Organisatie | Breda |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Terugvordering Wet werk en bijstand en Wet investeren in jongeren 2009, gemeente Breda |
Citeertitel | Beleidsregels terugvordering WWB en WIJ 2009 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | sociale zaken |
Deze regeling is vervangen door de Beleidsregels terugvordering IOAW en IOAZ Breda 2012.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2012 | 01-01-2012 | intrekking | 14-02-2012 www.breda.nl | 39307 | |
01-10-2009 | 01-01-2012 | Nieuwe regeling | 29-09-2009 Het Stadsblad Breda, 30-09-2009 | 35137 |
In afwijking van artikel 58 en 59 WWB en artikel 54 en 55 WIJ kan het college besluiten tot gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de teruggevorderde bijstand of inkomensvoorziening indien:
Van kwijtschelding als bedoeld in artikel 3 wordt afgezien indien:
Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van terugvordering of tot het gedeeltelijk afzien van verdere terugvordering als bedoeld in artikel 3 treedt niet in werking voordat tussen het college en/of schuldeisers en belanghebbende een schuldregeling tot stand is gekomen.
Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van terugvordering of tot het gedeeltelijk afzien van verdere terugvordering als bedoeld in artikel 3 wordt ingetrokken of ten nadele van de belanghebbende gewijzigd indien:
In afwijking van artikel 58 WWB en artikel 54 WIJ kan het college besluiten van gehele of gedeeltelijke terugvordering of van verdere terugvordering af te zien, met uitzondering van de gevallen waarbij de vordering door fraude is ontstaan, indien de belanghebbende:
gedurende vijf jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald en ten minste 75% van de hoofdsom van de vordering heeft voldaan; of
De in artikel 7, eerste en tweede lid genoemde termijn is drie jaar indien:
Loonbelasting en de premies volksverzekeringen waarvoor de gemeente die de bijstand of inkomensvoorziening verstrekt krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 inhoudingsplichtige is, kan door het college worden teruggevorderd, voor zover deze belasting en premies niet verrekend kunnen worden met de Belastingdienst en het UWV.
Toelichting op de artikelen die toelichting behoeven
Volgens de Wet werk en bijstand (WWB) en de Wet investeren in jongeren (WIJ) is het terugvorderen van ten onrechte verleende bijstand of inkomensondersteuning een algehele bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Dit houdt in dat het wettelijk kader op zichzelf geen sluitende basis vormt voor de gemeentelijke terugvorderingspraktijk.
Met onderhavige Beleidsregels terugvordering is een basis gecreëerd om het bestaande terugvorderingsbeleid uit te voeren. Burgemeester en wethouders maken gebruik van de hierboven bedoelde bevoegdheid in de gevallen en op grond van de bepalingen in deze beleidsregels.
De WWB en WIJ zijn minimum bestaansvoorzieningen, welke aanvullend zijn op de eigen bestaansmiddelen. De WWB is bedoeld voor burgers tussen 27 en 65 jaar en de WIJ voor jongeren van 16 tot en 26 jaar. Vanaf 18 jaar hebben jongeren recht op inkomensondersteuning op grond van de WIJ als zij geen gebruik kunnen maken van het gemeentelijke werkleeraanbod gezien persoonlijke omstandigheden.
Gelet op de financiële verantwoordelijkheid voor de kosten van de bijstand en inkomensondersteuning voor jongeren tot 27 jaar, achten burgemeester en wethouders het van groot belang dat de bijstand of inkomensondersteuning alleen terecht komt bij die burgers die hieraan de meeste behoefte hebben. Bovendien hebben de ontvangsten voortvloeiend uit de terugvordering een gunstig effect op het beschikbare budget binnen het Inkomensdeel van de WWB en WIJ. Een eventueel overschot op dit budget kan vervolgens worden ingezet voor extra re-integratie-trajecten ten behoeve van werkzoekenden. Daarnaast is een belangrijk beleidsuitgangspunt dat het plegen van fraude onder geen enkele voorwaarde mag worden beloond door de ten onrechte verleende bijstand of inkomensondersteuning niet terug te vorderen.
Artikel 2. Afzien van terugvordering
In het terugvorderingsproces kan op twee momenten worden afgezien van terugvordering. Ten eerste kan worden besloten om geen terugvorderingsbesluit te nemen. De vordering komt in dat geval niet tot stand. Ten tweede kan worden afgezien van verdere terugvordering in een later stadium. Deze variant, ook wel kwijtschelding genoemd, wordt behandeld in artikel 3 en verder.
In voorkomende gevallen kunnen er redenen zijn om in het geheel geen terugvorderingsbesluit te nemen. Dit kan aan de ene kant worden ingegeven door doelmatigheidsoverwegingen, in gevallen waarin de ten onrechte verleende bijstand of inkomensvoorziening dermate laag is dat de kosten die de terugvordering met zich meebrengen hoger zijn dan de vordering. Hier hebben we het dan over kruimelbedragen. Burgemeester en wethouders zijn vrij tot het bepalen van de hoogte van het grensbedrag. Het college stelt dit bedrag op € 100,- per te nemen nieuw besluit (betreft een nieuwe vordering). Als na verrekening van het openstaande vakantiegeld of een nabetaling van bijstand of inkomensvoorziening nog een vordering van € 100,- of lager overblijft, vindt geen terugvordering plaats van dit restant bedrag. Dit geldt echter niet voor fraudevorderingen. Fraudevorderingen moeten geheel worden terugbetaald, omdat fraude niet mag lonen.
Aan de andere kant blijft het nemen van een terugvorderingsbesluit uit als een termijn van 6 maanden is verstreken na het aan de gemeente bekend worden van een gegeven dat had moeten leiden tot wijziging of beëindiging van een bijstandsuitkering. Het uitgangspunt hierbij is dat de gemeente voortvarend handelt bij de verwerking van informatie die van invloed is op het recht op bijstand. Een beroep op de 6 maanden termijn is alleen zinvol in situaties waarin de gemeente gedurende langer dan 6 maanden de bijstand ongewijzigd blijft verlenen, terwijl de gemeente weet dat de bijstand ten onrechte wordt verleend. Wanneer de gemeente niet adequaat optreedt, kan dit betekenen dat de gemeente de bijstand over de periode na die 6 maanden niet meer kan terugvorderen. Let wel, dit geldt alleen in geval waarin geen sprake is van schending van de inlichtingenplicht door een belanghebbende.
Deze zogenoemde “6 maanden” jurisprudentie zal naar verwachting ook van toepassing zijn op besluiten die worden genomen in het kader van de WIJ.
Verder kunnen er in de individuele situatie dringenderedenen zijn op grond waarvan van een terugvorderingsbesluit kan worden afgezien. Hiervan kan sprake zijn wanneer de vordering is ontstaan buiten toedoen van de belanghebbende, en hem hiervan geen enkel verwijt kan worden gemaakt. Bij het beoordelen van dringende redenen moeten onaanvaardbare sociale en/of financiele consequenties van de belanghebbende worden meegewogen.
Artikel 3 tot en met 6 Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek
Wanneer een vordering door middel van een terugvorderingsbesluit is vastgelegd dan kan er in een later stadium reden zijn om de vordering (gedeeltelijk) kwijt te schelden. Dit geldt nooit voor fraudevorderingen.
Artikel 7. Kwijtschelding na voldoen aan betalingsverplichting
Een vordering kan worden kwijtgescholden indien de belanghebbende gedurende een periode van 5 jaar aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan.
De termijn in artikel 7, derde lid is gesteld op tien jaar, omdat in de praktijk is gebleken dat de termijn van vijf jaar te kort is om een debiteur te traceren.
Met de onder artikel 7, vierde lid genoemde mogelijkheid tot afkoop van 60% van de restsom tegen finale kwijting van het restant wordt zeer terughoudend omgegaan. Van deze mogelijkheid wordt alleen gebruikt gemaakt in situaties waarin tevoren vrijwel vast staat dat de reguliere wijze van invordering minder oplevert dan datgene dat met afkoop van 60% van het restant kan worden geïncasseerd.
Artikel 8. Kwijtschelding na aanvaarden regulier werk
Naast kwijtschelding wegens schuldenproblematiek is het ook mogelijk om op andere gronden dan een schuld kwijt te schelden. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan kwijtschelding bij de succesvolle afronding van een re-integratie-traject. Op deze wijze kan kwijtschelding, naast of aanvullend op reeds bestaande subsidiemogelijkheden, fungeren als een prikkel tot het aanvaarden van betaalde arbeid, of het deelnemen aan scholing of sociale activering. De betrokkene moet dan wel een reguliere baan hebben aanvaard en duurzaam (langer dan 6 maanden) uit de bijstand of inkomensvoorziening blijven. De vordering mag niet hoger zijn dan € 1000,- en zijn ontstaan als een geldlening.
Dringende redenen zijn onaanvaardbare sociale en/of financiële consequenties voor de belanghebbende.
Artikel 12. Verplichtingen met betrekking tot invordering
In deze beleidsregels wordt meerdere malen gesproken over het aflossingsbedrag als betalingsverplichting. Om er geen misverstand over te laten bestaan dat in dit verband van een verplichting wordt gesproken wordt hier bepaald dat een aflossingsbedrag dat is opgenomen in een terug- of invorderingsbesluit (beschikking) geldt als aflossingsverplichting. Het aflossingsbedrag bedraagt 10% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm of inkomensvoorziening. Dit is ook het geval als een belanghebbende werk heeft aanvaard en geen uitkering meer ontvangt. Om de belanghebbende te stimuleren te blijven werken wordt, ondanks een wellicht aanwezige draagkracht, het aflossingbedrag tijdelijk (gedurende één jaar ) 10% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm of inkomensvoorziening gehouden. Zo houdt de belanghebbende een hoger inkomen.
De gemeente vordert de oudste vordering het eerst in om verjaring te voorkomen. Indien een belanghebbende verzoekt af te lossen op een jongere vordering dan neemt de gemeente dit verzoek in overweging.
Burgemeester en wethouders verrichten vervolgens onderzoek naar de hoogte van het inkomen en de aanwezige draagkracht. Op basis van dit onderzoek kan de aflossingsverplichting worden aangepast.
Artikel 13. Uitstel van betaling
Naast de wettelijke mogelijkheden van uitstel tot betaling, bijvoorbeeld een WSNP-traject, kan de belanghebbende op grond van dringende redenen een verzoek tot uitstel indienen. In Breda wordt over het nog te betalen bedrag geen wettelijke rente berekend.
In de beschikking vermeldt de gemeente Breda de voorwaarden die aan het uitstel zijn verbonden. De beschikking staat open voor bezwaar.
Indien een belanghebbende een bezwaar heeft ingediend tegen een terugvorderingsbesluit, dan wordt de incasso van de vordering opgeschort. Hiermee voorkomt de gemeente dat een bedrag moet worden terugbetaald aan de belanghebbende indien hij/zij in bezwaar of tijdens het heroverwegen van het besluit in het gelijk wordt gesteld. Overigens geldt deze opschorting van de incasso niet in beroepszaken.
Artikel 14. Verrekening en beslaglegging
Het terugvorderingsbesluit heeft op grond van artikel 60 derde lid WWB en artikel 56 tweede lid WIJ direct een executoriale titel.
De gemeente kan overgaan tot dwanginvordering door middel van verrekening (wanneer aan de debiteur tevens bijstand of een inkomensvoorziening wordt verleend).
Daarnaast staat de weg van executoriaal beslag door de gerechtsdeurwaarder middels een dwangbevel open. Deze omstandigheid kan zich voordoen wanneer er geen inkomstenbron beschikbaar is, of wanneer beslag wordt gelegd op een onroerend goed.
Indien een belanghebbende naast het ontvangen van WWB of WIJ tevens een incassotraject heeft lopen bij een gerechtsdeurwaarder voor gemeentelijke vorderingen, dan wordt 10% op de uitkering ingehouden ter aflossing van de vorderingen. De bedragen worden rechtstreeks aan de gerechtsdeurwaarder overgemaakt. De grond hiervoor is gelegen in artikel 6: 127 en 130 Burgerlijk Wetboek en artikel 475 Burgerlijke Rechtsvordering.
Verrekening met de bijstand of inkomensvoorziening wordt gebaseerd op artikel 6:127 van het Burgerlijk Wetboek.
Voor deze vorm van verrekenen moet aan de navolgende vereisten worden voldaan:
er moet een wederkerig schuldenaarschap bestaan. Het gaat hier om het over en weer voldoen van een schuld. De door de belanghebbende te ontvangen bijstand of inkomensvoorziening, en de ten onrechte verleende bijstand of inkomensvoorziening die moet worden terugbetaald, worden beschouwd als de hier bedoelde wederkerige schuld;
er moet gelijksoortigheid van schuld en prestatie zijn. Hieruit vloeit voort dat bijstand alleen met bijstand kan worden verrekend; en een inkomensvoorziening alleen met een inkomensvoorziening. Dit betekent dat een ten onrechte verleende bijstand niet met bijvoorbeeld een WMO-vergoeding kan worden verrekend;
Tenuitvoerlegging door middel van beslag kan geschieden conform de regels van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Wanneer de belanghebbende de betalingsverplichting niet nakomt, dan dienen voor de onder artikel 13 genoemde vormen van dwanginvordering kosten te worden gemaakt. Deze kosten hebben betrekking op zowel verschuldigde rente als overige kosten van betekening en dergelijke en worden in rekening gebracht bij de belanghebbende.
De kosten van aanmaningen, zoals genoemd in artikel 4:113 Algemene wet bestuursrecht, worden in Breda in geval van vorderingen op grond van ten onrechte ontvangen bijstand of inkomensvoorziening niet aan de belanghebbende berekend. Zodra de invordering aan de deurwaarder is overgedragen, berekent de deurwaarder wel de kosten van aanmanen.
In de WWB en WIJ is het bruteren van de vordering, over het algemeen aan het einde van het kalenderjaar, als bevoegdheid geformuleerd in artikel 58 lid 4 WWB en artikel 54 lid 4 WIJ. Door deze bepaling met een dwingend karakter in de beleidsregels op te nemen brengt de gemeente tot uiting dat in alle gevallen waarin de vordering niet binnen het kalenderjaar kan worden terugbetaald, deze zal worden gebruteerd.
Indien een belanghebbende niet tijdig op de hoogte wordt gesteld dat hij uiterlijk vóór 1 december van het jaar een vordering netto terug kan betalen, dan kan het college eenmalig besluiten de hoogte van de vordering te handhaven op het netto bedrag.
Zo’n situatie doet zich bijvoorbeeld voor als een beschikking pas rond 30 december wordt verzonden. In dat geval wordt de belanghebbende door een handeling of nalaten van de gemeente uiteindelijk niet met een bruto-terugvordering geconfronteerd.
Verder wordt een vordering niet gebruteerd als deze is ontstaan door een foute berekening of verrekening van de gemeente Breda en de belanghebbende geen blaam treft.
De beleidsregels terugvordering treden per 1 oktober 2009 in werking.
De beleidregels kennen ten opzichte van de vorige beleidsregels geen nadelige effecten voor belanghebbenden. De vorige beleidsregels waren gericht op de WWB. Deze beleidsregels betreffen ook de WIJ. In de WIJ is overgangsrecht van 12 maanden geregeld voor burgers tot 27 jaar die op 30 september 2009 onder de WWB vallen. Voor deze burgers blijft de WWB tot 1 juli 2010 gelden. Aangezien de nieuwe beleidsregels geen ongunstige effecten kennen, is gemeentelijk overgangsrecht niet aan de orde.