Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Breda

Beleidsregels Terugvordering Wet werk en bijstand en Wet investeren in jongeren 2009, gemeente Breda

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Breda
Officiële naam regelingBeleidsregels Terugvordering Wet werk en bijstand en Wet investeren in jongeren 2009, gemeente Breda
CiteertitelBeleidsregels terugvordering WWB en WIJ 2009
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpsociale zaken

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Beleidsregels Terugvordering van 16 december 2003.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet werk en bijstand, art. 58, 59, 60
  2. Wet investeren in jongeren, art. 54, 55 en 56
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-10-200901-01-2012Nieuwe regeling

29-09-2009

Het Stadsblad Breda, 30-09-2009

35137

Tekst van de regeling

Algemeen

Artikel 1. Gebruik maken van de bevoegdheid tot terugvorderen

Het college maakt gebruik van:

  • 1.

    de bevoegdheid tot herzien of intrekken van het besluit tot toekenning van artikel 54, derde lid WWB en artikel 40, derde lid WIJ;

  • 2.

    de bevoegdheid tot het terugvorderen van ten onrechte verleende bijstand zoals bedoeld in artikel 58, 59 en 60 WWB en artikel 54, 55 en 56 WIJ;

  • 3.

    De bevoegdheid zoals beschreven in het eerste en tweede lid geldt voor het college als een algemene verplichting, behoudens de in deze beleidsregels beschreven uitzonderingen.

Afzien van terugvordering

Artikel 2. Afzien van terugvordering

Het college kan afzien van het nemen van een terugvorderingsbesluit indien:

  • 1.

    het terug te vorderen bedrag lager is dan € 100,- en niet is ontstaan door fraude;

  • 2.

    een termijn van 6 maanden is verstreken na bekend worden van gegevens bij het college die hadden moeten leiden tot wijziging of beëindiging van de bijstand of de inkomensvoorziening, tenzij de belanghebbende de inlichtingenplicht heeft geschonden;

  • 3.

    hiertoe naar het oordeel van het college een dringende reden aanwezig is.

Kwijtschelding

Artikel 3. Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek

In afwijking van artikel 58 en 59 WWB en artikel 54 en 55 WIJ kan het college besluiten tot gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de teruggevorderde bijstand of inkomensvoorziening indien:

  • 1.

    redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen, behoudens de in artikel 4 onder lid 2 bedoelde vorderingen, van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen, én

  • 2.

    de vordering van de gemeente wegens teruggevorderde bijstand of inkomensvoorziening ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.

Artikel 4. Afzien van kwijtschelding wegens schuldenproblematiek

Van kwijtschelding als bedoeld in artikel 3 wordt afgezien indien:

  • 1.

    de terugvordering van bijstand of inkomensvoorziening het gevolg is van verwijtbaar gedrag van de belanghebbende;

  • 2.

    de vordering wordt gedekt door pand of hypotheek op een goed of goederen, behoudens voor zover de vordering niet op die goederen verhaald kan worden.

Artikel 5. Inwerkingtreding van het besluit tot afzien van terugvordering wegens schuldenproblematiek

Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van terugvordering of tot het gedeeltelijk afzien van verdere terugvordering als bedoeld in artikel 3 treedt niet in werking voordat tussen het college en/of schuldeisers en belanghebbende een schuldregeling tot stand is gekomen.

Artikel 6. Intrekking kwijtscheldingsbesluit schuldenproblematiek

Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van terugvordering of tot het gedeeltelijk afzien van verdere terugvordering als bedoeld in artikel 3 wordt ingetrokken of ten nadele van de belanghebbende gewijzigd indien:

  • 1.

    niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling is tot stand gekomen;

  • 2.

    de belanghebbende zijn schuld aan de gemeente niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet;

  • 3.

    onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

Artikel 7. Kwijtschelding na het voldoen aan de betalingsverplichting

In afwijking van artikel 58 WWB en artikel 54 WIJ kan het college besluiten van gehele of gedeeltelijke terugvordering of van verdere terugvordering af te zien, met uitzondering van de gevallen waarbij de vordering door fraude is ontstaan, indien de belanghebbende:

  • 1.

    gedurende vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan en ten minste 75% van de hoofdsom van de vordering heeft voldaan; of

  • 2.

    gedurende vijf jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald en ten minste 75% van de hoofdsom van de vordering heeft voldaan; of

  • 3.

    gedurende tien jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten; of

  • 4.

    een bedrag, overeenkomend met ten minste 60% van de restsom in één keer aflost;

  • 5.

    door het aanvaarden van regulier werk meer dan 6 maanden onafhankelijk wordt van bijstand op grond van WWB of de inkomensvoorziening op grond van WIJ;

  • 6.

    naar het oordeel van het college op grond van dringende redenen voor kwijtschelding in aanmerking komt.

Artikel 8. Kwijtschelding na aanvaarden regulier werk

  • 1. De belanghebbende, als genoemd in artikel 7, vijfde lid, komt slechts voor kwijtschelding op een geldlening in aanmerking, als dit een lening voor duurzame gebruiksgoederen betreft.

  • 2. De kwijtschelding bedraagt maximaal € 1000,-.

Artikel 9. Verkorting van de periode van voldoen aan betalingsverplichting

De in artikel 7, eerste en tweede lid genoemde termijn is drie jaar indien:

  • 1.

    de geldlening is verstrekt voor duurzame gebruiksgoederen;

  • 2.

    de vordering niet is ontstaan ten gevolge van fraude.

Artikel 10. Geen kwijtschelding na voldoen aan betalingsverplichting

  • 1. Kwijtschelding als bedoeld in artikel 7 vindt niet plaats ten aanzien van vorderingen welke door pand of hypotheek op een goed of goederen zijn gedekt, behoudens voorzover zij niet op die goederen verhaald kunnen worden.

  • 2. Kwijtschelding als bedoeld in artikel 7 vindt niet plaats als de invordering is overgedragen aan een gerechtsdeurwaarder.

Invordering van teruggevorderde bijstand of inkomensvoorziening

Artikel 11. Gebruik maken van de bevoegdheid tot invorderen

Skip list

  • 1.

    Het college maakt gebruik van de bevoegdheid tot invorderen bij dwangbevel zoals bedoeld in artikel 60, tweede lid WWB.

  • 2.

    De bevoegdheid, zoals beschreven in het eerste lid, geldt voor het college als algemene verplichting, behoudens de in deze beleidsregels beschreven uitzonderingen.

Artikel 12. Verplichtingen met betrekking tot de invordering

  • 1. De verplichting tot betaling en de betalingstermijn wordt in een beschikking medegedeeld.

  • 2. Het aflossingsbedrag wordt medegedeeld in de beschikking, als genoemd in het eerste lid, en geldt als de opgelegde betalingsverplichting.

  • 3. De oudste vordering wordt eerst ingevorderd, tenzij belanghebbende anders verzoekt.

  • 4. Het college verricht onderzoek naar de opgelegde betalingsverplichting en de aanwezige draagkracht.

  • 5. Op basis van dit onderzoek kan het college de opgelegde betalingsverplichting wijzigen.

Artikel 13. Uitstel van betaling

  • 1. Uitstel van betaling kan, naast de wettelijke bepalingen, worden verleend indien de belanghebbende op grond van dringende redenen hiertoe een verzoek indient.

  • 2. Over de uitgestelde betaling wordt geen wettelijke rente berekend.

  • 3. In geval van een bezwaarprocedure wordt de incasso van de vordering opgeschort.

Artikel 14. Verrekening en beslaglegging

Indien de belanghebbende niet bereid is tot het treffen van een minnelijke betalingsregeling, of een eerder opgelegde betalingsverplichting niet meer nakomt, dan wordt het terugvorderingsbesluit tenuitvoergelegd door middel van:

  • 1.

    verrekening van 10% van de maandelijks verleende bijstand of inkomensvoorziening ingevolge de WWB of WIJ, op grond van artikel 6:127 van het Burgerlijk Wetboek, of bij het ontbreken van deze mogelijkheid;

  • 2.

    een executoriaal beslag overeenkomstig de artikelen 479b tot en met 479g, behoudens artikel 479e lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, of;

  • 3.

    beslag in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering.

Overige bepalingen

Artikel 15. Rente en kosten

  • 1. Indien moet worden overgegaan tot verrekening of beslaglegging als bedoeld in artikel 13 dan wordt de vordering slechts verhoogd met wettelijke rente en alle overig kosten verbonden aan de invordering, indien de invordering is overgedragen aan de gerechtsdeurwaarder.

  • 2. Indien de belanghebbende niet tijdig voldoet aan de aflossingsverplichting, wordt hem geen aanmaningskosten in rekening gebracht, tenzij de invordering is overgedragen aan de gerechtsdeurwaarder.

Artikel 16. Brutering

Loonbelasting en de premies volksverzekeringen waarvoor de gemeente die de bijstand of inkomensvoorziening verstrekt krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 inhoudingsplichtige is, kan door het college worden teruggevorderd, voor zover deze belasting en premies niet verrekend kunnen worden met de Belastingdienst en het UWV.

Artikel 17. Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als “Beleidregels Terugvordering Wet werk en bijstand en Wet investeren in jongeren 2009, gemeente Breda”.

Artikel 18. Inwerkingtreding

  • 1. Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 oktober 2009.

  • 2. De “Beleidsregels Terugvordering van 16 december 2003” worden op dat moment ingetrokken.

Toelichting op de artikelen die toelichting behoeven

Algemeen

Volgens de Wet werk en bijstand (WWB) en de Wet investeren in jongeren (WIJ) is het terugvorderen van ten onrechte verleende bijstand of inkomensondersteuning een algehele bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Dit houdt in dat het wettelijk kader op zichzelf geen sluitende basis vormt voor de gemeentelijke terugvorderingspraktijk.

Met onderhavige Beleidsregels terugvordering is een basis gecreëerd om het bestaande terugvorderingsbeleid uit te voeren. Burgemeester en wethouders maken gebruik van de hierboven bedoelde bevoegdheid in de gevallen en op grond van de bepalingen in deze beleidsregels.

De WWB en WIJ zijn minimum bestaansvoorzieningen, welke aanvullend zijn op de eigen bestaansmiddelen. De WWB is bedoeld voor burgers tussen 27 en 65 jaar en de WIJ voor jongeren van 16 tot en 26 jaar. Vanaf 18 jaar hebben jongeren recht op inkomensondersteuning op grond van de WIJ als zij geen gebruik kunnen maken van het gemeentelijke werkleeraanbod gezien persoonlijke omstandigheden.

Gelet op de financiële verantwoordelijkheid voor de kosten van de bijstand en inkomensondersteuning voor jongeren tot 27 jaar, achten burgemeester en wethouders het van groot belang dat de bijstand of inkomensondersteuning alleen terecht komt bij die burgers die hieraan de meeste behoefte hebben. Bovendien hebben de ontvangsten voortvloeiend uit de terugvordering een gunstig effect op het beschikbare budget binnen het Inkomensdeel van de WWB en WIJ. Een eventueel overschot op dit budget kan vervolgens worden ingezet voor extra re-integratie-trajecten ten behoeve van werkzoekenden. Daarnaast is een belangrijk beleidsuitgangspunt dat het plegen van fraude onder geen enkele voorwaarde mag worden beloond door de ten onrechte verleende bijstand of inkomensondersteuning niet terug te vorderen.

Artikel 2.  Afzien van terugvordering

In het terugvorderingsproces kan op twee momenten worden afgezien van terugvordering. Ten eerste kan worden besloten om geen terugvorderingsbesluit te nemen. De vordering komt in dat geval niet tot stand. Ten tweede kan worden afgezien van verdere terugvordering in een later stadium. Deze variant, ook wel kwijtschelding genoemd, wordt behandeld in artikel 3 en verder.

In voorkomende gevallen kunnen er redenen zijn om in het geheel geen terugvorderingsbesluit te nemen. Dit kan aan de ene kant worden ingegeven door doelmatigheidsoverwegingen, in gevallen waarin de ten onrechte verleende bijstand of inkomensvoorziening dermate laag is dat de kosten die de terugvordering met zich meebrengen hoger zijn dan de vordering. Hier hebben we het dan over kruimelbedragen. Burgemeester en wethouders zijn vrij tot het bepalen van de hoogte van het grensbedrag. Het college stelt dit bedrag op € 100,- per te nemen nieuw besluit (betreft een nieuwe vordering). Als na verrekening van het openstaande vakantiegeld of een nabetaling van bijstand of inkomensvoorziening nog een vordering van € 100,- of lager overblijft, vindt geen terugvordering plaats van dit restant bedrag. Dit geldt echter niet voor fraudevorderingen. Fraudevorderingen moeten geheel worden terugbetaald, omdat fraude niet mag lonen.

Aan de andere kant blijft het nemen van een terugvorderingsbesluit uit als een termijn van 6 maanden is verstreken na het aan de gemeente bekend worden van een gegeven dat had moeten leiden tot wijziging of beëindiging van een bijstandsuitkering. Het uitgangspunt hierbij is dat de gemeente voortvarend handelt bij de verwerking van informatie die van invloed is op het recht op bijstand. Een beroep op de 6 maanden termijn is alleen zinvol in situaties waarin de gemeente gedurende langer dan 6 maanden de bijstand ongewijzigd blijft verlenen, terwijl de gemeente weet dat de bijstand ten onrechte wordt verleend. Wanneer de gemeente niet adequaat optreedt, kan dit betekenen dat de gemeente de bijstand over de periode na die 6 maanden niet meer kan terugvorderen. Let wel, dit geldt alleen in geval waarin geen sprake is van schending van de inlichtingenplicht door een belanghebbende.

Deze zogenoemde “6 maanden” jurisprudentie zal naar verwachting ook van toepassing zijn op besluiten die worden genomen in het kader van de WIJ.

Verder kunnen er in de individuele situatie dringenderedenen zijn op grond waarvan van een terugvorderingsbesluit kan worden afgezien. Hiervan kan sprake zijn wanneer de vordering is ontstaan buiten toedoen van de belanghebbende, en hem hiervan geen enkel verwijt kan worden gemaakt. Bij het beoordelen van dringende redenen moeten onaanvaardbare sociale en/of financiele consequenties van de belanghebbende worden meegewogen.

Artikel 3 tot en met 6 Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek

Wanneer een vordering door middel van een terugvorderingsbesluit is vastgelegd dan kan er in een later stadium reden zijn om de vordering (gedeeltelijk) kwijt te schelden. Dit geldt nooit voor fraudevorderingen.

Artikel 7. Kwijtschelding na voldoen aan betalingsverplichting

Een vordering kan worden kwijtgescholden indien de belanghebbende gedurende een periode van 5 jaar aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan.

De termijn in artikel 7, derde lid is gesteld op tien jaar, omdat in de praktijk is gebleken dat de termijn van vijf jaar te kort is om een debiteur te traceren.

Met de onder artikel 7, vierde lid genoemde mogelijkheid tot afkoop van 60% van de restsom tegen finale kwijting van het restant wordt zeer terughoudend omgegaan. Van deze mogelijkheid wordt alleen gebruikt gemaakt in situaties waarin tevoren vrijwel vast staat dat de reguliere wijze van invordering minder oplevert dan datgene dat met afkoop van 60% van het restant kan worden geïncasseerd.

Artikel 8. Kwijtschelding na aanvaarden regulier werk

Naast kwijtschelding wegens schuldenproblematiek is het ook mogelijk om op andere gronden dan een schuld kwijt te schelden. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan kwijtschelding bij de succesvolle afronding van een re-integratie-traject. Op deze wijze kan kwijtschelding, naast of aanvullend op reeds bestaande subsidiemogelijkheden, fungeren als een prikkel tot het aanvaarden van betaalde arbeid, of het deelnemen aan scholing of sociale activering. De betrokkene moet dan wel een reguliere baan hebben aanvaard en duurzaam (langer dan 6 maanden) uit de bijstand of inkomensvoorziening blijven. De vordering mag niet hoger zijn dan € 1000,- en zijn ontstaan als een geldlening.

Dringende redenen zijn onaanvaardbare sociale en/of financiële consequenties voor de belanghebbende.

Artikel 12. Verplichtingen met betrekking tot invordering

In deze beleidsregels wordt meerdere malen gesproken over het aflossingsbedrag als betalingsverplichting. Om er geen misverstand over te laten bestaan dat in dit verband van een verplichting wordt gesproken wordt hier bepaald dat een aflossingsbedrag dat is opgenomen in een terug- of invorderingsbesluit (beschikking) geldt als aflossingsverplichting. Het aflossingsbedrag bedraagt 10% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm of inkomensvoorziening. Dit is ook het geval als een belanghebbende werk heeft aanvaard en geen uitkering meer ontvangt. Om de belanghebbende te stimuleren te blijven werken wordt, ondanks een wellicht aanwezige draagkracht, het aflossingbedrag tijdelijk (gedurende één jaar ) 10% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm of inkomensvoorziening gehouden. Zo houdt de belanghebbende een hoger inkomen.

De gemeente vordert de oudste vordering het eerst in om verjaring te voorkomen. Indien een belanghebbende verzoekt af te lossen op een jongere vordering dan neemt de gemeente dit verzoek in overweging.

Burgemeester en wethouders verrichten vervolgens onderzoek naar de hoogte van het inkomen en de aanwezige draagkracht. Op basis van dit onderzoek kan de aflossingsverplichting worden aangepast.

Artikel 13. Uitstel van betaling

Naast de wettelijke mogelijkheden van uitstel tot betaling, bijvoorbeeld een WSNP-traject, kan de belanghebbende op grond van dringende redenen een verzoek tot uitstel indienen. In Breda wordt over het nog te betalen bedrag geen wettelijke rente berekend.

In de beschikking vermeldt de gemeente Breda de voorwaarden die aan het uitstel zijn verbonden. De beschikking staat open voor bezwaar.

Indien een belanghebbende een bezwaar heeft ingediend tegen een terugvorderingsbesluit, dan wordt de incasso van de vordering opgeschort. Hiermee voorkomt de gemeente dat een bedrag moet worden terugbetaald aan de belanghebbende indien hij/zij in bezwaar of tijdens het heroverwegen van het besluit in het gelijk wordt gesteld. Overigens geldt deze opschorting van de incasso niet in beroepszaken.

Artikel 14. Verrekening en beslaglegging

Het terugvorderingsbesluit heeft op grond van artikel 60 derde lid WWB en artikel 56 tweede lid WIJ direct een executoriale titel.

De gemeente kan overgaan tot dwanginvordering door middel van verrekening (wanneer aan de debiteur tevens bijstand of een inkomensvoorziening wordt verleend).

Daarnaast staat de weg van executoriaal beslag door de gerechtsdeurwaarder middels een dwangbevel open.  Deze omstandigheid kan zich voordoen wanneer er geen inkomstenbron beschikbaar is, of wanneer beslag wordt gelegd op een onroerend goed.

Indien een belanghebbende naast het ontvangen van WWB of WIJ  tevens een incassotraject heeft lopen bij een gerechtsdeurwaarder voor gemeentelijke vorderingen, dan wordt 10% op de uitkering ingehouden ter aflossing van de vorderingen. De bedragen worden rechtstreeks aan de gerechtsdeurwaarder overgemaakt. De grond hiervoor is gelegen in artikel 6: 127 en 130 Burgerlijk Wetboek en artikel 475 Burgerlijke Rechtsvordering.

Verrekening met de bijstand of inkomensvoorziening wordt gebaseerd op artikel 6:127 van het Burgerlijk Wetboek.

Voor deze vorm van verrekenen moet aan de navolgende vereisten worden voldaan:

  • .

    er moet een wederkerig schuldenaarschap bestaan. Het gaat hier om het over en weer voldoen van een schuld. De door de belanghebbende te ontvangen bijstand of inkomensvoorziening, en de ten onrechte verleende bijstand of inkomensvoorziening die moet worden terugbetaald, worden beschouwd als de hier bedoelde wederkerige schuld;

  • .

    er moet gelijksoortigheid van schuld en prestatie zijn. Hieruit vloeit voort dat bijstand alleen met bijstand kan worden verrekend; en een inkomensvoorziening alleen met een inkomensvoorziening. Dit betekent dat een ten onrechte verleende bijstand niet met bijvoorbeeld een WMO-vergoeding kan worden verrekend;

  • .

    r moet een bevoegdheid zijn om betaling van de vordering af te dwingen. Verrekening is een vorm van tenuitvoerlegging. Dit kan niet zonder executoriale titel. Het tenuitvoerleggen van deze titel gebeurt pas als debiteur niet aan de (al dan niet minnelijk) vastgestelde betalingsverplichting voldoet;

  • .

    bij verrekening is de gemeente gehouden aan de beslagvrije voet;

  • .

    verrekening kan alleen voor zover de uitkering voor beslag vatbaar is (dus bijvoorbeeld niet met bijzondere bijstand voor specifieke kosten).

Tenuitvoerlegging door middel van beslag kan geschieden conform de regels van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Artikel 15. Rente en kosten

Wanneer de belanghebbende de betalingsverplichting niet nakomt, dan dienen voor de onder artikel 13 genoemde vormen van dwanginvordering kosten te worden gemaakt. Deze kosten hebben betrekking op zowel verschuldigde rente als overige kosten van betekening en dergelijke en worden in rekening gebracht bij de belanghebbende.

De kosten van aanmaningen, zoals genoemd in artikel 4:113 Algemene wet bestuursrecht, worden in Breda in geval van vorderingen op grond van ten onrechte ontvangen bijstand of inkomensvoorziening niet aan de belanghebbende berekend. Zodra de invordering aan de deurwaarder is overgedragen, berekent de deurwaarder wel de kosten van aanmanen.

Artikel 16. Brutering

In de WWB en WIJ is het bruteren van de vordering, over het algemeen aan het einde van het kalenderjaar, als bevoegdheid geformuleerd in artikel 58 lid 4 WWB en artikel 54 lid 4 WIJ. Door deze bepaling met een dwingend karakter in de beleidsregels op te nemen brengt de gemeente tot uiting dat in alle gevallen waarin de vordering niet binnen het kalenderjaar kan worden terugbetaald, deze zal worden gebruteerd.

Uitgezonderd:

Indien een belanghebbende niet tijdig op de hoogte wordt gesteld dat hij uiterlijk vóór 1 december van het jaar een vordering netto terug kan betalen, dan kan het college eenmalig besluiten de hoogte van de vordering te handhaven op het netto bedrag.

Zo’n situatie doet zich bijvoorbeeld voor als een beschikking pas rond 30 december wordt verzonden. In dat geval wordt de belanghebbende door een handeling of nalaten van de gemeente uiteindelijk niet met een bruto-terugvordering geconfronteerd. 

Verder wordt een vordering niet gebruteerd als deze is ontstaan door een foute berekening of verrekening van de gemeente Breda en de belanghebbende geen blaam treft.

Artikel 18. Inwerkingtreding

De beleidsregels terugvordering treden per 1 oktober 2009 in werking.

De beleidregels kennen ten opzichte van de vorige beleidsregels geen nadelige effecten voor belanghebbenden. De vorige beleidsregels waren gericht op de WWB. Deze beleidsregels betreffen ook de WIJ. In de WIJ is overgangsrecht van 12 maanden geregeld voor burgers tot 27 jaar die op 30 september 2009 onder de WWB vallen. Voor deze burgers blijft de WWB tot 1 juli 2010 gelden. Aangezien de nieuwe beleidsregels geen ongunstige effecten kennen, is gemeentelijk overgangsrecht niet aan de orde.