Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Roosendaal

Re-integratieverordening

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRoosendaal
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingRe-integratieverordening
CiteertitelRe-integratieverordening
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening vervangt de Re-integratieverordening van 27 juni 2007

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet werk en bijstand, artikel 8 eerste lid onder a

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201201-01-2015nieuwe regeling

21-12-2011

Gemeenteblad 2011/97, Roosendaalse Bode 28 december 2011

591705

Tekst van de regeling

Intitulé

Re-integratieverordening

de raad van de gemeente Roosendaal,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 22 november 2011,

 

gelet op artikel 8, eerste lid, onder a van de Wet werk en bijstand,

 

gezien het advies van de commissie Bestuur d.d. 15 december 2011,

 

overwegende dat op grond van artikel 8, eerste lid onder a, Wet werk en bijstand de gemeenteraad bij verordening regels stelt met betrekking tot het ondersteunen bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling,

 

Besluit

 

vast te stellen de Re-integratieverordening

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: Wet werk en bijstand;

  • b.

    Ioaw: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • c.

    Ioaz: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • d.

    gemeenteraad: de gemeenteraad van de gemeente Roosendaal;

  • e.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal;

  • f.

    UWV: Uitvoeringinstituut Werknemersverzekeringen;

  • g.

    personen behorend tot de gemeentelijke doelgroep: de personen genoemd in artikel 10, eerste en tweede lid van de wet;

  • h.

    uitkeringsgerechtigden: personen met een uitkering ingevolge de wet, de Ioaw of de Ioaz;

  • i.

    Anw-ers: personen met een uitkering volgens de Algemene nabestaandenwet;

  • j.

    Nuggers: personen als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder a, van de wet;

  • k.

    jongeren: uitkeringsgerechtigden of Nuggers in de leeftijd van 18 tot 27 jaar;

  • l.

    traject: een aaneenschakeling van voorzieningen met als doel arbeidsinschakeling of als dit vooralsnog niet mogelijk is, het verhogen van de sociale activering;

  • m.

    voorzieningen: de instrumenten die het college ter beschikking heeft voor het bieden van ondersteuning als bedoeld in artikel 7 van de wet en passen binnen het traject;

  • n.

    algemeen geaccepteerde arbeid: alle betaalde arbeid, niet zijnde arbeid in het kader van de Wet sociale werkvoorziening, die algemeen maatschappelijk aanvaard is, niet indruist tegen de openbare orde of goede zeden en bereikbaar is binnen 1 uur enkele reis berekend op basis van het beschikbare eigen vervoer of op basis van openbaar vervoer via het snelste traject of ander beschikbaar vervoer;

  • o.

    werkgeverssubsidie: subsidie die wordt verstrekt aan werkgevers die met een uitkeringsgerechtigde een arbeidsovereenkomst sluiten gericht op arbeidsinschakeling.

Artikel 2. Opdracht aan het college

  • 1.

    Het college ondersteunt personen behorend tot de gemeentelijke doelgroep met als doel arbeidsinschakeling en indien dit vooralsnog niet mogelijk is, sociale activering.

  • 2.

    Het college kan, bij het bepalen van de wijze waarop zij ondersteuning biedt, prioriteiten stellen in verband met haar financiële mogelijkheden en de maatschappelijke, economische en conjuncturele ontwikkelingen.

  • 3.

    Het college stelt periodiek een verslag op ten behoeve van de gemeenteraad en de cliëntenraad (of een vertegenwoordiging van de doelgroep).

  • 4.

    Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van de voorzieningen bedoeld in de hoofdstukken 3 tot en met 6 en ten aanzien van artikel 23 en artikel 25.

Hoofdstuk 2. Kader

Artikel 3. Plafonds

  • 1.

    Het college kan één of meer subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen.

  • 2.

    Het college kan een deelnemersplafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

Artikel 4. Aanspraak op ondersteuning

  • 1.

    Personen behorend tot de gemeentelijke doelgroep hebben aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2.

    Het college doet een aanbod dat past binnen de criteria die gesteld zijn in de wet en bij of krachtens deze verordening.

  • 3.

    Bij de inzet van voorzieningen wordt gekozen voor dat instrument dat beschikbaar is en dat adequaat en toereikend is voor het doel dat beoogd wordt.

  • 4.

    Voorzieningen die gericht zijn op de arbeidsinschakeling worden alleen ingezet als zonder die inzet het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid niet mogelijk is.

Hoofdstuk 3. Voorzieningen

Artikel 5. Algemeen

  • 1.

    Het college biedt ondersteuning aan personen behorend tot de gemeentelijke doelgroep door het aanbieden van een traject, waarbij zonodig voorzieningen kunnen worden ingezet, of door het bieden van praktische hulp, advies en/of doorverwijzing naar andere instanties.

  • 2.

    Bij de afweging welke voorziening het meest geschikt is voor een persoon behorend tot de gemeentelijke doelgroep, worden de mogelijkheden en belemmeringen van de persoon en het belang van de gemeente tegen elkaar afgewogen.

  • 3.

    Het college kan voor de uitvoering van voorzieningen afspraken maken met derden waaronder werkgevers en re-integratiebedrijven.

Artikel 6. Onderzoek

  • 1.

    Het college stelt, voordat besloten wordt tot een traject en/of tot de inzet van voorzieningen, een onderzoek als bedoeld in artikel 9 van de wet in naar de mogelijkheden van de uitkeringsgerechtigde op de arbeidsmarkt en naar de geschiktheid voor hem van de voorzieningen of andere vormen van begeleiding.

  • 2.

    Dit onderzoek kan worden uitgevoerd door een externe partij waarmee de gemeente een overeenkomst heeft gesloten.

  • 3.

    Een dergelijk onderzoek kan ook bestaan uit een indicatiestelling Wet sociale werkvoorziening.

Artikel 7. Begeleiding

  • 1.

    Het college kan begeleiding aanbieden met als doel de uitkeringsgerechtigde te ondersteunen bij het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid.

  • 2.

    Dit instrument kan worden ingezet als door het college aan de hand van een onderzoek is vastgesteld dat de uitkeringsgerechtigde op korte termijn een reëel perspectief heeft op algemeen geaccepteerde arbeid, maar begeleiding bij het vinden van werk geadviseerd is.

Artikel 8. Proefplaatsing

  • 1.

    Het college kan aan uitkeringsgerechtigden met behoud van uitkering, een proefplaatsing aanbieden.

  • 2.

    Dit instrument kan ingezet worden wanneer door het college aan de hand van een onderzoek is vastgesteld dat de uitkeringsgerechtigde op korte termijn een reëel perspectief heeft op algemene geaccepteerde arbeid.

  • 3.

    Het doel van dit instrument is een proefperiode op een reguliere werkplek, waarbij zowel de werkgever als de uitkeringsgerechtigde de intentie hebben om een arbeidsovereenkomst samen aan te gaan.

  • 4.

    De proefplaatsing duurt maximaal drie maanden.

  • 5.

    Het college plaatst de uitkeringsgerechtigde alleen indien door zijn plaatsing de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed.

  • 6.

    In een schriftelijke overeenkomst worden tenminste vastgelegd het doel van de proefplaatsing, alsmede de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

Artikel 9. Scholing

  • 1.

    Het college kan aan uitkeringsgerechtigden een vorm van scholing aanbieden gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2.

    Het college kan bij uitvoeringsbesluit regels stellen ten aanzien van de noodzakelijkheid van de scholing, de duur en de maximale kosten.

Artikel 10. Leerwerkplek

  • 1.

    Het college kan aan uitkeringsgerechtigden, met behoud van uitkering, een leerwerkplek aanbieden, gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2.

    Dit instrument kan ingezet worden wanneer door het college aan de hand van een onderzoek is vastgesteld dat de uitkeringsgerechtigde op korte of (middel)lange termijn een reëel perspectief heeft op algemeen geaccepteerde arbeid.

  • 3.

    Het doel van de leerwerkplek is het opdoen van werkervaring alsmede het leren functioneren in een arbeidsrelatie.

  • 4.

    Deze leerwerkplek duurt maximaal 6 maanden.

  • 5.

    Het college plaatst de persoon alleen indien door zijn plaatsing de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en indien door zijn plaatsing geen verdringing plaatsvindt.

  • 6.

    In een schriftelijke overeenkomst worden tenminste vastgelegd het doel van de leerwerkplek, alsmede de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

Artikel 11. Werkactiveringsplaats

  • 1.

    Het college kan aan personen behorend tot de gemeentelijke doelgroep een werkactiveringsplaats aanbieden.

  • 2.

    Dit instrument kan ingezet worden wanneer door het college aan de hand van een onderzoek is vastgesteld dat de persoon behorend tot de gemeentelijke doelgroep op korte dan wel (middel)lange termijn een reëel perspectief heeft op algemeen geaccepteerde arbeid.

  • 3.

    Het doel van de werkactiveringsplaats is het opdoen van werkritme en leren wennen aan arbeidsverhoudingen.

  • 4.

    De werkactiveringsplaats wordt voor een periode van maximaal 6 maanden vastgesteld.

  • 5.

    Het college plaatst de persoon alleen indien door zijn plaatsing de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en indien door zijn plaatsing geen verdringing plaatsvindt.

  • 6.

    In een schriftelijke overeenkomst worden tenminste vastgelegd het doel van de werkactiveringsplaats, alsmede de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

Artikel 12. Maatschappelijke participatieplaatsen

  • 1.

    Het college kan aan personen behorend tot de gemeentelijke doelgroep, niet zijnde jongeren, een maatschappelijke participatieplaats aanbieden.

  • 2.

    Dit instrument kan ingezet worden wanneer door het college aan de hand van een onderzoek is vastgesteld dat de maatschappelijke participatieplaats voor de persoon behorend tot de gemeentelijke doelgroep, niet zijnde een jongere, op langere termijn bijdraagt aan een perspectief op algemeen geaccepteerde arbeid.

  • 3.

    Het doel van een maatschappelijke participatieplaats is het versterken van de zelfstandige maatschappelijke participatie, voorkoming van sociaal isolement en het versterken van aanwezige capaciteiten.

  • 4.

    Jaarlijks dient te worden bepaald in hoeverre op de korte of (middel) lange termijn een reëel perspectief op algemene geaccepteerde arbeid is ontstaan.

  • 5.

    Het college plaatst de persoon behorend tot de gemeentelijke doelgroep, niet zijnde jongere, alleen indien door zijn plaatsing de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en indien door zijn plaatsing geen verdringing plaatsvindt.

  • 6.

    In een schriftelijke overeenkomst worden tenminste vastgelegd het doel van de maatschappelijke participatieplaats, alsmede de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

Artikel 13. Persoonsgebonden re-integratiebudget

  • 1.

    Het college kan aan uitkeringsgerechtigden een budget toekennen in de vorm van een op arbeidsinschakeling gericht persoonsgebonden reïntegratiebudget, als aan de hand van onderzoek als bedoeld in artikel 6, is vastgesteld dat de uitkeringsgerechtigde op korte dan wel (middel)lange termijn een reëel perspectief heeft op algemeen geaccepteerde arbeid.

  • 2.

    Onder een persoonsgebonden reïntegratiebudget wordt verstaan een subsidie ter voldoening van de noodzakelijk te maken kosten van voorzieningen die zijn gericht op arbeidsinschakeling.

Hoofdstuk 4. Aanvullende voorzieningen

Artikel 14. Kinderopvang

Het college bevordert de beschikbaarheid van voorzieningen voor de opvang van kinderen jonger dan 12 jaar voor uitkeringsgerechtigden voor zover die opvang noodzakelijk is voor deelname aan een voorziening.

Artikel 15. Reiskosten

  • 1.

    Het college kan aan de uitkeringsgerechtigde die vanwege lichamelijke of psychische reden niet in staat is om zich op een reguliere manier te vervoeren en er geen sprake is van een voorliggende voorziening als bedoeld in artikel 5, onder e, van de wet, een vergoeding verstrekken voor reiskosten binnen Roosendaal die noodzakelijk zijn in verband met deelname aan een voorziening.

  • 2.

    De hoogte van de vergoeding wordt bepaald op basis van de kosten voor het reizen met het openbaar vervoer in de 2e klas.

Artikel 16. Overige kosten

In aanvulling op artikel 14 en 15 kan het college een vergoeding verstrekken aan uitkeringsgerechtigden voor kosten voor zover deze kosten direct gerelateerd zijn aan deelname aan voorzieningen en er geen sprake is van een voorliggende voorziening.

Hoofdstuk 5. Stimuleringspremie

Artikel 17. Stimuleringspremie

  • 1.

    Het college kan per kalenderjaar een eenmalige premie ter hoogte van maximaal een bedrag als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onder j, van de wet verstrekken aan een uitkeringsgerechtigde die gedurende een kalenderjaar minimaal 20 uur per week algemeen geaccepteerde arbeid verricht.

  • 2.

    Indien niet voldaan wordt aan het urencriterium als bedoeld in het eerste lid, wordt de vergoeding naar rato lager vastgesteld.

Hoofdstuk 6. Subsidies voor de werkgever

Artikel 18. Werkgeverssubsidie

  • 1.

    Het college kan werkgeverssubsidies verstrekken aan werkgevers die met een uitkeringsgerechtigde een arbeidsovereenkomst voor de duur van minimaal 6 maanden sluiten.

  • 2.

    Bij uitvoeringsbesluit stelt het college regels ten aanzien van de duur van de werkgeverssubsidie, de hoogte, de kostensoorten en de verplichtingen die aan de subsidie worden verbonden.

Hoofdstuk 7. Rechten en plichten

Artikel 19. Weigeren van een voorziening

  • 1.

    Het college weigert een voorziening indien:

    • a.

      de aanvrager niet behoort tot de gemeentelijke doelgroep;

    • b.

      de kosten van de gevraagde voorziening het budgetplafond als bedoeld in artikel 3, eerste lid, te boven gaan;

    • c.

      het aantal deelnemers het deelnemersplafond als bedoeld in artikel 3, tweede lid, bereikt heeft.

  • 2.

    Het college kan een voorziening voor een belanghebbende weigeren indien binnen het gezin van de belanghebbende al aan een andere gezinslid een voorziening is aangeboden.

Artikel 20. Beëindiging van voorzieningen

Het college kan een voorziening beëindigen:

  • a.

    indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van de wet;

  • b.

    indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik meer wordt gemaakt van deze voorziening;

  • c.

    indien naar het oordeel van het college de voorziening en/of voortzetting daarvan, onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling;

  • d.

    indien de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichtingen bedoeld in artikel 21 niet nakomt.

Artikel 21. Verplichtingen

  • 1.

    Een persoon die door het college een voorziening wordt aangeboden is verplicht hiervan gebruik te maken als het onderzoek zoals bedoeld in artikel 6 uitwijst dat de aangeboden voorziening noodzakelijk is voor het overeengekomen traject.

  • 2.

    De persoon die deelneemt aan een voorziening is gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, dan wel Ioaw of Ioaz, de Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen en uit het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

Artikel 22. Verlof

  • 1.

    Het college verleent aan de uitkeringsgerechtigde toestemming om tijdelijk het traject te onderbreken voor het opnemen van verlof, voor zover dit het doel van het traject of de ingezette voorziening niet negatief beïnvloedt.

  • 2.

    De periode als genoemd in het eerste lid wordt bepaald op maximaal vier weken per kalenderjaar.

  • 3.

    De uitkeringsgerechtigde dient minimaal 2 maanden voorafgaand aan de eerste dag van de tijdelijke onderbreking als bedoeld in het eerste lid een verzoek tot tijdelijke onderbreking in te dienen.

  • 4.

    Het college kan in individuele gevallen afwijken van het gestelde in het eerste, tweede en derde lid.

Artikel 23. Ontheffing

  • 1.

    Het college kan met inachtneming van artikel 9, tweede lid van de wet, onderscheidenlijk artikel 37a van de Ioaw en de Ioaz, bepalen dat aan de uitkeringsgerechtigde, geheel of gedeeltelijk, ontheffing wordt verleend van de in artikel 21 genoemde verplichtingen indien:

    • a.

      voor alleenstaande ouders, als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van de wet van kinderen tot 5 jaar, de combinatie van zorg en arbeid of de combinatie van zorg en voorziening niet mogelijk is en dit niet kan worden opgeheven door de inzet van voorzieningen als bedoeld in artikel 14;

    • b.

      uitkeringsgerechtigde om objectief vastgestelde psychische dan wel medische redenen niet in staat is om zijn verplichtingen op basis van deze verordening na te komen.

    • c.

      uitkeringsgerechtigde de zorg heeft voor een persoon bedoeld in artikel 4, vijfde lid, onder a en onder 2º van de wet. De ontheffing geldt tot een maximum van 6 maanden en voor het aantal uur dat uitkeringsgerechtigde de zorg dient te verlenen.

    • d.

      uitkeringsgerechtigde van 60 jaar of ouder is en naar het oordeel van het college er geen perspectief op algemeen geaccepteerde arbeid is.

  • 2.

    Ontheffing van de arbeidsplicht wordt voor de gevallen genoemde in het eerste lid, onder a en b verleend voor een door het college vast te stellen periode, doch uiterlijk voor een periode van een jaar.

  • 3.

    Op basis van een herbeoordeling kan het college besluiten een ontheffing na afloop van de vastgestelde periode te verlengen.

Artikel 24. De wet in combinatie met uitkering UWV

De in hoofdstuk 3 en 4 genoemde artikelen zijn voor personen die, naast een uitkering ingevolge de wet, een uitkering ontvangen van het UWV, slechts van toepassing indien er overeenstemming is bereikt met het UWV inzake de inzet van de voorziening en de kostenverdeling tussen gemeente en UWV.

Artikel 25. Afstemming

Indien een persoon, niet zijnde een uitkeringsgerechtigde, die gebruik maakt van een voorziening, niet voldoet aan de verplichtingen als gesteld in artikel 21 dan wel artikel 22 kan het college de kosten van de voorziening geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

Hoofdstuk 8. Overgangsrecht Wiw en ID

Artikel 26. Wiw en ID

  • 1.

    De voorziening in de vorm van een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 4 van de Wet inschakeling werkzoekenden, zoals deze luidde op 31 december 2003, wordt beëindigd met ingang van 1 juli 2012.

  • 2.

    In uitzondering op het bepaalde in het eerste lid, wordt de uitvoering van de dienstbetrekkingen gecontinueerd voor de werknemers die op 1 januari 2003, 55 jaar of ouder waren.

  • 3.

    De subsidiering van dienstbetrekkingen als bedoeld in artikel 6 van het Besluit in- en doorstroombanen, zoals dit luidde op 31 december 2003 wordt volledig beëindigd met ingang van 1 januari 2013.

  • 4.

    Het college kan na beëindiging van de dienstbetrekking als bedoeld in artikel 4 van de Wet inschakeling werkzoekenden, zoals deze luidde op 31 december 2003, de dienstbetrekking als bedoeld in artikel 6 van het Besluit in- en doorstroombanen, zoals dit luidde op 31 december 2003 en de arbeidsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet inschakeling werkzoekenden, zoals deze luidde op 31 december 2003:

    • a.

      voor de duur van maximaal 2 jaar een financiële vergoeding verstrekken voor inkomensderving, of;

    • b.

      voor de duur van maximaal drie maanden een overbruggingskrediet verstrekken.

  • 5.

    De subsidie als bedoeld in het derde lid wordt in de periode van 1 januari 2012 tot 1 januari 2013 afgebouwd in vier gelijke termijn van 25%, waarbij de eerste termijn ingaat op 1 januari 2012.

  • 6.

    Het college kan een werkgever van een werknemer als bedoeld in het derde lid een tegemoetkoming in de juridische kosten voor een ontslagprocedure en voor de afvloeiingsregeling ten aanzien van de werknemer verlenen, indien deze niet uitstroomt voor 1 juli 2012.

Hoofdstuk 9. Slotbepalingen

Artikel 27. Innovatie

  • 1.

    Het college kan bij wijze van experiment, met het oog op het onderzoeken van mogelijkheden om de toeleiding naar algemeen geaccepteerde arbeid te vergroten, afwijken van het bepaalde in deze verordening.

  • 2.

    Een experiment als bedoeld in het eerste lid duurt ten hoogste twee jaar en bedraagt maximaal 10% van beschikbare budget als bedoeld in artikel 69, eerste lid, onder a van de wet.

Artikel 28. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de persoon behorend tot de gemeentelijke doelgroep afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 29. Intrekking

De Re-integratieverordening 2007 d.d. 27 juni 2007 wordt ingetrokken.

Artikel 30. Overgangsrecht

Besluiten, genomen krachtens de verordening bedoeld in artikel 29 die gelden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

Artikel 31. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de datum van inwerkingtreding van de wet tot wijziging van de Wet werk en bijstand en samenvoeging van die wet met de Wet investeren in jongeren gericht op bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt en vergroting van de eigen verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden.

Artikel 32. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: ‘Re-integratieverordening’.

Aldus vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Roosendaal in zijn openbare vergadering van 21 december 2011,

De griffier, De voorzitter,