Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Breda

Beleidsregels Bijzondere Bijstand Breda 2011

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Breda
Officiële naam regelingBeleidsregels Bijzondere Bijstand Breda 2011
CiteertitelBeleidsregels Bijzondere Bijstand Breda 2011
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpsociale zaken

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Beleidsregels Bijzondere Bijstand Breda 2011.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet werk en bijstand, art. 35 en 36

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

14-02-2013Intrekking

05-02-2013

Bredase Bode, 13-02-2013

40556
01-01-201114-02-2013Nieuwe regeling

16-11-2010

Het Stadsblad Breda, 24-11-2010

36904

Tekst van de regeling

Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Breda,

gelet op de Wet werk en bijstand, overwegende dat in het kader van artikel 35 van deze wet het wenselijk is de beleidsregels met betrekking tot bijzondere bijstand in een afzonderlijke richtlijn bijeen te brengen en gelet op de zorg van het college van burgemeester en wethouders voor een doeltreffende voorlichting aangaande de verlening van bijstand,

stellen vast de volgende

Beleidsregels Bijzondere Bijstand Breda 2011

De begripsbepalingen van de Wet werk en bijstand (WWB) en Wet investeren in Jongeren (WIJ) zijn onverkort op deze beleidsregels van toepassing.

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen
  • 1. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Breda;

    • b.

      de WWB: de Wet werk en bijstand (WWB);

    • c.

      de WIJ: de Wet investeren in jongeren (WIJ);

    • d.

      de bijzondere bijstand (artikel 35 van de WWB): bijstand die bestemd is voor de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende kosten, die niet kunnen worden voldaan uit het inkomen tot 110% van de toepasselijke bijstandsnorm of inkomensvoorziening en/of  uit het aanwezige vermogen en/of uit de langdurigheidstoeslag;

    • e.

      de vrijlatingen op grond van artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid van de WWB gelden niet voor de bijzondere bijstand;

    • f.

      de bijstandsnorm: zoals bedoeld in artikel 20 tot en met 30 van de WWB;

    • g.

      de inkomensvoorziening: zoals bedoeld in artikel 26 tot en met 34 van de WIJ;

    • h.

      de voorliggende voorziening: een voorziening die naar aard en doel geacht wordt passend te zijn voor een belanghebbende, waardoor geen recht op bijzondere bijstand bestaat;

    • i.

      de eigen verantwoordelijkheid: de mate waarin de belanghebbende zelf verantwoordelijk is voor de bekostiging van zijn kosten, via zijn eigen netwerk, sociale omgeving of andere voorliggende voorzieningen.

Artikel 2 Bijstand om niet of geldlening
  • 1. Tenzij deze beleidsregels anders bepalen, wordt de bijzondere bijstand verstrekt als een uitkering om niet (zonder terugbetaalverplichting).

  • 2. De bijstand wordt verstrekt als de belanghebbende voldoende besef van eigen verantwoordelijkheid heeft getoond en een beroep op eigen netwerk, de sociale omgeving of voorliggende voorzieningen niet mogelijk is geweest.

  • 3. In geval van tekortschietend besef van eigen verantwoordelijkheid kan de gevraagde bijstand gedeeltelijk of volledig worden geweigerd.

  • 4. De bijzondere bijstand wordt in de vorm van een renteloze geldlening verstrekt in de gevallen die worden genoemd in artikel 48, tweede lid van de WWB en indien het bijstand voor de kosten van noodzakelijk duurzame gebruiksgoederen betreft als bedoeld in artikel 51 van de WWB.

  • 5. Periodieke bijzondere bijstand wordt toegekend voor de duur van maximaal één jaar.

  • 6. Aan de belanghebbende die eigenaar is van een door hemzelf of zijn gezin bewoonde woning met bijbehorend erf verleent het college, rekening houdend met artikel 50 van de WWB, de bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening, als de bijzondere bijstand over de periode van één jaar naar verwachting meer bedraagt dan het netto minimumloon over één maand, als bedoeld in artikel 37 van de WWB en artikel 9 van de WIJ.

Artikel 3 Moment van aanvraag
  • 1. Bijzondere bijstand wordt in principe op aanvraag verstrekt. Kosten die zijn gemaakt voordat de aanvraag is ingediend, komen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking.

  • 2. Van het eerste lid kan worden afgeweken indien:

    • a.

      de aanvrager redelijkerwijs de aanvraag niet vooraf heeft kunnen indienen; of

    • b.

      indien er andere bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om voor de reeds gemaakte kosten bijstand te verstrekken.

  • 3. Wanneer het genoemde in het tweede lid zich voordoet kan bijstand worden verleend met terugwerkende kracht tot maximaal 12 maanden.

  • 4. Een aanvraag voor bijzondere bijstand wordt slechts in behandeling genomen als de gevraagde gegevens compleet zijn en/of de gevraagde bewijsstukken zijn overgelegd. Het (na een geboden hersteltermijn) niet (tijdig) aanleveren van de gevraagde gegevens en/of bewijsstukken leidt tot buiten behandelingstelling van de aanvraag.

Artikel 4 Uitbetaling

De bijzondere bijstand wordt betaald nadat de betalingsbewijzen of offertes zijn overlegd. In situaties waarin de belanghebbende het bedrag niet kan voorschieten, wordt rechtstreeks aan de leverancier betaald op basis van een proforma nota van de betreffende leverancier.

Hoofdstuk II Toeslagen

Artikel 5 Jongerentoeslag
  • 1. Bijzondere bijstand voor algemeen noodzakelijke bestaanskosten van zelfstandig wonende jongeren van 18 tot 21 jaar wordt verleend als en voor zover:

    • a.

      de noodzakelijke kosten van bestaan uitgaan boven de geldende inkomensvoorziening van artikel 26, onderdeel a, artikel 27, onderdeel a, artikel 28, eerste lid, onderdeel a, artikel 28, tweede lid, onderdeel a, b, c van de WIJ;

    • b.

      in de hogere bestaanskosten niet kan worden voorzien door het delen van deze kosten met (een) ander(en);

    • c.

      voor de kosten geen beroep kan worden gedaan op de ouders, omdat:

      • -

        de middelen van de ouders daartoe niet toereikend zijn; of

      • -

        de jongere redelijkerwijs zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouders niet te gelde kan maken.

  • 2. De jongere bedoeld in het eerste lid wordt in ieder geval geacht zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouders redelijkerwijs niet te gelde te kunnen maken als:

    • a.

      de ouder(s) is / zijn overleden of in het buitenland woont / wonen;

    • b.

      de jongere in het kader van de Wet op de jeugdhulpverlening buiten het gezin is geplaatst;

    • c.

      de jongere op de ingangsdatum van de bijstandverlening 12 maanden of langer zelfstandig woont;

    • d.

      er sprake is van een acute crisissituatie, waarin door de minderjarige zelf geen verandering kan worden gebracht. Hiertoe dient een indicatie te worden gegeven door een hulpverlenende instantie.

  • 3. De noodzakelijke kosten van het bestaan van de zelfstandig wonende alleenstaande jongere van 18 tot 21 jaar, zoals bedoeld in het eerste lid, worden gesteld op de basisnorm van de WIJ. De bijzondere bijstand wordt vastgesteld op het verschil tussen het hier van toepassing zijnde bedrag en de inkomensvoorziening WIJ.

  • 4. De noodzakelijke kosten van het bestaan van de jongere zelfstandig wonende alleenstaande ouder van 18 tot 21 jaar, zoals bedoeld in het eerste lid, worden gelijk gesteld aan die van de alleenstaande ouder van 21 jaar en ouder. De bijzondere bijstand wordt vastgesteld op het verschil tussen de hier van toepassing zijnde bedragen en de inkomensvoorziening WIJ.

Artikel 6 Toeslag voormalige alleenstaande ouder
  • 1. Een toeslag wordt (ambtshalve) verleend, als het laatste in de gezinsbijstand begrepen kind niet meer ten laste van de alleenstaande ouder komt, waardoor op deze ouder het normbedrag voor een alleenstaande van toepassing. Voorwaarde is dat dit kind tot het huishouden van de alleenstaande blijft behoren. De toeslag wordt vastgesteld op het verschil tussen het bijstandsbedrag dat in vergelijkbare omstandigheden voor een echtpaar zou gelden en de gezamenlijke inkomens van de alleenstaande en dat kind.

  • 2. De toeslag wordt verleend zolang het kind tot het huishouden van de ouder blijft behoren, voor maximaal 36 maanden, waarbij de toeslag na 18 maanden wordt gehalveerd.

  • 3. Voor de bepaling van de inkomsten van het kind wordt het bedrag van inkomsten ingevolge de Wet op de Studiefinanciering vastgesteld overeenkomstig artikel 33 van de WWB.

Artikel 7 Woonkostentoeslag
  • 1. Onder woonkosten in dit artikel wordt verstaan:

    • a.

      Indien een woning in huur wordt bewoond: de per maand geldende rekenhuur als omschreven in artikel 5, van de Wet op de huurtoeslag;

    • b.

      Indien een eigen woning wordt bewoond: de tot een bedrag per maand omgerekende som van de hypotheekrente, de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten en een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud.

  • 2. Woonkostentoeslag voor een huurwoning of gehuurde woonwagen:

    • a.

      Indien belanghebbende een woning bewoont, waarvan de hoogte van de woonkosten gelet op artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag geen belemmering vormt voor toekenning van de huurtoeslag, maar hij door omstandigheden buiten zijn schuld nog geen aanspraak kan maken op deze toeslag, wordt een woonkostentoeslag verstrekt tot de datum waarop de betrokkene wel in aanmerking komt voor huurtoeslag.

    • b.

      De woonkostentoeslag is gelijk aan het bedrag van de huurtoeslag die belanghebbende gelet op zijn financiële situatie op grond van de Wet op de huurtoeslag voor de woonkosten per maand zou ontvangen.

  • 3. Woonkostentoeslag bij een woning in eigendom:

    • a.

      Indien belanghebbende een eigen woning bezit, waar hij tevens woont, waarvan de hoogte van de woonkosten gelet op artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag geen belemmering zou vormen voor toekenning van huurtoeslag wordt een toeslag verstrekt.

    • b.

      De toeslag is gelijk aan het bedrag van de huurtoeslag die belanghebbende op grond van de Wet op de huurtoeslag gelet op zijn financiële situatie voor de woonkosten per maand zou ontvangen.

    • c.

      Het deel van de (achteraf) te ontvangen belastingteruggaaf dat betrekking heeft op de kosten waarvoor de woonkostentoeslag is verleend, wordt van de belanghebbende teruggevorderd.

  • 4. Woonkostentoeslag voor woonkosten boven de maximale huurprijs, waarvoor men nog in aanmerking komt voor huurtoeslag zoals omschreven in artikel 13 van de Wet op de Huurtoeslag:

    • a.

      Indien belanghebbende een woning in huur of eigendom bewoont, waarvan de hoogte van de woonkosten op grond van artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag een belemmering vormt voor toekenning van huurtoeslag verstrekt de gemeente Breda voor de woonkosten tot én boven de maximale huurprijs een toeslag, voor zover het bedrag van de toeslag maatschappelijk aanvaardbaar is.

  • 5. De woonkostentoeslag wordt verstrekt tot de datum waarop de betrokkene wel in aanmerking komt voor huurtoeslag en, als huurtoeslag niet aan de orde is, voor een periode van maximaal één jaar. Deze periode kan worden verlengd indien –en voor zover- bijzondere individuele omstandigheden daartoe noodzaken.

  • 6. Aan de woonkostentoeslag is de voorwaarde verbonden dat de belanghebbende naar vermogen tracht goedkopere woonruimte te vinden (verhuisplicht). Dit wordt halfjaarlijks gecontroleerd.

  • 7. De verhuisplicht wordt niet opgelegd aan:

    • -

      personen met een beperking, als de hoge huur wordt veroorzaakt door voorzieningen die in de woning zijn aangebracht vanwege de beperking;

    • -

      personen van 65 jaar en ouder, als een goedkoper redelijk woonalternatief, gelet op medische en sociale omstandigheden, niet voorhanden is;

    • -

      aan huishoudens die bestaan uit 8 personen of meer;

    • -

      aan zelfstandigen die gedurende korte tijd een beroep doen op het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen. De verhuisplicht geldt wel voor zelfstandigen die hun bedrijf beëindigen.

  • 8. Als de belanghebbende naar het oordeel van het college naar vermogen heeft getracht goedkopere woonruimte te vinden, maar dit niet is gelukt, dan wordt de woonkostentoeslag verlengd met maximaal één jaar.

  • 9. Jongerenonder de 27 jaar zonder kinderen, die een beroep doen op woonkostentoeslag, omdat zij een woning bewonen met een rekenhuur boven de voor hen geldende huurgrens waardoor geen beroep op de huurtoeslag mogelijk is, komen niet in aanmerking voor een woonkostentoeslag.

Hoofdstuk III Individuele verstrekkingen

Artikel 8 Algemeen
  • 1. Bijzondere bijstand is in principe mogelijk als:

    • a.

      geen beroep kan worden gedaan op een eigen netwerk, de sociale omgeving of voorliggende voorzieningen en de belanghebbende daarin voldoende eigen verantwoordelijkheid heeft getoond;

    • b.

      geen beroep kan worden gedaan op de eigen reserveringscapaciteit;

    • c.

      sprake is van noodzakelijke kosten door bijzondere individuele omstandigheden;

    • d.

      een (wettelijke) voorliggende voorziening ontbreekt.

  • 2. Een geldlening van de Kredietbank Breda en de langdurigheidstoeslag worden als voorliggende voorzieningen beschouwd voor de kosten van (duurzame) gebruiksgoederen, tenzij deze beleidsregels anders bepalen.

  • 3. Bij het vaststellen van het bedrag van de bijzondere noodzakelijke kosten wordt aangesloten bij normbedragen zoals opgenomen in de Financiële Richtlijnen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

  • 4. Indien het bedrag niet is opgenomen in de Financiële Richtlijnen gelden de bedragen van de Prijzengids van Nibud als maximale bedragen.

  • 5. Op de verstrekking van de bijzondere noodzakelijke kosten, worden altijd de kosten die voor een ieder algemeen gebruikelijk zijn in mindering gebracht.

Artikel 9 Draagkracht
  • 1. Geen draagkracht hebben belanghebbenden die een netto maandinkomen (exclusief vakantiegeld) hebben tot 110% van de voor hen geldende bijstandsnorm (exclusief vakantiegeld) of inkomensvoorziening (exclusief vakantiegeld) en die geen vermogen hebben boven de voor hen in artikel 34, derde lid, van de WWB genoemde vermogensgrens.

  • 2. In afwijking van het eerste lid zijn te makennoodzakelijke kosten, die gezien de individuele omstandigheden niet uit het inkomen kunnen worden betaald, aftrekposten.

Artikel 10 (Para)medische kosten
  • 1. Voor bijzondere bijstandsverlening komen mogelijk de volgende (para)medische noodzakelijke kosten in aanmerking:

    • a.

      de meerkosten van een medisch noodzakelijk dieet;

    • b.

      de bijkomende kosten ten behoeve van dialyse bij nierpatiënten tot een maximum bedrag per maand;

    • c.

      de ten gevolge van langdurige ziekte of beperking ontstane meerkosten van slijtage van kleding en/of beddengoed en bewassing;

    • d.

      de meerkosten van verwarming tengevolge van een beperking of langdurige ziekte;

    • e.

      de meerkosten van medisch noodzakelijk aangepast schoeisel;

    • f.

      in afwijking van artikel 3, tweede lid, komt de eigen bijdrage in de kosten van duurzame gebitstoepassingen slechts in aanmerking indien deze kosten medisch noodzakelijk zijn en vóór de plaatsing zijn aangevraagd.

Artikel 11 Zelfstandig functioneren ouderen en mensen met een beperking

Voor bijzondere bijstandsverlening komen slechts de volgende kosten in aanmerking, als zij noodzakelijk zijn om het zelfstandig functioneren van ouderen en mensen met een beperking te bevorderen en aansluiten op artikel 9, tweede lid:

  • a.

    de eigen bijdrage van dagopvang van ouderen;

  • b.

    de extra kosten verbonden aan een maaltijdvoorziening voor ouderen vanaf 65 jaar via de WIJ (voorheen:SOB);

  • c.

    de eigen bijdrage in de kosten van een tijdelijke opname in een AWBZ-instelling;

  • d.

    de eigen bijdrage in de kosten van alarmering.

Artikel 12 Kosten van bijzondere sociale en financiële omstandigheden
  • 1.

    Voor bijzondere bijstandsverlening komen mogelijk de volgende kosten in aanmerking, als zij noodzakelijk zijn op grond van bijzondere sociale of financiële omstandigheden:

    • a.

      de kosten van een begrafenis of crematie in Nederland, gerekend naar de kosten van de goedkoopste adequate mogelijkheid;

    • b.

      de kosten van het noodzakelijk verhuizen;

    • c.

      de dubbele woonkosten als gevolg van het noodzakelijk verhuizen;

    • d.

      de kosten voor de eenmalige vervanging of aanschaf van een garderobe na ongeval, ziekte of revalidatie of andere bijzondere omstandigheden;

    • e.

      reiskosten in Nederland in bijvoorbeeld de volgende gevallen:

      • -

        ziekenbezoek aan gezinsleden of naaste familieleden die thuis of in instelling worden verpleegd;

      • -

        bezoeken van uit huis geplaatste kinderen;

      • -

        bezoeken van een naast familielid die in de gevangenis zit.

      De bijzondere bijstand voor reiskosten wordt in het algemeen voor maximaal 2 maal per week en voor maximaal 2 personen verstrekt op basis van het reizen per openbaar vervoer, 2e klas.

    • f.

      oor zover de belanghebbende een BredaPashouder is, de eigen bijdrage in energiebesparende maatregelen, voor zover bedoelde voorzieningen zijn aangebracht door het Energieteam. Dit tot een maximum bedrag per woning per jaar.

    • g.

      voor zover de belanghebbende een BredaPashouder is, de eigen bijdrage in inbraakpreventieve maatregelen, voor zover bedoelde voorzieningen zijn aangebracht door het Energieteam. Dit tot een maximum bedrag per woning per jaar.

    • h.

      de te betalen eigen bijdrage in de kosten van rechtshulp en/of rechtsbijstand.

    • i.

      eenmalig de kosten van een legitimatiebewijs aan personen zonder vaste woon- of verblijfplaats die niet over een geldig legitimatiebewijs beschikken.

    • j.

      in bijzondere gevallen de legeskosten van een verblijfsvergunning voor vluchtelingen en hun gezinsleden.

    • k.

      in bijzondere gevallen eenmalig de vaste lasten tijdens een kortdurende detentie van maximaal 6 maanden.

    • l.

      de kosten van kinderopvang in geval van sociale/medische indicatie of re-integratie, zolang de Wet Kinderopvang geen voorliggende voorziening is.

Artikel 13 Duurzame gebruiksgoederen
  • 1. Voor verstrekking van bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen komen mogelijk de goederen in aanmerking die zijn opgenomen in de Financiële Richtlijnen van Sociale Zaken. Indien het kosten betreft die niet in de Financiële Richtlijnen zijn genoemd, kan op grond van bijzondere individuele omstandigheden bijzondere bijstand worden verleend.

  • 2. Een geldlening (consumptief krediet ) van de Kredietbank Breda geldt als voorliggende voorziening.

  • 3. Indien een belanghebbende een langdurigheidstoeslag heeft ontvangen en in dezelfde periode van 12 maanden een aanvraag bijzondere bijstand doet voor duurzame gebruiksgoederen (of wel vervangingsuitgaven) dan geldt de langdurigheidstoeslag als reservering of voorliggende voorziening.

  • 4. Indien de belanghebbende niet zelf in de kosten kan voorzien door geen beroep te kunnen doen op zijn eigen netwerk, de sociale omgeving en voorliggende voorzieningen en een geldlening van de Kredietbank Breda niet mogelijk is, wordt bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening verstrekt, tenzij deze beleidsregels anders bepalen.

  • 5. De noodzaak van de bijstandsverlening voor duurzame gebruiksgoederen wordt beoordeeld aan de hand van:

    • a.

      de feitelijke toestand van te vervangen duurzame gebruiksgoederen;

    • b.

      de grootte van de woning van de belanghebbende;

    • c.

      de grootte van het gezin van de belanghebbende;

    • d.

      de getoonde eigen verantwoordelijkheid van de belanghebbende;

    • e.

      overige feiten en omstandigheden die van belang zijn.

  • 6. Onder “duurzame gebruiksgoederen” zoals bedoeld in het eerste lid wordt verstaan de gebruikelijke inventaris van een woning.

Hoofdstuk IV Bredase minimaregelingen

Artikel 14 Regeling duurzame gebruiksgoederen 65+
  • 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 13 wordt bijzondere bijstand in de jaarlijkse kosten van aanschaf, vervanging of reparatie van huishoudelijke apparaten en woninginrichting om niet verstrekt aan de oudere alleenstaande van 65 jaar of ouder of de gehuwden waarvan een van de echtgenoten 65 jaar of ouder is, die op een peildatum tenminste 3 aaneengesloten jaren zijn aangewezen op een netto maandinkomen tot 110% van de geldende bijstandsnorm.

  • 2. Het bedrag voor de bijzondere bijstand, als genoemd in het eerste lid, is opgenomen in de Financiële Richtlijnen.

  • 3. Voor de toepassing van het eerste lid is een onderbreking van de bijstandsafhankelijkheid van minder dan 6 maanden (aaneengesloten of verspreid over de periode van 3 jaar) niet van invloed op de in dat lid bedoelde periode van 3 aaneengesloten jaren.

  • 4. Voor de in het eerste lid genoemde categorieën van personen wordt een lening van de Kredietbank Breda, in afwijking van artikel 13, tweede lid, niet als voorliggende voorziening aangemerkt.

  • 5. Personen behorend tot de doelgroep van de regeling duurzame gebruiksgoederen die beschikken over een meer dan bescheiden vermogen, gebonden in de eigen woning, kunnen toch in aanmerking komen voor een in dit artikel bedoelde bijdrage, als de totale bijstandsverlening op jaarbasis, te rekenen vanaf de ingangsdatum van de bijstandsverlening, naar verwachting niet meer zal bedragen dan het netto minimumloon over één maand, als bedoeld in artikel 37 van de WWB. Als de hiervoor bedoelde grens wordt overschreden door verstrekking van de in dit artikel bedoelde bijdrage, zal voor de volledig verstrekte bijzondere bijstand een krediethypotheek gevestigd moeten worden.

Artikel 15 Collectieve ziektekostenverzekering
  • 1. Belanghebbenden met een netto maandinkomen tot 110% van de geldende bijstandsnorm of inkomensvoorziening kunnen deelnemen aan de collectieve ziektekostenverzekering van CZ zorgverzekeringen, het Gemeentepakket extra. Voor de premie van het aanvullende gedeelte van de verzekering wordt gedeeltelijk bijzondere bijstand verstrekt.

  • 2. Het Gemeentepakket extra vergoedt alle noodzakelijke medische kosten. Dit gemeentepakket is voor medische kosten een voorliggende voorziening.

  • 3. Studenten of scholieren met een inkomen uit de Wet Studiefinanciering zijn van de collectieve ziektekostenverzekering uitgesloten.

Artikel 16 Langdurigheidstoeslag
  • 1. Belanghebbenden met een netto maandinkomen tot 110% van de geldende bijstandsnorm of inkomensvoorziening gedurende een ononderbroken periode van 3 jaar komen op aanvraag in aanmerking voor de langdurigheidstoeslag, indien zij zijn vrijgesteld van de arbeidsverplichtingen.

  • 2. Belanghebbenden met uitzicht op inkomensverbetering komen niet in aanmerking voor de langdurigheidstoeslag.

  • 3. Gezinnen met kinderen en alleenstaande ouders komen , indien zij niet zijn vrijgesteld van de arbeidsverplichtingen, in afwijking van het eerste lid, wel in aanmerking voor de langdurigheidstoeslag.

  • 4. Een aanvraag voor een langdurigheidstoeslag kan op elk moment van het kalenderjaar worden ingediend.

  • 5. Uitbetaling van de langdurigheidstoeslag kan gedurende het gehele kalenderjaar plaatsvinden.

  • 6. De langdurigheidstoeslag kan met terugwerkende kracht worden aangevraagd. Hierbij is de peildatum richtinggevend.

  • 7. Indien de belanghebbende in de periode van 3 jaar meerdere samenlevingsvormen heeft gehad, is de situatie op het moment van de peildatum bepalend.

  • 8. De hoogte van de bedragen worden jaarlijks door de Gemeenteraad vastgesteld en opgenomen in de Financiële Richtlijnen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

  • 9. De langdurigheidstoeslag is niet vatbaar voor beslag.

Artikel 17 BredaPas
  • 1. Belanghebbenden met een netto maandinkomen tot 110% van de geldende bijstandsnorm of inkomenvoorziening en een vermogen tot de vermogensgrens van de Wet werk en bijstand kunnen deelnemen aan de BredaPas.

  • 2. Het recht op bijzondere bijstandsverlening voor uitgaven die in het kader van de BredaPas ten behoeve van BredaPashouders worden gemaakt, bestaat slechts voor het kalenderjaar waarvoor de BredaPas is afgegeven.

  • 3. Als ten gevolge van beëindiging van de bijstandsuitkering of verkrijging van een inkomen hoger dan 110% van de geldende bijstandsnorm of inkomensvoorziening niet langer aan de voorwaarden tot verkrijging van een BredaPas wordt voldaan, blijft het recht op verstrekking van een BredaPas bestaan tot het einde van het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarin voor het laatst wel aan deze voorwaarden werd voldaan.

  • 4. Studenten of scholieren met een inkomen uit de Wet Studiefinanciering zijn van de BredaPas uitgesloten.

Hoofdstuk V Schuldhulpverlening

Artikel 18 Borgstelling
  • 1. Bijzondere bijstand voor schulden is op grond van artikel 13, eerste lid sub f van de WWB, in combinatie met artikel 49 van de WWB mogelijk, voor zover vermeld in dit artikel.

  • 2. Bijzondere bijstand voor schulden, in de vorm van een borgstelling, wordt slechtsverleend als

    • -

      deze gericht is op kredietverstrekking door de Kredietbank Breda ter sanering van de gehele schuldsituatie én

    • -

      er perspectief bestaat op een hanteerbare schuldensituatie, waarbij zo nodig aandacht wordt besteed aan (maatschappelijke) begeleiding én

    • -

      de weigering van die bijstand een directe bedreiging voor de bestaansvoorziening van de belanghebbende zou opleveren.

    Aan de bijstandverlening kan de voorwaarde worden verbonden om mee te werken aan een budgetteringsmaatregel.

  • 3. Periodieke bijstand voor rente en aflossing van een saneringskrediet, verstrekt door de Kredietbank Breda, wordt op indicatie van de Kredietbank Breda verleend als de weigering van die bijstand een directe bedreiging voor de bestaansvoorziening van de belanghebbende oplevert. Hiervan is in ieder geval sprake bij dreigende uithuiszetting of afsluiting van energie. Deze bijstand wordt uitsluitend verleend, als het krediet is gericht op sanering van de gehele schuldsituatie. Deze bijstand wordt slechts eenmalig verleend.

  • 4. Als de schuldsituatie te wijten is aan tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan, kan aan de bijstandverlening de voorwaarde worden verbonden, om mee te werken aan een budgetteringsmaatregel.

Artikel 19 Bijstand voor schulden
  • 1. In zeer dringende omstandigheden kan, bij gebrek aan een voorliggende voorziening, bijzondere bijstand worden verleend voor schulden, die zijn ontstaan door een verminderd besteedbaar inkomen tengevolge van een wettelijke sanctie- of invorderingsmaatregel. Deze bijstand wordt als geldlening verleend.

  • 2. Bijstand in de kosten van een schuld, waardoor woninguitzetting en/of afsluiting van nutsvoorzieningen dreigt, wordt op indicatie van de Kredietbank Breda verleend in een bedrag om niet, als

    • a.

      hierin niet op andere wijze of door een andere voorziening kan worden voorzien én

    • b.

      de financiële situatie van de belanghebbende, gebaseerd op de Gedragscode Schuldregeling van de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet en de daaraan gerelateerde berekeningssystematiek, bijstand in de vorm van een geldlening niet toelaat én

    • c.

      er perspectief bestaat op een hanteerbare schulden situatie, waarbij aandacht wordt besteed aan (maatschappelijke) begeleiding.

    • d.

      Aan de bijstandverlening worden voorwaarden verbonden.

  • 3. Bijstand in de kosten van een schuld, die is veroorzaakt doordat men in de periode waarin de schuld is ontstaan niet beschikte over voldoende bestaansmiddelen, wordt, tot het bedrag waarop recht op bijstand zou hebben bestaan in de periode waarin men onvoldoende bestaansmiddelen had, om niet verleend. Deze bijstand wordt enkel verleend als en voorzover de noodzaak van de kosten nog is vast te stellen. Bijstand in de meerkosten wordt verstrekt in de vorm van een geldlening.

  • 4. Bij aanvang van budgetbeheer door de Kredietbank Breda wordt, alleen in zeer uitzonderlijke gevallen om stagnatie in het budgetbeheer te voorkomen, tot een maximum bedrag éénmalig bijstand verleend voor de noodzakelijke reserve ten behoeve van het voorkomen van een schuld.

Hoofdstuk VI Slotbepalingen

Artikel 20

De bevoegdheid tot (periodieke) aanpassing van de in deze beleidsregels bedoelde bedragen berust bij de directeur van de directie Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Artikel 21

In alle gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien of toepassing daarvan niet overeenkomt met de bedoeling van deze regels beslist de directeur van de directie Sociale Zaken en Werkgelegenheid namens het college.

Artikel 22

Deze beleidsregels worden aangehaald als 'Beleidsregels Bijzondere Bijstand Breda 2011'.

Artikel 23

Deze beleidsregels treden in werking per 1 januari 2011. Met de inwerkingtreding worden de Beleidsregels Bijzondere Bijstand uit 2010 ingetrokken.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van Burgemeester en Wethouders van Breda, gehouden op 16 november 2010; met aanvulling door de Gemeenteraad op 20 december 2010.

Bijlage Financiële Richtlijnen 2011

Bijlage Financiële Richtlijnen 2011 De bevoegdheid tot (periodieke) aanpassing van de in deze beleidsregels genoemde bedragen berust bij de directeur van de directie Sociale Zaken en Werkgelegenheid. In ieder geval worden de bedragen jaarlijks in november voor het komende jaar aangepast.

De bedragen die zijn gebaseerd op de Nibud Prijzengids worden per september van ieder jaar aangepast. De Nibud Prijzengids verschijnt jaarlijks in augustus en heeft een gelding van één jaar.

Bedragen artikelgewijs

Artikel 10 (Para)medische kosten

Kosten
Kosten dialyse nierpatiënten per mnd125,-
Kosten aanvullende premie CZM per mnd6,-

Artikel 12 Kosten van bijzondere sociale en financiële omstandigheden

Kosten
Kosten begrafenis4000,-
Kosten crematie3500,-
Kosten energiebesparende maatregelen per jaar100,-
Kosten inbraakpreventiemaatregelen per jaar100,-

Artikel 13 Duurzame gebruiksgoederen Maximale bedragen voor een complete woninginrichting tot 70% van Nibud

Kosten
Alleenstaande4597,-
Alleenstaande kamerbewoner2298,-
Echtpaar5260,-
   
Alleenstaande ouder met 1 kind5173,-
Alleenstaande ouder met 2 kinderen5713,-
Alleenstaande ouder met 3 kinderen6457,-
Alleenstaande ouder met 4 kinderen (maximaal)6997,-
   
Echtpaar met 1 kind5800,-
Echtpaar met 2 kinderen6544,-
Echtpaar met 3 kinderen7083,-
Echtpaar met 4 kinderen (maximaal)7784,-

Bovenstaande bedragen zijn maximale bedragen voor het inrichten van een complete woning. In dit bedrag is niet alleen inventaris (meubels voor alle kamers, keukeninventaris, huishoudelijke apparatuur) opgenomen, maar ook de stoffering van de woning (verf, vloerbedekking, behang). De bedragen gelden tot en met augustus 2011. Per september 2010 geldt de nieuwe Prijzengids 2010-2011.

Individuele bedragen woninginrichting

Als een belanghebbende nog wel (een deel van de) inventaris heeft, dan wordt beoordeeld welke noodzaak er is om bijstand te verlenen in de benodigde inventaris. Voor de kosten worden de vergoedingen zoals genoemd in de Prijzengids van Nibud gebruikt. Hierbij wordt rekening gehouden met het aantal personen in het huishouden.

 

Huishoudelijke apparatuur

De volgende richtprijzen voor huishoudelijke apparaten worden gehanteerd. Genoemde prijzen zijn maximale vergoedingen (tot 70% Nibud). Afwijken van deze prijzen is mogelijk indien dit in het individuele geval noodzakelijk is.

Kosten
Wasmachine                                     284,-
Wasdroger (condens)                      319,-
Wasdroger (luchtafvoer)* 175,-
Koelkast met vriesvak                      172,-
Koel/vriescombinatie                       280,-
Diepvrieskist                                      200,-
Magnetron                                          67,-
Gasfornuis (4 pits) + gasoven        200,-
Kookplaat gas 4 –pits                      88,-
Kookplaat keramisch                       245,-
Stofzuiger                                            70,-
Televisie               55 cm                                  158,-
Audioset                                                             91,-
Koffiezetapparaat                                              35,-
Waterkoker                                         21,-
Strijkijzer                                             25,-
Gaskachel                                          560,-
Computer met scherm, muis en toetsenbord336,-
Printer (all-in-one)46,-

* bedragen zijn niet meer opgenomen in de Prijzengids 2010-2011. Daarom worden de bedragen van 2007-2008 gehanteerd.

Artikel 14 Regeling duurzame gebruiksgoederen

Zolang aan de voorwaarden van het gestelde in het eerste lid wordt voldaan komt een belanghebbende ouder dan 65 jaar in aanmerking voor een (jaarlijkse) bijdrage van e250,-.

Artikel 16 Langdurigheidstoeslag

In 2011 gelden de volgende bedragen:

Kosten
Alleenstaande                                   250,-
Alleenstaande ouder                        250,-
Echtpaar/samenwonenden250,-

Artikel 19 Bijstand voor schulden

Bij aanvang van budgetbeheer door de Kredietbank Breda wordt, in zeer uitzonderlijke gevallen, tot een bedrag van maximaal € 500,- eenmalig bijstand verleend voor de noodzakelijke reserve ten behoeve van het voorkomen van een schuld en stagnatie in budgetbeheer.