiekaart als subsidiekader voor recreatieve fietsnetwerken worden gehanteerd. Dit conform de inhoud van de brief die GS in februari 2007 aan de leden van de Veluwecommissie en Klankbordgroep Veluwse gemeente heeft gestuurd en in maart door hen is behandeld.

3) Niet-subsidiabel Niet subsidiabel zijn de kosten van landelijke fietsroutenetwerken die onder Artikel 3.2 Landelijke routenetwerken en toegankelijkheid gesubsidieerd kunnen worden.

4) Subsidiebijdrage - De bijdrage betreft 50% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 35.000. - Indien sprake is van cofinanciering door EU (via POP bijvoorbeeld), dan is maximaal een bijdrage van 25% mogelijk vanuit de provincie. - Het is niet mogelijk om provinciale subsidies ‘op te stapelen’

5) Aanvrager Voor subsidie in aanmerking komen overheden en andere rechtspersonen. Agrariлrs zijn uitgesloten van subsidie.

6) Communautair toetsingskader - Indien ingevolge dit artikel subsidie verstrekt wordt in combinatie met Europese cofinanciering als bedoeld in PMJP artikel 3.3.1 dan zijn de voorschriften van POP maatregelfiche 313 van toepassing. Noot: vanuit POP maatregelfiche 313 geldt dat voor investeringen in of door ondernemingen de subsidie maximaal 40% (met verdeling nationale overheden:EU van 50:50) bedraagt en 60% van de subsidiabele kosten derhalve gedekt moet worden uit private bijdragen. - Indien sprake is van de cofinanciering door een ander EU-programma (ETS A of B, etc) dan zijn de regels van desbetreffende EU programma van toepassing. - In alle andere gevallen geldt dat, voor zover de activiteiten leiden tot voordeel voor een onderneming, de De-Minimis van toepassing is.

Artikel 3.4.8 Cultuurhistorie- Koepelprogramma “Veluws Verleden”

1) Subsidiabele activiteiten Subsidie wordt verstrekt voor de volgende activiteiten:

  • a.

    Samenwerkingsprojecten gericht op marketing, promotie, productontwikkeling en ontwikkeling van cultuurhistorische routes onder de noemers Veluws Verleden

  • b.

    Voorbereidend onderzoek en proceskosten (zoeken, vergaren, bundelen, uitgeven van de cultuurhistorische informatie, workshops, kennisuitwisseling etc).

2) Criteria

  • a.

    samenwerkingsprojecten moeten passen binnen het Masterplan Cultuurtoerisme en moeten bovendien aansluiten op het Masterplan Imago Veluwe;

  • b.

    projecten moeten beantwoorden aan de uitgangspunten van het cultuurhistorisch beleid Belvoir 2;

  • c.

    projecten moeten uitgevoerd worden binnen de toeristische regio Veluwe.

3) Maximale subsidie De bijdrage betreft 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 300.000,-

4) Aanvrager Voor subsidie in aanmerking komen overheden en rechtpersonen als het Veluws Bureau voor Toerisme, Stichtingen, toeristisch bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties, natuurterreinbeheerders, etc. Agrariлrs zijn uitgesloten van subsidie.

5) Communautair toetsingskader - Indien ingevolge dit artikel subsidie verstrekt wordt in combinatie met Europese cofinanciering als bedoeld in PMJP artikel 3.3.1 dan zijn de voorschriften van POP maatregelfiche 313 van toepassing. Noot: vanuit POP maatregelfiche 313 geldt dat voor investeringen in of door ondernemingen de subsidie maximaal 40% (met verdeling nationale overheden:EU van 50:50) bedraagt en 60% van de subsidiabele kosten derhalve gedekt moet worden uit private bijdragen. - Indien sprake is van de cofinanciering door een ander EU-programma (ETS A of B, etc) dan zijn de regels van desbetreffende EU programma van toepassing. - In alle andere gevallen geldt dat, voor zover de activiteiten leiden tot voordeel voor een onderneming, de De-Minimis van toepassing is.

THEMA 4 LANDSCHAP

Artikel 4.1 Landschap generiek

Artikel 4.1.1 LOP’s, bos- & landgoederen en professionalisering landschapsbeheer

1) Subsidiabele kosten Subsidie kan worden verleend voor:

  • a.

    Het uitvoeren van (inter)gemeentelijke landschapsbeleids-/ontwikkelingsplannen, inclusief de kosten voor planvoorbereiding, te weten:

    • -

      aanleg, achterstallig onderhoud en herstel van natuur- en landschapselementen ter realisatie van het gemeentelijke landschapsbeleids-/ontwikkelingsplan;

    • -

      overige activiteiten die onderdeel uitmaken van vastgestelde integrale landschapsbeleids- en ontwikkelingsplannen, bijvoorbeeld het vergroten van de toegankelijkheid en de belevingswaarden van het landschap.

  • b.

    Achterstallig onderhoud en herstel van voorzieningen - zoals ten behoeve van vitaliteit en veiligheid van laanbomen van tenminste 60 jaren, herstel laanstructuur, paden, verbindende bruggen, vijvers en kleine recreatieve voorzieningen - op particuliere landgoederen.

  • c.

    Voor het opstellen van integrale landgoedvisies op particuliere landgoederen gericht op de realisatie van doelen uit het provinciaal meerjarenprogramma.

  • d.

    Kosten die gemaakt worden voor het professionaliseren van landschapsbeheer door samenwerkingsverbanden van agrariлrs of grondeigenaren. Te denken valt aan het organiseren en houden van cursussen/voorlichting aan de samenwerkingsverbanden op het gebied van financieel beheer, organisatievormen, projectformulering, nieuwe vormen van natuur- en landschapsbeheer, verbreding.

  • e.

    Ondersteuning van de Stichting Landschapsbeheer Gelderland bij het stimuleren van educatieve activiteiten in het landschap.

2) Niet-subsidiabel Activiteiten komen niet voor subsidie in aanmerking als er sprake is van:

  • a.

    activiteiten die plaatsvinden op terreinen waarvoor subsidie kan worden verkregen op grond van de SAN/SN-regeling of een andere rijksregeling;

  • b.

    wegbeplanting en andere beplanting waarvoor publieke rechtspersonen zoals gemeenten, waterschappen en Rijkswaterstaat verantwoordelijk zijn;

  • c.

    regulier onderhoud (waaronder prunusbestrijding op bos- en landgoederen);

  • d.

    onderhoud aan eerder gesubsidieerde objecten.

3) Criteria

  • a.

    Voor uitvoering van (inter)gemeentelijke landschapsbeleids-/ontwikkelingsplannen geldt dat de gemeente dient aan te tonen dat de activiteiten uitvoering geven aan het landschapsbeleidsplan of landschapsontwikkelingsplan. Het natuur- of landschapselement waarvoor subsidie wordt aangevraagd moet ten minste 10 jaar in stand worden gehouden.

  • b.

    Subsidie voor achterstallig onderhoud van voorzieningen op particuliere landgoederen wordt alleen verstrekt voor die gedeelten van het betreffende landgoed die zijn opengesteld voor publiek, dat wil zeggen vrij toegankelijk tussen zonsopgang en zonsondergang, met bebording aangegeven.

4) Aanvrager

  • a.

    Subsidie voor de uitvoering van (inter)gemeentelijke landschapsbeleids-/ ontwikkelingsplannen wordt verstrekt aan gemeenten.

  • b.

    Subsidie voor achterstallig onderhoud en herstel van voorzieningen op particuliere landgoederen en voor het opstellen van integrale landgoedvisies wordt verstrekt aan particuliere landgoedeigenaren. Agrariлrs en samenwerkingsverbanden van agrariлrs zijn uitgesloten van subsidie.

  • c.

    Subsidie voor professionaliseren van landschapsbeheer wordt verstrekt aan intermediaire organisaties die kennisopbouw bij samenwerkingsverbanden, bijvoorbeeld agrarische natuurverenigingen, op projectbasis willen stimuleren en/of ondersteunen.

5) Subsidiebijdrage

  • a.

    Voor uitvoering van gemeentelijke landschapsbeleids-/ontwikkelingsplannen: de subsidie bedraagt maximaal 75% van de subsidiabele kosten, die zijn gebaseerd op het normenboek natuur, bos en landschap, met een minimum subsidiebedrag van € 5.000 en een maximum subsidiebedrag van € 200.000. De eigen bijdragen van gemeenten dient minimaal 15% van de subsidiabele kosten te bedragen. Maximaal 20% van het aangevraagde en toegekende subsidiebedrag mag aangewend worden voor realisatie van overige activiteiten, niet zijnde aanleg, herstel en achterstallig onderhoud van natuur- en landschapselementen.

  • b.

    De subsidie voor achterstallig onderhoud van voorzieningen op landgoederen en het opstellen van integrale landgoedvisies bedraagt maximaal 75% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 5.000 en een maximum van € 50.000.

  • c.

    De subsidie voor professionalisering landschapsbeheer bedraagt maximaal 50 % van de subsidiabele kosten met een minimum van € 5.000 en een maximum van € 100.000.

  • d.

    De subsidie voor ondersteuning van de Stichting Landschapsbeheer Gelderland bij het stimuleren van educatieve activiteiten in het landschap bedraagt maximaal 75% van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 10.000 per jaar.

6) Communautair toetsingskader Voor subsidies geldt dat, voor zover de activiteiten leiden tot voordeel voor een onderneming, de De-Minimis van toepassing is.

Artikel 4.1.2 Ontwikkelen met landschappelijke kwaliteit

1) Subsidiabele kosten Subsidie kan worden verleend voor de kosten van voorbeeldprojecten vernieuwing met landschappelijke kwaliteit (landschapsboek).

2) Criteria Subsidie wordt verstrekt voor projecten:

  • a.

    die vernieuwend zijn;

  • b.

    die een voorbeeldwerking in Gelderland kunnen hebben;

  • c.

    waarbij bij voorkeur een gecertificeerd landschapsarchitect wordt ingeschakeld voor het landschapsontwerp;

  • d.

    waarbij het landschapsontwerp bijdraagt aan vergroten van de aantrekkelijkheid van het landschap en de landschapskwaliteit en de ruimtelijke ontwikkeling is afgestemd op de landschapskenmerken van de omgeving;

  • e.

    die uitvoerbaar zijn op een concrete plek (geen uitwerking van een theoretisch concept maar een concreet uitvoerbaar concept).

3) Verplichting In de aanvraag dienen bovengenoemde criteria te worden toegelicht. Daarnaast dient aangegeven te worden welke partijen bij het project worden betrokken en hoe de resultaten gepromoot zullen worden (bij goed resultaat).

4) Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan gemeenten, waterschappen, LTO-vereniging en Gelders Genootschap.

5) Subsidiebijdrage De subsidie bedraagt maximaal 75% van de subsidiabele kosten tot een maximum subsidiebedrag van € 100.000,-- per project.

6) Communautair toetsingskader Voor zover de activiteiten leiden tot voordeel voor een onderneming, is de De-Minimis van toepassing.

Artikel 4.3 Nationale landschappen

1) Subsidiabele kosten Subsidie kan worden verstrekt voor:

  • a.

    Het uitvoeren van projecten ter realisatie van de door Gedeputeerde Staten vastgestelde uitvoeringsprogramma’s Nationale Landschappen. De projecten hebben betrekking op het versterken van karakteristieke landschapsstructuren, cultuurhistorische kenmerken, verbeteren en vergroten van de toegankelijkheid, deskundigheidsbevordering, communicatie, verbetering van routestructuren, versterken van de grondgebonden veehouderij en fruitteelt alsmede de recreatie.

  • b.

    Het uitvoeren van (deel)projecten van het regionaal LandschapsOntwikkelingsPlan dat in het kader van het landelijk experiment ‘Verkenning groene diensten Ooijpolder-Groesbeek’ is opgesteld. De projecten hebben betrekking op het versterken van landschapsstructuren en cultuurhistorische kenmerken van het gebied, evenals het verbeteren van de routestructuren, het versterken van de recreatie en het verrichten van communicatie.

2) Niet-subsidiabel Activiteiten komen niet voor subsidie in aanmerking als er sprake is van activiteiten waarvoor subsidie kan worden verkregen op grond van de SAN/SN-regeling of een andere rijksregeling.

3) Aanvrager Subsidie kan worden aangevraagd door gemeenten, waterschappen, particuliere natuur- en landschapsorganisaties, verenigingen en stichtingen die zich bezig houden met recreatie, cultuurhistorie of natuurbeleving, samenwerkingsverbanden van agrariлrs of grondeigenaren en landgoedeigenaren.

NB: subsidie aan (samenwerkingsverbanden van) agrariлrs kan uitsluitend verleend worden indien deze past binnen een van de artikelen van thema 2 Landbouw, in verband met het vereiste correcte gebruik van een communautair toetsingskader.

4) Subsidiebijdrage De subsidie bedraagt maximaal 75% van de subsidiabele kosten.

6) Communautair toetsingskader Voor zover de activiteiten leiden tot voordeel voor een onderneming, is de De-Minimis van toepassing.

THEMA 5 BODEM

Artikel 5.2 Bodemsanering

PM Voor de periode 2005-2009 worden Wbb-middelen ingezet via het huidige uitvoeringskader daarvoor (op basis van het Meerjarenprogramma Wbb 2005-2009). Deze middelen komen niet onder het ILG/PMJP te hangen.

Vanaf 2010 komen de middelen voor bodemsanering onder het ILG te hangen. Bij de tussenevaluatie in 2009 wordt hiervoor een nieuw programma ingepast in het PMJP 2010-2013 en zal het het subsidiekader PMJP daarop aangepast worden.

THEMA 6 WATER

Artikel 6.1 Sprengen en beken

1) Subsidiabele kosten Subsidie kan worden verstrekt voor: - de kosten van het opstellen van beheers- en onderhoudsplannen (BOP) voor sprengen en beken zoals aangegeven op de kaart “Sprengen en beken”; - de uitvoering van de herstelmaatregelen zoals aangegeven in het beheers- en onderhoudsplan voor sprengen en beken zoals aangegeven op de kaart “Sprengen en beken”; - bodemsanering binnen de uitvoering van herstelmaatregelen voor de Hartensemolenbeek, de Smallertse en Nijmolensebeek en de Wenumse beek (fase3).

2) Niet-subsidiabel Uitgesloten van subsidie is grondverwerving ten behoeve van herinrichting/herstel/ontwikkeling van oppervlaktewateren, met uitzondering van de gronden waarop technische en waterhuishoudkundige voorzieningen in het kader van een herstelplan worden gerealiseerd.

3) Criteria

  • a.

    De subsidie voor het opstellen en uitvoeren van het Beheers- en OnderhoudsPlan (BOP) wordt uitsluitend verstrekt voor sprengen en beken zoals vermeld op de kaart “Sprengen en beken”;

  • b.

    Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor projecten in het sprengen- en bekenprogramma gericht op:

    • i.

      het creлren van een goede waterhuishoudkundige beheerssituatie

    • ii.

      herstel en behoud van de cultuurhistorische waarden

    • iii.

      het ontwikkelen en veiligstellen van natuur- en ecologische waarden

  • c.

    De Waterwijzers zijn richtinggevend voor waternatuurdoelen, voor landnatuur is dat het vigerend Gebiedsplan Natuur en Landschap Gelderland;

  • d.

    Het project levert een bijdrage aan de doelstellingen van het Waterbeleid 21e eeuw.

4) Subsidiebijdrage De subsidie bedraagt maximaal 75% van de subsidiabele kosten.

5) Aanvrager Waterschappen

6) Communautair toetsingskader Niet van toepassing.

Bijlage: Kaart “Beleidsplan subsidieverstrekking water, sprengen en beken”

Artikel 6.2 Verbetering waterkwaliteit: nutrienten

1) Subsidiabele kosten Op grond van deze maatregel kan subsidie worden verstrekt voor:

  • a.

    Het saneren van de bij de criteria benoemde gemengde riooloverstorten op HEN wateren.

  • b.

    Het aanbrengen van extra bergingscapaciteit voor het rioolsysteem met minimaal 7 mm voor gemengde overstorten die uitkomen op kwetsbare wateren of gemengde overstorten op een water binnen 1 km van kwetsbare wateren. Het betreft hier maatregelen die verder gaan dan de wettelijk verplichte basisinspanning voor gemeenten. Het mogen ook andere maatregelen zijn, mits voor dezelfde kosten en met minimaal hetzelfde effect als het aanbrengen van de extra bergingscapaciteit.

  • c.

    Kosten van ontwikkeling en bouw van een extra zuiveringstrap voor fosfaatverwijdering op rioolwaterzuiveringsinstallaties die zijn benoemd bij de criteria. Andere kosten-efficiлnte maatregelen aan of rond deze rioolwaterzuiveringsinstallaties, met minimaal eenzelfde verminderend effect op de fosfaatlozing, komen ook voor subsidie in aanmerking.

2) Criteria

  • a.

    Voor het saneren van gemengde riooloverstorten op HEN-wateren geldt:

    • i.

      Bij voorkeur is er sprake van volledige opheffing van de overstort op een HEN-water, maar afhankelijk van enerzijds de positieve effecten voor het ecosysteem en anderzijds de kosten, kan een zeer lage overstortfrequentie aanvaardbaar zij

    • ii.

      De volgende overstorten op HEN-wateren komen in aanmerking voor subsidie:

Aantal

Gemeente

HEN-water

Waterschap

1

Winterswijk

Bovenslinge

Rijn en IJssel

1

Wijchen

Wijchens Ven

Rivierenland

1

Wijchen

Leursche Leigraaf

Rivierenland (*)

1

Rheden

Laag Soerensche Beek

Rijn en IJssel

1

Rheden

Ruitersbeek

Rijn en IJssel

1

Epe

Smallertse Beek

Veluwe (*)

1

Epe

Hartense Molenbeek

Veluwe (*)

2

Epe

Egelbeek

Veluwe (*)

(*) subsidies reeds in 2006 aangevraagd/beschikt, uitfinanciering onder ILG

  • b.

    Voor maatregelen voor gemengde riooloverstorten op kwetsbaar water geldt:

    • i.

      kwetsbare wateren zijn SED-wateren, natte EVZ’s (met name model ‘winde’), wateren met de WHP-functie zwemwater en oppervlaktewateren in VHR-gebieden;

    • ii.

      uit een waterkwaliteitsspooranalyse op stroomgebiedsniveau blijkt dat bovenwettelijke maatregelen in de vorm van sanering van een overstort danwel maatregelen met hetzelfde effect als de sanering, de meest kosteneffectieve maatregelen zijn;

    • iii.

      subsidiabel zijn de bovenwettelijke maatregelen voortkomend uit maximaal 2 waterkwaliteitsspooranalyses per waterschap

    • iv.

      het uitvoeren van de waterkwaliteitsspooranalyse is niet subsidiabel;

  • c.

    Voor maatregelen voor rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI) geldt:

    • i.

      de extra fosfaatverwijdering RWZI wordt uitgevoerd in de vorm van zandfiltratie of een hieraan minimaal gelijkwaardige techniek;

    • ii.

      in aanmerking voor subsidie komen de RWZI’s in de volgende plaatsen:

      • -

        Bennekom

      • -

        Nijkerk

      • -

        Ede

      • -

        Borculo/Haarlo

      • -

        Dinxperlo

      • -

        Epe

3) Niet subsidiabel Maatregelen die moeten worden genomen om te voldoen aan de wettelijke basisinspanning worden niet gesubsidieerd.

4) Subsidiebijdrage - Sanering overstort op HEN-water: de subsidie bedraagt maximaal 75% van de subsidiabele kosten. - Bovenwettelijke maatregelen op riooloverstorten: de subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten in reconstructiegebieden en maximaal 25% buiten reconstructiegebieden. - Bovenwettelijke maatregelen op rioolwaterzuiveringsinstallaties: de subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 45,00 per Inwoner Equivalent.

5) Aanvrager - saneren van en maatregelen op riooloverstorten: gemeente - maatregelen RWZI’s: waterschap

6) Communautair toetsingskader Niet van toepassing.

Artikel 6.3 Verbetering waterkwaliteit: bestrijdingsmiddelen

1) Subsidiabele kosten Voor subsidie in aanmerking komen maatregelen en activiteiten, die het gehalte aan bestrijdingsmiddelen in het oppervlaktewater verminderen. De maatregelen en activiteiten vinden plaats binnen een pilot, een gezamenlijk gedragen initiatief van de provincie Gelderland, het waterschap Rivierenland, de gemeenten Maasdriel en Zaltbommel, Rijkswaterstaat Zuid-Holland en het Duinwaterbedrijf Zuid-Holland voor het beperken van afstroming van bestrijdingsmiddelen naar het oppervlaktewater.

2) Criteria

  • a.

    projectpartners dragen financieel bij aan de uitvoering van de pilot;

  • b.

    de pilot moet direct bijdragen aan verbetering van de waterkwaliteit van het water in de Bommelerwaard, aantoonbaar gemaakt door tenminste een cijfermatige onderbouwing van de emissiereductie;

  • c.

    de pilot moet worden afgerond in 2009;

  • d.

    het is aannemelijk dat de maatregelen en activiteiten getest in de pilot, na afronding van de pilot ook reлel inzetbaar zijn voor de gehele Bommelerwaard.

3) Maximale bijdrage De subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten.

4) Aanvrager Gemeenten Maasdriel en Zaltbommel

5) Communautair toetsingskader Niet van toepassing.

THEMA 8 SOCIAAL ECONOMISCHE VITALITEIT (LEEFBAARHEID)

Artikel 8.0 Algemene voorwaarden

Subsidieaanvragen voor een bijdrage uit het thema Sociaal economische vitaliteit (leefbaarheid) dienen te voldoen aan onderstaande algemene voorwaarden.

1. Problemen oplossen In de projectaanvraag dient duidelijk onderbouwd te worden welk leefbaarheidsprobleem met het project wordt opgelost of verminderd. Dit moet blijken uit bijvoorbeeld een onderzoek, een dorpsvisie of een verslag van een interactieve bijeenkomst met verschillende groepen inwoners. Kwantitatieve informatie uit bijvoorbeeld de Sociale Atlas van Gelderland kan daarbij als aanvulling dienen.

2. Draagvlak Er dient draagvlak te zijn voor de uitvoering van het project op dorps- of wijkniveau, hetgeen blijkt uit een eigen bijdrage van betrokken partijen en eventueel uit adhesiebetuigingen van dorpsraden, verenigingen, e.d.

3. Exploitatiegarantie Bij investeringen geldt dat deze minimaal vijf jaar in stand moeten kunnen blijven, hetgeen moet blijken uit een sluitende exploitatiebegroting.

4. Minimale en maximale bijdrage De subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 5.000,-- en een maximum van € 100.000,--.

5. Gebied Projecten uit heel Gelderland komen voor subsidie in aanmerking, met uitzondering van pro-jecten die worden uitgevoerd in het stedelijk gebied van de plaatsen Apeldoorn, Ede, Doetinchem, Nijmegen, Arnhem, Tiel, Zutphen en Harderwijk. Projecten in de kleine kernen of het buitengebied van de hiervoor genoemde gemeenten kunnen wel voor subsidie in aanmerking komen.

6. Aanvragers Subsidie wordt alleen verleend aan betrokken partijen die participeren in, dan wel voordeel hebben van het project. Er wordt geen subsidie verleend aan agrariлrs, adviesbureaus, architectenbureaus of subsidieadviseurs.

7. Communautair toetsingskader In geval van steun aan ondernemingen geldt dat de De-Minimusverordening zal worden toegepast.

Naast deze algemene voorwaarden gelden per activiteit ook specifieke voorschriften ten aanzien van de subsidiabele kosten en criteria. Deze zijn in de onderstaande artikelen beschreven.

Artikel 8.1 Verbeteren van het voorzieningenniveau

1) Subsidiabele kosten Voor subsidie in aanmerking komen projecten die zich richten op het verbeteren van de voorzieningen in plattelandskernen. Het gaat dan zowel om publieke voorzieningen (gemeenschapsvoorzieningen) als om combinaties van publieke en private voorzieningen. Denkbare projecten zijn: nieuwbouw, aanpassing of renovatie van gebouwen of voorzieningen zoals dorpshuizen, voor bestaande of nieuwe functies die daarin eerder nog geen onderdak vonden. Functies zijn bijvoorbeeld: (basis)onderwijs, educatie, sport, kinderopvang, zorg, maatschappelijke dienstverlening, bibliotheek, laagdrempelige cultuuruitingen, (gemeentelijk) informatiepunt, ontspanning of ontplooiing, VVV, bank en overige economische functies.

Voor subsidie in aanmerking komen:

  • a.

    Bouwkosten en inrichtingskosten (ook ICT) voor de publieke functies.

  • b.

    Voorbereidingskosten tot maximaal 12% van de bouw- of inrichtingskosten.

2) Criteria:

  • a.

    In een gebouw of voorziening dienen minimaal twee non-profitorganisaties of publieke functies ondergebracht te zijn.

  • b.

    Wanneer subsidie mogelijk is op grond van titel 2.4 van de SvG (Kulturhus), wordt geen subsidie verleend op grond van dit beleidsplan.

Artikel 8.2 Versterken van de sociale cohesie

1) Subsidiabele kosten: Voor subsidie in aanmerking komen projecten die zich richten op het versterken van de sociale cohesie of de culturele identiteit en die een positief effect hebben op de leefomgeving en het verbeteren het economische vestigingsklimaat.

Denkbare projecten zijn: het opstellen van dorpsvisies, het oprichten van dorpsraden, het oprichten van overkoepelend dorpenoverleg, het organiseren van regionale evenementen met een streekeigen karakter.

Subsidiabele kosten zijn:

  • a.

    advieskosten voor het opstellen van dorpsvisies;

  • b.

    kosten van juridisch en financieel advies bij het oprichten van een dorpsraad dorpenoverleg of voor het bundelen van meerdere dorpsraden of buurtcomitйs en voor cursussen gericht op het bundelen van dorpsraden of buurtcomitйs;

  • c.

    eenmalige kosten voor het organiseren van evenementen, bij herhaling van het evenement wordt geen subsidie meer verleend.

2) Criteria

  • a.

    Projecten geven invulling aan verbetering en samenwerking tussen verschillende bevolkingsgroepen.

  • b.

    Geen subsidie wordt verleend aan evenementen die met een winstoogmerk worden georganiseerd.

  • c.

    Alleen regionale evenementen, die de culturele identiteit (streekeigen karakter) versterken, komen voor subsidie in aanmerking.

Artikel 8.3 Blijven wonen - specifiek voor jongeren en ouderen op het platteland

1) Subsidiabele kosten In aanmerking voor subsidie komen projecten, die zich richten op de mogelijkheid voor ouderen en jongeren om te blijven wonen op het platteland.

Denkbare projecten zijn:

  • A

    woningbouw onder particulier opdrachtgeverschap met en voor jongeren/starters of ouderen boven de 55 jaar met een maximale verkoopprijs van € 160.000,--;

  • B

    zelfstandig of onzelfstandig wonen voor groepen van ouderen met minimaal ййn gemeenschappelijke ruimte c.q. kantoorruimte ten behoeve van een zorg- of welzijnsfunctie;

  • C

    de certificatie WoonKeur bij nieuwbouw of de Woontoets c.q. onderzoek naar opplussen bij bestaande woningen en de uitvoeringsmaatregelen ter bevordering van levensloopbestendigheid en veiligheid van woning, woongebouw en woonomgeving;

  • D

    de herbestemming van historisch waardevolle objecten tot wonen voor de doelgroepen. Hierbij dient de mede-instandhouding van cultuurhistorische waarden als nevendoel bereikt te worden;

  • E

    initiatieven voor projecten met de bouw van minder dan 10 woningen voor jongeren/starters of ouderen in kernen met een inwonertal kleiner dan 3000 mensen;

  • F

    initiatieven in het buitengebied voor het gebruik van gebouwen door veranderen van de functie naar wonen of splitsing in meerdere wooneenheden. De nieuwe wooneenheden kennen een maximale verkoop prijs van € 160.000,-- per wooneenheid of een huurprijs tot de geldende maximale grens voor individuele huursubsidie.

Subsidiabele kosten: - kosten van procesbegeleiding bij projecten van particulier opdrachtgeverschap met voor jongeren/starters of ouderen kosten voor de inrichting van de bij het project horende openbare ruimte; - aanvullende kosten bij projecten voor ouderen in verband met de gemeenschappelijke ruimte; - kosten voor certificering van woningbouw met WoonKeur bij nieuwbouw en de meerkosten voor maatregelen; - kosten voor het uitvoeren van een Woontoets bij bestaande bouw en de meerkosten voor deze maatregelen of het opplussen van bestaande woningen; - meerkosten die de herbestemming van historisch waardevolle objecten voor bewoning door doelgroepen jongeren en ouderen; - fysieke kosten voortvloeiend uit het vorengenoemde onder E; - fysieke kosten voortvloeiend uit het vorengenoemde onder F.

2) Niet-subsidiabel Niet voor subsidie in aanmerking komen: - kosten maatregelen tot het niveau van het Bouwbesluit; - gemeentelijk begrotingstekort bij ISV-projecten.

3) Criteria:

  • a.

    projecten dienen te passen binnen de afspraken uit het provinciale Kwalitatief Woonprogramma; en

  • b.

    historisch waardevolle objecten dienen een monumentenstatus te bezitten en historisch en bouwtechnisch verantwoord te verbouwen zijn tot meerdere woningen; of

  • c.

    projecten dienen te voldoen aan de eisen van het Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen of het Nationaal Pakket Duurzame Stedenbouw.

Artikel 8.4 Werkgelegenheid op het platteland

1) Subsidiabele kosten Voor subsidie in aanmerking komen projecten die zich richten op het ondersteunen van (aspirant)ondernemers (uit diverse sectoren) bij het maken van keuzes bij toekomstgericht ondernemen door middel van begeleiding.

Denkbare projecten zijn:

  • a.

    Begeleidingstrajecten voor plattelandsbewoners gericht op scholing en werk.

  • b.

    Professionaliseringsprojecten voor plattelandsondernemers.

  • c.

    Het opzetten van een regionaal platform voor startende ondernemers, waarin ook de Kamer van Koophandel participeert.

  • d.

    Gericht ondersteunen van startende ondernemers door middel van bijvoorbeeld scholingsprojecten, het adviseren omtrent huisvesting of begeleiding door een startercoordinator of adviseur.

  • e.

    Innovatieve projecten gericht op het vergroten van mogelijkheden voor de vestiging van nieuwe bedrijvigheid in bestaande bebouwing, waarbij op innovatieve wijze invulling wordt gegeven aan het voldoen aan de randvoorwaarden van het nieuwe streekplan (denk bijvoorbeeld aan nieuwe logistieke of milieutechnische oplossingen).

Subsidiabele kosten zijn:

  • a.

    kosten voor het ontwikkelen en geven van cursussen;

  • b.

    kosten voor kennisuitwisselingsbijeenkomsten;

  • c.

    kosten voor adviseurs of consulenten (AOC, ervaringsdeskundigen etc.);

  • d.

    ontwikkelkosten voor de genoemde innovatieve projecten.

2) Niet-subsidiabel Niet voor subsidie in aanmerking komen: - cursussen die onderdeel zijn van bestaande lesprogramma’ s; - kosten van deelnemers aan de cursussen; - (ver)bouw(ings)kosten; - bijdragen aan individuele starters.

3) Criteria

  • a.

    Projecten met betrekking tot professionalisering, scholing moeten op regionaal niveau ontwikkeld worden.

  • b.

    Projecten voor startende ondernemers moeten passen binnen het regionaal arbeidsmarktactieprogramma voortkomend uit het provinciale rapport RAMING II.

  • c.

    Bij het opzetten van regionale platforms voor startende ondernemers dient de Kamer van Koophandel te zijn betrokken, vanwege de specifieke rol die de Kamer van Koophandel hierin van het Ministerie van Economische Zaken heeft gekregen.

Artikel 8.5 Verbetering van de bereikbaarheid van voorzieningen en kleine kernen

1) Subsidiabele kosten Voor subsidie in aanmerking komen projecten die bijdragen aan verbetering van de bereikbaarheid van voorzieningen en kleine kernen en die zijn gericht op lokale samenhangende stelsels van paden in de open groene ruimtes tussen dorpen en kleine kernen of op vervoersvormen tussen kleine kernen en dorpen.

Denkbare projecten zijn: - het verbeteren van de bereikbaarheid van de kernen door het weer bruikbaar maken van kerkepaden en handelswegen (cultuurhistorische verbindingen); - aanvullende vervoersvoorzieningen op het bestaande openbaar vervoer zoals vrijwilligersprojecten op het gebied van mobiliteit; - nieuwe logistieke concepten of vervoersvormen.

Voor subsidie in aanmerking komen:

  • a.

    plankosten en organisatiekosten;

  • b.

    inrichtingskosten routes;

  • c.

    investering in transportmiddelen;

  • d.

    ontwikkelkosten nieuwe logistieke concepten.

2) Niet-subsidiabel Niet voor subsidie in aanmerking komt de aanleg van utilitaire fietspaden langs wegen.

3) Criteria

  • a.

    Projecten moeten een bijdrage leveren aan de bereikbaarheid van kernen of voorzieningen, met name voor kwetsbare groepen (ouderen en mensen met een beperking).

  • b.

    Vergroten van bereikbaarheid van sociale voorzieningen, zoals buurthuis, medische voorzieningen, bibliotheek, winkels etc.

  • c.

    Wat betreft vervoersvoorzieningen: de voorziening moet aanvullend zijn op het bestaande OV-netwerk.

1 Toeristische regio Veluwe: het gebied bestaande uit het Centraal Veluws Natuurgebied plus de randzones, met de rivier de IJssel als oostgrens, de (Neder)Rijn als zuidgrens, de provinciegrens Utrecht als westgrens en het Veluwerandmeer als noordgrens.

2 Kosten van voorbereiding en onderzoek komen kunnen uitsluitend gedeclareerd worden bij de uitvoering van maatregelen; deze kosten komen niet als afzonderlijke activiteit voor subsidie in aanmerking.

3 De kosten van waterhuishoudkundige maatregelen, de aankoop van gronden waar waterhuishoudkundige werken worden uitgevoerd en voorzienbare schade, die voortvloeit uit wijzigingen van de waterhuishouding, zijn subsidiabel.

4 Omdat de waterleidingbedrijven een bijzondere positie innemen, zou er te zijner tijd, als er concrete plannen zijn, goedkeuring kunnen worden gevraagd aan de Europese Commissie om een subsidiepercentage boven de 30% toe te kennen. Het subsidiekader PMJP zal daar dan vervolgens op aangepast moeten worden. Dit is nu echter nog niet aan de orde.

5 Het Rijk is bezig met het opstellen van een nieuwe “Beleidsstrategie Soorten”, dat richting moet geven aan de pro-jecten die in het kader van de ILG worden uitgevoerd. Voor de beoordeling van projecten vanaf 2008 zal in 2007 een nieuw provinciaal aansturingdocument worden opgesteld op basis van de Beleidstrategie Soorten van het Rijk. Zolang deze beleidsstrategie nog niet is vastgesteld, wordt teruggevallen op de vigerende nota Flora en Fauna in Gelderland, alsmede de soortbeschermingsplannen van het Rijk die nadien verschenen zijn.

6 Tabel is op te vragen bij de provincie

7 Oppervlakte (ha) gelegen bij bedrijfsgebouwen: dit is grond aansluitend op bedrijfsgebouwen en niet doorsneden door grond van derden. Veldkavels: kavels die niet gelegen zijn aan bedrijfsgebouwen.

8 De Stichting Bevordering Kavelruil Gelderland is belast met de uitvoering van het (provinciale) kavelruilbeleid en daarmee samenhangende activiteiten in de provincie Gelderland. De Stichting voert publieke activiteiten uit en komt derhalve in aanmerking voor een steunpercentage van maximaal 100%.

9 De Stichting Bevordering Kavelruil Gelderland is belast met de uitvoering van het (provinciale) kavelruilbeleid en daarmee samenhangende activiteiten in de provincie Gelderland. De Stichting voert publieke activiteiten uit en komt derhalve in aanmerking voor een steunpercentage van maximaal 100%.

10 De Stichting Bevordering Kavelruil Gelderland is belast met de uitvoering van het (provinciale) kavelruilbeleid en daarmee samenhangende activiteiten in de provincie Gelderland. De Stichting voert publieke activiteiten uit en komt derhalve in aanmerking voor een steunpercentage van maximaal 100%.

11 NGE: Nederlandse Grootte Eenheid, een maat voor de economische omvang van een agrarisch bedrijf. Gerekend wordt met de recentste methodiek van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

12 NGE: Nederlandse Grootte Eenheid, een maat voor de economische omvang van een agrarisch bedrijf. Gerekend wordt met de recentste methodiek van het Centraal Bureau voor de Statistiek

Gedeputeerde Staten van Gelderland