Organisatie | Schiedam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene subsidieverordening Schiedam 2006 |
Citeertitel | Algemene subsidieverordening Schiedam 2006 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | algemene subsidieverordening schiedam 2006 |
Deze verordening vervangt de Algemene subsidieverordening 2000
Artikel 149 Gemeentewet
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
26-01-2012 | 01-01-2012 | 01-01-2012 | intrekking | 15-12-2011 Huis-aan-huisblad Het Nieuwe Stadsblad 18-01-2012 | VR 107/2011 |
19-07-2007 | 01-01-2012 | Artikel 2.1, 3.2, 3.3, 3.6, 4.1, 6.5 | 21-06-2007 Onbekend | VR 058/2007 | |
01-01-2006 | nieuwe regeling | 12-12-2005 Maasstad | VR154/2005 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Een subsidie kan slechts worden aangevraagd door een rechtspersoon naar burgerlijk recht die zich als doel stelt de behartiging van belangen op een of meer terreinen waarvoor deze verordening van toepassing is, met uitzondering van openbare lichamen, die zijn ingesteld krachtens de Wet gemeenschappelijke regelingen.
Artikel 1.5 Begrotingsvoorbehoud
Indien burgemeester en wethouders besluiten subsidie te verlenen ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd door de raad, nemen zij in het besluit omtrent de subsidieverlening op dat de subsidie wordt verleend onder de voorwaarde dat door de raad voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.
Hoofdstuk 2 De subsidieverlening
Een aanvraag voor een subsidie wordt bij burgemeester en wethouders ingediend voor 1 april van het jaar, voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de subsidie betrekking heeft. Bij aanvragen die na deze datum worden ingediend kunnen burgemeester en wethouders besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen.
Hoofdstuk 3 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Artikel 3.1 Uitvoering van activiteiten
De subsidieontvanger is verplicht de activiteiten uit te voeren die in de beschikking tot subsidieverlening vermeld staan.
Artikel 3.4 Besluiten van de subsidieontvanger
1.De subsidieontvanger mag, zonder voorafgaande toestemming van burgemeester en wethouders, geen besluiten nemen over:
Artikel 3.5 Inzage in administratie
De subsidieontvanger verleent op verzoek van burgemeester en wethouders inzage in de administratie en verstrekt de inlichtingen die voor de beoordeling van de doelmatigheid en de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie van belang zijn.
De subsidieontvanger verleent de nodige medewerking indien door burgemeester en wethouders of na overleg met burgemeester en wethouders door andere overheden of de Rekenkamercommissie onderzoeken worden ingesteld.
De subsidieontvanger is verplicht zijn wettelijke aansprakelijkheid ten opzichte van derden te dekken door afsluiting van een verzekering voor de onder zijn verantwoordelijkheid werkende vrijwilligers en in dienst zijnde personeel. Burgemeester en wethouders kunnen van deze verplichting in bepaalde gevallen vastgelegd in beleidsregels vrijstelling verlenen.
Artikel 3.8 Vergoeding vermogensvorming
Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van goederen wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen.
Hoofdstuk 4 De subsidievaststelling
Burgemeester en wethouders kunnen, zonder waarschuwing vooraf, een korting opleggen van 20% op het verleende subsidiebedrag indien de termijn van aanvraag zoals bedoeld in artikel 4:44, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht, tot subsidievaststelling is verstreken. De korting kan met 5% worden verhoogd voor elke week dat de aanvraag tot vaststelling niet door burgemeester en wethouders is ontvangen tot een maximum van 50% van de verleende subsidie. Blijft de aanvraag tot subsidievaststelling achterwege dan wordt de subsidie op nihil vastgesteld.
Algemene toelichting op de Algemene subsidieverordening Schiedam 2006 Inleiding
Deze verordening vervangt de Algemene subsidieverordening 2000.
De nieuwe verordening is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:
de verordening bevat algemene, procedurele regels en criteria voor subsidiering.
Beleidsinhoudelijke criteria worden vastgesteld in algemene beleidsnota's en beleidsnota’s voor het betreffende beleidsterrein. Dit bevordert de flexibiliteit en de mate van inhoudelijke sturing;
Algemene wet bestuursrecht (Awb) Afdeling 4.2 regelt de subsidieverhouding tussen overheid en burger. Hoofdregel is dat een wettelijke grondslag is vereist voor het verstrekken van subsidies. Oogmerk is verbetering van de rechtszekerheid van aanvragers en ontvangers van subsidie en van de doelmatigheid van overheidsuitgaven. De bedoelde wettelijke grondslag voor gemeentelijke subsidies wordt gevormd door een verordening, in dit geval de Algemene subsidieverordening Schiedam 2006.
De Awb onderscheidt drie fasen in het subsidieproces:
Het subsidieproces begint met een subsidieaanvraag. Op deze aanvraag neemt de subsidieverstrekker een besluit of de subsidie wordt verleend: de beschikking tot subsidieverlening. In deze beschikking moet of een maximumbedrag worden opgenomen óf de wijze waarop de subsidie wordt berekend met daarbij een maximumbedrag. Bovendien moet in de beschikking tot subsidieverlening een omschrijving staan van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verleend.
Deze beschikking geeft de aanvrager aanspraak op uitbetaling van de subsidie, op voorwaarde dat de aanvrager de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt en de daaraan verbonden verplichtingen ook daadwerkelijk uitvoert. Zonodig kunnen aan de aanvrager voorschotten worden verstrekt ter uitvoering van deze activiteiten.
Wanneer de activiteiten zijn afgerond, dient de aanvrager een verzoek tot vaststelling van de subsidie in. In dit verzoek legt de aanvrager tevens rekening en verantwoording af. De subsidieverstrekker stelt vervolgens de definitieve subsidie vast: de beschikking tot subsidievaststelling.
Het bedrag van de subsidievaststelling kan lager zijn dan het bedrag genoemd in de beschikking tot subsidieverlening, bijvoorbeeld indien de aanvrager niet alle overeengekomen activiteiten heeft uitgevoerd.
De Awb biedt de mogelijkheid om de subsidieverlening en subsidievaststelling samen te laten vallen. In dat geval wordt meteen het definitieve subsidiebedrag vastgesteld en is er geen sprake van een (voorafgaande) beschikking tot subsidieverlening.
De beschikking tot de subsidievaststelling verplicht de subsidieverstrekker tot uitbetaling, tenzij de subsidie op € 0,-- wordt vastgesteld. De uitbetaling is een privaatrechtelijke rechtshandeling en dus geen beschikking in de zin van de Awb. Op uitbetalingen is het privaatrecht van toepassing.
Bij de uitbetaling vindt een verrekening plaats met eventueel verstrekte voorschotten.
In deze fase van het subsidieproces kunnen ook terugvordering van voorschotten en onverschuldigd betaalde subsidies plaatsvinden.
Voor de verschillende subsidiesoorten wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 1.1. De verordening volgt de opbouw van de subsidietitel in de Awb.
Artikelsgewijze toelichting van de Algemene subsidieverordening Schiedam 2006
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
waarderingssubsidie: een subsidie waarbij in beginsel geen verband bestaat tussen de kosten die de ontvanger maakt en de subsidie die zij ontvangt, bedoeld om een bepaalde activiteit of groep van activiteiten aan te moedigen dan welwaardering daarvoor kenbaar te maken. Waarderingssubsidies zijn vrijwel altijd structureel en dienen te worden aangevraagd voor 1 april voorafgaande aan het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;
tussentijdse subsidie: een subsidie ten behoeve van een activiteit dan wel investering die verricht wordt in het jaar waarin de subsidieaanvraag wordt gedaan. Een tussentijdse subsidie kan gedurende het hele jaar -mits niet structureel van aard; dan betreft het een waarderingssubsidie- worden aangevraagd. Een tussentijdse subsidie kan overigens wel het karakter van een waarderingssubsidie hebben;
Het begrip subsidie wordt in de begripsomschrijvingen niet opgenomen, aangezien de Awb dit al definieert in artikel 4:21. Dit artikel bepaalt dat onder subsidie wordt verstaan: "de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten".
Deze definitie is bepalend voor beantwoording van de vraag of een
bepaalde relatie tussen de gemeente en een instelling is te kwalificeren als subsidierelatie. Zo is het leveren van goederen en diensten om niet of onder de kostprijs (denk aan het beschikbaar stellen van (sport)accommodaties) geen subsidie. Geld van particuliere instellingen en particuliere fondsen valt evenmin onder het subsidiebegrip, aangezien deze instellingen geen bestuursorganen zijn.
Ook inkomensvoorzieningen op grond van de Wet Bijzondere Bijstand, de Wet voorzieningen gehandicapten of de Wet individuele huursubsidies zijn geen subsidies. Deze gelden worden namelijk niet verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, maar om te voorzien in de kosten van het bestaan. De subsidietitel van de Awb is tenslotte ook niet van toepassing op uitkeringen waarvoor een wettelijke grondslag geldt en waarvan de ontvanger een publiekrechtelijke rechtspersoon is (bijvoorbeeld uitkeringen van de rijksoverheid aan de andere overheden en uitkeringen aan gemeenschappelijke regelingen).
De verschillen tussen de genoemde subsidies zijn de volgende.
Budgetsubsidies worden gekenmerkt door een primair inhoudelijke sturing vanwege de gemeente op de prestaties en resultaten die met activiteiten worden bereikt. Dit wordt ook wel output- of troughputsturing genoemd. Strikt genomen is de omvang van de afspraken en de subsidie niet van belang als criterium voor deze subsidievorm; meestal worden ze niettemin toegepast bij grotere instellingen.
Een investeringssubsidie is een subsidievorm die louter betrekking heeft op het subsidiëren van investeringen in gebouwen, terreinen en/of inrichtingen (en dus niet activiteiten). Achteraf vindt de vaststelling van de subsidie plaats op basis van toegestane subsidiabele kosten.
Van een waarderingssubsidie is sprake indien de gemeente niet nadrukkelijk op prestaties of resultaat wil sturen. Het betreft meestal kleine subsidies voor activiteiten die men (op basis van vastgesteld beleid) graag wil stimuleren respectievelijk in stand wil houden. Deze subsidies worden direct vastgesteld en dus niet meer achteraf 'afgerekend'.
Het verschil tussen de voorgaande subsidies en de tussentijdse subsidie is dat de eerdergenoemde subsidies aangevraagd (en toegekend) worden in het jaar vóórdat de activiteiten plaats vinden en dat de tussentijdse subsidie pas in het lopende begrotingsjaar wordt aangevraagd. Toekenning vindt dan meestal plaats uit stelposten in de begroting. Subsidiëring kan zowel in de vorm van directe vaststelling (dan lijkt het op een waarderingssubsidie of op een budgetsubsidie 'zonder afrekening') als in de vorm van verlening met vaststelling achteraf (dan lijkt het op een investeringssubsidie of op een budgetsubsidie met 'afrekening').
Een subsidie kan slechts worden aangevraagd door een rechtspersoon naar burgerlijk recht die zich als doel stelt de behartiging van belangen op een of meer terreinen waarvoor deze verordening van toepassing is, met uitzondering van openbare lichamen, die zijn ingesteld krachtens de Wet gemeenschappelijke regelingen.
Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat een subsidie ook kan worden aangevraagd door een natuurlijke persoon of een groep natuurlijke personen. De ASV 2006 biedt de mogelijkheid om zowel aan natuurlijke als aan rechtspersonen subsidie toe te kennen, waarbij de voorkeur uitgaat naar toekenning aan rechtspersonen.
Deze verordening heeft het oog op de verstrekking van alle gemeentelijke subsidies, tenzij hiervoor een andere verordening van toepassing is.
Uitgangspunt is dat de raad gelet op haar budgetrecht het (financiële) beleidskader stelt en dat de uitvoering binnen deze kaders een zaak is voor het college van burgemeester en wethouders. Dit is in lijn met wat met de dualisering wordt voorgestaan.
Het derde lid bepaalt dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn om nadere beleidsregels vast te stellen.
Bij subsidiering kan zich de situatie voordoen dat het geld op is, maar dat weigering van een aanvraag niet goed mogelijk is wegens strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Indien er door het college een subsidieplafond is ingesteld geldt bij het bereiken hiervan het principe "op is op". Het subsidieplafond is volgens artikel 4:22 van de Awb het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift.
Het artikel is zo dat het college per beleidsterrein de ruimte heeft om te bepalen of de noodzaak voor het vaststellen van een subsidieplafond aanwezig is.
Beleidsterreinen waarvoor een subsidieplafond kan worden vastgesteld zijn bijvoorbeeld die in artikel 1.2 genoemd zijn. De Awb stelt aan een subsidieplafond de eis dat in de subsidieverordening de mogelijkheid van een subsidieplafond is opgenomen en dat verdeelregels worden opgesteld. Bovendien moet het subsidieplafond vastgesteld en bekend gemaakt worden voor de aanvang van het subsidietijdvak. Voor de verdeel regels zijn verschillende methoden te gebruiken, variërend van procedurele ("wie het eerst komt, wie het eerst maalt") tot inhoudelijke bepalingen. Deze verdeelregels maken deel uit van de beleidsregels voor het betreffende terrein en zijn dus niet in de ASV 2006 terug te vinden.
Artikel 1.5 Begrotingsvoorbehoud
Indien burgemeester en wethouders besluiten subsidie te verlenen ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd door de raad, nemen zij in het besluit op dat de subsidie wordt verleend onder de voorwaarde dat door de raad voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.
Het begrotingsvoorbehoud is bedoeld voor situaties waarbij de beschikking tot subsidieverlening uitgaat, voordat de raad de begroting heeft goedgekeurd. Het voorbehoud dient ook in de beschikking tot subsidieverlening te worden opgenomen uit oogpunt van rechtszekerheid.
De subsidieverstrekking kan naast de in de artikelen 4:25 en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde gevallen worden geweigerd, indien gegronde redenen bestaan aan te nemen dat:
Artikel 4:25 Awb luidt: "Een subsidie wordt geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden."
Artikel 4:25 Awb betreft het vaststellen van een subsidieplafond. Een subsidieplafond is het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift. Overschrijding van een subsidieplafond is een weigeringsgrond voor subsidieverlening.
In artikel 4:35 Awb is een aantal subjectieve en objectieve weigeringsgronden vastgelegd. De subjectieve weigeringsgronden bieden de subsidieverstrekker de gelegenheid na te gaan of er gegronde redenen bestaan om aan te nemen, dat:
De objectieve weigeringsgronden voor het weigeren van subsidies hebben betrekking op frauduleus handelen (verstrekken van onjuiste of onvolledige gegevens door de aanvrager) en op faillissement van de aanvrager dan wel surseance van betaling.
Vooral de weigeringsgrond onder f is van belang. Deze maakt het mogelijk subsidies te weigeren die niet binnen het beleid van de gemeente vallen. Dit kan worden uitgewerkt in algemene beleidsnota’s of beleidsnota's per beleidsterrein. Van belang is dat dit beleid dient te worden gepubliceerd, voor dat er een beroep op kan worden gedaan.
Het komt voor dat commerciële instellingen een vereniging oprichten ten einde in aanmerking te komen voor bijvoorbeeld een sportsubsidie. De vereniging biedt dan dezelfde of vergelijkbare activiteiten aan tegen een gereduceerd tarief dankzij de subsidie. In zo'n geval is er sprake van een nauwe verbondenheid tussen de commerciële instelling en de vereniging. Bij een dergelijke constructie is de subsidiering van de vereniging in feite een verkapte subsidiering van de commerciële instelling die aan de vereniging gelieerd is.
Die verwevenheid komt bijvoorbeeld tot uitdrukking in de deelname van de eigenaar van de commerciële instelling aan het verenigingsbestuur. De bepaling in artikel 1.7, sub g beoogt subsidieverlening aan dergelijke verenigingen uit te sluiten.
Hoofdstuk 2 De subsidieverlening
De artikelen 4.29 tot en met 4:36 van de Awb regelen de subsidieverlening. Een beschikking tot subsidieverlening moet aan twee eisen voldoen, tenzij in de subsidieverordening iets anders is bepaald. De twee eisen die de Awb stelt zijn:
Volgens de Awb is een aanvraag "een verzoek van een belanghebbende een besluit te nemen".
Een besluit is "een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling".
Afdeling 4.1.1 van de Awb omvat bepalingen over het indienen van de aanvraag, de vereisten waaraan de aanvraag moet voldoen e.d. In de subsidietitel van de Awb zijn geen extra bepalingen voor subsidieaanvragen opgenomen. De Awb laat de mogelijkheid open in een subsidieverordening aanvullende bepalingen op te nemen die de subsidieaanvraag uitgebreider regelen.
Indien een aanvraag na de in de ASV 2006 genoemde termijn wordt ingediend, kunnen burgemeester en wethouders in beginsel besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen. Bij een dergelijk besluit dienen de belangen van de subsidieaanvrager echter meegewogen te worden. Indien bijvoorbeeld de begrotingsprocedure nog in het beginstadium is en de aanvraag zonder problemen verwerkt kan worden of indien de aanvrager zwaarwegende redenen kan aanvoeren waarom zijn aanvraag niet voor een bepaalde termijn is of kon worden ingediend, kan besloten worden de aanvraag alsnog in behandeling te nemen.
Verder is nog van belang dat burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat bepaalde stukken niet te hoeven worden ingediend om onnodige administratieve last of bureaucratisering te voorkomen.
De datum 1 april is gekozen, opdat de afdelingen een nauwkeurige inschatting kunnen maken van het bedrag van de aangevraagde subsidies ten behoeve van de financiële kadernota.
De in het eerste lid genoemde termijn is dusdanig ruim gekozen dat hiermee ook eventuele probleemgevallen binnen de termijn kunnen worden afgehandeld. Natuurlijk kunnen burgemeester en wethouders ook eerder besluiten tot het verlenen van een subsidie. Behoorlijk bestuur brengt met zich mee dat ze dit indien mogelijk ook doen. Gebeurt dit voor vaststelling van de begroting, dan zal op grond van artikel1.5 een begrotingsvoorbehoud moeten worden opgenomen in de beschikking tot subsidieverlening.
Artikel 2.3 Overleg bij budgetsubsidies
Bij budgetsubsidiëring gaat het met name om het leveren van de afgesproken prestaties. Hetgeen van de subsidieontvanger verlangd wordt, dient in meetbare prestaties te worden uitgedrukt. Hierop is het inhoudelijke overleg met name gericht.
Met de grote instellingen die een budgetsubsidie ontvangen kan op grond van artikel 4:36, tweede lid van de Awb een uitvoeringsovereenkomst worden aangegaan (convenant). Hiertoe wordt in de beschikking tot subsidieverlening het voorschrift opgenomen dat een uitvoeringsovereenkomst wordt aangegaan.
De uitvoeringsovereenkomst kan de beschikking niet vervangen. Het vormt een bijlage bij de beschikking. De beschikking moet in ieder geval een omschrijving van de activiteiten, de verplichtingen en het subsidiebedrag omvatten. In de uitvoeringsovereenkomst kunnen de activiteiten uitgebreid worden omschreven en kunnen meetbare prestatieafspraken worden opgenomen.
Artikel 2.4 Meerjarige budgetsubsidie
Voor grotere instellingen is een zekere continuïteit van belang. Vandaar dat in de verordening subsidieverlening voor meerdere jaren mogelijk wordt gemaakt. In plaats van het college is de raad bevoegd om deze subsidie te verlenen. Zou het college dit doen dan zou hier mee het budgetrecht van de raad worden gefrustreerd. Ook hier kunnen ter uitvoering van de beschikking overeenkomsten worden gesloten.
Artikel 2.5 Vorming reserves en voorzieningen
Burgemeester en wethouders kunnen bij de subsidieverlening in de beschikking bepalingen opnemen over de vorming van reserves en voorzieningen.
Dit artikel biedt de mogelijkheid bepalingen te stellen aan het vormen van reserves (spaartegoeden) al dan niet voor een specifiek doel (voorziening). Zie ook de bepalingen in artikel 3.8.
Artikel 3.1 Uitvoering van activiteiten
De subsidieontvanger is verplicht de activiteiten uit te voeren die in de beschikking tot subsidieverlening vermeld staan.
In zijn algemeenheid verplicht een beschikking tot subsidieverlening de subsidieaanvrager niet tot het daadwerkelijk uitvoeren van de activiteiten waarvoor subsidie beschikbaar is gesteld. Als de aanvrager de activiteiten niet uitvoert, krijgt hij niet de middelen waarop hij aanspraak kon maken. Er zijn echter geen sancties voor het niet uitvoeren van de overeengekomen activiteiten.
De Awb biedt subsidieverstrekkers twee mogelijkheden om daadwerkelijke uitvoering van activiteiten af te dwingen:
Artikel 3.2 Informatieverstrekking
Bij de bedoelde informatie kan gedacht worden aan wijzigingen in de bestuurssamenstelling en belangrijke organisatorische wijzigingen, veranderingen in beleid en ontwikkelingen op het werkterrein van de subsidieontvanger. Het gaat met name om zaken die voor de gemeente van belang zijn om tijdig haar beleid en subsidiëring te kunnen aanpassen aan nieuwe ontwikkelingen en veranderende omstandigheden.
Artikel 3.3 Tussentijdse rapportages bij budgetsubsidies
Tegenover de toegenomen vrijheid van de instellingen met betrekking tot de bedrijfsvoering staat dat de gemeente zich meer zal richten op de beoordeling van de geleverde prestaties.
"Indien gedurende het boekjaar aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten en de begrote uitgaven en inkomsten, doet de subsidieontvanger daarvan onverwijld mededeling aan het bestuursorgaan onder vermelding van de oorzaak van de verschillen."
Het bestuursorgaan is in dit geval burgemeester en wethouders.
Artikel 3.4 Besluiten van de subsidieontvanger
In principe zijn de uitvoerende instellingen verantwoordelijk voor de eigen bedrijfsvoering. Niettemin zijn er enkele gevallen waarbij een zekere inbreuk op de handelingsvrijheid van de subsidieontvanger noodzakelijk wordt gevonden. Niet dat deze vrijheid al bij voorbaat is ingeperkt, maar de gemeente wil bij kunnen sturen indien zich een (te) groot risico aandient. Dit artikel beoogt bijvoorbeeld te voorkomen dat de subsidieontvanger zijn financiële positie tot inzet maakt van risico's (bijv. het deelnemen in een andere rechtspersoon of het geven van zekerheidsstelling voor schulden van derden), zonder dat dit het gevolg is van de normale activiteiten van de subsidieontvanger zelf.
Artikel 3.4, tweede lid, verbiedt het zonder voorafgaande toestemming van burgemeester en wethouders aangaan van risicovolle beleggingen. Voor richtlijnen die kunnen worden gehanteerd bij het bepalen of een belegging risicovol is wordt verwezen naar het Treasurystatuut van de gemeente Schiedam.
Artikel 3.4, derde lid, verbiedt stille verpanding. Van stille verpanding is sprake als zonder medeweten van de subsidieverstrekker de subsidiestroom als onderpand bij leningen wordt gebruikt. Indien de afbetalingen niet op tijd plaatsvinden geeft stille verpanding de betreffende bank het recht de subsidie te gebruiken voor afbetaling van de lening. De subsidie wordt dan niet gebruikt voor het doel waarvoor het bedoeld is. Om dit te voorkomen is in de ASV 2006 de bepaling opgenomen dat stille verpanding niet is toegestaan.
Gewezen wordt op artikel 4:71 Awb. Dit artikel luidt -voor zover van belang- als volgt:
Artikel 3.5 Inzage in administratie
De subsidieontvanger verleent op verzoek van burgemeester en wethouders inzage in de administratie en verstrekt de inlichtingen die voor de beoordeling van de doelmatigheid en de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie van belang zijn.
De subsidieontvanger verleent de nodige medewerking indien door burgemeester en wethouders en de Rekenkamercommissie of na overleg met burgemeester en wethouders door andere overheden onderzoeken worden ingesteld.
De subsidieontvanger is verplicht zijn wettelijke aansprakelijkheid ten opzichte van derden te dekken door afsluiting van een verzekering voor de onder zijn verantwoordelijkheid werkende vrijwilligers en in dienst zijnde personeel. Burgemeester en wethouders kunnen van deze verplichting in bepaalde gevallen vastgelegd in beleidsregels vrijstelling verlenen.
De subsidieontvanger dient verzekerd te zijn tegen schade en wettelijke aansprakelijkheid om te voorkomen dat subsidiegelden daaraan besteed worden.
Artikel 3.8 Vergoeding vermogensvorming
Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van goederen wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen.
Artikel 4:41 Awb bepaalt dat "de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor een vergoeding verschuldigd is aan het bestuursorgaan, mits:
Door het opnemen van artikel 3.8 in de subsidieverordening wordt het mogelijk een vergoeding voor eventuele vermogensvorming te vragen aan de subsidieontvanger. Indien de vermogensvorming uitsluitend door het eigen spaargeld van een vereniging is opgebouwd, kan er geen sprake zijn van het vragen van een vergoeding (bijvoorbeeld een sportvereniging die gespaard heeft voor een nieuwe kantine). In het tweede lid van artikel 4:41 Awb wordt bepaald dat de vergoeding voor vermogensvorming slechts verschuldigd is, indien:
De vergoeding dient te worden vastgesteld "binnen een jaar nadat het bestuursorgaan op de hoogte is gekomen of kon zijn van de gebeurtenis die het recht op vergoeding deed ontstaan, doch in ieder geval binnen vijf jaren na de bekendmaking van de laatste beschikking tot subsidievaststelling" (artikel 4:41, derde lid Awb).
Artikel 3.9 Invloed en klachtenregeling
Het college kan het bepaalde in het eerste en tweede lid opleggen indien dit naar haar oordeel van belang is om het doel van de subsidie te helpen verwezenlijken.
Artikel 3.10 Bestuurssamenstelling
Volgens artikel 4:39 van de Algemene wet bestuursrecht kunnen verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie slechts aan de subsidie worden verbonden, voor zover dit bij wettelijk voorschrift is bepaald. Vandaar dat deze twee bepalingen in deze verordening (=wettelijk voorschrift) worden opgenomen.
Bij artikel 3.10 kan gedacht worden aan de eis dat het bestuur van een wijkvereniging een afspiegeling vormt van de bevolkingssamenstelling van die wijk.
De aanvraag voor de subsidievaststelling (het financiële en inhoudelijke jaarverslag) dient te worden ingediend voor 1 mei na afloop van het jaar, volgend op het subsidiejaar. Met deze wijziging wordt een verruiming van de termijn aangebracht. Dat is redelijk, maar ook noodzakelijk. Daarmee hebben de instelling meer respijt en tijd om de benodigde stukken op orde te krijgen.
Burgemeester en wethouders kunnen, zonder waarschuwing vooraf, een korting opleggen van 20% op het verleende subsidiebedrag indien de termijn van aanvraag zoals bedoeld in artikel 4:44, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht, tot subsidievaststelling is verstreken. De korting kan met 5% worden verhoogd voor elke week dat de aanvraag tot vaststelling niet door burgemeester en wethouders is ontvangen tot een maximum van 50% van de verleende subsidie. Blijft de aanvraag tot subsidievaststelling achterwege dan wordt de subsidie op nihil vastgesteld.
Het vierde lid van dit artikel biedt de mogelijkheid een subsidie ambtshalve te laten vaststellen. Ambtshalve vaststelling van subsidies is relevant in situaties waarin er geen reden is een afzonderlijk verzoek tot vaststelling te laten doen. Bijvoorbeeld als de gegevens die nodig zijn voor de vaststelling van de subsidie tussentijds al verkregen zijn.
Daarnaast is ambtshalve vaststelling van belang, wanneer sprake is van intrekking of wijziging van de subsidieverlening of -vaststelling of wanneer een aanvraag tot subsidievaststelling binnen de daarvoor vastgestelde termijn uitblijft.
Subsidieontvangers hebben de verplichting tijdig te melden indien ze niet aan de overeengekomen activiteiten kunnen voldoen. De vakafdeling heeft op grond van deze gegevens een behoorlijk inzicht voor welk bedrag er aan subsidies zal worden vastgesteld op het moment dat ze deze gegevens dient aan te leveren voor de jaarrekening.
Het vijfde lid bepaalt dat, nadat de door het bestuursorgaan vastgestelde termijn voor het indienen van de aanvraag is verstreken en geen aanvraag is ingediend, burgemeester en wethouders zonder waarschuwing vooraf een korting op kunnen leggen. Met de toevoeging van dit lid hebben burgemeester en wethouders een middel om druk op de instellingen uit te oefenen om de benodigde gegevens te overleggen.
Artikel 4.2 Gegevens bij de aanvraag tot vaststelling
Intrekking en wijziging van subsidies
Na de afdeling over de vaststelling van subsidies volgt in de Awb afdeling 4.2.6 Intrekking en wijziging. Deze bevat een aantal dwingende bepalingen over intrekking en wijziging van de subsidie. Van deze bepalingen mag niet worden afgeweken. Deze bepalingen zijn rechtstreeks van toepassing op de subsidieverstrekking en derhalve niet in de verordening overgenomen.
Dus de subsidie kan komen te vervallen of lager uitvallen dan gevraagd, als de activiteiten niet doorgaan, de subsidieontvanger zich niet aan zijn verplichten houdt of frauduleus handelt.
Artikel 4:34 Awb heeft betrekking op de begrotingsvoorwaarde en het beroep hierop. De begrotingsvoorwaarde is terug te vinden in artikel1.5 van deze verordening.
De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd, indien vijf jaren zijn verstreken sedert de dag waarop zij is bekendgemaakt dan wel, in het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, sedert de dag waarop de handeling in strijd met de verplichting is verricht of de dag waarop aan de verplichting had moeten zijn voldaan.
Indien aan een subsidieontvanger voor drie of meer achtereenvolgende jaren subsidie is verstrekt voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten geschiedt gehele of gedeeltelijke weigering van de subsidie voor een daarop aansluitend tijdvak op de grond, dat veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, slechts met inachtneming van een redelijke termijn.
Voorzover aan het einde van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend sedert de bekendmaking van het voornemen tot weigering voor een daarop aansluitend tijdvak nog geen redelijke termijn is verstreken, wordt de subsidie voor het resterende deel van die termijn verleend, zo nodig in afwijking van artikel 4:25, tweede lid.
Artikel 4:25, tweede lid betreft een weigering vanwege het overschrijden van een subsidieplafond.
Hoofdstuk 5 Betaling en bevoorschotting
De artikelen 4:52 tot en met 4:57 Awb hebben betrekking op de betaling en terugvordering van subsidies. Bepaald wordt dat het subsidiebedrag overeenkomstig de subsidievaststelling moet worden uitbetaald onder verrekening van eventuele voorschotten. De verplichting tot betaling wordt opgeschort, indien de subsidieverstrekker de subsidieontvanger schriftelijk zijn ernstige vermoeden meedeelt dat er grond bestaat voor het toepassen van artikel 4:48 of 4:49 Awb.
Binnen vijf jaar na de subsidievaststelling of het niet nakomen van zijn verplichtingen door de subsidieontvanger kunnen onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten teruggevorderd worden.
Het subsidiebedrag kan in gedeelten worden betaald, mits in de verordening of in de beschikking tot subsidieverlening (dan wel bij het ontbreken hiervan de beschikking tot subsidievaststelling) is aangegeven hoe de gedeelten worden berekend en op welke tijdstippen zij worden betaald.
Ook kunnen voorschotten worden verstrekt, mits deze mogelijkheid in de verordening is opgenomen, zoals bij dit artikel is gebeurd.
Het subsidiebedrag wordt binnen zes weken na de subsidievaststelling betaald.
Als uitbetalingstermijn houdt de Awb vier weken aan. Van deze termijn kan worden afgeweken, indien dit in de verordening is vastgelegd.
Er kunnen zich gevallen voordoen waarin de toepassing van deze verordening ongewenste effecten heeft. Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid in die gevallen van een of meer bepalingen van deze verordening af te wijken.
Indien de rijksoverheid aan het beschikbaar stellen van specifieke bijdragen voorwaarden verbindt, die afwijken van de bepalingen in deze verordening, prevaleren de rijksvoorschriften.
Het komt voor, dat de gemeente van een of meerdere ministeries financiële middelen ontvangt of kan ontvangen voor bepaalde, specifieke activiteiten. Vaak verbindt de rijksoverheid daaraan voorwaarden met betrekking tot de aanvraag, tussentijdse rapportages of verantwoording. Deze voorwaarden kunnen afwijken van de bepalingen in de verordening, bijvoorbeeld ten aanzien van de termijnen. Indien sprake is van tegenstrijdigheid of onverenigbaarheid, gaan de voorwaarden verbonden aan de rijksmiddelen, boven de bepalingen van deze verordening.
Artikel 6.3 Intrekking en overgangsbepaling
Lid 2 van deze bepaling is nodig om zeker te stellen dat vaststellen van en geschillen over subsidies die tot 1 januari 2006 zijn toegekend, afgehandeld worden met toepassing van de tot die datum geldende verordening.
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2006
Deze datum is gekozen aangezien de meeste subsidies per kalenderjaar worden verstrekt.
Deze verordening kan worden aangehaald als "Algemene subsidie verordening Schiedam 2006" of als “ASV Schiedam 2006”.
Dit artikel spreekt voor zichzelf.
Onder subsidieplafond wordt verstaan: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift.
Indien een zodanig wettelijk voorschrift is opgenomen in een niet op een wet berustende algemene maatregel van bestuur, vervalt dat voorschrift vier jaren nadat het in werking is getreden, tenzij voor dat tijdstip een voorstel van wet bij de Staten-Generaal is ingediend waarin de subsidie wordt geregeld.
Indien een subsidie op een wettelijk voorschrift berust, wordt ten minste eenmaal in de vijf jaren een verslag gepubliceerd over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.
Indien niet tijdig, dan wel in bezwaar of beroep of ter uitvoering van een rechterlijke uitspraak omtrent verstrekking wordt beslist, geldt de verplichting van het tweede lid slechts voor zover zij ook gold op het tijdstip, waarop de beslissing in eerste aanleg werd genomen of had moeten worden genomen.
Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald kan voorafgaand aan een subsidievaststelling een beschikking omtrent subsidieverlening worden gegeven, indien een aanvraag daartoe is ingediend voor de afloop van de activiteit of het tijdvak waarvoor de subsidie wordt gevraagd.
Een subsidie in de vorm van een periodieke aanspraak op financiële middelen wordt verleend voor een bepaald tijdvak, dat in de beschikking tot subsidieverlening wordt vermeld.
Een subsidie kan niet worden verleend onder de voorwaarde dat uitsluitend het bestuursorgaan of uitsluitend de subsidieontvanger een bepaalde handeling verricht, tenzij het betreft de voorwaarde dat:
De verplichtingen kunnen na de subsidieverlening worden uitgewerkt, voor zover de beschikking tot subsidieverlening dit vermeldt.
De beschikking tot subsidievaststelling stelt het bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag overeenkomstig afdeling 4.2.7.
Het bestuursorgaan kan de subsidie geheel of gedeeltelijk ambtshalve vaststellen, indien:
De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd indien vijf jaren zijn verstreken sedert de dag waarop zij is bekendgemaakt dan wel, in het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, sedert de dag waarop de handeling in strijd met de verplichting is verricht of de dag waarop aan de verplichting had moeten zijn voldaan.
Indien aan een subsidieontvanger voor drie of meer achtereenvolgende jaren subsidie is verstrekt voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten, geschiedt gehele of gedeeltelijke weigering van de subsidie voor een daarop aansluitend tijdvak op de grond, dat veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, slechts met inachtneming van een redelijke termijn.
Voor zover aan het einde van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend sedert de bekendmaking van het voornemen tot weigering voor een daarop aansluitend tijdvak nog geen redelijke termijn is verstreken, wordt de subsidie voor het resterende deel van die termijn verleend, zo nodig in afwijking van artikel 4:25, tweede lid.
Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kan het subsidiebedrag in gedeelten worden betaald, mits bij de subsidieverlening, of indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, bij de subsidievaststelling, is bepaald hoe de gedeelten worden berekend en op welke tijdstippen zij worden betaald.
De verplichting tot betaling van een subsidiebedrag of een voorschot wordt opgeschort met ingang van de dag waarop het bestuursorgaan aan de subsidieontvanger schriftelijk kennis geeft van het ernstige vermoeden dat er grond bestaat om toepassing te geven aan artikel 4:48 of 4:49, tot en met de dag waarop de beschikking omtrent de intrekking of wijziging is bekendgemaakt of de dag waarop sedert de kennisgeving van het ernstige vermoeden dertien weken zijn verstreken.
Onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten kunnen worden teruggevorderd voor zover na de dag waarop de subsidie is vastgesteld, dan wel de handeling als bedoeld in artikel4:49, eerste lid, onderdeel c, heeft plaatsgevonden, nog geen vijf jaren zijn verstreken.
Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, wordt de aanvraag van de subsidie uiterlijk dertien weken voor de aanvang van het boekjaar ingediend.
Het activiteiten plan behelst een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd en de daarmee nagestreefde doelstellingen en vermeldt per activiteit de daarvoor benodigde personele en materiële middelen.
De in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde bescheiden dan wel het verslag over de financiële positie zijn voorzien van een van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek afkomstige schriftelijke verklaring omtrent de getrouwheid onderscheidenlijk een mededeling, inhoudende dat van onjuistheden niet is gebleken.
Voor zover de aanvrager voor dezelfde begrote uitgaven tevens subsidie heeft aangevraagd bij een of meer andere bestuursorganen, doet hij daarvan mededeling in de aanvraag, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.
De subsidie wordt slechts verleend aan een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid.
Tenzij bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening anders is bepaald, stelt de subsidieontvanger het boekjaar gelijk aan het kalenderjaar.
Indien gedurende het boekjaar aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten en de begrote uitgaven en inkomsten doet de subsidieontvanger daarvan onverwijld mededeling aan het bestuursorgaan onder vermelding van de oorzaak van de verschillen.
Indien dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald, behoeft de subsidieontvanger de toestemming van het bestuursorgaan voor:
het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan, indien deze goederen geheel of gedeeltelijk zijn verworven door middel van de subsidie dan wel de uitgaven daarvoor mede zijn bekostigd uit de subsidie;
De subsidieontvanger dient binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de subsidie met toepassing van artikel 4:67, tweede lid, voor twee of meer boekjaren is verleend.
Indien de subsidieontvanger ingevolge wettelijk voorschrift verplicht is tot het opstellen van een jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, of indien dit bij de subsidieverlening is bepaald, legt hij in plaats van het financieel verslag de jaarrekening over, onverminderd artikel 4:45, tweede lid.
Indien de subsidieontvanger zijn inkomsten in overwegende mate ontleent aan de subsidie kan bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening worden bepaald dat artikel 4:76 van overeenkomstige toepassing is.
Het activiteitenverslag beschrijft de aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend en bevat een vergelijking tussen de nagestreefde en de gerealiseerde doelstellingen en een toelichting op de verschillen.
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Schiedam in zijn openbare vergadering van 21 juni 2007