Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Lopik

Afstemmingsverordening

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLopik
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingAfstemmingsverordening
CiteertitelAfstemmingsverordening
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpAfstemmingsverordening en afstemming

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Artikel 8, eerste lid, sub b, van de Wet werk en bijstand
  2. Artikel 18 van de Wet werk en bijstand
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-02-201031-12-2011Nieuwe regeling

14-12-2010

Zenderstreeknieuws

Raadsbesluit 14 december 2010, nr. 11
01-02-201028-02-2013Nieuwe regeling

14-12-2010

Zenderstreeknieuws

Raadsbesluit 14 december 2010, nr. 11

Tekst van de regeling

Intitulé

Afstemmingsverordening

 

 

Artikel  

Nr.: 11

Onderwerp: Afstemmingsverordening

 

De raad van de gemeente Lopik;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 16 november 2010;

gelet op de bepalingen van de Wet werk en bijstand, Wet inkomensvoorziening ouderen en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers, Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht;

 

b e s l u i t:

-- - - - - - -

de Afstemmingsverordening” vast te stellen.

 

HOOFDSTUK I Algemene Bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lopik;

    • b.

      de wet: WWB, IOAW en IOAZ;

    • c.

      WWB: Wet werk en bijstand;

    • d.

      IOAW: Wet inkomensvoorziening ouderen en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers;

    • e.

      IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • f.

      belanghebbende: iemand die een uitkering ontvangt op grond van de WWB, IOAW en IOAZ;

    • g.

      algemene bijstand: een uitkering verstrekt voor de algemeen noodzakelijke kosten van levensonderhoud op grond van de WWB, IOAW en IOAZ;

    • h.

      bijzondere bijstand: de bijstand bedoeld in artikel 35 en 36 WWB;

    • i.

      bijstand: algemene en bijzondere bijstand;

    • j.

      bijstandsnorm: de op belanghebbende van toepassing zijnde uitkeringsnorm op grond van de wet inclusief de eventuele toegekende verhoging of verlaging op grond van de Verordening gemeentelijke bijstandsnormen;

    • k.

      afstemming: het verlagen van de bijstand op deze verordening.

       

  • 2.

    Voor zover niet anders is bepaald worden begrippen in deze verordening gebruikt in dezelfde betekenis als in de wet.

 

Artikel 2 Het afstemmen van bijstand

  • 1.

    Als de belanghebbende naar het oordeel van het college tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan dan wel de uit de wet of de artikelen 28, tweede lid, of artikel 29, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het zich tegenover het college zeer ernstig misdragen, wordt overeenkomstig deze verordening de bijstand verlaagd.

     

  • 2.

    De verlaging van de bijstand wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

 

HOOFDSTUK II Afstemmen

Artikel 3 Berekeningsgrondslag

  • 1.

    De verlaging wordt toegepast op de bijstandsnorm.

     

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan de verlaging ook worden toegepast op de bijzondere bijstand indien:

    • a.

      aan belanghebbende bijzondere bijstand wordt verleend met toepassing van artikel 12 van de WWB; of

    • b.

      de verwijtbare gedraging van belanghebbende, in relatie met zijn recht op bijzondere bijstand daartoe aanleiding geeft.

 

Artikel 4 Besluit tot afstemming

In het besluit tot afstemming van de bijstand worden in ieder geval vermeld: de reden van verlaging, de duur van de verlaging, het percentage waarmee wordt verlaagd en, indien van toepassing, de reden om af te wijken van een standaardverlaging.

 

Artikel 5 Het horen van belanghebbende

  • 1.

    Voordat een verlaging wordt toegepast, wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.

     

  • 2.

    Het horen van belanghebbende kan achterwege worden gelaten indien:

    • a.

      onverwijlde spoed dat vereist;

    • b.

      de belanghebbende al eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan;

    • c.

      de belanghebbende niet heeft voldaan aan een verzoek van het college of van een derde aan wie het college met toepassing van artikel 7 WWB, artikel 34 IOAW of artikel 34 IOAZ werkzaamheden heeft uitbesteed, om binnen een gestelde termijn inlichtingen te verstrekken als bedoeld in artikel 17 WWB, artikel 13 IOAW of artikel 13 IOAZ; of

    • d.

      het college het horen niet nodig acht voor het vaststellen van de ernst van de gedraging of de mate van verwijtbaarheid.

 

Artikel 6 Afzien van afstemming

  • 1.

    Het college ziet af van afstemming indien:

    • a.

      elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt; of

    • b.

      dringende redenen daarvoor aanwezig acht.

       

  • 2.

    Indien het college afziet van het afstemmen op grond van de redenen genoemd in het eerste lid, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

 

Artikel 7 Ingangsdatum en tijdvak

  • 1.

    De afstemming van de bijstand start met ingang van de eerst volgende kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot de afstemming is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende bijstandsnorm.

     

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan de afstemming met terugwerkende kracht worden opgelegd, voor zover de bijstand nog niet is uitbetaald.

     

  • 3.

    Wanneer de duur van de opgelegde maatregel langer is dan 3 maanden heroverweegt het college de maatregel uiterlijk in de laatste week van de derde maand.

 

Artikel 8 Samenloop van gedragingen

  • 1.

    Indien sprake is van een gedraging die schending oplevert van meerdere in de wet genoemde verplichtingen, wordt één maatregel opgelegd. Indien voor schending van die verplichtingen maatregelen van verschillende hoogten gelden, wordt de hoogste maatregel opgelegd.

     

  • 2.

    Indien sprake is van meerdere gedragingen die schending opleveren van één of meerdere in de wet genoemde verplichtingen, wordt voor iedere gedraging een afzonderlijke maatregel opgelegd. Deze maatregelen worden gelijktijdig opgelegd, tenzij dit gelet op artikel 2, tweede lid, niet verantwoord is. Het totaal aan maatregelen kan dan over meerdere maanden verdeeld worden.

 

Artikel 9 Recidive

Indien een belanghebbende zich binnen een periode van één jaar na de vorige als verwijtbaar aangemerkte gedraging opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging uit dezelfde of een hogere categorie volgt, volgt een verlenging van de duur van de verlaging.

 

Artikel 10 Schriftelijke waarschuwing

Indien het niet tijdig nakomen van de verplichtingen niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand, kunnen burgemeester en wethouders afzien van het opleggen van een verlaging van de uitkering en volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing ter zake van het niet tijdig nakomen van de verplichting, tenzij het niet tijdig nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een zodanige waarschuwing is gegeven.

 

HOOFDSTUK III Gedragingen

Artikel 11 Het niet nakomen van de informatieverplichting:

  • 1.

    De gedragingen in het niet nakomen van de informatieverplichting waarop afstemming kan volgen, worden onderscheiden in:

    • a.

      het niet terstond een identiteitsbewijs ter inzage tonen;

    • b.

      verplichting tot melding van verrichten vrijwilligerswerk;

    • c.

      het niet binnen de door burgemeester en wethouders daartoe gestelde termijn verstrekken van informatie die van belang is voor de verlening van bijstand of de voortzetting daarvan.

       

  • 2.

    De verlaging voor een gedraging genoemd in lid 1 is 5% gedurende één maand.

 

Artikel 12 Het niet nakomen van de medewerkingsverplichting:

  • 1.

    De gedragingen in het niet nakomen van de medewerkingsverplichting waarop afstemming kan volgen, worden onderscheiden in:

    • a.

      het zich niet als werkzoekende doen inschrijven bij het UWV/Werkplein, dan wel de inschrijving niet of niet tijdig doen verlengen;

    • b.

      het zich niet als werkzoekende doen inschrijven bij vijf uitzendbureau´s en deze inschrijving steeds tijdig doen verlengen.

  • 2.

    De verlaging voor een gedraging genoemd in lid 1 is 5% gedurende drie maanden.

 

Artikel 13 Het tonen van onvoldoende besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan:

  • 1.

    De gedragingen in het tonen van onvoldoende besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan waarop afstemming kan volgen, worden onderscheiden in:

    • a.

      De verplichting tot het instellen van een alimentatievordering;

    • b.

      Het niet voldoen aan verplichtingen strekkende tot vermindering of beëindiging van bijstand, bijvoorbeeld de verplichting om over te gaan tot boedelscheiding.

       

  • 2.

    De verlaging voor een gedraging genoemd in lid 1 is 10% gedurende drie maanden.

     

  • 3.

    Bij een te snelle intering op het eigen vermogen is de verlaging 20% voor de duur van het aantal maanden dat te snel is ingeteerd.

 

Artikel 14 Het geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid is verdeeld in de volgende categorieën:

  • 1.

    Eerste categorie:

    • a.

      het niet naar vermogen trachten arbeid in dienstbetrekking te verkrijgen;

    • b.

      het niet dan wel in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot inschakeling in de arbeid, dan wel aan een onderzoek naar de geschiktheid voor scholing op opleiding.

      De verlaging voor een gedraging genoemd onder a en b van dit lid is 10% gedurende drie maanden.

       

  • 2.

    Tweede categorie:

  • a.

    gedragingen die de inschakeling in de arbeid belemmeren;

  • b.

    het niet dan wel niet tijdig voldoen aan een oproep om, in verband met inschakeling in de arbeid, op een aangegeven plaats en tijd te verschijnen;

  • c.

    het niet dan wel in onvoldoende mate meewerken aan een voor inschakeling in de arbeid noodzakelijk geachte scholing of opleiding, dan wel aan andere aangewezen activiteiten die de zelfstandige bestaansvoorziening bevorderen.

     

De verlaging voor een gedraging genoemd onder a, b en c van dit lid is 20% bij het eerste verzuim, bij herhaling treedt een verdubbeling op van de verlaging, die uiteindelijk kan oplopen tot 100%.

 

  • 3.

    Derde categorie:

  • a.

    het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid;

  • b.

    het door eigen toedoen niet behouden van arbeid in dienstbetrekking.

De verlaging voor een gedraging genoemd onder a en b van dit lid is 100% gedurende één maand.

 

Artikel 15 Indien een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren, volgt een afstemming van de bijstand. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de volgende categorieën:

1.Eerste categorie:

Verbaal geweld (mondelinge en schriftelijke uitlatingen)

De verlaging is maximaal 10% gedurende drie maanden

 

2.Tweede categorie:

Fysiek geweld

De verlaging is maximaal 30% gedurende drie maanden

 

3.Derde categorie:

Vernielingen

De verlaging is maximaal 30% gedurende drie maanden

 

Artikel 16 Niet nakomen van de inlichtingplicht met benadeling van de gemeente tot gevolg.

  • 1.

    De verlaging is tien procent van het benadelingsbedrag waarbij het benadelingsbedrag niet hoger mag zijn dan de aangiftegrens vermeld in de aangifterichtlijn Sociale zekerheid. De verlaging van 10% per maand op de bijstandsnorm wordt toegepast totdat het bedrag (dus 10% van het benadelingsbedrag) geheel is ingelost.

     

  • 2.

    Wanneer de uitkering is beëindigd, en niet de gehele uitkering wordt teruggevorderd, kan het college afstemmen met terugwerkende kracht. Er ontstaat een extra terugvordering.

     

  • 3.

    Wanneer de uitkering is beëindigd en de gehele uitkering wordt teruggevorderd, kan het college bij herinstroom binnen 1 jaar alsnog afstemmen op de nieuw toe te kennen uitkering.

 

HOOFDSTUK IV Slotbepalingen

Artikel 17 Intrekking oude regeling

De Verordening afstemming bijstand Lopik 2004 wordt ingetrokken.

 

Artikel 18 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste van de maand volgend op de openbare bekendmaking.

 

Artikel 19 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Afstemmingsverordening.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Lopik, gehouden op 14 december 2010.

 

de griffier,

de voorzitter,

 

 

 

 

 

 

 

 

MW. MR. G.M.G. DOLDERS

mw. mr. R.G. Westerlaken-Loos

Artikel