Organisatie | Schiedam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nota horecabeleid Schiedam 2008-2012 |
Citeertitel | Nota horecabeleid Schiedam 2008-2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | schiedamse horecabeleid |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2008 | Onbekend | 08-11-2007 Onbekend | VR 123/2007 |
Evaluatie nota horecabeleid Schiedam, samenvatting
De nota horecabeleid Schiedam is op 10 april 2004 in werking getreden. Per gemeentelijk deelgebied (centrum, oost, west, zuid, Nieuwland, noord, industriegebied) wordt in de nota aangegeven wat de (on-) mogelijkheden zijn voor horecaondernemingen, uitgaande van de ontwikkelingsvisie op en het karakter van het betreffende deelgebied en gelet op aspecten met betrekking tot openbare orde en veiligheid en de spanning waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat.
In betreffende nota is aangegeven dat het horecabeleid in 2006 diende te worden geëvalueerd. Met deze evaluatie is in juni 2006 gestart middels een grondige inventarisatie van de werking en de diverse consequenties van het horecabeleid, zoals ondervonden door de horecabranche, gemeentelijke afdelingen en diensten.
In grote lijnen kwam het volgende uit de inventarisatie naar voren:
De als positief aan te merken gevolgen/aspecten van het beleid zijn:
Eenduidigheid en efficiëntie in de besluitvoering; er hoeft niet meer over elke vergunningaanvraag een afzonderlijke afweging gemaakt te worden (ad hoc beleid). Dit verstrekt ondernemers en burgers meer duidelijkheid. Indien een aanvraag niet in overeenstemming is met het beleid kan deze onder verwijzing naar het beleid worden afgewezen;
Het aanbrengen van differentiatie en vervroeging van sluitingstijden van terrassen (tot 01.00 uur in de binnenstad en tot 22.00 uur in woonwijken), heeft geresulteerd in minder overlastklachten ten gevolge van terrassen. Het uitsterfbeleid voor wat betreft nachthorecabedrijven in woonwijken heeft geresulteerd in het verdwijnen van dergelijke bedrijven uit de woonwijken en daarmee in een vermindering van overlastklachten;
De voornaamste knelpunten als gevolg van het beleid zijn:
Gebrek aan flexibiliteit; nieuwe initiatieven op horecagebied die een meerwaarde voor een wijk kunnen betekenen en/of op andere beleidsterreinen (bijvoorbeeld toerisme) gewenst zijn, en bepaalde horeca-activiteiten die per definitie weinig overlast tot gevolg kunnen hebben, kunnen op grond van het consolidatiebeleid geen doorgang vinden. Bestaande horecabedrijven in met name woonwijken kunnen op dezelfde grond hun exploitatie niet uitbreiden (openingstijden, terrasoppervlak). Hetzelfde geldt voor sommige gebieden in de binnenstad (o.a. Broersveld). De APV biedt veelal wel ruimte voor uitbreiding. Aansluitend hierop worden nieuwe horecaontwikkelingen als gevolg van ruimtelijke veranderingen (Schieveste, nieuwbouw in woonwijken) soms bemoeilijkt;
Vervolgens is de ontwikkelingsvisie op de Schiedamse horeca tegen het licht gehouden.
In de oorspronkelijke beleidsvisie op de ontwikkeling van de Schiedamse horeca werd met name de nadruk gelegd op het voorkomen van aantasting van de woon- en leefsituatie en de economische aspecten van de horeca. Gezien de diverse nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen (op o.a. Schieveste, Land van Belofte, Schiepromenade i.v.m. de komst van Tramplus), de sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen (deels dientengevolge: nieuwe, jonge inwoners, meer forenzen, het van kracht worden van de beleidsnota Toerisme), en het aantrekken van de economie met als gevolg een grotere vraag naar horeca door inwoners en ondernemers, is ervoor gekozen om het sociaal-recreatieve aspect van horeca nadrukkelijker in de beleidsvisie op de Schiedamse horeca te betrekken. Er moet meer mogelijk zijn, met name voor horeca die aansluit of past bij de nieuwe ontwikkelingen.
Om overlast te voorkomen en om te zorgen dat het woon- en leefgenot in de stad gewaarborgd is dient daarbij de handhaving meer geconcretiseerd te worden. Het volledig operationeel worden van het gemeentelijke toezichthoudersapparaat (de Lichtblauwe Brigade) sluit hierbij aan.
Uiteindelijk doel is een sfeervolle stad te creëren waarbij een aantrekkelijk klimaat voor zowel inwoners, toeristen als horecaondernemers ontstaat en waarbij het woon- en leefgenot gewaarborgd blijft en de belasting/overlast door horecabedrijven voor de omgeving en omwonenden tot een minimum beperkt blijft. Eén en ander kan worden bereikt door het inzetten van de volgende strategische middelen:
door regelgeving meer te richten op potentieel overlastgevende horecabedrijven; De categorie vergunningsvrije horecabedrijven volgens de APV wordt uitgebreid. Horecabedrijven die aan een aantal voorwaarden voldoen (met name: geen alcohol én openingstijden binnen wettelijke winkeltijden, eventueel voorzien van een terras, geplaatst direct aan de voorgevel van het bedrijf van maximaal 4 zitplaatsen en 2 tafels van max. 1m x 1m), waardoor ze volgens de praktijk nauwelijks voor een aantasting van het woon- en leefklimaat zorgen, zijn niet langer meer vergunningsplichtig. Ook logiesverstrekkers en kantines van sport- en recreatieverenigingen worden, indien zij uitsluitend als zodanig in gebruik zijn, vrijgesteld van de exploitatievergunningsplicht (laag overlastrisico, Drank- en horecawet biedt voldoende reguleringsmogelijkheden). Alle bedrijven die volgens de APV-definitie onder horeca vallen (dus ook de vergunningsvrije categorie) dienen overigens te allen tijde te voldoen aan de regels gesteld in de APV en het horecabeleid. In dit kader worden een aantal standaard vergunningsvoorschriften opgenomen in de APV en het beleid, zodat deze dus voor alle (exploitanten van) horecabedrijven gelden.
door de geldigheid van de exploitatievergunning niet meer te beperken tot 5 jaar; De exploitatievergunning blijft, zoals reeds het geval is bij de Drank- en horecawetvergunning ‘ongelimiteerd’ geldig. Vergunningsplichtige wijzigingen van horecabedrijven die niet tijdig worden gemeld zullen door grotere handhavingscapaciteit en inzet snel aan het licht komen.
door het toepassen van een gewijzigde systematiek voor wat betreft de mogelijkheden voor bestaande en nieuwe horecabedrijven; uitsterfbeleid is niet (meer) noodzakelijk en zal in principe dan ook niet meer worden toegepast. Alleen bij een bepaalde (hoge) concentratie cafés in de woonwijken bestaat wel de wens tot lichtere horeca (toetsing per zaak). Het begrippenkader consolideren, stimuleren/uitbreiden en ontmoedigen (waaronder uitsterfbeleid) wordt niet meer gebruikt. Voor nieuwe horecabedrijven en bestaande bedrijven waarvan de exploitatie wordt verzwaard gelden per categorie bedrijf alleen nog de begrippen ‘toegestaan’ (eventueel onder voorwaarden) en ‘niet toegestaan’ (zie ook punt 3).
in het verlengde van punt a: door bestaande horecabedrijven niet meer te beperken binnen de toegestane maximale openings- en sluitingstijden uit de APV (ook met betrekking tot een eventueel terras), tenzij sprake is van een uitzonderlijke overlastsituatie. Uitbreiding van de oppervlakte van een inrichting (inclusief met/van een terras) van bestaande horecabedrijven in de woonwijken is mogelijk bij drie categorieën bedrijven, namelijk restaurants, winkelondersteunende horeca en sport- en recreatiekantines, mits de woon- en leefsituatie niet onder druk staat. Uitbreiding van oppervlakte in de binnenstad is voor alle bedrijfscategorieën mogelijk (behalve coffeeshops), mits de woon- en leefsituatie niet onder druk staat.
door aanwijzen van gebieden waar vanwege (verwachte) nieuwe ontwikkelingen of vanwege ligging en/of reeds aanwezige faciliteiten horeca wenselijk is. Voorbeelden zijn de nieuwe aanlooproutes als Overschiesestraat en Lange Nieuwstraat, nieuwe locaties als het Land van Belofte en Schieveste en het vernieuwde station en winkelgebieden in de woonwijken zoals Spaland en De Ketel. Hierbij wordt aangegeven welke categorieën horecabedrijven op die plekken wenselijk en dus toegestaan zijn, eventueel onder bepaalde voorwaarden voor wat betreft soort en aantal.
door de invoering van een handhavingsarrangement voor de Schiedamse horeca, bestaande uit beleidskaders, een samenwerkingsverband (de Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan, KVU) en een toepassingstabel, waarin onder meer voor alle horecagerelateerde overtredingen en overlast de te volgen handhavingsmaatregelen zijn vastgelegd. Het samenwerkingsverband (de KVU) creëert draagvlak en betrokkenheid bij alle partijen, waardoor minder snel handhavend opgetreden hoeft te worden.
Concreet zijn de belangrijkste onderdelen van het herziene beleid als volgt:
De categorie vergunningsvrije horecabedrijven volgens de APV wordt uitgebreid en er wordt een nieuwe categorie horecabedrijven ingevoerd. Horecabedrijven die aan een aantal voorwaarden voldoen (door hun ligging geen overlast veroorzaken, geen alcohol, tijden volgens winkeltijden, beperkt terras), waardoor ze volgens de praktijk nauwelijks voor een aantasting van het woon- en leefklimaat zorgen, zijn niet langer meer vergunningsplichtig. Dergelijke bedrijven vallen onder de algemene regels voor horecabedrijven. Alle bedrijven die volgens de APV-definitie onder horeca vallen (dus ook de vergunningsvrije categorie) dienen overigens te allen tijde te voldoen aan de regels gesteld in de APV en het horecabeleid. Eén en ander heeft naar verwachting een grote lastenverlichting tot gevolg voor zowel ondernemers, gemeente als handhavers. Ondernemers krijgen meer vrijheid om te exploiteren, waarmee een groter beroep wordt gedaan op de eigen verantwoordelijkheid. De gemeente zal meer inspanning moeten verrichten op het gebied van toezicht en handhaving om een goede woon- en leefsituatie te waarborgen.
Voor wat betreft de mogelijkheden voor nieuwe en bestaande horecabedrijven wordt overgestapt van de systematiek van consolideren, stimuleren en ontmoedigen naar ‘toegestaan’ of ‘niet toegestaan’. Met behulp van gekleurde plattegronden kan snel worden getoetst of iets mogelijk is. Voor bestaande bedrijven worden bepaalde uitbreidingsmogelijkheden standaard verruimd, waarbij de woon- en leefsituatie altijd een beperkende factor kan spelen; zo zullen de in de APV gegeven mogelijkheden altijd moeten kunnen worden benut.
Voor de horeca in de binnenstad zal het afkoeluur definitief worden ingevoerd, een uur na de huidige sluitingstijd van 01.00 en 02.00 uur, waarin bezoekers van horecabedrijven de mogelijkheid wordt gegeven rustig hun laatste drankje te nuttigen en bijvoorbeeld te wachten op een taxi. Dit bevordert de geleidelijke leegloop van een horecabedrijf, wat minder overlast op straat oplevert. Verder wordt de handhaafbaarheid van sluitingstijden hiermee vergroot.
Middels een uitgebreid handhavingsarrangement (bestaande uit beleidskaders, toepassingstabel en een horecaconvenant) worden onder meer de te nemen bestuurlijke maatregelen na overtreding van regels (vergunningvoorschriften, APV, DHW etc.) door horecabedrijven gestandaardiseerd en inzichtelijk gemaakt.
In het kader van de communicatie en het verbeteren van de servicegerichtheid, wordt er naast de informatie die al verstrekt wordt via de Stadswinkel (het gemeentelijk informatiepunt), de gemeentelijke website, het regulier horecaoverleg met Koninklijke Horeca Nederland, afdeling Schiedam, een nieuwsbrief voor de horecaondernemers opgesteld die drie maal per jaar verschijnt. Ook wordt een integrale vergunningenportefeuille ter beschikking gesteld aan alle vergunningsplichtige horecabedrijven.
Hoofdstuk 1: Inleiding en leeswijzer
Schiedam is een stad met een groot en divers aanbod aan horecabedrijven. Een recente telling wees uit, dat de stad ruim 300 horecabedrijven en bedrijven die horeca-activiteiten uitvoeren rijk is. Schiedam heeft hiermee één van de hoogste horecadichtheden in de regio. Een blik in het recent verschenen boekje ‘Horeca Schiedam’ toont de diversiteit binnen al deze horecabedrijven. Van bruine buurtkroeg tot grand-café, van Turkse pizzeria tot Antilliaanse lunchroom en van Oud-Hollands eetcafé tot Sushirestaurant, het is allemaal in Schiedam te vinden.
Als extra sturingsinstrument ten behoeve van de ontwikkelingen met betrekking tot de Schiedamse horecabedrijven is naast de reguliere wet- en regelgeving die op deze bedrijven van toepassing is (o.a. de Drank- en Horecawet, Algemene Plaatselijke Verordening Schiedam) op 10 april 2004 het Schiedamse horecabeleid in werking getreden. Per gemeentelijk deelgebied wordt in de Nota horecabeleid Schiedam 2004-2008 aangegeven wat de (on-)mogelijkheden zijn voor horecaondernemingen, uitgaande van de ontwikkelingsvisie op en het karakter van het betreffende deelgebied én gelet op aspecten met betrekking tot openbare orde en veiligheid. In de nota is aangegeven dat het beleid halverwege de geldigheidstermijn van 4 jaar dient te worden geëvalueerd, reden waarom in juni 2006 is gestart met een inventarisatie van de gevolgen van het Schiedamse horecabeleid. Eén en ander heeft uiteindelijk geresulteerd in een aantal beleidsherzieningen. Onderliggende ‘Herziene nota horecabeleid’ bevat zowel de resultaten van de evaluatie en inventarisatie als de hernieuwde beleidsvisie en de strategische middelen om de beleidsdoelstellingen te behalen.
Het gestelde in de Nota horecabeleid Schiedam 2004-2008 blijft grotendeels van kracht; de hoofdstukken 1 (cijfers en feiten), 2 (juridisch kader), 5 (lokale sturingsinstrumenten), 6 (handhaving) en 7 (aanbevelingen) worden in deze herziene nota op sommige punten uitgebreid en verder uitgewerkt. Hoofdstuk 3, de ontwikkelingsvisie op de Schiedamse horeca wordt aangepast. Hoofdstuk 4, het horecabeleid per deelgebied, komt geheel te vervallen en hiermee vervallen ook bijlagen 2 en 3 uit de oorspronkelijke nota.
Deze herziene Nota horecabeleid Schiedam 2008-2012 bestaat uit 7 hoofdstukken en een tweetal bijlagen.
In hoofdstuk 2 worden de consequenties en knelpunten van het oorspronkelijke beleid geïnventariseerd. Ook worden de ruimtelijke, maatschappelijke en economische ontwikkelingen van de afgelopen jaren besproken met het oog op horeca.
Hoofdstuk 3 bevat de herziene visie op het Schiedamse horecabeleid alsmede de strategische middelen die daarvoor worden ingezet.
In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de benodigde aanpassing van regelgeving. Het voorstel voor het herziene hoofdstuk 2.3 van de APV (Toezicht op openbare inrichtingen) is opgenomen in bijlage 3.
Hoofdstuk 5 bevat het nieuwe beleid per deelgebied. Per gemeentelijk deelgebied (Centrum, Noord, Nieuwland, Oost, West, Zuid en de bedrijven en industriegebieden) worden de mogelijkheden voor nieuwe en bestaande horecavestigingen beschreven. In bijlage 2 zijn plattegronden opgenomen waarin deze mogelijkheden worden gevisualiseerd. Bijlage 1 bevat een lijst van alle bestaande Schiedamse horecabedrijven op 1 januari 2008.
In hoofdstuk 6 wordt onder andere ingegaan op lastenverlichting en het verder stroomlijnen van vergunningprocedures.
Hoofdstuk 7 behandelt tot slot de onderwerpen toezicht en handhaving van horecabedrijven.
Het nieuwe Schiedamse horecabeleid zal ingaan op 1 januari 2008 en heeft een geldigheidsduur van 5 jaar. Halverwege deze beleidsperiode zal worden geëvalueerd of de beoogde effecten van het beleid zijn bereikt.
Hoofdstuk 2: Inventarisatie gevolgen huidig beleid en actuele ontwikkelingen
Het horecabeleid is op 10 april 2004 voor de periode van vijf jaar vastgesteld. In het horecabeleid is bepaald dat de nota tussentijds dient te worden geëvalueerd. De evaluatie is gestart met een grondige inventarisatie van de consequenties en de werking van het horecabeleid tot nu toe onder belanghebbende partijen, waaronder de afdeling Schiedam van Koninklijk Horeca Nederland, diverse diensten en interne afdelingen. De centrale vraag die in de bijgevoegde evaluatie van de horecanota 2004-2008 aan de orde is geweest, is wat de effecten zijn geweest van het gemeentelijke horecabeleid de afgelopen 3 jaar. Om deze vraag te kunnen beantwoorden zijn er meerdere bijeenkomsten in verschillende samenstellingen geweest.
Hieronder wordt een overzicht gegeven van de uitkomsten van de inventarisatie.
Consequenties en werking huidig beleid
Bij de evaluatie zijn zowel de positieve als negatieve gevolgen/aspecten van het huidig beleid naar voren gekomen alsmede nieuwe inzichten.
De als positief aan te merken gevolgen zijn - in grote lijnen - als volgt:
Eenduidigheid en efficiëntie in de besluitvoering; er hoeft niet meer over elke vergunningaanvraag een afzonderlijke afweging gemaakt te worden (ad hoc beleid). Dit verstrekt de ondernemers en burgers meer duidelijkheid. Indien een aanvraag niet in overeenstemming is met het beleid kan deze onder verwijzing naar het beleid worden afgewezen.
Het aanbrengen van differentiatie en vervroeging van openingstijden van terrassen (tot 01.00 uur in de binnenstad en tot 22.00 uur in woonwijken), heeft geresulteerd in minder overlastklachten ten gevolge van terrassen. Het uitsterfbeleid voor wat betreft nachthorecabedrijven in woonwijken heeft geresulteerd in het verdwijnen van dergelijke bedrijven uit de woonwijken en daarmee in een vermindering van overlastklachten.
Als knelpunten in het beleid tot dusver zijn - in grote lijnen - aangemerkt:
Beleid per deelgebied: consolidatiebeleid woonwijken.Bij het opstellen van het horecabeleid is voor woonwijken een consolidatiebeleid gekozen. Dit had te maken met het feit dat in woonwijken een ongebreidelde groei van horecabedrijven plaatsvond, wat overlast met zich meebracht en wat met de verouderde bestemmingsplannen ook niet kon worden tegengegaan. Het is nu gebleken dat het consolidatiebeleid, in combinatie met de brede definitie van het begrip ‘horecabedrijf’ uit de APV te rigide is. Nieuwe horeca-initiatieven die een meerwaarde voor een wijk, een deelgebied of de stad kunnen betekenen, alsmede nieuwe horecaontwikkelingen tengevolge van ruimtelijke veranderingen worden hierdoor belemmerd. Bestaande horecabedrijven in met name woonwijken kunnen hun exploitatie niet of nauwelijks verzwaren.
Beleid centrum: advies bureau Seinpost.
Ten tijde van het opwerken van de Nota horecabeleid Schiedam 2004-2008 was de politieke wens dat het Seinpost advies integraal in de nota werd overgenomen. Het Seinpost advies was bedoeld als een te verwezenlijken eindsituatie voor ‘De Grote Omloop’. Zowel de wijze waarop het advies in de nota is opgenomen als de invulling daarvan worden als negatief ervaren. Voorts wijkt het begrippenkader en de categorische horeca-indeling voor het centrum af van het overige beleid van de stad. Hierdoor komt het als een apart beleid over. Het beleid dat voor de Broersveld geldt (deelgebied 1 Kernwinkelgebied), dient als voorbeeld om inzichtelijk te maken wat de consequenties zijn van dit deelbeleid: op het Broersveld dient winkelondersteunende horeca gestimuleerd te worden en de overige horecafuncties ontmoedigd. Dit heeft als consequentie dat de restaurants die nu gevestigd zijn op het Broersveld, vallend onder de categorie avondhoreca (dus overige horecafuncties), op grond van het beleid zouden moeten verdwijnen.
Vervallen ontheffing sluitingstijd/bonnenboekje.Vóór het van kracht worden van het horecabeleid en de daarmee samenhangende APV wijzigingen, bestond de mogelijkheid per horecabedrijf éénmaal per jaar een bonnenboekje aan te vragen waarmee de ondernemer zijn horecabedrijf tienmaal per jaar een uurtje langer open mocht houden. Het beleid van de bonnenboekjes bleek moeilijk handhaafbaar. De ondernemer deed geen kennisgeving aan de politie en afdeling Veiligheid wanneer de ontheffing werd gebruikt. Daarom is de individuele ontheffingsmogelijkheid geschrapt. Daarvoor is de ontheffingsmogelijkheid bij collectieve festiviteiten opgenomen in de APV. De horecabranche heeft aangegeven dat er behoefte is om in bijzondere gevallen een uurtje langer open te mogen zijn, en de “individuele” ontheffingen van de in de APV vastgestelde sluitingstijden, wordt gemist.
Geldigheidsduur exploitatievergunning.Voor de vaststelling van het horecabeleid 2004 was er een ongewenste situatie ontstaan ten aanzien van de verleende vergunningen voor onbepaalde tijd voor horecabedrijven. Na de vergunningverlening was er in veel gevallen geen contact meer met de horecaondernemers in Schiedam. Dit had mede te maken met het feit dat de horecabranche niet georganiseerd was en de gemeente geen eigen toezichthouders had. Daarmee konden er ongewenste situaties ontstaan die voor de gemeente niet inzichtelijk waren. Het verplicht hernieuwen van de exploitatievergunning iedere 5 jaar wordt door ondernemers echter als last gezien.
Nieuwe ontwikkelingen en inzichten
Naast positieve gevolgen en knelpunten zijn tijdens de evaluatie van de horecanota (maar ook losstaand daarvan) enkele nieuwe ontwikkelingen en inzichten naar voren gekomen, te weten:
Land van Belofte - inrichting plein en categorieën horecabedrijvenDe terrassen op de Grote Markt zijn op een zorgvuldige wijze in de openbare ruimte gesitueerd qua plaatsing en bestrating. Hierdoor heeft het plein een verzorgde en aantrekkelijke uitstraling gekregen. Het is wenselijk dat het Land van Belofte een zelfde uitstraling krijgt als de Grote Markt.
Nachtontheffingen horecaconcentratiegebieden I en II.
Op grond van het horecabeleid 2004 zijn alleen in de in het bestemmingsplan Binnenstad 2003 aangewezen horecaconcentratiegebieden I (Koemarkt) en II (Lange Kerkstraat zuidzijde) nog nachtontheffingen toegestaan, namelijk twee ontheffingen per gebied. Voor de Koemarkt zijn twee ontheffingen verleend aan de horecabedrijven gevestigd in de panden Broersvest 9 en Broersvest 13. Het horecabedrijf met nachtontheffing in concentratiegebied II (pand Lange Kerkstraat 11) is inmiddels gesloten. Van de andere nachtontheffingsmogelijkheid is nooit gebruik gemaakt. De politie heeft aangegeven dat een concentratie van nachthoreca tot nu toe enige verschillende vormen van overlast met zich heeft meegebracht.
Uitsterfbeleid nachtontheffingen
Buiten de horecaconcentratiegebieden worden geen nachtontheffingen meer verleend. Door middel van een uitsterfbeleid moeten de gevestigde horecabedrijven buiten de gebieden met toepassing van overgangsrecht verdwijnen. Op het moment van het van kracht worden van de nota waren er drie horecabedrijven buiten de horecaconcentratiegebieden met een nachtontheffing, namelijk in de panden Broersveld 1, Overschiesedwarsstraat 27 en Hoogstraat 146. Inmiddels heeft alleen Hoogstraat 146, een grillroom, nog een nachtontheffing. Op grond van het huidige beleid komt deze bij een overname te vervallen.
Kleinschalige en nieuwe horeca-activiteiten
De afgelopen jaren zijn een aantal ontwikkelingen waargenomen met betrekking tot horeca-activiteiten, waar vanuit beleidsoogpunt op dient te worden ingespeeld. Allereerst hebben bepaalde typen winkelbedrijven, met name verstrekkers van levensmiddelen als bakkerijen, slagerijen, viswinkels en koffie- en theewinkels, de behoefte om naast de verkoop van levensmiddelen ook kleinschalige horecaactiviteiten uit te oefenen, vaak inclusief een klein terras. Op grond van de huidige APV zijn bepaalde horeca-activiteiten door winkels onder beperkende voorwaarden al vrijgesteld van vergunningplicht. Gezien het geringe overlastrisico dat winkels per definitie opleveren (o.a. vanwege de winkeltijden en het niet mogen schenken van alcoholhoudende drank) alsmede overige regelgeving (o.a. bij gebruik frituur: milieuregelgeving, bij terras: uitstalling- en terrassenbeleid) kan echter nog flexibeler worden omgegaan met dergelijke initiatieven. Hetzelfde geldt voor kleinschalige logiesverstrekkers, bijvoorbeeld bed and breakfast- instellingen. Ook deze (in Schiedam betrekkelijk nieuwe) horeca-activiteit heeft een zeer laag overlastrisico en als de inrichting voldoet aan alle overige wettelijke eisen, lijkt het niet noodzakelijk de exploitatie onder de vergunningplicht te laten vallen.
Bestemmingsplan Binnenstad 2003
Wat de vestigingsmogelijkheden in een bepaald gebied zijn, wordt in beginsel bepaald door het bestemmingsplan. Hierin wordt een integrale ruimtelijke afweging gemaakt van alle mogelijke en gewenste functies in een bepaald gebied. Binnen de contouren van het bestemmingsplan is vervolgens het horecabeleid bepalend ten aanzien van de gewenste ontwikkelingen. Bestemmingsplan en beleid stemmen niet op alle gebieden overeen. Uit de inventarisatie is naar voren gekomen dat met name voor wat betreft de ingebruikname van de eerste verdieping door een horecabedrijf op de begane grond in de binnenstad, alsmede voor wat betreft de vestiging van horecabedrijven (met name restaurants) langs de Lange Haven, er ruimhartig kan worden omgegaan met de vrijstellingsbepalingen uit het bestemmingsplan als het plan en het beleid niet overeenstemmen.
Ontwikkeling industriegebieden/bedrijventerreinen
Voor de industriegebieden is summier beleid ontwikkeld. Het is wenselijk om de bedrijventerreinen te benoemen en per deelgebied aan te geven wat de wenselijke ontwikkelingen zijn. Mede gezien het feit dat het merendeel van de bedrijventerreinen geherstructureerd wordt.
In het huidige horecabeleid is geen beleid opgenomen voor het deelgebied Schieveste. De Gemeente Schiedam is akkoord gegaan met de ontwikkeling van een Urban Entertainment Center (UEC) op Schieveste (fase 5). Voor het gebied Schieveste moet qua horeca aangehaakt worden bij de planontwikkeling voor dit gebied.
Overigens heeft de horecabranche aangegeven dat zij negatief staan tegenover de ontwikkelingen van een UEC. Daarbij wordt aangegeven dat de spoeling al dun is voor de horeca-ondernemers dus meer horeca niet wenselijk is. Positief wordt er wel gestaan tegenover horecavestiging op Schieveste die een aanvulling kunnen betekenen voor het centrum. Als voorbeeld wordt gegeven: Fast Food restaurant, hotel(s) of een speelautomatenhal e.d.
Beperkt aanbod nachthoreca in Noord
Het concentreren van nachthoreca in het centrum heeft een aantal voordelen, maar door het beperkt aanbod van nachthoreca wordt niet voorzien in de behoefte van een groot aantal jongeren die ’s nachts langer uit willen gaan. Met name in Noord (Kethel, Spaland, Woudhoek en Groenoord) is er voor de circa 3000 jongeren weinig horeca- aanbod. Hierdoor wordt inperking van overlastgevend gedrag bemoeilijkt. Uit overleg over de overlast in Noord, komt de suggestie om met sluitingstijden in te spelen op de situatie op straat.
In de periode van 1 oktober 2005 tot 1 april 2006 is in samenwerking met de gemeente Rotterdam het afkoeluur beproefd voor horecabedrijven in de binnenstad. Deze proef is gehouden om te onderzoeken of de geleidelijke uitloop van bezoekers een positief gevolg heeft voor de woon- en leefsituatie, de ondernemer het gastheerschap beter kan uitvoeren en het afkoeluur handhaafbaar is. Hiervoor zijn de reguliere sluitingstijden (zondag tot en met donderdag: 01.00 uur, vrijdag en zaterdag: 02.00 uur) met één uur verruimd (zondag tot en met donderdag: tot 02.00 uur, vrijdag en zaterdag: tot 03.00 uur), onder de voorwaarden dat er geen drank meer geschonken wordt, geen nieuwe bezoekers mogen worden toegelaten, de muziek uit staat en de verlichting aan is. Uit de evaluatie is gebleken dat de proef in de eerste plaats door de horecabranche als positief is ervaren. Zij zijn beter in staat om hun gastheerschap vorm te geven. Verder heeft de proef een lichte positieve invloed gehad op de openbare orde en veiligheid. Dit had te maken met de geleidelijke uitloop van bezoekers waardoor er niet ineens groepen horecabezoekers buiten op straat staan. Opgemerkt dient te worden dat er geen verschillen naar voren zijn gekomen met één uur (proef Schiedam) of een half uur uitlooptijd (proef Rotterdam). Achteraf heeft de horecabranche toegegeven dat één uur uitlooptijd een goede keuze is. Zij waren daar in het begin sceptisch over. Omdat de proef als positief is ervaren kan het afkoeluur in het reguliere beleid opgenomen worden voor de binnenstad. Het afkoeluur is niet beproefd in woonwijken. Er is een duidelijke keus gemaakt om de woon- en leefsituatie in woonwijken te beschermen en het niet wenselijk is dat bezoekers van horecabedrijven om 02.00 uur doordeweeks en om 03.00 uur op vrijdag en zaterdag in de woonwijken rondlopen.
Leges m.b.t. benodigde vergunningen
Door Koninklijk Horeca Nederland, afdeling Schiedam is het verzoek gedaan de legeskosten verdergaand te differentiëren. Met name de legeskosten met betrekking het bijschrijven van leidinggevende op de Drank- en Horecawetvergunning. De procedure zoals die nu moet worden gevolgd met betrekking tot de Drank- en Horecawet geeft veel administratieve last en kosten.
In het kader van de verbetering dienstbaarheid en servicegerichtheid en preventief optreden, wordt er naast de informatie die al wordt verstrekt via de Stadswinkel het gemeentelijk informatiepunt, de gemeentelijke website, het regulier horecaoverleg met Koninklijk Horeca Nederland, afdeling Schiedam, een nieuwsbrief voor de horecaondernemers opgesteld die drie maal per jaar uitkomt.
Ook coffeeshops worden beschouwd als horecabedrijven (APV-definitie).
Op 27 oktober 1997 is door de gemeenteraad de beleidsnota Coffeeshopbeleid Schiedam vastgesteld. Dit beleid is op 1 februari 1998 in werking getreden. De beleidsnota Coffeeshop Schiedam is in 2000 geëvalueerd en heeft geleid tot het volgende aanvullend beleid:
Ten aanzien van de vestiging van een coffeeshop op een nieuwe locatie, wordt een afstandscriterium van 200 meter ingevoerd, zowel tussen coffeeshops onderling, als tussen coffeeshops en scholen, andere jeugd- en jongereninstellingen en centra voor verslavingszorg.
Op het ogenblik zijn er vier coffeeshops in Schiedam, waarvan op basis van het aanvullende beleid de coffeeshop gevestigd aan de Rotterdamsedijk 266a niet voldeed aan het gestelde afstandcriterium van 200 meter tussen een coffeeshop en een school. Deze coffeeshop is echter onlangs verhuisd waardoor deze nu ook voldoet aan de gestelde criteria in het coffeeshopbeleid.
Sinds de invoering van het horecabeleid in 2004 is de capaciteit en de bevoegdheden op het gebied van toezicht op horecabedrijven toegenomen. De lichtblauwe brigade is qua capaciteit gegroeid en de politie heeft de toezichthoudende taak voor de horeca terug. Dit heeft positieve consequenties voor de handhavingcapaciteit.
Hoofdstuk 3: Ontwikkelingsvisie
De oorspronkelijke ontwikkelingsvisie op de Schiedamse horeca is als volgt verwoord:
‘Het bereiken van een goede balans tussen horeca als belangrijke economische functie en het bewaken van de woon- en leefsituatie, zodat negatieve effecten van de horeca worden voorkomen.’
Onder het begrip horecabedrijf wordt volgens de APV verstaan:
‘De voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt’.
De strategie om voornoemde balans te bereiken komt in grote lijnen neer op het consolideren van horeca in alle woonwijken (geen nieuwe bedrijven toegestaan, geen uitbreidingsmogelijkheden voor bestaande bedrijven) en het aangeven van de (on-)wenselijkheid van de verschillende typen horecabedrijven voor het centrum. Met betrekking tot het centrum is hiervoor grotendeels aangesloten bij het advies van het bureau Seinpost, ‘Schiedam Binnenstad, de omloop binnenstebuiten’ uit juni 2000, dat integraal in de nota is opgenomen. In dit advies is met name voor de zogenoemde ‘Grote Omloop’ rekening gehouden met toenmalige ruimtelijke en maatschappelijke ontwikkelingen, zoals bijvoorbeeld de vestiging van een tweede Arsenaal van Jan des Bouvrie aan de Korte Haven. In de nota zijn hierop voor de binnenstad, naar aanleiding van latere ontwikkelingen zoals de herinrichting van het Land van Belofte enkele nadere wenselijkheden geformuleerd.
In de oorspronkelijke beleidsvisie op de ontwikkeling van de Schiedamse horeca wordt dus met name de nadruk gelegd op het voorkómen van aantasting van de woon- en leefsituatie, alsmede op de economische aspecten van de horeca. Gezien de diverse nieuwe ruimtelijke en sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen en het aantrekken van de economie met als gevolg een grotere en bredere vraag naar horeca door inwoners, ondernemers en bezoekers van Schiedam, is ervoor gekozen om het sociaalrecreatieve aspect van horeca nadrukkelijker in de beleidsvisie op de Schiedamse horeca te betrekken. Er moet meer mogelijk zijn, met name voor horeca die aansluit of past bij de nieuwe ontwikkelingen. Om overlast te voorkomen en om te zorgen dat het woon- en leefgenot in de stad gewaarborgd is wordt daarbij de handhaving meer geconcretiseerd. Het volledig operationeel zijn van het gemeentelijke toezichthoudersapparaat alsmede de hernieuwde toezichthoudende functie van de politie sluit hierbij aan. Uiteindelijk doel is een sfeervolle stad te creëren waarbij een aantrekkelijk klimaat voor zowel inwoners, toeristen als horecaondernemers ontstaat en waarbij het woon- en leefgenot gewaarborgd blijft en de belasting/overlast door horecabedrijven voor de omgeving en omwonenden tot een minimum beperkt blijft.
Deze doelstelling kan worden bereikt door het inzetten van de volgende strategische middelen:
Deregulering: minder regels voor horecabedrijven opwerpen door regelgeving specifieker te richten op zaken die daadwerkelijk gereguleerd moeten worden (voorbeeld: regelgeving meer richten op potentieel overlastgevende horecabedrijven). Verder de te doorlopen vergunningenprocedures vereenvoudigen en stroomlijnen (bijvoorbeeld door digitalisering en verdere uitbouw van het 1-loket principe);
Hoofdstuk 4: Nieuwe regelgeving
Op horecabedrijven is een veelheid aan (vaak complexe) wettelijke voorschriften van toepassing. Deze wettelijke voorschriften worden gesteld in het belang van de openbare orde en veiligheid, de ruimtelijke ordening en het milieu en op grond van overwegingen van sociaalhygiënische en sociaal-economische aard. Het betreft wettelijke regelingen van zowel rijk als gemeente. De uitvoering van deze wettelijke regelingen is neergelegd bij verschillende instanties. Hierna wordt kort ingegaan op de gemeentelijke regelgeving die van toepassing is op de horeca.
In de bestemmingsplannen wordt een integrale ruimtelijke afweging gemaakt van alle mogelijke en gewenste functies in een bepaald gebied. Binnen de contouren van het bestemmingsplan is vervolgens de horecanota bepalend ten aanzien van de gewenste ontwikkeling van de horeca. Dit houdt in dat het bestemmingsplan te allen tijde bepalend is of een horecabedrijf op een bepaalde locatie al of niet is toegestaan. Daarna wordt het juridische kader gevormd door het horecabeleid (beleid van de raad, het college en de burgemeester), het bepaalde in de Algemene Plaatselijke Verordening Schiedam 2005 (verder APV) met de bijbehorende nadere regels en aanwijzingsbesluiten, de Burgemeestersinstructie, de Bouwverordening, de Brandveiligheidsverordening. In paragraaf 2 van de nota horecabeleid Schiedam (2004) is voor de toelating en regulering van de horeca het juridische kader beknopt weergegeven.
Het herziene horecabeleid geeft invulling aan deregulering door middel van administratieve lastenverlichting en flexibilisering. Doel is het vereenvoudigen van regelgeving, schrappen van overbodige regels en (waar mogelijk) het vervangen van een vergunningstelsel door algemene regels en dit alles zonder kwaliteitsverlies. De wens is om een grote groep horecabedrijven en horeca-activiteiten vrij te stellen van vergunningplicht en te laten vallen onder algemene regels. Dit impliceert dat horecaondernemers zich moeten houden aan de algemeen gestelde regels in de APV en geen vergunning meer hoeven aan te vragen.
Dit beleid heeft als gevolg dat de horecaondernemers een grotere eigen verantwoordelijkheid krijgen. Hierdoor zal een grotere inspanning van de gemeente op het gebied van toezicht en handhaving plaats gaan vinden.
Voorts kunnen toezicht en de handhaving meer toegespitst worden op de echte overlastgevende horecacategorieën waar beheersmatig meer grip komt.
Tegelijkertijd met het herzien van het horecabeleid is een handhavingsarrangement opgesteld dat door het college wordt vastgesteld. In het handhavingsarrangement is voor een ieder te lezen welke sancties volgen wanneer exploitanten en houders van horecabedrijven zich niet houden aan de gestelde regels in de APV en/of in de exploitatievergunning en de Drank- en horecawetvergunning. Dit handhavingsarrangement is onontbeerlijk bij de inzet van het herziene beleid. In hoofdstuk 7 wordt hier verder op ingegaan.
Hierna wordt inzicht gegeven in de wijzigingen met betrekking tot de Nota horecabeleid 2004 en de daaruit voortvloeiende APV aanpassingen.
Vergroten categorie vergunningvrije horecabedrijven
Het doel van de exploitatievergunning is het voorkómen van gevaar voor de openbare orde en/of van ontoelaatbare nadelige beïnvloeding van de woon- en leefsituatie in de omgeving van een horecabedrijf door de aanwezigheid van dat horecabedrijf. Bepaalde horeca- activiteiten zijn met het oog hierop, vanwege een laag overlastrisico, reeds vrijgesteld van vergunningplicht (artikel 2.3.3 van de APV), zoals horeca-exploitatie die ondergeschikt is aan de hoofdfunctie van een bedrijf of instelling (horeca in winkels, verzorgingshuizen, ziekenhuizen, musea, crematoria e.d.) en kleinschalige, niet commerciële horeca-activiteiten in verenigingen of stichtingen. Voor dergelijke bedrijven en activiteiten gelden alleen de algemeen verbindende voorwaarden en verboden uit de APV.
Uit de praktijk blijkt dat er meerdere categorieën horecabedrijven en -activiteiten zijn die in de regel geen overlast veroorzaken en waarbij regulering via een vergunning niet noodzakelijk is. Hierbij valt te denken aan de volgende categorieën horecabedrijven en -activiteiten:
Horeca in niet-commerciële sport- en recreatiekantines;
Door de ligging en/of het karakter van sport- en recreatiekantines wordt er veelal geen overlast van deze horeca-activiteiten ondervonden. Vaak wordt niet in de directe omgeving gewoond. Het merendeel van de sportverenigingen beschikt daarbij over voldoende parkeergelegenheid. Gezien de genoemde omstandigheden ontbreekt de noodzaak om te reguleren middels een exploitatievergunning en kan worden volstaan met de algemene regels gesteld in de APV. Sport- en recreatieverenigingen die zich niet aan deze algemene regels houden worden op een zelfde wijze gehandhaafd als vergunningplichtige horecabedrijven. Hierop is het handhavingsarrangement van toepassing. Daarnaast blijven alcoholschenkende sport- en recreatieverenigingen en - stichtingen vergunningplichtig op grond van de Drank en Horecawet. De toetsing op actualiteit van de rechtsvorm, bedrijfsvoering, antecedenten en moraliteitseisen blijft hiermee voor deze instellingen gewaarborgd. Het motief daarbij is - anders dan voorheen bij de APV - in eerste instantie gericht op sociaal hygiënische aspecten en volksgezondheid, en in mindere mate op openbare orde en veiligheid. Voor zover deze bedrijven wel alcoholhoudende dranken verstrekken, heeft de Drank- en Horecawet voldoende raakvlakken om ook ten aanzien van de openbare orde de doeltreffende maatregelen te nemen. Sportkantines mogen overigens op grond van artikel 2.3.13 APV géén sterke drank schenken.
Horeca-activiteiten in commerciële sport- en recreatieclubs, voor zover uitsluitend ondersteunend (dus gericht op de gebruikers van de hoofdfunctie), waarbij geen alcoholhoudende dranken worden geschonken, zijn qua karakter vergelijkbaar met ondergeschikte horeca zoals eerder benoemd. Ook deze categorie kan daarom vrijgesteld worden van vergunningplicht.
Winkelondersteunende horeca en kleine terrassen;
Het schenken van alcoholhoudende dranken en/of nachtelijke sluitingstijden leveren voor reguliere horeca overlastrisico op. Horeca-activiteiten gericht op winkelend publiek (exploitatie tussen 07.00 uur en 22.00 uur), waarbij geen alcoholhoudende dranken worden geschonken leveren vrijwel geen risico op overlast. Om deze reden worden winkelondersteunde horecabedrijven die aan deze voorwaarden voldoen, alsmede winkels als bedoeld in de Winkeltijdenwet, waarin het verkopen van etens- en/of drinkwaren mede tot de hoofdactiviteiten van de bedrijfsvoering behoort, vrijgesteld van vergunningplicht. Bovendien is het dergelijke bedrijven onder voorwaarden (plaatsing direct aan de voorgevel van het bedrijfspand, maximaal 2 tafels (van 1mx1m) en 4 stoelen/zitplaatsen) toegestaan een klein terras te exploiteren. Vanwege de kleinschaligheid, exploitatie-uren en het niet schenken
van alcohol is ook hiervoor regulering via een exploitatievergunning niet noodzakelijk.
Logiesverstrekkers: hotels, pensions en bed and breakfast-instellingen;
Bed and breakfast is het op kleine schaal verschaffen van logies voor een korte periode in verband met een kort verblijf ten behoeve van toeristische en/of recreatieve doeleinden. Vanwege de vorm en schaalgrootte is deze activiteit vergelijkbaar met regulier wonen. Regulering via een exploitatievergunning is daarom niet noodzakelijk. Het verschaffen/verstrekken van logies in hotels en pensions, alsmede de ondersteunende horeca-activiteiten (verstrekken van maaltijden en - eventueel alcoholhoudende - drinkwaren) zijn qua karakter vergelijkbaar met ondergeschikte horeca zoals eerder benoemd. Bij de ruimtelijke overwegingen die voorafgaan aan het bestemmen van panden voor grootschaliger logiesverstrekking wordt bovendien rekening gehouden met zaken als parkeerdruk. Ook deze categorie kan daarom vrijgesteld worden van exploitatievergunningplicht.
Bovenstaande categorieën horecabedrijven zijn niet langer exploitatievergunningplichtig. Dit neemt niet weg dat het beleid per deelgebied (zie hoofdstuk 5) ook voor deze categorieën geldt, voor zover aangegeven. De algemene regels voor horecabedrijven uit de APV blijven/zijn ook van toepassing op deze bedrijven, evenals het handhavingsarrangement.
Aanvullende regels met betrekking tot terrassen
Alle terrassen vallen onder de algemene regels zoals gesteld in artikel 2.3.8 van de APV. Daarbij geldt de verplichting aan de exploitant om het terras onmiddellijk te verwijderen en inpandig op te slaan indien dat voor het uitvoeren van openbare werken of om enigerlei andere reden, waaronder bijvoorbeeld indien een vergunning is verleend voor een evenement dat (deels) plaatsvindt op de betreffende locatie, voor de duur van dat evenement en de periode benodigd voor op- en afbouw. Verder is de exploitant van het horecabedrijf verplicht te zorgen dat dagelijks, uiterlijk een uur na sluiting van het horecabedrijf, maar ook op eerste aanzegging van een toezichthouder die krachtens zijn functie van zijn bevoegdheden gebruik maakt, in de nabijheid van het terras op de weg achtergebleven stoffen of voorwerpen, voor zover kennelijk uit of van dat terras afkomstig, worden verwijderd.
Geldigheidsduur exploitatievergunning
Voordat de nota horecabeleid 2004 was vastgesteld bleek uit de gemeentelijke administratie m.b.t. de vergunningverlening dat er een ongewenste situatie was ontstaan ten aanzien van de verleende vergunning voor onbepaalde tijd. Er zijn ongeveer 300 horecabedrijven die over een exploitatievergunning beschikken. Na de vergunningverlening bleek er nauwelijks nog contact te zijn met de ondernemers. Dit had mede te maken met het feit dat de horecabranche niet georganiseerd was en de gemeente geen aanspreekpunt had. Voorts kon er geen invulling worden gegeven om de horecabedrijven periodiek te controleren. Indertijd werd er gewerkt via een piepsysteem. Als het signaal werd ontvangen dat er overlast werd ondervonden van een horecabedrijf werd het horecabedrijf gecontroleerd door de politie. Horecabedrijven die geen merkbare overlast veroorzaakten hadden geen prioriteit bij controleurs. Daardoor kon de ongewenste situatie ontstaan dat een horecabedrijf niet in overeenstemming was met de vergunningvoorschriften. Daarom is gekozen om aan een exploitatievergunning een geldigheidsduur te verbinden van 5 jaar, waardoor met een zekere regelmaat de exploitatievergunningen kunnen worden ververst. In 2009 zou de eerste grote verversingsronde van exploitatievergunningen plaats gaan vinden. Na de vaststelling van de nota horecabeleid Schiedam is er veel veranderd. Deregulering is hoog op de politieke agenda gezet. Meer categorieën horecabedrijven zijn vrijgesteld van vergunningplicht. Inmiddels beschikt de gemeente naast de politie over gemeentelijke toezichthouders (de Lichtblauwe Brigade) die belast zijn met het uitvoeren van toezicht en handhaving van de horeca en alle horecabedrijven periodiek controleren. De horecabranche raakt daarbij steeds meer georganiseerd: de afdeling Schiedam van Koninklijk Horeca Nederland is een belangrijk aanspreekpunt voor de gemeente. Met het bestuur van deze afdeling wordt op reguliere basis overlegd over diverse horeca-aangelegenheden. Verder is en wordt de communicatie verbeterd richting horecabranche middels informatieverstrekking via de gemeentelijke website en nieuwsbrieven aan horecaondernemers.
Gezien het bovenstaande is het niet meer noodzakelijk de exploitatievergunning eens per vijf jaar te ‘verversen’. De bepaling hieromtrent uit de eerste nota horecabeleid komt daarom te vervallen, wat betekent dat vanaf de vaststelling van deze herziene nota de geldigheidsduur van exploitatievergunningen (bestaande én nieuwe) niet meer beperkt is. Dit betekent een aanzienlijke lastverlichting voor zowel horecaondernemers als de gemeente.
Overigens geldt bovenstaande niet voor exploitatievergunningen voor coffeeshops. De geldigheidsduur hiervan is apart geregeld in het Schiedamse coffeeshopbeleid.
Openingstijden en ontheffingen sluitingstijd
In artikel 2.3.9 van de APV zijn de maximaal toegestane openings- en sluitingstijden voor horecabedrijven opgenomen. De tijden zijn als volgt:
Voor maximaal 12 door het college vooraf vastgestelde collectieve festiviteiten kan de burgemeester de sluitingstijden verruimen. Door de horecabranche is aangegeven dat naast de collectieve festiviteiten behoefte bestaat aan een individuele ontheffingsmogelijkheid. Besloten is deze te bieden voor maximaal 5 gelegenheden van bijzondere aard.
Gelegenheden van bijzondere aard en de ontheffing te koppelen aan een incidentele festiviteit (waar in het kader van het voorbrengen van meer geluid melding van dient te worden gemaakt). In het kader van een eenduidig beleid wordt de ontheffingsmogelijkheid gelijkgesteld met die voor collectieve festiviteiten. Dit betekent dat een horecabedrijf in de binnenstad op vrijdag en zaterdag tot 04.00 uur geopend mag blijven en van zondag tot en met donderdag tot 03.00 uur en dat een horecabedrijf buiten de binnenstad op vrijdag en zaterdag tot 03.00 uur geopend mag zijn. In geval een ontheffing is verleend kan geen gebruik worden gemaakt van het afkoeluur.
Een verzoek om ontheffing van de maximale sluitingstijd dient uiterlijk twee weken voor de festiviteit te worden aangevraagd bij de burgemeester. Het verzoek wordt om advies voorgelegd aan politie en Lichtblauwe brigade. De adviezen, alsmede bij de gemeente bekende gegevens (klachten, incidenten, woon/leefsituatie) worden afgewogen in de beoordeling om een ontheffingsverzoek.
(Procedure omtrent verlaat sluitingsuur P)
(Procedure omtrent verlaat sluitingsuur wordt gewijzigd n.a.v. amendement)
De individuele ontheffingsmogelijkheid wordt op grond van de in artikel 2.3.9. lid 4 onder e van de APV mogelijk gemaakt.
Horecaconcentratiegebied II (Land van Belofte): vervallen nachtontheffingen Vanwege het verdwijnen van het nachthorecabedrijf aan het Land van Belofte, het gebrek aan belangstelling voor de tweede nachtontheffingsmogelijkheid en de nieuwe inrichting van het gebied (grootschalige nieuwbouw, herinrichting plein), alsmede vanwege de wenselijkheid de nachthoreca meer te concentreren (in gebied I) is het niet meer wenselijk dat zich in dit gebied nachthorecabedrijven vestigen. De nachtontheffingsmogelijkheden voor horecaconcentratiegebied II worden daarom geschrapt.
Horecaconcentratiegebied I (Koemarkt): verruiming aantal ontheffingen
In dit gebied bevinden zich sinds 2004 twee horecabedrijven met een nachtontheffing. Mede vanwege het vervallen van de nachtontheffingen in gebied II, maar ook vanwege de wenselijkheid de nachthoreca te concentreren, wordt het aantal mogelijke nachtontheffingen hier uitgebreid. De voordelen en redenen om de nachthoreca te concentreren in het gebied Koemarkt / begin Broersvest zijn onder meer:
De panden Broersvest 1 tot en met Broersvest 13 komen in aanmerking voor een nachtontheffing. De kiosken op de Koemarkt zijn uitgesloten van deze mogelijkheid.
In de betreffende panden bevinden zich momenteel vijf horecabedrijven, waarvan twee reeds in bezit zijn van een nachtontheffing.
Nachtontheffing buiten horecaconcentratiegebied
Uit de evaluatie is naar voren gekomen dat het niet wenselijk (meer) is de grillroom gevestigd in het pand Hoogstraat 146 nog langer onder het geformuleerde uitsterfbeleid te laten vallen, omdat van dit bedrijf geen overlast wordt ondervonden en zich nog maar één grillroom met een nachtontheffing in Schiedam bevindt. Hierop wordt het beleid als volgt aangepast: een grillroom of een vergelijkbare exploitatievorm aan de Hoogstraat 146 valt niet meer onder het uitsterfbeleid. Dit beleid geldt alleen voor het vestigen van een horecabedrijf vallend onder de categorie grillroom of een vergelijkbare exploitatievorm en niet voor horecacategorieën waar alcohol wordt geschonken. Dit impliceert dat bij wijziging van exploitatievorm (karakterwijziging) de nachtontheffingsmogelijkheid vervalt.
Naar aanleiding van de positieve beproeving van het afkoeluur wordt het in het reguliere beleid opgenomen.
Het afkoeluur is niet van toepassing voor horecabedrijven gevestigd in
woonwijken. Er is een duidelijke keus gemaakt om de woon- en leefsituatie in woonwijken te beschermen en het niet wenselijk is dat bezoekers van horecabedrijven om 02.00 uur doordeweeks en om 03.00 uur op vrijdag en zaterdag in de woonwijken rondlopen. Tevens is de noodzaak van een geleidelijke uitloop ook niet aanwezig. De horecabedrijven zijn meer verspreid over een wijk waardoor geen sprake is van grote groepen mensen die tegelijkertijd huiswaarts keren.
Om te voorkomen dat de afkoelperiode gebruik gaat worden voor uitbreiding van de reguliere vastgestelde openings- en sluitingstijden (zondag t/m donderdag 01.00 uur en tot 02.00 uur op vrijdag en zaterdag) zijn aan het afkoeluur strikte voorwaarden verbonden.
De reguliere sluitingstijden (zondag tot en met donderdag: 01.00 uur, vrijdag en zaterdag: 02.00 uur) worden op grond van artikel 2.3.9. lid 5 van de APV, in het in het belang van de openbare orde en het woon- en leefklimaat, met één uur verruimd (zondag tot en met donderdag: tot 02.00 uur, vrijdag en zaterdag: tot 03.00 uur) voor de binnenstad, onder de hierna gestelde voorwaarden:
De verruiming van de openingstijd geldt voor horecabedrijven die beschikken over een vergunning op grond van artikel 3 van de Drank- en Horecawet, sluitingstijden hebben van 01.00 uur van zondag t/m donderdag en 02.00 uur op vrijdag en zaterdag én gelegen zijn in de binnenstad (het gebied omsloten door de Broersvest, de Koemarkt, water van de Buitenhaven, water van de Nieuwe Haven, water van de Noordvestgracht, het water van de Schie het Overschieseplein, de Emmastraat, de Singel en het Emmaplein);
Het afkoeluur kan zonder problemen worden voortgezet mits de horecaondernemers zich houden aan de bovengenoemde voorwaarden. Vooralsnog is de politie in hoofdzaak belast op het toezien op de naleving van de openingstijden (er is nog geen 24 uurs gemeentelijk toezicht door de LBB) en aan de afkoelperiode gerelateerde afspraken. Hiervoor is een handhavingprotocol opgesteld. Met behulp van checklist kan de politie de horecabedrijven op de voorwaarden controleren. Horecaondernemers die zich niet aan het afkoeluur houden worden middels het gestelde in het handhavingsarrangement horeca gehandhaafd.
Bij verlening van een exploitatievergunning worden één of meer door of namens de burgemeester gewaarmerkte raamkaarten afgegeven, waarop in ieder geval de naam van de exploitant en van de houder(s) van het horecabedrijf en de openings- en sluitingstijden van het horecabedrijf (inclusief eventuele terrastijden) zijn aangegeven, alsmede de datum vanaf welke de exploitatievergunning geldig is. Een raamkaart dient bij iedere voor bezoekers bestemde ingang van het horecabedrijf te zijn aangebracht op zodanige wijze dat van buitenaf daarvan gemakkelijk kan worden kennisgenomen. Het is verboden een horecabedrijf voor bezoekers geopend te hebben of daarin bezoekers toe te laten zonder dat bij iedere voor bezoekers bestemde ingang een raamkaart is aangebracht.
Hoofdstuk 5: Beschrijving beleid per deelgebied
Per deelgebied is, uitgaande van ruimtelijke en sociale ontwikkelingen alsmede geuite wenselijkheid, nagegaan aan welk type horeca behoefte is of zou kunnen zijn en voor welk type horeca deelgebieden geschikt zijn. In dit hoofdstuk wordt het beleid per deelgebied besproken. De samenvattende tabel met alle mogelijkheden die in Schiedam op horecagebied zijn is in dit hoofdstuk opgenomen. In bijlage 2 zijn plattegronden van de verschillende deelgebieden opgenomen met alle bestaande horecapanden voor zover bekend per 1 januari 2008 en alle ontwikkelingsgebieden voor nieuwe horecavestigingen (aangegeven met kleuren per categorie).
Onderstaande tabel bevat naar primair type horeca-activiteit een categorisering van horecabedrijven. In de tabel is ook de bijbehorende kleur voor de plattegronden in de bijlagen opgenomen.
In bijlage 1 is een lijst opgenomen van alle panden in Schiedam waar horecabedrijven (en bedrijven die horeca-activiteiten ondernemen) werden geëxploiteerd of in oprichting waren, dan wel tijdelijk (in afwachting van overname) niet werden geëxploiteerd op de peildatum 1 januari 2008, met bijbehorende categorisering. Deze bedrijven worden aangemerkt als bestaande horecabedrijven. Ongewijzigde overnames zijn voor deze bedrijven in principe altijd mogelijk. Er geldt voor geen enkele wijk of horecacategorie meer een uitsterfbeleid. Wel geldt voor horecabedrijven uit categorie B in de woonwijken, dat indien de concentratie van deze categorie in de woonwijken groter of gelijk is aan 3 vestigingen binnen een straal van 200 meter, gerekend vanaf één bepaald horecabedrijf, het wenselijk is dat in geval van het stoppen ná of het reeds gestopt zijn vóór de peildatum van de exploitatie van dat bedrijf hier een lichtere categorie voor in de plaats komt.
De eerste 4 categorieën horecabedrijven A, B, C en D lopen af in overlastrisico. Ongeacht het beleid per deelgebied geldt voor deze categorieën bestaande bedrijven dat ook een lichtere horecacategorie is toegestaan (in een voormalig café - categorie B - kan bijvoorbeeld ook een restaurant of winkelondersteunend horecabedrijf gevestigd worden).
Bestaande bedrijven buiten de kleurzones/ontwikkelingsgebieden kunnen niet verzwaren qua categorie, maar wel kan een aanvraag ingediend worden voor uitbreiding van openingstijden. Bestaande horecabedrijven zullen in principe niet meer beperkt worden binnen de toegestane maximale openings- en sluitingstijden uit de APV (ook met betrekking tot een eventueel terras), tenzij sprake is van een uitzonderlijke overlastsituatie. Uitbreiding van de oppervlakte van een bestaande horeca-inrichting (inclusief met/van een terras) in de woonwijken is mogelijk bij drie categorieën bedrijven, namelijk C, D en G (restaurants, winkelondersteunende horeca en sport- en recreatiekantines), mits de woon- en leefsituatie niet onder druk staat. Uitbreiding van oppervlakte van een bestaande horeca-inrichting (inclusief met/van een terras) in de binnenstad is in principe voor alle bedrijfscategorieën mogelijk (behalve coffeeshops), mits de woon- en leefsituatie niet onder druk staat.
Voor wat betreft nieuwe horecavestigingen (=vestiging in een pand dat niet op voornoemde lijst voorkomt) wordt uitgegaan van ‘positief bestemmen’. Er wordt dus aangegeven waar iets wél kan. In de tabel op pagina 24 en de bijbehorende plattegronden in bijlage 2 is het beleid per deelgebied uitgeschreven, respectievelijk gevisualiseerd met gekleurde (stippel-)lijnen voor de categorieën A, B, C, D en E. ‘Onbeperkt’ in de tabel betekent, dat vestiging van het betreffende type bedrijf is toegestaan zonder beperkingen. Op de plattegrond is dit aangegeven met een gesloten lijn. ‘Beperkt’ in de tabel betekent, dat vestiging van de betreffende categorie bedrijven is toegestaan, waarbij beperkingen gelden voor wat betreft aantal of specifiek karakter van de categorie horecabedrijf. Bij het toestaan van categorie B (drankverstrekkers) geldt bijvoorbeeld voor alle deelgebieden de eis dat dit alleen grandcafés mogen zijn (en daarmee, dat nieuwvestiging van een ‘bruin’ buurtcafé of Turks koffiehuis niet is toegestaan).
Als een straat of gebied niet wordt genoemd in de beschrijvingen en in de tabel of gekleurd is op de bijbehorende plattegrond, dan zijn geen nieuwe
Vanwege het specifieke karakter van de laatste vier categorieën F, G, H en I gelden hiervoor algemene regels. Voor categorie F (commerciële horeca bij zalen en sportcentra) geldt: geen verdere uitbreiding (wat er is kan blijven, geen nieuwe vestigingen, geen uitbreiding van bestaande vestigingen). Een uitzondering hierop geldt voor de wijk Noord (zie uitleg deelgebied Noord). Voor categorie H (coffeeshops) geldt: geen nieuwe vestigingen mogelijk (maximaal aantal volgens ‘voortgang coffeeshopbeleid 2000’ van 4 is reeds aanwezig), verhuizing van bestaande vestigingen naar bedrijventerreinen is ongewenst, verhuizing naar andere locaties wordt beoordeeld op de gebruikelijke toetsgronden (woon- en leefsituatie, afstandscriterium). Voor categorieën G en I (niet-commerciële horeca bij sport- en recreatieverenigingen en logiesverstrekkers) geldt: nieuwe vestigingen zijn in principe altijd mogelijk, mits aan bepaalde voorwaarden en geldende wet- en regelgeving wordt voldaan (bijvoorbeeld dat een kantine altijd bij een sport- of recreatievereniging dient te behoren of dat een hotel slechts kan worden geëxploiteerd in een gebouw dat voldoet aan de daarvoor geldende eisen, zoals brandveiligheidseisen).
Het centrum van Schiedam heeft diverse prominente functies. Naast centrumbewoners trekt het centrum vanwege de vele winkels, horecabedrijven en bezienswaardigheden Schiedammers uit de overige wijken van de stad, bewoners van buurgemeenten en toeristen. In het centrum zijn voor wat betreft horeca al verschillende thema- en concentratiegebieden aan te merken (waarvan twee officieel in bestemmingsplan en APV zijn opgenomen, namelijk de horecaconcentratiegebieden Land van Belofte en Koemarkt). Het herziene beleid bestaat grotendeels uit versterking van deze functies en in mindere mate uit de concentratie ervan.
Met het oog op concentratie van de nachthorecafunctie en de daarbij benodigde handhavingsinzet worden in het gebied Koemarkt/Broersvest (tot en met huisnummer 13), mede vanwege de reeds aanwezige nachthorecazaken en de relatief beperkte overlast die hieruit voortvloeit, alsmede de goede bereikbaarheid, voor alle panden nachtontheffingen mogelijk. Of de ontheffing daadwerkelijk wordt gegeven hangt hierbij af van het te overleggen exploitatieplan. Overigens zijn voor dezelfde rij panden ook de categorieën B (alleen grandcafés), C en D onbeperkt toegestaan.
In het lifestylegebied (Hoogstraat noord en midden, diverse zijstraten) zijn vanwege het lifestylethema én de reeds bestaande situatie (met diverse horecacategorieën door elkaar) behalve winkelondersteunende bedrijven ook nieuwvestigingen van grandcafés en restaurants toegestaan, waarbij met het oog op de openbare orde (dus ook gelet op het beleid met betrekking tot wonen boven winkels) het aantal is gelimiteerd.
De Grote Markt (en omgeving) heeft op het moment van schrijven reeds een prominente rol waar het restaurants betreft. De Korte Dam herbergt al langere tijd een aantal restaurants. Om deze functie verder te versterken zijn restaurants in deze gebieden ongelimiteerd toegestaan, naast een beperkt aantal grandcafés.
Het Land van Belofte is een prominente locatie die zich bevindt op de wandelroute van station naar de binnenstad en ligt langs één van de belangrijkste verkeersaders van de stad (Broersvest). Naast ondersteunende horeca voor winkels en dienstverlening (kantoor ABN Amro) is deze locatie met name aan de zuidzijde bij uitstek geschikt voor (grand-)cafés met grote terrassen.
Schiedam Noord is een groot deelgebied waarin de hoofdfunctie wonen betreft. Op verschillende plekken in dit deelgebied zijn faciliterende centra, zoals het Hof van Spaland, winkelcentrum De Ketel (Borodinlaan) en de Contrabas (Laan van Bol’es), met winkels, supermarkten en horecabedrijven die vooral zijn gericht op bewoners van Noord. Om de faciliterende functie van deze centra verder te versterken wordt winkelondersteunende horeca daar ongelimiteerd toegestaan. Om dezelfde reden, maar met een beperking in aantal zijn in de betreffende gebieden ook restaurants en verstrekkers van kleine etenswaren toegestaan.
Het nieuwbouwproject Sveaparken is vrijwel voltooid. Ook in Sveaparken wordt een faciliterend gebied ingericht voor buurtbewoners. Aangezien in Sveaparken nog geen drankverstrekkers zijn gevestigd (in andere gebieden in Noord is dit wel het geval) worden daarom behalve categorie D en C ook een beperkt aantal categorie B horecabedrijven toegestaan.
Uit de inventarisatie van het horecabeleid is gebleken dat de vele jongeren die woonachtig zijn in Schiedam Noord uitgaansmogelijkheden missen en dientengevolge veel in buursteden uitgaan of ’s nachts in de wijk blijven hangen en hiermee overlast veroorzaken. In het centrum van Schiedam is met dit herziene beleid een ruimere invulling gegeven aan de mogelijkheden voor nachthoreca (vestigingsmogelijkheden voor een discotheek, uitbreiding van mogelijkheden voor nachtontheffing op de Koemarkt/Broersvest). Hiermee wordt qua mogelijkheden in de behoefte voorzien. De wijk Noord zelf leent zich niet voor vestiging van nachthoreca (geen geschikte locatie, overlastgevoelige buurt, mogelijk versterking van hangjongerenproblematiek). Wel wordt de mogelijkheid gegeven voor de vestiging van één extra horecabedrijf gericht op jongeren tussen 16 en 25 jaar, bijvoorbeeld een pool- en snookercentrum/café. Een aanvraag voor een dergelijk horecabedrijf zal worden getoetst aan de bepalingen gesteld in de APV met betrekking op de openbare orde en veiligheid.
Grote delen van de wijk Nieuwland zijn of worden op het moment van schrijven gesloopt om plaats te maken voor nieuwe woningen. Ook in Nieuwland zijn van oudsher gebieden aan te wijzen waar zich een grotere concentratie winkels en horecabedrijven bevindt. Op het Wibautplein, de Nolenslaan, een deel van de Parkweg en de ‘s Gravenlandseweg wordt ter versterking van de huidige winkelfunctie winkelondersteunende horeca ongelimiteerd toegestaan. Onder beperking van aantal worden hier ook nieuwe vestigingen van verstrekkers van kleine etenswaren toegestaan. Nieuwland ligt dichtbij het centrum. Om deze reden en vanwege de woonfunctie die Nieuwland hoofdzakelijk heeft zijn overige horecafuncties (met name cafés en restaurants) niet wenselijk.
De voornaamste functie in Schiedam West is wonen. In dit gebied zijn geen grote ruimtelijke of sociale veranderingen geweest sinds het van kracht worden van het horecabeleid. De aanwezige horecafuncties voorzien voor zover bekend grotendeels in de behoefte van de bewoners. Vanwege de faciliterende functie van het Rubensplein voor de buurt en met het oog op verband met de nabijheid van het bedrijventerrein Vijfsluizen wordt winkelondersteunende horeca op het plein ongelimiteerd toegestaan en wordt maximaal één nieuw restaurant toegestaan.
Vanwege de reeds aanwezige winkels en bedrijven en de ligging tegenover het verzorgingshuis Frankeland wordt op de Sint Liduinastraat tussen Nieuwe Haven en Warande winkelondersteunende horeca toegestaan. De afgelopen jaren hebben zich aan de Nieuwe Haven tussen Schoolstraat en Westerkade een aantal goedlopende restaurants gevestigd, gericht op het ‘hogere segment’ (zakelijke diners en partijen, gespecialiseerd visrestaurant). Om deze functie te versterken is de vestiging van restaurants hier ongelimiteerd
Ook in Schiedam Zuid is wonen de voornaamste functie en zijn geen grote ruimtelijke of sociale veranderingen geweest sinds het van kracht worden van het horecabeleid. De aanwezige horecafuncties voorzien voor zover bekend grotendeels in de behoefte van de bewoners. De faciliterende functie van de Groenelaan voor de buurt wordt verder versterkt door hier ongelimiteerd winkelondersteunende horeca toe te staan en beperkte uitbreiding van restaurants en snackverstrekkers. In verband met de toeristische route vanuit de Gorzen (aanlegplaats cruiseschepen, aanwezigheid distilleerderij en molen Nolet) wordt in het zuidelijke deel van de Hoofdstraat winkelondersteunende horeca ongelimiteerd toegestaan en nieuwvestiging van een beperkt aantal restaurants toegestaan.
Het overgrote deel van Schiedam Oost is woongebied. Aanwezige horecafuncties voorzien voor zover bekend grotendeels in de behoefte van de bewoners. In de woongebieden treden er daarom geen wijzigingen op. Belangrijke nieuwe ontwikkelingen in Schiedam Oost zijn de nieuwbouw rondom het Stationsplein en op Schieveste. Winkelondersteunende horeca wordt in deze gebieden ongelimiteerd toegestaan, alsmede een beperkte hoeveelheid grandcafés, restaurants en snackverstrekkers. Vanwege de ligging van Schieveste (snel bereikbaar, weinig omringende woningen) en de plannen voor dit gebied leent het zich voor nachthoreca in de vorm van een discotheek.
Het uitsterfbeleid met betrekking tot cafés op de Singel is met dit herziene beleid komen te vervallen. Reden hiervoor is allereerst dat de beoogde toegangsweg van station naar binnenstad is ‘verlegd’ naar de Overschiesestraat. Daarbij komt, dat de meeste cafépanden op de Singel zich niet lenen voor andere horeca, wat zou resulteren in leegstand bij staking van exploitatie, en dit is niet wenselijk. Bovendien hebben de aanwezige cafés de afgelopen jaren niet of nauwelijks voor overlast gezorgd, wat al met al een uitsterfbeleid niet langer meer opportuun maakt.
Industriegebieden en bedrijventerreinen
In de gebieden ’s Gravenlandsepolder en Vijfsluizen wordt nagenoeg niet gewoond. Er bevinden zich hoofdzakelijk dienstverlenende bedrijven van diverse grootte en enige industrie. De nieuwe invulling van het bedrijventerrein Vijfsluizen is afgerond. Waar voorheen de scheepswerf Wilton Feijenoord was gevestigd wordt nu een groot aantal dienstverlenende bedrijven geëxploiteerd. Het terrein ligt relatief ver van winkels of horecabedrijven. Om de werknemers te faciliteren is het toegestaan dat zich in dit gebied maximaal 2 nieuwe verstrekkers van kleine etenswaren vestigen met openingstijden tot maximaal 22.00 uur. Latere openingstijden zijn niet nodig omdat het terrein in de avonduren niet of nauwelijks meer bevolkt is. Vanwege de nabijheid van eet- en drinkgelegenheden op het Rubensplein en omgeving zijn cafés en restaurants in dit gebied niet noodzakelijk/wenselijk. Ook in de ’s Gravenlandsepolder wordt deze mogelijkheid gecreëerd. Er bevinden zich in deze buurt reeds een fastfoodrestaurant en enkele snack/lunchverstrekkers, maar vanwege de grootte van het gebied en het grote aantal bedrijven en werknemers is uitbreiding van categorie E (beperking ook tot 22.00 uur) toegestaan. Voor eventuele zakenlunches en dergelijke zijn restaurants en cafés op de ’s Gravenlandseweg en in het centrum voldoende nabijgelegen. Uitbreiding van deze categorieën in de industriegebieden is niet noodzakelijk/wenselijk.
Hoofdstuk 6: Procedure vergunningaanvragen
Ter uitvoering van de artikelen 2.3.3, 2.3.4 en 2.3.10 lid 3 van de APV zijn nadere regels gesteld inzake het toezicht op openbare inrichtingen (burgemeestersinstructie vastgesteld 16 mei 1996). Deze nadere regels hebben betrekking op de indiening van vergunningaanvragen (exploitatievergunningen) en de procedurebehandeling. De categorieën horecabedrijven die vrijgesteld zijn van vergunningplicht zijn bij de APV wijziging in 2004 opgenomen in artikel 2.3.3. van de APV en hiermee vervallen in de burgemeesterinstructie.
Deze burgemeestersinstructie is sterk verouderd en voldoet in zijn geheel niet meer aan de huidige situatie. In verband met de overzichtelijkheid is er voor gekozen de burgemeestersinstructie te laten vervallen en de resterende twee onderdelen m.b.t. de aanvraag vergunning en procedure
behandeling aanvragen in het beleid op te nemen.
De onderstaande beschrijving t.a.v aanvraag vergunning en de procedurebeschrijving ziet alleen op de aanvraag voor een exploitatievergunning op grond van artikel 2.3.2 van de APV. De procedure van de Drank- en horecawetvergunning is beschreven in de Drank- en Horecawet.
Voor het starten van een horecabedrijf wordt de nieuwe exploitant op voorhand geïnformeerd of de exploitatie van het horecabedrijf op grond van het bestemmingsplan is toegestaan en of deze in overeenstemming is met het horecabeleid, en of de exploitiewijze aan de gestelde eisen in de APV kan voldoen, bijvoorbeeld voor wat betreft de gevraagde openingstijden. Tevens wordt bekeken of de aanvraag valt onder de vrijstelling vergunningplicht, criteria hiervoor zijn opgenomen in artikel 2.3.3. van de APV. Deze vragen worden beantwoord door medewerkers van het Gemeentelijk Informatiepunt (GIP – 1-loketfunctie). Voorts worden de benodigde aanvraag en meldingsformulieren meegegeven aan de exploitant. Het aanvraagformulier is dusdanig ingericht dat de exploitant alleen dat gedeelte hoeft in te vullen dat van toepassing is. Voorts worden de hieronder vermelde bescheiden alleen gevraagd bij een gehele nieuwe aanvraag. Indien de huidige exploitant een aanvraag indient voor een wijziging van de exploitatievorm worden alleen die bescheiden gevraagd die van toepassing zijn.
De aanvrager dient bij een nieuwe aanvraag, indien van toepassing, in ieder geval de volgende bescheiden in te dienen:
In artikel 2.3.5 van de APV is bepaald dat de burgemeester beslist binnen 12 weken na de datum waarop zij de aanvraag exploitatievergunning met bijbehorende gegevens en bescheiden compleet is ontvangen. De beslissing kan eenmaal voor ten hoogste twaalf weken worden verdaagd. De laatste tijd is de procedure rondom de vergunningverlening sterk verbeterd. De invoering van de één loketfunctie heeft daaraan een belangrijke bijdrage geleverd. Natuurlijk is het streven van de gemeente om bij een eenvoudige overname van een horecabedrijf, de aanvraag binnen een kortere tijd te verlenen. Dat ligt met het nieuwe beleid meer in het verschiet dan bij het huidige beleid. Dit heeft te maken met het feit dat een grotere categorie horecabedrijven vrijgesteld is van vergunningplicht (administratieve lastenvermindering) en binnenkort een softwareprogramma (beheersprogramma voor de horecaprocedures) draait voor de horeca. Hiermee wordt tevens een efficiëntieslag gemaakt m.b.t. de procedure vergunningverlening.
Procedure behandeling aanvraag vergunning
De aanvraag om een exploitatievergunning wordt ingediend bij afdeling Veiligheid. Met een medewerker van deze afdeling wordt een afspraak gemaakt om de aanvraag in te dienen. Deze werkwijze heeft als voordeel dat de exploitant nog vragen kan stellen die voor hem/haar onduidelijk zijn en dat het ingevulde formulier gezamenlijk wordt doorgelopen op juistheid. Dit geeft de gemeente de kans de ondernemer te leren kennen en indien het noodzakelijk is verdergaande vragen te stellen of informatie te verstrekken. De bijbehorende bescheiden worden beoordeeld en in ontvangst genomen en de formulieren ten behoeve van de Brandweer in verband met een eventueel benodigde gebruiksvergunning en ten behoeve van de DCMR Milieudienst Rijnmond in het kader van de meldingsplicht op grond van het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer worden doorgestuurd. Hiermee hoeft de exploitant verder geen actie meer te ondernemen. De DCMR en de Brandweer beoordelen aan de hand van het ingevulde formulier of zij contact moeten opnemen met de exploitant.
Indien de aanvraag compleet is ingediend krijgt de exploitant een ontvangstbevestiging van de ingediende aanvraag. Vervolgens kan de aanvraag om vergunning om advies voorgelegd worden aan:
De adviserende instanties brengen aan de burgemeester hun advies uit binnen twee weken na ontvangst van de adviesaanvraag. Indien het advies negatief is dient dit gemotiveerd te worden. Wordt binnen de genoemde termijn geen advies uitgebracht, dan wordt ervan uitgegaan dat gevraagde adviseur geen behoefte heeft aan het aanbrengen van een advies. Voor de adviesaanvragen aan genoemde instanties worden standaard adviesaanvragen gebruikt waarbij de toetsgronden waaraan de aanvraag dient te worden getoetst vermeld worden.
In de gemeente Schiedam wordt voor de horeca al gewerkt met de één loketfunctie. De ondernemer wordt in één keer geïnformeerd over de procedure rondom de exploitatie van een horecabedrijf via het ondernemersloket in de Stadswinkel. Sinds de vaststelling van de nota horecabeleid Schiedam zijn hiervoor diverse stappen gezet. Vergunningverlening is ondergebracht bij één afdeling. Er wordt naar gestreefd de vergunningen die nodig zijn voor het exploiteren van een horecabedrijf zo veel mogelijk gecoördineerd te behandelen en af te geven. Aanvraagformulieren zijn vereenvoudigd. Er zijn diverse informatiefolders. Goede informatie uitwisseling tussen het ondernemersloket en de afdeling Veiligheid is hierbij noodzakelijk. Het ondernemersloket verstrekt naast de informatie ook de aanvraagformulieren. De volgende producten zijn voor de horecaondernemer ondergebracht bij het ondernemersloket:
Aandachts- en verbeterpunten ten aanzien van de één loketfunctie zijn:
kleine aanpassingen van een geldende vergunning of het aanvragen van een individuele ontheffing van het sluitingsuur digitaal aanvraagbaar maken en eventueel verlenen. Het digitaal aanvragen van een ontheffing of eenvoudige vergunningwijzigingen kan overigens pas worden ingevoerd met de komst van de digitale handtekening voor de ondernemer.
Bij vergunningaanvragen in verband met nieuwvestiging of overname van een horecabedrijf wordt met een nieuwe exploitant altijd een intakegesprek gevoerd, waarbij gewenste vergunningaanvragen worden ingediend en waarin gemeente en horecaondernemer kennis kunnen maken en informatie kunnen uitwisselen over onder andere de beoogde exploitatiewijze en het verloop van aanvraagprocedures. Dit gesprek is voor zowel horecaondernemers als gemeente van belang en zal daarom ongeacht verdergaande digitalisering altijd worden gevoerd.
Communicatie en servicegerichtheid
De gemeente is verantwoordelijk voor het lokale veiligheidsbeleid. Zij heeft als uitvloeisel daarvan de regie bij de totstandkoming en uitvoering van het horecabeleid. Communicatie is daarbij een belangrijk issue en onderhoudt daarvoor goede contacten met belanghebbende partijen. Daartoe initieert en onderhoudt zij een overlegstructuur met betrokken organisaties en waar nodig individuele partijen. Er bestaat een regulier overleg (hierna: overleg) tussen de gemeente, de politie en de horeca. Het overleg wordt tenminste éénmaal in de zes weken gehouden. In dit overleg komen beleidsontwikkelingen en uitvoeringsvraagstukken die betrekking hebben op de horeca aan de orde. De status van dit overleg is informerend, signalerend en afstemmend. De agenda wordt in samenspraak tussen de gemeente (afdeling veiligheid), politie, DCMR, Brandweer en de secretaris van Koninklijke Horeca Nederland, afdeling Schiedam, bepaald. De burgemeester neemt tweemaal per jaar deel aan dit overleg. De regie van het overleg is in handen van de gemeente.
Daarnaast wordt er aan de horecaondernemers informatie verstrekt via de Stadswinkel, het gemeentelijk informatiepunt, en de gemeentelijke website.
In het kader van de servicegerichtheid komt de gemeente, drie maal per jaar, met een nieuwsbrief voor de horecaondernemers (nieuw).
In deze nieuwsbrief worden o.a. aan de volgende items aandacht besteed:
Legesbedragen m.b.t. benodigde vergunningen
In de legesverordening is geregeld welk leges bedrag betaald dient te worden voor het aanvragen van een vergunning. Met de vaststelling van de nota horecabeleid is een differentiatie aangebracht voor het bijschrijven van houders op de exploitatievergunning. Voorheen diende men een nieuwe vergunning aan te vragen. Nu kan dat middels het invullen van één formulier. Hierdoor zijn niet alleen de legeskosten voor de ondernemer naar beneden gebracht, maar ook de administratieve lasten.
Een verdergaande differentiatie van legeskosten is wenselijk. Hierdoor wordt bewerkstelligd dat de ondernemer betaalt naar de handelingen die daarvoor verricht zijn. Op grond van de huidige legesverordening moet een ondernemer die bij zijn/haar horecabedrijf (waarvoor al vergunningen zijn verleend) een terras wil gaan exploiteren, € 306,85 betalen. Het betreft namelijk een karakter wijziging waarvoor in de regel een uitgebreide procedure voor gevolgd moet worden (inclusief publicatie krant/zienswijze). Ondanks de uitgebreide procedure dient rekening te worden gehouden met het feit dat het slechts een onderdeel is van een exploitatievergunning. Dit moet ook in de legeskosten tot uitdrukking worden gebracht. Tevens geldt dit voor het wijzigen van leidinggevende op de Drank- en Horecawetvergunning, hiervoor kan een lager legesbedrag vastgesteld worden. Dit in navolging van het bijschrijven van houders op de exploitatievergunning.
Bevordering Integriteitsbeoordeling door het Openbaar Bestuur (BIBOB)
De Wet BIBOB verruimt de mogelijkheden van bestuursorganen om zich te beschermen tegen het risico dat zij ongewild criminele activiteiten faciliteren. Op basis van die wet heeft het gemeentebestuur in augustus 2005 de Schiedamse BIBOB-beleidslijn Schiedam met betrekking tot horecabedrijven, seksinrichtingen, coffeeshops en speelautomatenhallen vastgesteld. De wet en het geformuleerde BIBOB-beleid geven de gemeente Schiedam meer mogelijkheden om bij het verlenen van horecavergunningen eventuele criminele activiteiten van de aanvragers van vergunningen mee te wegen.
Het doel dat de gemeente Schiedam voor ogen staat bij de inzet van het BIBOB- instrumentarium is het tegengaan van de aantasting van de veiligheid en/of leefbaarheid van groepen bewoners in bepaalde wijken of gebieden als zowel de daadwerkelijke aantasting van de rechtsorde en de aantasting van de bestuurlijke slagkracht van het bestuur, als de verloedering door de aanwezigheid van criminaliteit en de subjectieve gevoelens van (on-)veiligheid. Vanuit dit doel zijn de genoemde aandachtsgebieden gekozen voor de inzet van het BIBOB-instrumentarium.
De Wet BIBOB maakt het bestuursorganen mogelijk bepaalde vergunningen en subsidies te weigeren of in te trekken als er sprake is van een ernstig gevaar dat de vergunning of subsidie wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten of het witwassen van geld.
Het BIBOB-instrumentarium is een aanvulling op de reeds bestaande mogelijkheden om een vergunning te weigeren of in te trekken. Van deze aanvullende mogelijkheid dient op grond van de subsidiariteit in beginsel dan ook uitsluitend gebruik te worden gemaakt, indien een beschikking niet op andere gronden en met gebruik van minder in de persoonlijke levenssfeer binnendringende instrumenten kan worden geweigerd of ingetrokken. Het moet gezien worden als een ultimum remedium.
Bij iedere overname en nieuwe vestiging van een horecabedrijf wordt uitleg gegeven over de BIBOB-beleidslijn. De ondernemers dienen betreffende vragenformulier hiervoor in te vullen. Indien tijdens de behandeling van de aanvraag blijkt dat er een BIBOB-advies aangevraagd dient te worden (bureau BIBOB) zal de exploitant/houder van de vergunningaanvraag vooraf hierover worden geïnformeerd door het bevoegd gezag. Dit in navolging van de BIBOB-beleidslijn Schiedam.
Deze horecabeleidsnota biedt grotere vrijheden aan horecaondernemers. Deze verruiming zal positieve effecten hebben voor de horeca. Een liberalisering kan echter ook negatieve gevolgen hebben. Het is dan ook zaak dat er vanuit het bestuur voorzien wordt in een structurele en eenduidige handhaving. Het volledige operationeel maken van de Lichtblauwe Brigade (LBB) en het benoemen van de politie als complementaire toezichthouders ten aanzien van gemeentelijke horecaregelgeving, past in dit beleidsvoornemen. Het draagt bij aan een adequate handhaving en is eveneens aanleiding om daartoe beleid te formuleren. Het geformuleerde handhavingsbeleid dient vervolgens concreet gemaakt te worden. Dat gebeurt in de vorm van een Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan (verder: KVU) en een toepassingstabel ten aanzien van het sanctionerend bestuurlijk handhavend optreden.
In dit hoofdstuk wordt daartoe de basis gelegd. In onderstaande paragrafen wordt eerst het algemene kader geschetst door de visie op handhaving te omschrijven. Aan deze visie kan later getoetst worden op rechtmatigheid en doelmatigheid van de handhaving. Daarna wordt de visie vertaald in een missie. Die concretisering in een missie vindt plaats in de vorm van een toepassingstabel ten aanzien van het sanctioneren en een KVU ten aanzien van de naleving door de betrokken actoren. Deze drie onderdelen (de in dit hoofdstuk neergelegde basisvisie, de KVU en de toepassingstabel verwoordde missie) worden gebundeld in een Handhavingsarrangement Horeca Schiedam (verder handhavingsarrangement of arrangement genoemd). Onderstaand schema verduidelijkt dit.
Het arrangement is te beschouwen als een matrix waarin drie producten gebundeld zijn. Het arrangement kan als zelfstandig product van de gehele beleidsnota beschouwd worden en als zodanig in de praktijk gehanteerd
Doel, voordeel en effect van handhaving
Professionalisering: efficiënt en effectief handhaven
Voor wat betreft toezicht en opsporing is het opstellen van duidelijke instructies voor de uitvoering daarvan, en het op elkaar afstemmen van toezichtacties en een heldere taakverdeling noodzakelijk. Een betere terugkoppeling uit de uitvoering, het op elkaar afstemmen van toezichtacties, een heldere taakverdeling wat betreft toezicht en de handhaving en juridische kwaliteitscontrole zijn onontbeerlijk om efficiënt en effectief te kunnen handhaven. Een en ander draagt bij aan de professionalisering van de handhaving.
Regie bestuur en gezamenlijke handhaving
Door de combinatie van het beleid en de daaraan gekoppelde toepassingstabel en de KVU (het handhavingsarrangement), kan precies aangegeven worden bij welke overtreding welke sanctie volgt, is het bestuur beter in staat om handhavingsactiviteiten te coördineren en te regisseren. Belangrijk is dat de gemeente pro-actief het voortouw neemt bij de handhaving. De gemeente heeft de regie, vanuit de rol van verantwoordelijk bestuursorgaan. Prioriteiten moeten worden gesteld vanwege de schaarste in de capaciteit van toezicht-, opsporing en bestuurlijk optreden bij gemeente, politie en OM. Ook daarom is het van belang dat er coördinatie
en regie plaatsvindt vanuit de gemeente.
Handhavingsacties moeten steeds minder op ad hoc basis geschieden. Het aantal handhavingsacties, de wijze waarop er gehandhaafd wordt en met welke partners, dient ieder jaar te worden vastgesteld in een handhavingsprogramma. Ieder jaar kunnen er opnieuw prioriteiten worden gesteld en kan het overeengekomen programma worden afgestemd op de gemeentelijke begrotingscyclus. Hierdoor wordt handhaving van de horeca in Schiedam een transparant en controleerbaar proces dat gestuurd kan worden op resultaat en effect. Het handhavingsarrangement kan daarbij een brondocument zijn.
Het beleid ten aanzien van handhaving heeft betrekking op alle horeca gerelateerde bedrijven, ongeacht of deze vergund zijn of niet. Het betreft voor publiek toegankelijke lokalen zoals bedoeld in Hoofdstuk 2, paragraaf 3: “toezicht op openbare inrichtingen” van de Algemene Plaatselijke Verordening Schiedam 2005. De verkoop van cannabis en harddrugs komen daarbij ook aan de orde.
Als we praten over wie er moet handhaven en welke bevoegdheden daarbij van toepassing zijn, is dit hoofdstuk en het handhavingsarrangement niet zozeer bepalend. De keuzes daartoe zijn al gemaakt en in wetten in formele zin en in overkoepelend beleid of anderszins bepaald en vastgelegd. Het arrangement maakt daarentegen duidelijk welke keuze voor welk handhavingsmiddel en -instrument in de gemeente Schiedam gebruikt wordt
Bestuursorganen en vakafdelingen
Het arrangement is dan ook vooral geschreven als bron- en kerndocument voor de betrokken bestuursorganen en de vakafdelingen die betrokken zijn bij het bestuurlijk adviseren over, en het voorbereiden van, handhavingsbesluiten. Zij zijn de actoren die de in de beleidsdocumenten weergegeven handhavingsvisie, vertalen in bestuurlijke handhavingsbesluiten.
Dit arrangement is ook een naslag- en toetsingmiddel voor de rechterlijke macht, indien handhavingsgeschillen aan een rechterlijk oordeel onderworpen worden. Een rechter kan in dit document een nadere duiding vinden van de gronden en motivering van het sanctionerend optreden door de gemeente. Het arrangement wordt daarbij in samenhang met de overkoepelende beleidsnota beschouwd.
Toezichthouders en opsporingsambtenaren
Het handhavingsarrangement is géén document voor de handhavers die daadwerkelijk, “in het veld” uitvoering geven aan de handhaving (het controleren van ondernemers en bedrijven op naleving van de regels). In het kader van dit arrangement betreft het ambtenaren van politie van het district Waterweg Noord van de Politie Rotterdam-Rijnmond en gemeentelijke ambtenaren, werkzaam bij de Lichtblauwe Brigade. Voor hen zal dit arrangement veel meer dienen als basisdocument voor het opstellen van concrete uitvoeringsprotocollen en nadere beleidsregels. Dit document is wel voor coördinatoren en leidinggevenden bestemd in dat kader. Het bevat de grondslagen voor de operationele invulling van de handhaving.
Tot slot is het handhavingsarrangement evenmin bedoeld voor horecaondernemers. Dit kan in eerste instantie vreemd lijken. Zij zijn immers het “lijdend voorwerp” bij handhaving. De in het arrangement beschreven kaders treffen hen direct in hun doen en laten. Handhaving is echter per definitie een fenomeen dat eenzijdig opgelegd wordt en waarin de ondernemers als subject, gecontroleerde, nauwelijks tot geen invloed hebben. Handhaving leent zich niet voor inspraak en onderhandeling. Dit lijkt ondemocratisch, maar de belangen en rechten van de horecaondernemers en de verhouding en eerbiediging daarvan in relatie tot handhavend optreden, worden gewaarborgd door de algemene rechtsbeschermingsmiddelen zoals het bestuurs- en strafvorderingsrecht deze aan burgers - en dus ook ondernemers - toekent (bezwaar en beroep en procesvertegenwoordiging).
Dit handhavingsbeleid en het daarop gebaseerde handhavingsarrangement heeft een integraal karakter. Het richt zich op het brede taakveld horecaregelgeving. Daaronder valt regelgeving met betrekking tot verschillende motieven en daaruit voortvloeiende beleidsmotieven. Bijvoorbeeld: ruimtelijke ordening, economische en toeristische ordening, milieu, bouw- en woning, openbare orde en veiligheid, volksgezondheid. Het ene motief en beleidsterrein leent zich meer of minder voor handhaving. Voor zover de beleidsnota’s daar op ingaan, is er in het arrangement specifiek invulling gegeven aan de handhaving van díe regelgeving die betrekking heeft op de openbare gelegenheden en de beleidsterreinen openbare orde en veiligheid en volksgezondheid.
De wetgeving die daarop betrekking heeft betreft vooral de zogenaamde Bijzondere wetten. Daarbinnen gaat het dan om de volgende juridische kaders:
Omwille van integraliteit en efficiency en effectiviteit, is de scope breder gelegd; ook ten aanzien van het terrein van de overlast en brandveiligheid is er in dit arrangement aandacht besteed aan handhaving. Het betreft:
Voor zover deze aspecten niet in bestaand beleid is opgenomen, dan wel in afzonderlijk beleid, wordt er een overkoepelende, verbindende nota voorgesteld. Dit is bijvoorbeeld het geval ten aanzien van de bepalingen van coffeeshops. Hiertoe is in Schiedam separaat beleid vastgesteld waarin ook de visie op handhaving beschreven wordt. Deze visie is nu nader ingevuld in dit arrangement in plaats van een aparte uitwerking. Hiermee wordt een eerste aanzet gegeven tot een integrale handhaving en wordt efficiency en effectiviteit bevorderd.
Definitie; wat wordt verstaan onder handhaving?
Handhaving is een term die veelvuldig gebruikt wordt. Daarbij is het vaak onduidelijk wat er nu precies mee bedoeld wordt. Daarom is een verdere uitleg van dit begrip noodzakelijk. Handhaving omvat zowel toezicht, opsporing en de daarop volgende bestuursrechtelijke handhaving. De begrippen kunnen echter niet door elkaar heen worden gebruikt omdat ze alle drie een andere betekenis hebben.
In de regel staat het toezicht aan het begin van alle handhavingsacties. Toezichthouders voeren regelmatig toezicht uit. Hiervan gaat een belangrijk preventief effect uit. Het toezicht kan tot resultaat hebben dat de wettelijke voorschriften zonder de inzet van verdere sanctiemiddelen worden nageleefd. Het toezicht omvat een breed scala van activiteiten, vaak ook in voorlichtende en adviserende zin. Daardoor kan reeds in een vroeg stadium worden voorkomen dat een met de wet strijdige situatie ontstaat of kan door middel van aansporingen of waarschuwingen worden bewerkstelligd dat regels alsnog worden nageleefd. Indien waarschuwingen geen effect sorteren, loopt het toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften in de regel uit op het gebruik van handhavingsmiddelen met een meer dwingend karakter. Er zal dan een (verantwoorde) keuze moeten worden gemaakt uit de bestuursrechtelijke en strafrechtelijke middelen die de handhavende organen ter beschikking staan. Een combinatie van deze middelen kan bij sommige wettelijke overtredingen noodzakelijk zijn. De keuze van het middel wordt bepaald door overwegingen van proportionaliteit, subsidiariteit, doelmatigheid en doeltreffendheid1. In het algemeen blijkt (onder andere uit vaste jurisprudentie) dat bestuursrechtelijk optreden veruit de voorkeur verdient, omdat dit optreden meer rechtsbescherming biedt en een reparatoir karakter heeft.
Opsporing is gericht op de strafrechtelijke afdoening van strafbare feiten; concreet betekent dit dat opsporing gericht is op het vinden van een verdachte, dan wel het vaststellen dat er (g)een strafbaar feit is gepleegd. In tegenstelling tot bestuursrechtelijke handhaving, dat onderdeel uitmaakt van de bestuurstaak, is opsporing een justitiële taak. De afwegingen zijn voor een aantal ‘standaard’ overtredingen vastgelegd in vervolgingsrichtlijnen. In strafzaken die uiteindelijk voor de rechter komen is de afweging van de sanctie/straf voorbehouden aan de rechter (met inachtneming van de eventueel terzake geldende richtlijnen). In beginsel mogen opsporingshandelingen eerst worden verricht indien er sprake is van een redelijk vermoeden dat een strafbaar feit is gepleegd. Zoals hierboven reeds is opgemerkt, wordt deze eis aan het uitoefenen van toezicht niet gesteld. In de praktijk is het onderscheid tussen toezicht en opsporing niet altijd helder. Dit komt enerzijds omdat in oudere wetgeving dit onderscheid niet altijd werd gemaakt en anderzijds omdat veel toezichthouders vaak ook met opsporing zijn belast. In nieuwe wetgeving wordt wel getracht een duidelijk onderscheid tussen toezicht en opsporing aan te brengen.
Bestuursrechtelijke handhaving
De kern hiervan is dat het bestuur zijn (politieke) verantwoordelijkheid neemt en een afweging maakt van de te ondernemen stappen. Bestuursrechtelijke handhaving 'in ruime zin' omvat twee verschillende zaken: in de eerste plaats het uitoefenen van toezicht en in de tweede plaats het opleggen van sancties. Het uitoefenen van toezicht houdt in dat de overheid controleert of een bedrijf of een burger de voor hem geldende regels naleeft, waarbij de voorwaarde niet geldt dat er sprake moet zijn van enig vermoeden dat een wettelijk voorschrift is overtreden. Van bestuursrechtelijke handhaving is sprake indien toezicht op de naleving wordt uitgeoefend of sancties worden opgelegd door bestuursorganen die niet met strafvordering zijn belast. Dit kunnen punitieve sancties zijn, zoals een bestuurlijke boete of een als straf bedoelde intrekking van een begunstigende beschikking, of herstelsancties, zoals toepassing van bestuursdwang of oplegging van een last onder dwangsom.
Door wie wordt er gehandhaafd?
Handhaving gebeurt door handhavers. Handhavers zijn te onderscheiden in toezichthoudende ambtenaren en opsporingsambtenaren. Zij ontlenen hun status als handhaver aan een wettelijke bepaling. Diverse wetten kennen hen formele bevoegdheden toe die hen ondersteunen bij het uitoefenen van hun handhavende taken en werkzaamheden. Daarnaast wordt er “administratief” gehandhaafd op ambtelijk bestuurlijk niveau: het bestuursorgaan neemt bestuursrechtelijke handhavingsbesluiten welke door ambtenaren van vakafdelingen worden voorbereid. In de volgende paragraaf worden de met handhaving betrokken actoren benoemd.
Actoren, taken en bevoegdheden
In het handhavingsarrangement wordt weergegeven op welke wijze het toezicht is georganiseerd en het beleid met betrekking tot de horecabedrijven wordt gehandhaafd. Ook wordt er in duidelijk gemaakt wie welke taken en bevoegdheden heeft.
De burgemeester is primair verantwoordelijk voor de openbare orde en veiligheid in de gemeente. Namens de burgemeester worden exploitatie- en andere horecavergunningen verleend. Om de openbare orde en veiligheid te beschermen beschikt de burgemeester over verschillende bestuurlijke middelen. Indien door de exploitatie van een horecabedrijf een ernstig gevaar dreigt te ontstaan en naar het oordeel van de burgemeester de openbare orde gevaar loopt en/of de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf, kan de burgemeester het horecabedrijf tijdelijk of voor onbepaalde tijd sluiten of de vergunning intrekken.
Nu de bevoegdheid tot het toepassen van administratieve sancties vaak in handen van het gemeentebestuur ligt, kan in de praktijk een afstemming van bestuurlijk en justitieel optreden worden bereikt in het zogenoemde driehoeksoverleg tussen burgmeester, officier van justitie en plaatselijke korpschef van politie.
De bevindingen vanuit de daadwerkelijk handhaving “op straat/in het veld”, welke door de afdeling Veiligheid tot handhavingsbesluiten uitgewerkt zijn, worden aan de burgemeester en/of het college voorgelegd. Zij zijn de bestuursorganen die uiteindelijk een administratiefrechtelijk handhavingsbesluit nemen, naar aanleiding van de eerder geschetste ambtsberichten. Op deze wijze wordt het betrokken bestuursorgaan bediend bij het nemen en waarmaken van de aan haar toegekende verantwoordelijkheid en het inzetten van haar bevoegdheden, zoals in het de horecabeleidsnota vastgelegd.
Indien er door de ambtenaren van de Lichtblauwe brigade of door de politie geconstateerd wordt dat er gehandeld wordt in strijd met de regels, of dat er overtredingen geconstateerd worden, dan rapporteren zij deze schriftelijk aan de backoffice van de afdeling Veiligheid. De afdeling kan ook rapportages ontvangen van andere diensten en instellingen en via allerlei andere bronnen. De backoffice is vervolgens belast met de verwerking van deze handhavingsresultaten en bevindingen en informatie. De afdeling informeert het afdelingshoofd en het bevoegde en verantwoordelijke bestuursorgaan en vertalen de bevindingen in het al of niet nemen van bestuurlijke maatregelen (handhavingsbesluiten). Het handhavingsarrangement is daarbij een leidraad; daarin worden kaders gegeven worden voor de toepassing van de juiste middelen en instrumenten in diverse specifieke gevallen.
Op de eerste plaats is de Lichtblauwe brigade belast met de daadwerkelijke handhaving van de horeca. Toezichthoudende ambtenaren en buitengewoon opsporingsambtenaren van de Lichtblauwe brigade, zijn belast met het houden van toezicht op naleving van de regelgeving door vergunninghouders en met de opsporing van overtredingen van die regelgeving. Daarbij kunnen zij gebruik maken van bestuurs- en strafrechtelijke middelen en instrumenten om de overtreding te beëindigen. Zij rapporteren hun bevindingen aan de afdeling Veiligheid. De Lichtblauwe brigade werkt veelvuldig en nauw samen met de politie en eventueel andere zelfstandige diensten en instellingen die belast zijn met toezicht en opsporing. Veelal zal de gemeente dan de regie voeren bij gezamenlijke controleacties. In dat licht is het belangrijk dat de bevoegdheden van in ieder geval de politie, complementair (aanvullend) en ondersteunend zijn.
Naast de gemeente speelt ook de politie een rol in de handhaving van de horeca. Op grond van het bepaalde in artikel 2 van de Politiewet heeft de politie tot taak het in ondergeschiktheid aan het bevoegde gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en hulp te verlenen aan hen die deze behoeven. In de praktijk is er het volgende onderscheid te maken. Het arrangement houdt hier rekening mee.
Zij is op de eerste plaats belast met het zonodig verlenen van assistentie aan toezichthoudende ambtenaren van de Lichtblauwe brigade belast met toezicht en opsporing, indien zij bij de uitoefening van hun taken en bevoegdheden behoefte hebben aan “de sterke arm” (bij belemmering of wederspannigheid bijvoorbeeld).
Algemene opsporingsbevoegdheid
Op de tweede plaats heeft de politie algemene opsporingsbevoegdheid ten aanzien wetten en regelgeving. Het betreft hier strafrechtelijke handhaving, welke via justitie ingegeven en afgehandeld wordt. Dit betekent dat de politie bevoegd is om het strafbare feit te beëindigen en een horeca-inrichting daartoe, met of zonder toestemming van de exploitant, te ontruimen en te sluiten. De duur van de sluiting hangt samen met de duur van het strafrechtelijk onderzoek. Gegevens vanuit de algemene opsporingsbevoegdheid kunnen van belang zijn bij en van invloed zijn op de gemeentelijke uitvoerings- en beheerstaken ten aanzien van de vergunningverlening (weigeringen, intrekkingen).
Ten derde kan de politie ook een toezichthoudende taak hebben. Op grond van gemeentelijke regelgeving zoals de Algemene Plaatselijke Verordening kunnen - naast gemeentelijke toezichthoudende en opsporingsambtenaren - ook politieambtenaren met het toezicht belast worden. In Schiedam is de politie formeel ook aangewezen als - complementair - toezichthouder ten aanzien van de horeca.
Er zijn overige instanties die belast zijn met toezicht en handhaving van horeca. Het betreft veelal landelijk opererende instanties, zoals Voedsel en Waren Autoriteit, Verispect, Arbeidsinspectie, etc. Deze diensten opereren voornamelijk autonoom, volgens eigen beleid. In specifieke gevallen kan er wel samengewerkt worden met gemeentelijke diensten. Overleg en afstemming is nodig, uitwisselen van gegevens belangrijk.
Indien overtredingen zijn geconstateerd, wordt er overgegaan tot het opleggen van sancties. Sanctionerend optreden betekent het toepassen van een bestuurlijke maatregel. De bestuursrechtelijke handhavingsinstrumenten die daarbij kunnen worden toegepast zijn beschreven in de Algemene wet bestuursrecht en diverse bijzondere wetten. In de toepassingstabel worden ze concreet benoemd en uitgewerkt, toegepast op de Schiedamse situatie. In dit basiskader benoemen we de instrumenten slechts in algemene zin, waarbij opgemerkt wordt dat deze in diverse variaties nader uitgewerkt zijn ten aanzien van de verschillende juridische toepassingsgebieden:
Zowel de handhavers van de Lichtblauwe brigade als de politiefunctionarissen die werkzaam zijn in Schiedam, zijn benoemd als toezichthouders én als opsporingsambtenaar. In de toepassingstabel is voorzien dat zij in voorkomende gevallen ook verbaliserend op kunnen treden. Hierbij wordt nogmaals benadrukt dat het verbaliserend optreden een ondersteunend en aanvullend karakter heeft ten dienste van het bestuurlijk optreden door burgemeester of college en niet bedoeld is als straf. Het inzetten van de diverse instrumenten is weloverwogen voor de relevante juridische kaders. In de volgende paragraaf worden deze toepassingskaders nader beschreven.
Bij het vormgeven aan een concrete vertaling van de beleidsvisie ten aanzien van handhaving, naar een praktische toepassing in de vorm van de toepassingstabel en de KVU, zijn een aantal fundamentele criteria en overwegingen van toepassing. Deze overwegingen vormen de ruggengraat van het beleid. Iedere genomen maatregel kan hieraan getoetst worden. Hieronder worden de criteria beschreven.
Duidelijkheid en rechtszekerheid
In het kader van het in de Algemene wet bestuursrecht gecodificeerde beginsel van rechtszekerheid, is het zowel voor de ondernemer van een horecabedrijf als voor de bewoners van Schiedam, belangrijk te weten wanneer het bevoegd orgaan, veelal de Burgemeester en soms het college, een bestuurlijke maatregel kan treffen. Helderheid wordt geboden wanneer duidelijk is voor welke overtreding een bestuursrechtelijke sanctie volgt. Ook hierin geeft het arrangement inzicht. In de toepassingstabel wordt daaraan nog duidelijker vorm gegeven zodat ook de handhavers een concrete leidraad hebben bij het uitoefenen van hun functie en taak.
Het karakter van een te nemen bestuurlijke handhavingsmaatregel is meestal reparatoir van aard. De in de toepassingstabel beschreven middelen tot sanctioneren, hebben als doel de ongeoorloofde toestand te beëindigen en het in overeenstemming te brengen met gewenste situatie. Ondernemers van horecabedrijven zijn zelf eerst verantwoordelijk voor een goede exploitatie en zij moeten er voor zorgen dat de openbare orde of het woon- en leefklimaat door de wijze van exploiteren niet wordt aangetast. Preventie is daarom de meest effectieve vorm van handhaving. Dit wordt bereikt doormiddel van het stellen van heldere regels en voorschriften en goede communicatie. Het treffen van een bestuursrechtelijke sanctie heeft een reparatoir karakter en betreft geen strafmaatregel. Strafmaatregelen worden door de politie opgelegd.
Bij het opleggen van een bestuurlijke maatregel of het opmaken van een proces verbaal is middels het handhavingsarrangement gekeken naar het proportionaliteitsbeginsel. Dit arrangement voorziet in een evenwichtige handhaving. Het middel moet niet erger zijn dan de kwaal, maar zachte heelmeesters maken stinkende wonden. Een toegepaste sanctie moet afgestemd zijn op de aard van de overtreding en op zo goed en evenwichtig en proportioneel mogelijk wijze de overtredingsituatie herstellen. Bij een ernstige verstoring van de openbare orde, bijvoorbeeld een schietincident, kan het noodzakelijk zijn dat de geschokte openbare orde zich moet herstellen en de vrees voor herhaling moet worden voorkomen. Dit kan bijvoorbeeld het beste bewerkstelligd worden door het horecabedrijf voor een bepaalde periode te sluiten. In een dergelijk geval zal het opleggen van een dwangsom of intrekking van een vergunning, niet hetzelfde directe effect hebben. Wel kunnen dergelijke instrumenten in een vervolgfase effectief zijn, om de bereikte situatie in stand te houden en herhaling te voorkomen.
Aard en ernst van de overtredingen
Het arrangement geeft in de vorm van een toepassingstabel concreet gestalte aan welk middel voor welke situatie het meest geschikt geacht is, gelet op de ernst van de situatie. De ene overtredingssituatie is meer ernstig dan de andere. Het niet voeren van een sticker met een leeftijdsaanduiding ten aanzien de verkoop van alcoholhoudende drank is minder ernstig en heeft een veel lager risico dan dat er daadwerkelijk aan een minderjarige sterk alcoholhoudende drank wordt verstrekt. Bij de totstandkoming is rekening gehouden met de risico’s die aan de diverse overtredingen kleven. Bij het opstellen is niet het wiel opnieuw uitgevonden maar is aangesloten bij landelijk algemeen aanvaardde criteria en uitgevoerde risicoanalyses. Modellen van andere gemeenten, waaronder Rotterdam, en landelijke instanties en projecten (zoals “Handhaven op Niveau” van het Ministerie van Justitie), hebben model gestaan voor het handhavingsarrangement en de toepassingstabel. Bij het classificeren van de Drank- en Horecawetregelgeving, is nauw aangesloten bij het handhavings- en maatregelbeleid dat de Voedsel en waren Autoriteit hanteert en als landelijke maatstaf aanhoudt bij de beoordeling of gemeenten de bestuursrechtelijke handhaving volgens adequaat niveau uitvoert.
Recidive en stapelen van maatregelen
Bij het opstellen van het arrangement is ook rekening gehouden met het feit dat bepaalde overtredingen bij herhaling plaatsvinden en/of dat er eerder overtredingen plaats hebben gevonden.
Het gaat dan om de handhavingshistorie van ondernemer en/of zijn bedrijf. De vraag rijst dan in hoeverre overtredingen uit het verleden meegewogen moeten worden, en gedurende welke periode, bij het bepalen van de te nemen maatregel en de zwaarte daarvan. Daarbij is ook de verwijtbaarheid en de ernst van het feit relevant bij het bepalen van de inzet van de soort en mate van handhaving. Het stellen van een tijdsgrens lijkt arbitrair. Om een goed te motiveren termijn te hanteren is daarom als uitgangspunt een parallel getrokken met de landelijke wetgeving die zich richt op justitiële documentatie ten aanzien van het toetsen en oordelen van eisen met betrekking tot levensgedrag, moraliteit en zedelijkheid. Voorbeelden daarvan zijn de Drank- en Horecawet en de Wet op de kansspelen, maar ook de Algemene Plaatselijke Verordening. Van daaruit is per categorie een nadere invulling gegeven in de toepassing.
In enkele wetten in formele zin (Drank- en Horecawet en Wet op de kansspelen) is al bepaald dat het een termijn van vijf jaren voorafgaand aan de pleegdatum/ constateringsdatum van het actuele overtredingsfeit betreft. Ten aanzien van andere regelgeving waarin de gemeente zelf beleidsvrijheid en –ruimte heeft, is al naar gelang proportionaliteit en aard en motief van de regelgeving, in bepaalde gevallen gekozen voor eveneens een termijn van vijf jaren (bijv. ernstige incidenten en Opiumwet) of een kortere termijn, namelijk één of twee jaren.
Maar ook in bijzondere en buitengewone gevallen waarbij het aankomt op de discretionaire bevoegdheid van het bestuursorgaan, kan er conform deze vijfjaren termijn toepassing gegeven worden.
De termijn van vijf jaren is echter voor bepaalde feiten te zwaar en buiten proportie. Daarom zijn er voor andere feiten ook andere, proportionele recidive-termijnen vastgesteld van twee of één jaar. Deze zijn indien van toepassing, ook direct inzichtelijk in de tabel. Indien er geen termijn vermeld wordt, geldt dat er niet verder teruggekeken wordt dan de periode van één jaar (365 dagen) na datum van de geconstateerde overtreding. Is een eerder feit vóór die periode aan de orde geweest, dan wordt dit niet meegewogen en begint de ondernemer met schone lei.
Indien er binnen de recidivetermijn echter meerdere overtredingen plaatsvinden, wordt er automatisch teruggevallen op de volgende stap in het arrangement.
Los van het recidive aspect voor zover het de historie van een horecabedrijf of -ondernemer betreft, is ook een aantal overtredingen binnen een tijdsperiode van invloed op het bepalen van de soort en zwaarte van de op te leggen handhavingsmaatregel. Indien de recidivetermijn bijvoorbeeld één jaar is, dan worden meerdere overtredingen binnen dat jaar gestapeld en opgeteld. Daarmee wordt het zogenaamde “calculerend ondernemen” voorkomen. De ernst en ook de verwijtbaarheid wordt immers groter (een gewaarschuwd ondernemer telt voor twee). Het achtereenvolgens plegen van verschillende overtredingen genoemd in het handhavingsarrangement, bínnen de bepaalde recidivetermijn, kan leiden tot het overslaan van bepaalde beschreven stappen in de overheidsreactie op afzonderlijke overtredingen. Ook hier is de discretionaire bevoegdheid van de burgemeester en het college van toepassing. Zie de volgende paragraaf.
In de beleidsnota en het handhavingsarrangement (met name de toepassingstabel sanctioneren) dient ruimte gelaten te worden aan het bestuur bij de concretisering ervan. Het beleid en het arrangement zou anders tot keurslijf worden. Het kan in zeer bijzondere gevallen noodzakelijk zijn dat de burgemeester bij het toepassen van de bevoegdheden moet afwijken van het handhavingsarrangement. In de beleidsnota en het arrangement is dan ook nadrukkelijk rekening gehouden met het feit dat de burgemeester en het college te allen tijde een discretionaire bevoegdheid hebben. In gevallen dat de aard en de omstandigheden dat vereisen, kunnen zij dan ook het arrangement ter zijde stellen en als het ware maatwerk leveren.
Samenloop bestuurs- en strafrecht
Zoals opgemerkt vindt handhaving zoals bedoeld in het arrangement, zijn grondslag in zowel het strafrecht als het bestuursrecht. In het kader van de handhaving zal voornamelijk bestuursrechtelijk worden gehandhaafd alhoewel bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving elkaar kunnen aanvullen en versterken. Het strafrecht wordt als “ultimum remedium” (laatste middel) gezien voor overtredingen die niet alleen met een bestuursrechtelijk instrument zijn te beëindigen.
Strafrecht en bestuursrecht kunnen naast elkaar toegepast worden, echter op voorwaarde dat bestuursrechtelijk optreden niet het karakter van straf heeft (punitief), maar juist ondersteunend (complementair) bedoeld is met een herstellend (reparatoir) karakter. Het arrangement voorziet hierin. Mede om die reden is het dan ook een zeer wezenlijk document dat een correcte scheiding en juiste toepassing en inzet van bevoegdheden en instrumenten waarborgt.
Bevoegdheden in het kader van toezicht en opsporing komen voor een belangrijk deel overeen en tevens is er sprake van soortgelijke overige eisen waaraan het gebruik van bevoegdheden moet voldoen, bijvoorbeeld inzake redelijkheid. Voor de goede orde: de begrippen toezicht en opsporing zijn hierbij de twee kernbestanddelen van de algemene overkoepelende term handhaving (zie vorige paragraaf). Daarnaast zijn er essentiële verschillen tussen, meer algemeen gesteld, het bestuursrecht (toezicht) en het strafrecht (opsporing).
Praktisch alle bestuursrechtelijke regelingen waarbij ver- of geboden worden opgelegd, bestempelen de overtreding van die voorschriften tot een strafbaar feit. De hantering van de strafsanctie is geen zaak voor bestuursorganen in de gewone zin: over de strafvervolging wordt beslist door het openbaar ministerie (OM), de eventuele strafoplegging geschiedt door de strafrechter. In beginsel kunnen administratieve bestuursrechtelijke sancties en een strafrechtelijke sanctie naast elkaar worden opgelegd. Soms kan één soort sanctie nu eens een reparatoir, dan weer een punitief, en in nog weer andere gevallen een gemengd karakter dragen.
Daderschap, slachtofferschap en verwijtbaarheid (overtreder) strafrecht en bestuursrecht
In het strafrecht kan een sanctie niet alleen worden opgelegd aan degene die de gedraging in fysieke zin verricht, maar ook door degene die daarvoor maatschappelijk gezien verantwoordelijk is. Er is aansluiting gezocht bij het civiele recht ontleende daderschapcriterium, op grond waarvan wordt bezien of de betreffende handeling in het maatschappelijk verkeer als handeling van de rechtspersoon heeft te gelden. In het bestuursrecht is het niet anders. Dit betekent dat in veel gevallen een bedrijf of instelling of de leiding van een bedrijf of instelling als overtreder zal kunnen worden aangemerkt, ook al is de gedraging in fysieke zin gepleegd door een werknemer. In bepaalde gevallen is een vergunninghouder/ondernemer zelf het slachtoffer van bepaalde overtredingssituaties. Met name ten aanzien van incidenten in de sfeer van geweld kan dit voorkomen. Bij een (roof-)overval of vechtpartij kan het zijn dat de omstandigheden zo zijn, dat de situatie niet toe te rekenen is aan de formeel voor de gang van zaken in het horecabedrijf verantwoordelijk zijnde personen. Indien blijkt dat een overtreding of voorval dat per definitie zou moeten leiden tot bestuurlijk optreden, niet aangerekend en verweten kan worden, en er sprake is van slachtofferschap, dan kan gelet op redelijkheid en billijkheid afgezien worden van het bestuurlijk handhaven.
Dit alles staat overigens los van de daadwerkelijke handhaving op zich die voorafgegaan is (controle/inspectie in het horecabedrijf).
Het feit dat er een handhavingsbeleid, een KVU en een toepassingstabel is vastgesteld, is één; het in de praktijk ook succesvol toepassen is twee. De kwaliteitsslogan “is het beleid of heeft u er over nagedacht” is van toepassing. Dit alles impliceert de noodzaak om de genoemde taken, rollen en bevoegdheden en de inzet en het gebruik en toepassing van de diverse beheers- en handhavingsinstrumenten, goed te beschrijven, toe te kennen en te zorgen voor een kwalitatieve borging. Daarin voorziet dit arrangement.
In dit arrangement is steeds in gedachten gehouden dat het geen papieren tijger moet worden, maar een daadwerkelijk praktijkdocument dat in het kader van kwalitatief en eenduidig handhavend optreden als kenbron en leidraad fungeert. Daartoe zijn er een aantal randvoorwaarden te benoemen die het succes beïnvloeden en bepalen. Voor het welslagen van het arrangement en de handhaving in het algemeen en het behalen van de doelstellingen, is het van belang dat het voldoende draagvlak en prioriteit krijgt ten opzichte van de overige lopende projecten en werkzaamheden. Het betreft dan zowel organisatorische als operationele aspecten ten aanzien van ondersteuning, communicatie, motivatie en uitvoering door het bestuurlijk en ambtelijk apparaat. Een opsomming van wat er nodig is om het arrangement in de praktijk te laten slagen:
Het betreft feitelijk de infrastructuur en de faciliteiten rondom de uitvoering en toepassing van het arrangement. Het voert hier te ver om op de afzonderlijke aspecten in te gaan. Veel zal voor zich spreken. Er wordt volstaan met de stelling dat ten aanzien van deze punten een nadere uitwerking op facilitair gebied belangrijk is.
Het benoemen van succesfactoren is tegelijkertijd benoemen wat de factoren zijn die een goede toepassing in de weg kunnen staan. Het hebben van een arrangement is één, het scheppen van de randvoorwaarden voor ene toepassing daarvan is twee. Maar er is meer.
Zoals eerder opgemerkt heeft Schiedam een zeer actieve en dynamische horeca. Dat uit zich in veel mutaties en verloop, maar ook in regelmatig voorkomende overtredingssituaties. Handhaving is dan ook noodzakelijk gebleken. Het niet gericht en consequent optreden, zonder arrangement en/of bij het niet of niet goed of onvoldoende toepassen daarvan, zal er toe kunnen leiden dat het nalevingsgedrag van de vergunninghouders negatief beïnvloed wordt. Daardoor loopt de kans op overtredingsituaties juist verder toe. Juist in deze kwetsbare doelgroep, zal dat weer oorzaak kunnen zijn van toenemende openbare orde en veiligheidsproblemen, onrust en een beleving van onveiligheid bij het uitgaanspubliek en bewoners in wijken rondom horecapanden.
Uiteindelijk wordt het imago van Schiedam en het gemeentebestuur negatief beïnvloed.
Dit arrangement is niet een op zichzelf staand stuk. Samen met het “bovenliggende” horeca- en veiligheidsbeleid, vormt het een onderdeel in de keten van de gemeentelijke regulering van de horeca. Zoals de beleidsnota’s tot dit arrangement hebben geleid, zal dit document op zijn beurt weer leiden tot verdere producten. Te denken valt op de eerste plaats aan een nadere uitwerking tot een handhavingsprogramma en protocollen, procedures, formats, maar ook her- en bijscholingstrajecten en andere praktische zaken voor de daadwerkelijke handhavers (LBB en politie).
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Schiedam in zijn openbare vergadering van 8 november 2007,
de voorzitter, W.M. Verver-Aartsen
Lijst van Schiedamse horecabedrijven op peildatum 1 januari 2008
Plattegronden beleid per deelgebied
Schiedam West/Nieuwland/Oost/Zuid Schiedam Noord
(Plattegronden zijn uit praktische overwegingen niet aan dit document toegevoegd, maar zijn in te zien bij het Gemeentelijk Informatiepunt in de Stadswinkel van het Stadskantoor, Stadserf 1)