Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Leiden

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Leiden houdende regels omtrent subsidie Subsidieverordening stadsvernieuwing

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLeiden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening van de gemeenteraad van de gemeente Leiden houdende regels omtrent subsidie Subsidieverordening stadsvernieuwing
CiteertitelSubsidieverordening stadsvernieuwing
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

20-06-201801-01-2011artikel 6.3

31-05-2018

Gemeenteblad 2018, 128708

RV18.0036
17-12-201101-01-201120-06-2018hoofdstuk 3

01-12-2011

Stadskrant, 16-12-2011

RV 11.0111
02-03-200201-01-200217-12-2011H3 en H4

18-12-2001

Stadsblad, 1 maart 2002

RV 010128

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Leiden houdende regels omtrent subsidie Subsidieverordening stadsvernieuwing

 

 

HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN DEEL
Artikel 1.1

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder stads en dorpsvernieuwing, verder te noemen stadsvernieuwing, de stelselmatige inspanning, zowel op stedebouwkundig als op sociaal, economisch, cultureel en milieuhygiënisch gebied, gericht op behoud, herstel, verbetering, herindeling of sanering van bebouwde gedeelten van het gemeentelijk grondgebied.

Artikel 1.2

De gemeenteraad neemt jaarlijks een besluit, waarin wordt aangegeven welk bedrag voor een bepaald jaar aan natuurlijke of rechtspersonen beschikbaar wordt gesteld in het belang van de stadsvernieuwing ten behoeve van de verschillende sectoren van de samenleving, waaronder in elk geval de bewoners van huur en eigen woningen, het bedrijfsleven en sociale en culturele instellingen. Dit besluit geeft tevens de verdeling van het beschikbare bedrag over de diverse categorieën van stadsvernieuwingsactiviteiten aan, zulks in de vorm van deelbudgetten.

Artikel 1.3
  • 1.

    De gemeenteraad kan een deelbudget, als bedoeld in artikel 1.2, tussentijds verhogen.

  • 2.

    De gemeenteraad kan een deelbudget als bedoeld in artikel 1.2 tussentijds verlagen wanneer, mede gelet op het totaal van de in het betreffende jaar reeds ingediende aanvragen, redelijkerwijs kan worden aangenomen dat voor de desbetreffende categorie van stadsvernieuwingsactiviteiten aan het einde van dat jaar gelden zullen resteren.

  • 3.

    Bij daarvoor door de gemeenteraad aangewezen deelbudgetten kunnen burgemeester en wethouders, onder gelijktijdige verhoging van een of meer andere deelbudgetten, een deelbudget verlagen wanneer, mede gelet op het totaal van de in het desbetreffende jaar reeds ingediende aanvragen, redelijkerwijs kan worden aangenomen dat voor de desbetreffende categorie van stadsvernieuwingsactiviteiten aan het einde van dat jaar gelden zullen resteren.

Artikel 1.4

De gemeenteraad kan de werkingssfeer van deze verordening of onderdelen daarvan naar tijd en plaats beperken.

Artikel 1.4A

De gemeenteraad kan voor bepaalde categorieën van stadsvernieuwingsactiviteiten een programma vaststellen voor de besteding van het beschikbaar gestelde deelbudget en een voorlopig programma voor daarop volgende jaren. Dit programma kan de gehele stad betreffen of een bepaald gedeelte ervan.

Artikel 1.5
  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de stadsvernieuwing en met inachtneming van het bepaalde in deze verordening bijdragen toekennen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders houden bij hun beslissing op grond van het eerste lid rekening met bijdragen die op grond van deze verordening of enige andere regeling zijn of kunnen worden toegekend.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen aan het toekennen van bijdragen voorwaarden verbinden.

Artikel 1.6
  • 1.

    Burgemeester en wethouders kennen slechts bijdragen toe voor zover deze passen in de op grond van artikel 1.2 vastgestelde deelbudgetten.

  • 2.

    Een bijdrage wordt slechts toegekend voorzover dit niet in strijd is met het in artikel 1.4A bedoelde programma.

Artikel 1.7

In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders, gehoord de betrokken raadscommissie(s), in het belang van de stadsvernieuwing afwijken van de bepalingen van deze verordening.

Artikel 1.8

Op subsidiëring ingevolge hoofdstuk 5, paragraaf 1, van deze verordening is de Algemene subsidieverordening, voor zover mogelijk en nodig, van toepassing. Voor het overige is de Algemene subsidieverordening niet van toepassing.

HOOFDSTUK 2 VERBETERING EIGEN WONINGEN
AFDELING 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 2.1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    eigenaarbewoner:

    de eigenaar, tevens bewoner van een woning of woonschip;

    of, indien het gebouwde onroerend goed waaraan voorzieningen als bedoeld in dit hoofdstuk worden getroffen is gebouwd op grond waarop een erfpachtsrecht rust, degene die het recht van erfpacht op die grond heeft, tevens bewoner;

    of, indien het recht op het gebouwde onroerend goed waaraan voorzieningen als bedoeld in dit hoofdstuk worden getroffen is gesplitst in appartementsrechten, de appartementseigenaar, tevens bewoner;

  • b.

    appartementseigenaar:

    de rechthebbende op een appartemenstrecht als bedoeld in artikel 875a van het Derde Boek van het Burgelijk Wetboek;

  • c.

    vereniging van eigenaars:

    de vereniging als bedoeld in artikel 875f, lid 1, onder e, van het Derde Boek van het Burgerlijk Wetboek;

  • d.

    woning:

    een woning, dat wil zeggen:

    een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat volgens de bouw of verbouw blijvend bestemd is tot en niet wederrechtelijk gebezigd wordt als woonruimte voor de permanente afzonderlijke huisvesting van één huishouden, inclusief een zich op het erf bevindend gebouw dat bestemd is voor en wordt gebezigd als bij de woonruimte behorende bergruimte, een garage daaronder niet begrepen,

    die zelfstandig is, dat wil zeggen:

    beschikt over een eigen afsluitbare toegang en

    zodanig is ingedeeld dat, afgezien van de bergruimte, alle tot afzonderlijk gebruik bestemde ruimten onderling bereikbaar zijn buiten eventuele gemeenschappelijke ruimten om;

  • e.

    woonschip:

    een schip dat:

    uitsluitend is bestemd tot woonruimte voor de permanente afzonderlijke huisvesting van één huishouden en

    dienovereenkomstig met een vergunning ingevolge het bepaalde in de Wet op Woonwagens en Woonschepen vergunning wordt gebruikt en

    overeenkomstig de ter plaatse geldende voorschriften en voorwaarden voor onbepaalde tijd een ligplaats heeft;

  • f.

    gemeenschappelijke gedeelten en zaken:

    alle gedeelten en zaken van een in appartementsrechten gesplitst gebouw die niet blijkens de splitsingsakte zijn bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

  • g.

    verbeterplan:

    de opsomming van de voorzieningen die blijkens de aanvraag getroffen zullen worden aan een woning, woonschip, appartementencomplex of gebouw, inclusief alle verdere bij de aanvraag ingediende gegevens en bescheiden, een eventuele planwijziging daarbij mede in aanmerking genomen;

  • h.

    planwijziging:

    een opsomming van de voorzieningen voor zover die blijkens een desbetreffend schriftelijk verzoek om goedkeuring in afwijking van het verbeterplan getroffen zullen worden, inclusief alle bij dit verzoek ingediende gegevens en bescheiden;

  • i.

    fasenplan:

    een verbeterplan,

    waarbij volgens een globale omschrijving in de aanvraag een deel van de voorzieningen in een tweede fase zal worden uitgevoerd op basis van een nog uit te werken plan dat via een aanvraag of ander schriftelijk verzoek nader ter goedkeuring zal worden ingediend,

    inclusief een tijdschema waarin ten minste staan aangegeven de uiterste datum van gereedmelding van de eerste fase en de datum van indiening van het verzoek dat betrekking heeft op het plan voor de tweede fase;

  • j.

    voorzieningen:

    1e het treffen van voorzieningen tot opheffing van de bouwtechnische gebreken van een woning;

    2e het treffen van voorzieningen aan een woning, welke als grootonderhoud dienen tot het herstel van gebreken die van belang zijn met het oog op of verlenging van de levensduur, of verhoging van de brandveiligheid.

    3e het treffen van voorzieningen tot verbetering van de indeling of het woongerief van een woning;

    4e het tot stand brengen van een rechtstreekse, individuele aansluiting van de huisriolering van een woning op het gemeenteriool;

    5e het treffen van voorzieningen als bedoeld onder respectievelijk 1e, 2e, 3e en 4e aan een in appartementsrechten gesplitst gebouw ter verbetering van gemeenschappelijke gedeelten en zaken;

    6e het treffen van voorzieningen als bedoeld onder respectievelijk 1e, 2e, 3e en 4e aan een woning in een in appartementsrechten gesplitst gebouw, niet zijnde voorzieningen als bedoeld onder 5e;

    7e het treffen van voorzieningen als bedoeld onder respectievelijk 1e, 2e, 3e en 4e aan woonschepen;

    8e het maken van een eigen zelfstandige opgang naar een bovenwoning indien daardoor een zelfstandige woning tot stand wordt gebracht;

    9e het maken van een of meer woningen van een gebouw of een gedeelte van een gebouw, niet zijnde een woning, door middel van verbouwing;

    10e het splitsen van een woning in twee of meer woningen door middel van verbouwing;

    11e het samenvoegen van een aantal woningen tot één of meer woningen door middel van verbouwing;

    12e het treffen van voorzieningen die ten doel hebben een woning tijdelijk in stand te houden;

  • k.

    bijdrage:

    de in artikel 1.5, lid 1, bedoelde bijdrage, welke dient ter tegemoetkoming in de kosten van een verbeterplan dan wel, als bijzondere bijdrage, ter tegemoetkoming in de kosten van voorbereiding van een projectaanvraag;

  • l.

    kosten:

    de aan de woning van de aanvrager toe te rekenen kosten voor zover deze betrekking hebben op:

    1e de aanneemsom voor het verrichten van de werkzaamheden dan wel, voor zover betrekking hebbend op zelfwerkzaamheid, de materiaalkosten;

    2e de risicoverrekening van loon en materiaalprijsstijgingen, met inachtneming van het bepaalde in de Risicoregeling woningbouw 1964;

    3e het architectenhonorarium, indien en voor zover dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in de SR 1988 van de Bond van Nederlandse architecten;

    4e het toezicht op de uitvoering;

    5e de aansluiting op de nutsvoorzieningen;

    6e de leges voor de bouwvergunning of de precariorechten;

    7e de verschuldigde en niet verrekenbare omzetbelasting;

    8e renteverlies voorzover dit verband houdt met het treffen van voorzieningen;

    9e technisch onderzoek aan de woning;

    10e adviezen van deskundigen op het gebied van constructies of op installatietechnisch of bouwfysisch gebied;

    11e kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de onder 1e tot en met 10e genoemde kosten redelijkerwijs niet voorzienbaar waren;

    12e de planontwikkeling ten behoeve van een collectief project;

  • m.

    geraamde kosten:

    de door de aanvrager geraamde kosten van het treffen van de door hem volgens het verbeterplan voorgenomen voorzieningen;

  • n.

    subsidiabele kosten:

    de geraamde kosten, voor zover deze bij de toekenning:

    als plankosten worden goedgekeurd (op grond van de onderdelen j en l en artikel 2.3, lid 1) en vervolgens

    subsidiabel worden geacht (op grond van artikel 2.4, de leden 3, onder b, 4 en 7, artikel 2.5, de leden 2, 4 en 9, artikel 2.6, de leden 2 en 3, artikel 2.7, lid 2 en artikel 2.16);

  • o.

    aanvraag:

    een verzoek om een tegemoetkoming in de kosten van een verbeterplan, dat voldoet aan het in artikel 2.24 daaromtrent bepaalde;

  • p.

    toekenning:

    een beschikking waarbij een bijdrage in het vooruitzicht wordt gesteld;

  • q.

    gereedmelding:

    een schriftelijke verklaring waarbij:

    1e de aanvrager mededeelt dat het verbeterplan waarop hem een bijdrage is toegekend, is uitgevoerd overeenkomstig het bij de aanvraag ingediende en, voor zover van toepassing, met toestemming gewijzigde verbeterplan, zulks met inachtneming van de bij de toekenning gestelde voorwaarden en

    2e de op de getroffen voorzieningen betrekking hebbende gegevens en bescheiden zijn bijgevoegd, waaronder

    de rekeningen en, voor zover van toepassing, betaalbewijzen inzake de uitgevoerde werkzaamheden,

    een totale kostenopstelling die op dezelfde wijze is gerangschikt als de bij de bij de aanvraag ingediende begroting alsmede

    indien de getroffen voorzieningen mede betrekking hebben op de gas en/of electrische installatie:

    een rapport waaruit blijkt dat de installatie is goedgekeurd;

  • r.

    collectief project:

    een samenstel van in samenhang met elkaar uit te voeren verbeterplannen dat op grond van artikel 2.32, lid 1 als zodanig is goedgekeurd;

  • s.

    projectaanvraag:

    een verzoek om goedkeuring van een aantal verbeterplannen als collectief project, dat voldoet aan het in artikel 2.33 daaromtrent bepaalde;

  • t.

    oppervlakte van de woning:

    de totale oppervlakte van alle ruimten in de woning, zoals die wordt gemeten volgens punt 3.4.1 van de norm NEN 2320 (Oppervlakte en inhouden van tot bewoning bestemde gebouwen, 2e druk, april 1988) opgesteld door het Nederlandse Normalisatie Instituut, met dien verstande dat de oppervlakte van buitengevels, bouwmuren en los van de woning staande bergingen niet wordt meegerekend;

  • u.

    streefsubsidie:

    de op een desbetreffend budget betrekking hebbende bijdrage die ten hoogste in een desbetreffend kalenderjaar gemiddeld per woning kan worden verleend;

  • v.

    zelfwerkzaamheid:

    het treffen van voorzieningen door de eigenaarbewoner, anders dan in de uitoefening van zijn bedrijf, al dan niet met hulp van anderen, zonder dat bij de hulp sprake is van uitoefening van een bedrijf.

Artikel 2.2 Doelgroep
  • 1.

    Aan de eigenaarbewoner kan overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk een bijdrage worden toegekend ter tegemoetkoming in de kosten van het treffen van voorzieningen aan een woning. Hetgeen daarbij met betrekking tot woningen is bepaald, is zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing op woonschepen.

  • 2.

    In het in artikel 2.21 aangegeven geval wordt de bijdrage ten behoeve van de eigenaarbewoner toegekend door tussenkomst van de vereniging van eigenaars.

  • 3.

    Aan degene die voornemens is een projectaanvraag voor te bereiden kan in het in artikel 2.35 aangegeven geval een bijzondere bijdrage worden toegekend ter tegemoetkoming in de kosten van voorbereiding.

Artikel 2.3 Subsidiabele voorzieningen
  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen met betrekking tot de voorzieningen waarvoor een bijdrage kan worden verleend.

  • 2.

    Een besluit, als bedoeld in lid 1, wordt niet genomen dan nadat de raadscommissies voor volkshuisvesting en sport, voor ruimtelijke ordening, openbare werken, verkeer en milieu en voor financiën, personeel en organisatie zijn gehoord.

  • 3.

    Bekendmaking van een besluit, als bedoeld in lid 1, geschiedt ten minste één week voor inwerkingtreding, zulks onder vermelding van datum van inwerkingtreding.

  • 4.

    Vóór de datum van inwerkingtreding van een besluit, als bedoeld in lid 1, ingekomen aanvragen worden behandeld volgens de bepalingen welke golden voordat het besluit werd genomen.

AFDELING 2 JAARLIJKS SUBSIDIEBELEID
2. 4 Vaststelling budget, algemene subsidiemaatstaf en grondslag
  • 1.

    Bij het jaarlijkse besluit tot vaststelling van de bedragen, als bedoeld in artikel 1.2, wordt een budget vastgesteld ten behoeve van de in dit hoofdstuk bedoelde stadsvernieuwingsactiviteiten.

  • 2.

    Jaarlijks voor 1 januari neemt de gemeenteraad een besluit waarbij de bouw- en woontechnische voorwaarden worden vastgesteld welke in het komende begrotingsjaar bij de plantoetsing zullen worden toegepast.

  • 3.

    Bij het in het tweede lid bedoelde besluit wordt het subsidiepercentage vastgesteld dat in het komende begrotingsjaar bij de toekenning van bijdragen ingevolge dit hoofdstuk wordt toegepast.

  • 4.

    Bij het in het tweede lid bedoelde besluit kan:

    • a.

      een minimumbedrag worden vastgesteld voor de goedgekeurde plankosten en

    • b.

      een bedrag worden vastgesteld dat bij de toekenning van de bijdrage per verbeterplan ten hoogste als subsidiabel in aanmerking wordt genomen.

  • 5.

    Bij het in het tweede lid bedoelde besluit kan worden bepaald dat bij de toekenning van de bijdrage de kosten van bij dat besluit aangewezen voorzieningen

    • a.

      niet, dan wel

    • b.

      ten hoogste voor een bij dat besluit te bepalen bedrag of

    • c.

      voor een bij dat besluit te bepalen vast bedrag

      als subsidiabel in aanmerking worden genomen.

  • 6.

    Bij het in het tweede lid bedoelde besluit kan een streefsubsidie worden vastgesteld.

  • 7.

    Bij het in het tweede lid bedoelde besluit kan worden bepaald dat de behandeling van aanvragen waarvoor op basis van dit hoofdstuk een bijdrage berekend wordt die een bij dat besluit bepaald bedrag overtreft, wordt aangehouden tot een bij dat besluit bepaalde datum.

  • 8.

    Bij het in het tweede lid bedoelde besluit kan worden bepaald dat de aanvragen moeten zijn ingediend voor een bij dat besluit bepaalde datum.

  • 9.

    Voor zover geen toepassing wordt gegeven aan de bepalingen in de leden 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8, blijven de voorschriften gelden die in het voorgaande begrotingsjaar op grond van deze bepalingen werden toegepast.

Artikel 2.5 Vaststelling en regeling algemene prioriteiten
  • 1.

    Met inachtneming van de navolgende leden kan de gemeenteraad, in afwijking in zoverre van het bepaalde in artikel 2.4, bijzondere bepalingen vaststellen, waarvan de toepasselijkheid al dan niet afhankelijk is gesteld van de stand van het budget of van andere voorwaarden.

  • 2.

    Bij het in het eerste lid bedoelde besluit kan worden bepaald dat de toekenning van bijdragen slechts geschiedt ten behoeve van bij dat besluit aangewezen categorieen woningen of woonschepen respectievelijk voorzieningen, zulks al dan niet beperkt naar tijd en plaats.

  • 3.

    Bij het in het eerste lid bedoelde besluit kan worden bepaald dat verbeterplannen die betrekking hebben op bij dat besluit aangewezen categorieen woningen of woonschepen respectievelijk voorzieningen, zulks al dan niet beperkt naar tijd en plaats, moeten voldoen aan bij dat besluit bepaalde nadere toetsingscriteria.

  • 4.

    Bij het in het eerste lid bedoelde besluit kan een bedrag worden vastgesteld dat per verbeterplan ten hoogste als subsidiabel in aanmerking genomen kan worden bij de toekenning van bijdragen ten behoeve van bij dat besluit aangewezen categorieen woningen of woonschepen respectievelijk voorzieningen, zulks al dan niet beperkt naar tijd en plaats.

  • 5.

    Bij het in het eerste lid bedoelde besluit kan een afwijkend subsidiepercentage worden vastgesteld dat wordt gehanteerd bij de toekenning van bijdragen ten behoeve van bij dat besluit aangewezen categorieen woningen of woonschepen respectievelijk voorzieningen, zulks al dan niet beperkt naar tijd en plaats.

  • 6.

    Bij het in het eerste lid bedoelde besluit kan worden bepaald dat bij de toekenning van bijdragen voorrang wordt verleend aan bij dat besluit aangewezen categorieen woningen of woonschepen respectievelijk voorzieningen of aan aanvragen met betrekking tot voorzieningen waarvoor een aanschrijving op grond van artikel 14 van de Woningwet is uitgevaardigd, zulks al dan niet beperkt naar tijd en plaats.

  • 7.

    Bij het in het eerste lid bedoelde besluit kan bepaald worden dat aanvragen met betrekking tot bij dat besluit aangewezen categorieen woningen of woonschepen respectievelijk voorzieningen, zulks al dan niet naar plaats beperkt, moeten zijn ingediend vóór een bij dat besluit bepaalde datum.

  • 8.

    Bij het in het eerste lid bedoelde besluit kan bepaald worden dat de behandeling van aanvragen met betrekking tot bij dat besluit aangewezen categorieen woningen of woonschepen respectievelijk voorzieningen, zulks al dan niet naar plaats beperkt, wordt aangehouden tot een bij dat besluit bepaalde datum.

  • 9.

    Het bepaalde in artikel 2.4, lid 9, is van overeenkomstige toepassing, tenzij uitdrukkelijk anders is besloten.

2.6 Collectieve projecten
  • 1.

    Bij een besluit, als bedoeld in artikel 2.5, lid 1, kan worden bepaald dat in bij dat besluit aangegeven gevallen en onder bij dat besluit aangegeven algemene voorwaarden een aantal in samenhang uit te voeren verbeterplannen als collectief project kunnen worden goedgekeurd.

  • 2.

    Bij een besluit krachtens het eerste lid worden, in afwijking in zoverre van het bepaalde in artikel 2.4, bijzondere bepalingen vastgesteld voor tot een tot een collectief project behorende verbeterplannen.

  • 3.

    Bij een besluit krachtens het eerste lid kan worden bepaald dat in bij dat besluit aangewezen gevallen tevens als kosten kunnen worden aangemerkt de kosten van andere dan de in artikel 2.1, sub l, de aanhef en sub 1e tot en met sub 11e, bedoelde diensten die voor de uitvoering van het verbeterplan noodzakelijk zijn. Voor de hier bedoelde kosten kan een afwijkend subsidiepercentage worden vastgesteld.

  • 4.

    Bij een besluit krachtens het eerste lid kan worden bepaald dat in bij dat besluit aangewezen gevallen een bijzondere bijdrage kan worden toegekend ter tegemoetkoming in de kosten van voorbereiding van een projectaanvraag, waarbij tevens wordt aangegeven hoe de hoogte van deze bijdrage wordt bepaald en welke algemene voorwaarden en voorschriften, die mede betrekking kunnen hebben op bij de voorbereiding van de projectaanvraag in acht te nemen randvoorwaarden, kunnen of moeten worden gesteld.

  • 5.

    Bij een besluit krachtens het eerste lid kunnen, in afwijking in zoverre van het bepaalde in de leden 1, 2, 3 en 4, bepaalde in dat besluit aangegeven aspecten met betrekking tot collectieve projecten ter nadere regeling aan Burgemeester en Wethouders worden opgedragen of overgelaten, onder meer betrekking hebbend op:

    • a.

      subsidiering ten aanzien van de kosten van voorbereiding van een projectaanvraag, het ten behoeve van deze kosten vaststellen van een binnen het desbetreffende deelbudget af te zonderen deelbudget daaronder begrepen;

    • b.

      criteria die bij de goedkeuring als collectief project worden gehanteerd;

    • c.

      algemene voorwaarden die aan de goedkeuring als collectief project worden verbonden;

    • d.

      bijzondere bepalingen die ten aanzien van een tot een goedgekeurd project behorend verbeterplan wordt toegepast, bepalingen ter zake van subsidiering van de andere diensten als bedoeld in lid 3 en ter zake van het stellen van voorwaarden en voorschriften daaronder begrepen.

      Het bepaalde in artikel 2.3, de leden 2, 3 en 4, is op een besluit tot vaststelling van nadere regels, als hier bedoeld, van toepassing.

  • 6.

    Het bepaalde in artikel 2.4, lid 9, is van overeenkomstige toepassing, tenzij uitdrukkelijk anders is besloten.

Artikel 2.7 Vaststelling van deelbudgetten
  • 1.

    Jaarlijks vóór 1 maart kan de gemeenteraad het voor de in dit hoofdstuk bedoelde stadsvernieuwingsactiviteiten beschikbaar gestelde budget onderverdelen in deelbudgetten voor onder meer:

    • a.

      bepaalde delen van de stad, en/of

    • b.

      bepaalde categorieen van woningen of woonschepen respectievelijk voorzieningen en/of

    • c.

      bepaalde collectieve projecten, al dan niet beperkt tot daartoe aangewezen delen van de stad.

  • 2.

    Het bepaalde in de artikelen 2.4, lid 5, 2.5 en 2.6 is van overeenkomstige toepassing op de in het eerste lid bedoelde deelbudgetten, zowel in hun geheel genomen, als met betrekking tot bepaalde op grond van het desbetreffende deelbudget te subsidieren stadsvernieuwingsactiviteiten.

Artikel 2.7A Criteria voor bouw- en woontechnische plantoetsing
  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde krachtens de artikelen 2.4, lid 2, 2.5, lid 3, en 2.7, lid 2, nadere regels stellen ten aanzien van de bouw- en woontechnische voorwaarden welke bij de plantoetsing worden toegepast, voorwaarden waaronder uitvoering volgens een fasenplan kan worden toegestaan daaronder begrepen.

  • 2.

    Het bepaalde in artikel 2.3, de leden 2, 3 en 4, is op een besluit, zoals bedoeld in lid 1, van toepassing.

Artikel 2.8 Flexibiliteit
  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen een deelbudget als bedoeld in artikel 2.7, lid 1, tussentijds verlagen. Deze verlaging komt ten goede aan een of meer van de andere in artikel 2.7, lid 1, bedoelde deelbudgetten.

  • 2.

    Het bepaalde in artikel 2.3, de leden 2, 3 en 4, is op een besluit, als bedoeld in lid 1, van toepassing, tenzij, mede gelet op het totaal van de in het desbetreffende jaar reeds binnengekomen aanvragen, redelijkerwijs mag worden aangenomen dat voor de desbetreffende categorie van stadsvernieuwingsactiviteiten aan het einde van dat jaar gelden zullen resteren.

Artikel 2.9 Uitputting van het budget
  • 1.

    Indien blijkt dat gedurende enig begrotingsjaar het budget als bedoeld in artikel 2.4, lid 1, of een op grond van artikel 2.7 vastgesteld deelbudget ontoereikend is, of op korte termijn zal worden, om alle ten laste van dit budget komende aanvragen te kunnen honoreren, kunnen burgemeester en wethouders, onverminderd het bepaalde in artikel 1.4:

    • a.

      de werkingssfeer van de desbetreffende bepalingen voor een bepaalde periode beperken tot door hen aan te wijzen voorzieningen, respectievelijke tot door hen aan te wijzen categorieën woningen, en/of

    • b.

      de voor de vaststelling van de bijdragen geldende percentages en bedragen verminderen, en/of

    • c.

      op andere wijze prioriteiten stellen.

  • 2.

    Het bepaalde in artikel 2.3, de leden 2, 3 en 4, is op het in het eerste lid bedoelde besluit van toepassing. Bij de bekendmaking wordt tevens de periode vermeld gedurende welke het besluit zal gelden.

AFDELING 3 ALGEMENE UITVOERINGSVOORSCHRIFTEN
Artikel 2.10 Bepalingen verband houdend met budgettering en op andere wijze gestelde prioriteiten
  • 1.

    Aanvragen die wegens overschrijding van het desbetreffende budget op grond van artikel 1.6, lid 1, niet kunnen worden toegekend of waarvoor de toekenning zou leiden tot overschrijding van de streefsubsidie, worden afgewezen. Deze beslissing hieromtrent wordt gebaseerd op de volgorde van binnenkomst, met inachtneming van krachtens deze verordening middels een aanhoudingsbepaling of op andere wijze gestelde algemene of bijzondere prioriteiten.

  • 2.

    Bij de behandeling van aanvragen kan voorrang worden verleend aan een aanvraag die in het vorige jaar op grond van lid 1 is afgewezen en die de aanvrager opnieuw heeft ingediend. Deze voorrang kan reeds op het moment van afwijzing schriftelijk in het vooruitzicht worden gesteld.

  • 3.

    Het bepaalde in lid 2 is van overeenkomstige toepassing op aanvragen die wegens te late indiening met toepassing van artikel 2.26, lid 2, nietontvankelijk zijn verklaard.

  • 4.

    Aanvragen die wegens strijdigheid met het programma, als bedoeld in artikel 1.4A, op grond van artikel 1.6, lid 2, niet geheel kunnen worden toegekend, kunnen gedeeltelijk worden toegekend. Daarbij kan bepaald worden:

    a. dat de aanvraag voor het resterende deel ten laste van het budget voor het komende jaar wordt gebracht, dan wel

    b. dat het verbeterplan, voor zover dat gedeeltelijk wordt toegekend, als fasenplan wordt aangemerkt, waarbij de aanvraag voor het resterende deel wordt aangemerkt als een aanvraag voor de tweede fase die geacht wordt te zijn ingediend op een in overeenstemming met het programma vast te stellen tijdstip.

Artikel 2.11 Toetsingscriteria met betrekking tot woningen en plannen
  • 1.

    De bijdrage wordt slechts toegekend indien:

    • a.

      de woning niet is gereedgekomen in één van de 25 kalenderjaren die direct voorafgaan aan de indiening van de aanvraag;

    • b.

      de oppervlakte van de woning na uitvoering van het verbeterplan bij elkaar niet meer zal bedragen dan 150 m2;

    • c.

      met uitvoering van het verbeterplan het belang van de volkshuisvesting in voldoende mate wordt gediend, waarbij mede in aanmerking wordt genomen hetgeen daaromtrent krachtens de artikelen 2.4, lid 2, 2.5, lid 3, 2.7, lid 2, en 2.7a, lid 1, nader is bepaald.

  • 2.

    In bijzondere gevallen kan van het in het bepaalde in het eerste lid, onder a en b, worden afgeweken.

Artikel 2.12
  • 1.

    De bijdrage wordt niet toegekend indien:

    • a.

      het treffen van tot het verbeterplan behorende voorzieningen strijdig is met de Bouwverordening;

    • b.

      het verbeterplan niet sober en doelmatig is;

    • c.

      de kosten van het verbeterplan niet geacht kunnen worden te staan in een redelijke verhouding tot het te bereiken kwaliteitsniveau;

    • d.

      de woning bestemd is of in aanmerking komt om binnen tien jaren te worden afgebroken;

    • e.

      met de uitvoering van tot het verbeterplan behorende voorzieningen is begonnen voordat:

      1e de aanvraag is ingediend danwel

      2e alle vereiste vergunningen verleend zijn;

    • f.

      met de uitvoering van het verbeterplan is gestart en daarbij van het bij de aanvraag ingediende verbeterplan is afgeweken;

    • g.

      de goedgekeurde plankosten minder bedragen dan het daarvoor ingevolge artikel 2.4, lid 4, sub a, vastgestelde minimum.

  • 2.

    Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 2.16, kan worden afgeweken van het bepaalde in het eerste lid, onder b en c.

  • 3.

    In bijzondere gevallen kan worden afgeweken van het bepaalde in het eerste lid, onder e, f en g.

Artikel 2.13

De bijdrage wordt voorts niet toegekend indien de woning behoort tot een categorie die krachtens artikel 2.5, lid 2 of lid 9, respectievelijk 2.7, lid 2, van de toekenning van een bijdrage is buitengesloten.

Artikel 2.14

Vervallen.

Artikel 2.15 Zelfwerkzaamheid
  • 1.

    Indien een verbeterplan geheel of gedeeltelijk door de eigenaarbewoner in zelfwerkzaamheid wordt uitgevoerd, worden de voor de toepassing van het bepaalde in artikel 2.12, lid 1, onder g, in aanmerking te nemen kosten berekend alsof geen van de werkzaamheden in zelfwerkzaamheid wordt verricht.

  • 2.

    Bij de toekenning kan de voorwaarde gesteld worden dat bepaalde werkzaamheden niet in zelfwerkzaamheid worden uitgevoerd.

  • 3.

    In bijzondere gevallen kan van het bepaalde in het eerste lid geheel of gedeeltelijk worden afgeweken.

Artikel 2.16 Verlaging subsidiegrondslag

Indien in de aanvraag vermelde voorzieningen niet sober en doelmatig zijn dan wel de kosten ervan niet in redelijke verhouding staan tot het te bereiken kwaliteitsniveau en toepassing wordt gegeven aan artikel 2.12, lid 2, worden bij de toekenning van de bijdrage de kosten van deze voorzieningen niet, dan wel voor een lager bedrag in aanmerking genomen.

Artikel 2.17 Vorm en hoogte van de bijdrage
  • 1.

    De bijdrage heeft de vorm van een bijdrageineens.

  • 2.

    Het bedrag van de bijdrage is gelijk aan het subsidiepercentage van de subsidiabele kosten van het treffen van de voorzieningen.

  • 3.

    Indien de toekenning geschiedt met toepassing van artikel 2.11, lid 2, kan een lagere bijdrage worden toegekend.

Artikel 2.18 Aan de toekenning te verbinden voorschriften
  • 1.

    Onverminderd de bevoegdheid ingevolge artikel 1.5, lid 3, tot het stellen van andere voorwaarden kan met betrekking tot de toekenning een principebesluit worden genomen, inhoudende dat de bijdrage niet wordt toegekend dan nadat de aanvrager heeft verklaard zich jegens de Gemeente te verbinden aan een of meer bij dit besluit vast te stellen voorschriften.

  • 2.

    Deze voorschriften kunnen slechts betrekking hebben op het beheer van en de beschikking over de woning alsmede de wijze van gebruik en gelden voor een bij het principebesluit vast te stellen termijn, welke ingaat op het moment van gereedmelding en, voor zover in lid 3 niet anders is bepaald, niet langer kan zijn dan 10 jaren.

  • 3.

    De in het eerste lid bedoelde voorschriften kunnen onder meer inhouden:

    • a.

      dat de aanvrager de woning niet door sloop, gebruik voor een ander doel, kamergewijze verhuur daaronder begrepen, of op andere wijze aan de bestemming tot woning zal onttrekken dan wel

    voor een dergelijke onttrekking de gelegenheid zal geven;

    • b.

      dat de woning naar genoegen van burgemeester en wethouders wordt onderhouden en, in daarvoor in aanmerking komende gevallen, dat daartoe ter zake van het onderhoud een contract wordt gesloten met een bij de toekenning aan te wijzen instelling of bedrijf;

    • c.

      dat de aanvrager de eigendom van de woning niet overdraagt binnen een bij de toekenning te bepalen termijn, welke, gerekend vanaf de datum van de uitbetaling van de bijdrage, niet langer is dan drie jaren.

Artikel 2.19 Planwijziging
  • 1.

    Indien eerst gedurende de uitvoering van de werkzaamheden blijkt dat het noodzakelijk is af te wijken van het verbeterplan waarvoor een bijdrage is toegekend, kan een planwijziging worden goedgekeurd.

  • 2.

    Een planwijziging wordt slechts goedgekeurd indien

    - de wijziging van het verbeterplan een niet ingrijpende afwijking inhoudt, die het karakter van het verbeterplan niet aantast en

    - de aanvraag tot wijziging van het verbeterplan is ingediend voordat bij de verdere uivoering van het oorspronkelijke plan wordt afgeweken.

  • 3.

    Een planwijziging wordt in ieder geval goedgekeurd indien deze een gevolg is van onvoorzien en onvermijdelijk meerwerk.

  • 4.

    In daarvoor in aanmerking komende gevallen kan bij het besluit tot goedkeuring, als bedoeld in het eerste lid, een hogere bijdrage worden vastgesteld, met dien verstande dat, voor de toepassing van het bepaalde in artikel 2.10, lid 1, deze bijdrage voor wat betreft de verhoging ten laste wordt gebracht van het desbetreffende budget voor het lopende jaar, zulks voor zoveel nodig onder verlening van voorrang. Vaststelling van een hogere bijdrage geschiedt met inachtneming van de bepalingen zoals deze gelden voor het lopende jaar.

Artikel 2.20 Intrekking van de toekenning, terugvordering bij onverschuldigde betaling
  • 1.

    Indien aan toekenning verbonden voorschriften of bij de toekenning gestelde voorwaarden zijn overtreden, kunnen burgemeester en wethouders de beschikking waarbij de bijdrage is toegekend intrekken.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders vorderen terug hetgeen door de gemeente:

    • a.

      in verband met intrekking van de toekenning onverschuldigd is betaald, hetzij bij wijze van uitbetaling van het toegekende bedrag, hetzij bij wijze van voorschot;

    • b.

      als gevolg van herziening van de bijdrage te veel is voorgeschoten.

  • 3.

    In bijzondere gevallen kan worden toegestaan dat terugbetaling van hetgeen op grond van lid twee is teruggevorderd, geheel of gedeeltelijk achterwege blijft.

Artikel 2.21 Bijzondere bepalingen met betrekking tot in appartementsrechten gesplitste gebouwen
  • 1.

    Voor het treffen van voorzieningen aan gemeenschappelijke gedeelten en zaken, als bedoeld in artikel 2.1, sub j, subsub 5e, kan slechts aan de vereniging van eigenaars een bijdrage worden toegekend.

  • 2.

    Een bijdrage als bedoeld in het eerste lid wordt uitdrukkelijk toegekend als tegemoetkoming in de door de afzonderlijke eigenarenbewoner aan de vereniging verschuldigde bijdragen zoals deze op grond van de splitsingsakte dienen te worden toegerekend.

  • 3.

    Hetgeen in deze afdeling met betrekking tot woningen is bepaald, is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing op de in lid 1 bedoelde bijdrage, met dien verstande dat:

    • a.

      voor de toepassing van artikel 2.11, lid 1, sub a, onder woning wordt verstaan het desbetreffende gebouw;

    • b.

      voor de toepassing van artikel 2.11, lid 1, sub b, onder oppervlakte wordt verstaan de gemiddelde oppervlakte per woning;

    • c.

      bij de bouw- en woontechnische plantoetsing ingevolge artikel 2.11, lid 1, onder c, alle onder de vereniging van eigenaars vallende gemeenschappelijke gedeelten en zaken in beschouwing worden genomen;

    • d.

      voor de toepassing van artikel 2.12, lid 1, onder g, onder kosten wordt verstaan de gemiddelde kosten per door de eigenaar bewoonde woning, waarbij, indien tevens een of meer aanvragen op grond van artikel 2.22, lid 1, zijn ingediend, de kosten van het treffen van voorzieningen als bedoeld in artikel 2.1, sub j, subsub 6e, worden meegerekend;

    • e.

      toepassing van het bepaalde in artikel 2.17 plaatsvindt ten aanzien van elk van de door de eigenarenbewoner aan de vereniging van eigenaars in verband met de uitvoering van het verbeterplan afzonderlijk verschuldigde bijdragen, waarbij, indien tevens een aanvraag op grond van artikel 2.22, lid 1, is ingediend, de desbetreffende kosten worden meegerekend.

Artikel 2.22
  • 1.

    Aan de appartementseigenaar kan slechts een bijdrage worden toegekend voor voorzieningen voor welke niet op grond van het bepaalde in artikel 2.21 een bijdrage aan de vereniging van eigenaars kan worden toegekend.

  • 2.

    Indien de vereniging van eigenaars verzuimt de in artikel 2.21 bedoelde voorzieningen te treffen kan in bijzondere gevallen worden afgeweken van het bepaalde in het eerste lid, indien toepassing daarvan zou leiden tot gevaar voor de instandhouding van de woning.

  • 3.

    Indien tevens een bijdrage op grond van de artikel 2.21, lid 1, wordt gevraagd, wordt het bedrag van de goedgekeurde plankosten voor de toepassing van artikel 2.12, lid 1, onder g, vermeerderd met het op grond van artikel 2.21, lid 3, onder d, berekende gemiddelde bedrag voor de goedgekeurde plankosten.

Artikel 2.23 Bijzondere bepaling met betrekking tot tijdelijke instandhouding

In afwijking van het bepaalde in artikel 2.12, lid 1, onder d, kan een bijdrage worden toegekend voor het treffen van voorzieningen die ten doel hebben de woning tijdelijk in stand te houden indien er omstandigheden zijn die verhinderen dat de woning binnen twee jaren wordt afgebroken.

AFDELING 4 ADMINISTRATIEVE BEPALINGEN
Artikel 2.24 De aanvraag
  • 1.

    De aanvraag om toekenning van een bijdrage wordt op een door burgemeester en wethouders beschikbaar te stellen formulier ingediend.

  • 2.

    De aanvraag kan slechts betrekking hebben op het treffen van voorzieningen aan één woning, woonschip of appartementencomplex.

  • 3.

    Naast het in lid 1 bedoelde aanvraagformulier dient de aanvraag te bevatten:

    • a.

      ten aanzien van de indiener van de aanvraag:

      1e een bewijs waaruit blijkt dat de indiener van de aanvraag op het moment van indiening eigenaar is van de woning (afschrift van de transportakte) en de woning als bewoner in gebruik heeft, dan wel, indien de indiener de woning nog niet als eigenaar bewoont, een afschrift van de gedateerde en door hem als koper alsmede door de verkoper ondertekende koopakte en van de desbetreffende woonvergunning;

      2e indien de indiener van de aanvraag een appartementseigenaar is of een vereniging van eigenaars:

      een afschrift van de akte van splitsing, inclusief de splitsingstekening en het reglement;

      3e indien de indiener van de aanvraag een vereniging van eigenaars is:

      een afschrift van het besluit van de vergadering van de vereniging van eigenaars waarbij het verbeterplan is vastgesteld;

      een afschrift van het jaarverslag van het afgelopen verenigingsjaar en een goedgekeurde begroting voor het lopende verenigingsjaar;

      voorzover niet reeds afzonderlijk opgenomen in het jaarverslag en de begroting: afschriften van de rekening van het afgelopen verenigingsjaar, de begroting voor het lopende jaar en een opgave van de actuele stand van zaken betreffende het reservefonds, waaruit de gegoedheid van de vereniging moet blijken ter zake van de niet door subsidie gedekte kosten;

      voor elk van de eigenarenbewoner afzonderlijk een opgave van naam, adres, aandeel in het gebouw op grond van de splitsingsakte en op grond daarvan toe te rekenen verschuldigde bijdrage in de kosten van het verbeterplan;

    • b.

      ten aanzien van het verbeterplan:

      1e een gespecificeerde begroting van de geraamde kosten, uitgesplitst in loon en materiaalkosten;

      2e een werkomschrijving;

      3e tekeningen, aangevende de ligging van de woning alsmede de bestaande en de te maken toestand van de gehele woning (schaal 1:100) en de oppervlakte van alle ruimten;

      4e indien de aanvraag betrekking heeft op een appartementencomplex dat uit vijf of meer woningen bestaat:

      een door een deskundige opgemaakt schouwrapport ter zake van de gemeenschappelijke gedeelten en zaken;

    • c.

      ten aanzien van de uitvoerder:

      indien van toepassing, de naam en het adres van de aannemers, alsmede het inschrijfnummer bij de Kamer van Koophandel.

  • 4.

    De bij de aanvraag behorende bescheiden moeten elk afzonderlijk zijn voorzien van het adres van de te verbeteren woning en door de indiener of zijn gemachtigde zijn gedateerd en ondertekend dan wel gewaarmerkt.

  • 5.

    Indien de aanvraag gelijk is aan een in het vorige jaar om budgettaire redenen afgewezen aanvraag en de indiener daarbij verzoekt om behandeling met voorrang op grond van artikel 2.10, de leden 2 of 3, kan de indiener volstaan met indiening van het ingevulde, gedateerde en ondertekende aanvraagformulier met vermelding van dit verzoek en onder verwijzing naar de eerdere aanvraag.

  • 6.

    Indien de toestand van de woning of de aard van het verbeterplan daartoe aanleiding geeft, kan van een of meer onderdelen van het bepaalde in lid 3 vrijstelling worden verleend.

Artikel 2.25 Indiening van nadere gegevens en bescheiden

De aanvrager kan schriftelijk verzocht worden binnen een door burgemeester en wethouders te bepalen termijn nadere gegevens en bescheiden in te dienen voor zover deze voor de behandeling van de aanvraag nodig geacht kunnen worden.

Artikel 2.26 De beschikking
  • 1.

    Degene wiens aanvraag niet op de uiterste datum van indiening, vastgesteld krachtens artikel 2.4, lid 8, 2.5, lid 7, 2.6, lid 2, of 2.7, lid 2, is binnengekomen, kan in zijn aanvraag niet ontvankelijk worden verklaard.

  • 2.

    Indien er geen gronden zijn voor afwijzing van de aanvraag en de aanvraag behoort tot een categorie ten aanzien waarvan krachtens artikel 2.4, lid 7, 2.5, lid 8, 2.6, lid 2, of 2.7, lid 2, een aanhoudingsdatum is vastgesteld, wordt de behandeling van een aanvraag tot die datum aangehouden, tenzij de stand van het desbetreffende budget eerdere behandeling rechtvaardigt.

  • 3.

    Indien er, afgezien van de in artikel 2.10 bedoelde gronden, geen gronden zijn voor afwijzing van de aanvraag, wordt de behandeling van de aanvraag aangehouden indien en voor zolang als niet duidelijk is of bij toekenning het deelbudget of de streefsubsidie overschreden zal worden.

  • 4.

    Beslissingen tot nietontvankelijkverklaring en tot aanhouding worden genomen binnen vier weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen.

  • 5.

    Onverminderd het bepaalde in lid 4 wordt omtrent een aanvraag beslist binnen acht weken na de dag, waarop de aanvraag ontvangen is. Deze beslissing kan éénmaal voor ten hoogste acht weken verdaagd worden.

  • 6.

    Indien het verbeterplan waarvoor de bijdrage wordt aangevraagd, voorzieningen betreft waarvoor op verschillende grondslagen kan worden beslist, bepalen burgemeester en wethouders welke grondslag bij de beslissing in aanmerking wordt genomen.

  • 7.

    Een krachtens artikel 18, lid 1, opgelegde verklaring heeft de vorm van een door de aanvrager zelf ondertekende bereidverklaring en houdt tevens in een verklaring met betrekking tot de terugbetaling van de bijdrage ingeval van overtreding van de voorschriften, alsmede een boete en kettingbeding. Indien de aanvrager weigert de bereidverklaring in te dienen, wordt de aanvraag afgewezen. Tenzij bij het principebesluit anders is bepaald, wordt de aanvrager geacht de indiening van de bereidverklaring te hebben geweigerd, indien de bereidverklaring niet uiterlijk vóór de aanvang van de werkzaamheden is ontvangen.

  • 8.

    Onverminderd het bepaalde in de artikelen 1.5, lid 3, 2.15, lid 2 en 2.18, lid 1, vindt toekenning van een bijdrage slechts plaats onder de voorwaarden dat:

    • a.

      met de uitvoering van het verbeterplan een aanvang wordt gemaakt binnen een bij de toekenning te bepalen termijn, welke, gerekend vanaf de datum van toekenning, niet langer kan zijn dan dertien weken;

    • b.

      de uitvoering van het verbeterplan, eenmaal aangevangen, niet wordt onderbroken;

    • c.

      het verbeterplan wordt uitgevoerd overeenkomstig hetgeen daaromtrent bij de aanvraag en de eventuele nadere gegevens en bescheiden is ingediend, met dien verstande dat daarbij, indien van toepassing, mede in aanmerking wordt genomen een naar aanleiding van een desbetreffend tevoren ingediende aanvraag goedgekeurde planwijziging;

    • d.

      bij de uitvoering van het verbeterplan niet wordt gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 3 van het Vestigingsbesluit Bouwnijverheidsbedrijven 1958;

    • e.

      het verbeterplan is uitgevoerd en een gereedmelding is ingediend binnen een bij de toekenning te bepalen termijn welke, gerekend vanaf de datum van toekenning, niet langer kan zijn dan twee jaren;

    • f.

      aan de door burgemeester en wethouders met controle belaste personen op de door die personen te bepalen tijdstippen:

      toegang wordt verleend tot het gebouwde onroerend goed;

      inzage wordt verleend in de op het verbeterplan betrekking hebbende bescheiden en tekeningen;

      de op het verbeterplan betrekking hebbende gegevens worden verstrekt;

      gelegenheid wordt gegeven tot het controleren van de op het verbeterplan betrekking hebbende gegevens;

    • g.

      de bescheiden en gegevens die nodig zijn voor de juiste toepassing van deze verordening, worden verstrekt.

  • 9.

    In bijzondere gevallen kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8, onder a en e, met dien verstande dat kortere dan wel langere termijnen kunnen worden vastgesteld.

Artikel 2.27 Planwijziging
  • 1.

    Een aanvraag om goedkeuring van een planwijziging moet vooraf bij burgemeester en wethouders worden ingediend, onder overlegging van de in artikel 2.24, lid 3, bedoelde gegevens en bescheiden, voor zover daarin wijziging is gekomen, alsmede van andere gegevens en bescheiden die voor de beoordeling nodig zijn.

  • 2.

    De aanvrager kan verzocht worden binnen een door burgemeester en wethouders te bepalen termijn nadere gegevens en bescheiden over te leggen.

Artikel 2.28 Uitbetaling
  • 1.

    Uitbetaling van de bijdrage vindt slechts plaats indien:

  • 2.
    • a.

      een gereedmelding is ingediend;

    • b.

      de uitvoering van het verbeterplan is gekontroleerd en akkoord bevonden;

    • c.

      de bij de gereedmelding behorende gegevens en bescheiden zijn gecontroleerd en akkoord bevonden;

    • d.

      de voorschriften van dit hoofdstuk en de bij de toekenning gestelde voorwaarden ook overigens in acht zijn genomen;

  • 3.

    Indien op het moment van de aanvraag de aanvrager de woning niet als eigenaar bewoonde, kan uitbetaling worden aangehouden zolang de aanvrager de woning niet ten minste drie maanden:

    in eigendom heeft en/of

    met woonvergunning bewoont.

  • 4.

    Het uit te betalen bedrag wordt bepaald op basis van de werkelijke kosten en is ten hoogste gelijk aan het bij de toekenning in het vooruitzicht gestelde bedrag.

Artikel 2.29 Voorschotten
  • 1.

    In daarvoor in aanmerking komende gevallen kan een voorschot op de bijdrage verstrekt worden, zulks in evenredigheid met de bij de toekenning als subsidiabel aangemerkte kosten van reeds uitgevoerde en accoord bevonden werkzaamheden.

  • 2.

    Verstrekking van een voorschot geschiedt onder voorbehoud met betrekking tot gevallen:

    • a.

      van herziening en verrekening bij achteraf geconstateerde onjuiste vaststelling van deze bijdrage of

    • b.

      van intrekking van de toekenning.

Artikel 2.30 Intrekken van de toekenning

De toekenning wordt niet ingetrokken dan nadat de aanvrager in de gelegenheid is gesteld de overtreding, als bedoeld in artikel 2.20, lid 1, te herstellen.

Artikel 2.31 Nadere regels en verdere administratieve bepalingen

Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van de bepalingen van deze afdeling nadere regels geven voor de besluitvorming ten aanzien van de aanvraag, planwijziging, uitbetaling, voorschotverlening en intrekken van de toekenning en andere zaken van administratieve aard.

AFDELING 5 VOORSCHRIFTEN M.B.T. COLLECTIEVE PROJECTEN
Artikel 2.32 Goedkeuring als collectief project
  • 1.

    In de krachtens artikel 2.6, de leden 1 en 5, en artikel 2.7, lid 2, aangegeven gevallen en onder de krachtens deze artikelen aangegeven algemene voorwaarden kunnen burgemeester en wethouders een aantal samenhangende verbeteringsplannen goedkeuren als collectief project, indien het belang van de stadsvernieuwing daar in het bijzonder mee wordt gediend.

  • 2.

    Indien en voorzover verbeterplannen op grond van dit hoofdstuk niet voor subsidiering in aanmerking komen, worden ze bij de beoordeling ingevolge het bepaalde in lid 1 en ook overigens met betrekking tot het collectieve project niet meegerekend.

  • 3.

    Aan de goedkeuring als collectief project kunnen bijzondere voorwaarden worden verbonden. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op het zich verbinden aan voorschriften, waarbij het bepaalde in artikel 2.18 van overeenkomstige toepassing is.

  • 4.

    Indien een desbetreffend deelbudget uitsluitend bestemd is voor het aangevraagde collectieve project, kunnen burgemeester en wethouders overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.9, lid 1, prioriteiten stellen als het deelbudget ontoereikend is om alle aanvragen van dit project te kunnen honoreren. Het bepaalde in artikel 2.9, lid 2, is alsdan niet van toepassing.

Artikel 2.33 De projectaanvraag
  • 1.

    De aanvraag om goedkeuring als collectief project wordt op een door burgemeester en wethouders beschikbaar te stellen formulier ingediend.

  • 2.

    De aanvrager kan verzocht worden binnen een door burgemeester en wethouders te bepalen termijn nadere gegevens en bescheiden over te leggen.

Artikel 2.34 De beschikking
  • 1.

    Degene wiens een projectaanvraag niet is binnengekomen vóór een ingevolge artikel 2.6, lid 2 of lid 3, of artikel 2.7, lid 2, vastgestelde uiterste indieningsdatum, kan in zijn aanvraag niet ontvankelijk worden verklaard

  • 2.

    Indien een tot een projectaanvraag behorende aanvraag om toekenning van een bijdrage niet voldoet aan de in artikel 2.24 daaromtrent gestelde voorwaarden, wordt de indiener van deze aanvraag hiervan schriftelijk in kennis gesteld. Een afschrift van de desbetreffende brief wordt gezonden aan degene die de aanvraag om goedkeuring van het collectieve project heeft ingediend. Indien het verzuim niet is hersteld binnen twee weken na de datum van de brief waarbij dit aan de aanvrager is medegedeeld, wordt de desbetreffende aanvraag bij de behandeling van de projectaanvraag buiten beschouwing gelaten.

Artikel 2.35 Bijzondere bepaling ten aanzien van de voorbereidingskosten
  • 1.

    In krachtens artikel 2.6, lid 4 en lid 5, aangegeven gevallen kan volgens de krachtens die artikelen vastgestelde voorschriften een bijzondere bijdrage worden toegekend ter zake van de kosten van voorbereiding van een projectaanvraag.

  • 2.

    Bij het toekennen van een bijdrage ten behoeve van een verbeterplan waarop de in lid 1 bedoelde regeling van toepassing is, blijft het bepaalde in artikel 2.1, sub l, de aanhef en sub 12e, buiten toepassing.

  • 3.

    Aan toekenning van een bijzondere bijdrage wordt het voorschrift verbonden dat bij het voorbereiden van de projectaanvraag de voor het beoogde collectieve project vastgestelde randvoorwaarden krachtens artikel 2.6, lid 4, en artikel 2.6, lid 5, sub a, in acht worden genomen. Het krachtens artikel 2.6, de leden 4 en 5, algemeen aangeven van te stellen voorwaarden en voorschriften laat de bevoegdheid ingevolge artikel 1.5, lid 3, tot het stellen van bijzondere voorwaarden en voorschriften onverlet. Ter zake van het stellen van het voorschrift met betrekking tot de randvoorwaarden, zoals hiervoren bedoeld, wordt de procedure als bedoeld in artikel 2.18, lid 1, gevolgd; ter zake van andere algemene of bijzondere voorwaarden en voorschriften kan deze procedure als bedoeld in artikel 2.18, lid 1, gevolgd worden. Het bepaalde in de artikelen 2.20 en 2.30 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2.36 Nadere regels

Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen met betrekking tot de aanvraag om goedkeuring als collectief project en de bij de behandeling ervan te volgen procedure alsmede met betrekking tot de procedure die wordt gevolgd ten aanzien van het toekennen van een bijzondere bijdrage ter zake van de kosten van voorbereiding van een projectaanvraag.

HOOFDSTUK 3 MONUMENTEN [VERVALLEN]

HOOFDSTUK 4 MIDDEN EN KLEINBEDRIJF
I Algemene bepalingen
Artikel 4.1
  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      stadsvernieuwingsgebied: een gebied bij besluit van de gemeenteraad aangewezen voor toepassing van dit hoofdstuk;

    • b.

      ondernemer: een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die rechtmatig een bedrijf uitoefent;

    • c.

      winst: de winst die dient als grondslag voor de berekening van de inkomstenbelasting of de vennootschapsbelasting, met dien verstande dat indien de ondernemer een rechtspersoon is, daaronder mede wordt verstaan de beloning van de bestuurder(s) en de daaraan verbonden ten laste van de rechtspersoon komende sociale lasten;

    • d.

      detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van goederen aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker;

    • e.

      milieuhinderlijk bedrijf: bedrijf dat in ontoelaatbare mate gevaar, schade of hinder veroorzaakt;

    • f.

      sanering: het treffen van maatregelen ter vermindering van gevaar, schade of hinder.

  • 2.

    Indien een onderneming wordt bestuurd door meer dan één ondernemer, worden deze ondernemers voor de toepassing van deze verordening als één ondernemer aangemerkt.

Artikel 4.2
  • 1.

    Geldelijke steun aan een ondernemer kan worden toegekend ten behoeve van:

    • a.

      voortzetting ter plaatse van een in een stadsvernieuwingsgebied gevestigd bedrijf;

    • b.

      verplaatsing van een in een stadsvernieuwingsgebied gevestigd bedrijf of

    • c.

      beëindiging van een in een stadsvernieuwingsgebied gevestigd bedrijf.

      Gelijkgesteld met een ondernemer als bedoeld in het eerste lid wordt een ondernemer wiens bedrijf gevestigd is buiten een stadsvernieuwingsgebied en die zijn omzet geheel of grotendeels binnen dat gebied verwerft.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen de desbetreffende raadscommissie gehoord bepalen dat een ondernemer wiens bedrijf gevestigd is buiten een stadsvernieuwingsgebied en die zijn omzet niet geheel of grotendeels verwerft in een stadsvernieuwingsgebied gelijkgesteld wordt met een ondernemer als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, indien:

    • a.

      de ondernemer zijn bedrijf uitoefent in een bouwblok dat naar het oordeel van burgemeester en wethouders in het kader van de uitvoering van het stadsvernieuwingsbeleid dient te worden aangepakt;

    • b.

      bedoeld bouwblok gelegen is in een deel van de gemeente waar overigens geen stadsvernieuwing hoeft plaats te vinden;

    • c.

      in bedoeld bouwblok een gering aantal bedrijven gevestigd is.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen geldelijke steun toekennen ten behoeve van sanering van een door hen als zodanig aangewezen milieuhinderlijk bedrijf.

    De sanering kan betrekking hebben op sanering ter plaatse, sanering door verplaatsing of sanering door beëindiging van het bedrijf.

    In het algemeen zal steun voor sanering door verplaatsing slechts worden verleend, indien die vorm van sanering als de meest doelmatige kan worden beschouwd. Indien sanering ter plaatse het meest doelmatig is zal eventuele steun ten behoeve van de verplaatsing van het bedrijf niet méér bedragen dan de steun die bij sanering ter plaatse zal worden toegekend.

Artikel 4.3
  • 1.

    Geldelijke steun aan een ondernemer als bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, wordt slechts toegekend:

    • a.

      indien dat de verwezenlijking van de voor het betrokken stadsvernieuwingsgebied door de gemeenteraad vastgestelde ruimtelijke economische structuur ten goede komt;

    • b.

      indien bij de onderneming waarin detailhandel wordt uitgeoefend niet meer dan 25 personen werkzaam zijn en bij andere ondernemingen niet meer dan 50 personen;

    • c.

      indien het bedrijf dat voortgezet dan wel verplaatst wordt levensvatbaar is;

    • d.

      indien het bedrijf een redelijke termijn onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van het indienen van de steunaanvraag in hetzelfde pand is uitgeoefend.

  • 2.

    Geldelijke steun aan een ondernemer als bedoeld in artikel 4.2, tweede lid, wordt slechts toegekend:

    • a.

      indien bij de onderneming waarin de detailhandel wordt uitgeoefend niet meer dan 25 personen werkzaam zijn en bij andere ondernemingen niet meer dan 50 personen;

    • b.

      indien het bedrijf dat voortgezet dan wel verplaatst wordt levensvatbaar is;

    • c.

      indien het bedrijf een redelijke termijn onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van het indienen van de steunaanvraag in hetzelfde pand is uitgeoefend.

  • 3.

    Geldelijke steun aan ondernemers als bedoeld in artikel 4.2, derde lid, wordt slechts toegekend:

    • a.

      indien de sanering noodzakelijk en voldoende is om gevaar, schade of hinder tot een aanvaardbaar peil terug te brengen;

    • b.

      indien bij de onderneming niet meer dan 50 personen werkzaam zijn;

    • c.

      indien het bedrijf dat voortgezet dan wel verplaatst wordt levensvatbaar is.

      In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders van de onder b. genoemde eis ontheffing verlenen.

Artikel 4.4
  • 1.

    Geldelijke steun aan een ondernemer wordt niet toegekend indien de ondernemer een bedrijf uitoefent dat ook als vrij beroep uitgeoefend kan worden of indien de ondernemer één of meer van de volgende bedrijven uitoefent:

    • a.

      bemiddeling op het gebied van de handel in roerende en onroerende goederen, dienstverlening en arbeidsbemiddeling, met uitzondering van reisbureaus;

    • b.

      dienstverlening op het gebied van accountancy, boekhouden of administratie;

    • c.

      advisering en dienstverlening, anders dan door aanneming van werk, op het gebied van techniek, bouwkunde, industrieel eigendom, reclame, informatie, incasso, taxatie, alsmede op juridisch, economisch of fiscaal gebied;

    • d.

      exploitatie van schoonheidsinstituten of pedicure, bad, heilgymnastiek of massage inrichtingen;

    • e.

      dienstverlening op het gebied van onderwijs, opleiding, vertaling of rijinstructie.

  • 2.

    Steun aan een ondernemer wordt niet toegekend, indien binnen een periode van vijf jaar nadat hem steun ingevolge de Beschikking steun bedrijven stadsvernieuwing 1978, de Verordening steun bedrijven stadsvernieuwing 1980 dan wel deze verordening is toegekend, tenzij:

    • a.

      de ondernemer binnen de gestelde vijf jaren verschillende verbouwingen uitvoert die zijn te beschouwen als één verbouwing;

    • b.

      de ondernemer op verschillende lokaties bedrijfsactiviteiten uitvoert en binnen vijf jaar steun aanvraagt voor een van de andere lokaties dan waarvoor reeds steun is toegekend;

    • c.

      de ondernemer op grond van artikel 4.7 van deze verordening inkomenssteun aanvraagt vanwege de door hem geleden winstdaling, die een rechtstreeks gevolg is van de concrete uitvoering van de stadsvernieuwingsmaatregelen ter plaatse.

  • 3.

    Steun aan een ondernemer wordt niet toegekend voor zover een ondernemer geldelijke aanspraken ter zake heeft ontleend of kan ontlenen aan andere regelingen, van welke aard ook, met uitzondering van de Algemene Bijstandswet (Stb. 1963, 284), de Wet investeringsrekening (Stb. 178, 368) en de Hoofdlijnen bedrijfsbeëindigingshulp 1984 (Stcrt. 1983, nr. 216).

  • 4.

    Het bepaalde in het derde lid geldt niet ter zake van bedrijfsbeindigingssteun, voor zover de geldelijke aanspraken, die de betrokkenen aan andere regelingen heeft ontleend of kan ontlenen, in mindering zijn of kunnen worden gebracht op uitkeringen ingevolge de Hoofdlijnen bedrijfsbeëindigingshulp 1984.

Artikel 4.5

In geval van sanering ter plaatse dan wel van sanering door verplaatsing wordt de steun in ieder geval toegekend onder de voorwaarde, dat ten behoeve van het bedrijf de met het oog op de daarin of daardoor verrichte activiteiten vereiste vergunningen krachtens de in artikel 13.1 van de Wet milieubeheer genoemde wetten worden verleend.

Artikel 4.6
  • 1.

    De per ondernemer te verlenen steun bedraagt maximaal € 113.446,00, waarbij de in artikel 4.7 genoemde inkomenssteun niet wordt meegerekend.

  • 2.

    De steun wordt rechtstreeks aan de ondernemer verleend.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen, wanneer het een sanering van een overeenkomstig artikel 4.2, derde lid, aangewezen milieuhinderlijk bedrijf betreft of in andere bijzondere gevallen, afwijken van de in dit artikel en de andere in dit hoofdstuk genoemde maximale steunbedragen.

II Voortzetting ter plaatse
Artikel 4.7
  • 1.

    Indien de winst van de ondernemer in het boekjaar waarin hij zijn aanvraag indient naar schatting lager is dan de gemiddelde winst over de laatste drie jaren, voorafgaand aan het jaar van de aanvraag en tevens lager is dan € 14.612,00, kan inkomenssteun voor deze winstdaling worden toegekend.

  • 2.

    Het in lid 1 bepaalde geldt ook voor het jaar volgende op het boekjaar waarin de ondernemer zijn aanvraag indiende. De steun kan gedurende twee opvolgende jaren worden verleend.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen, indien de voortgang van het stadsvernieuwingsproces daartoe aanleiding geeft, bepalen dat de in lid 2 genoemde termijn wordt verlengd tot maximaal 4 jaar.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen het in lid 1 genoemde bedrag verhogen tot maximaal € 22.690,00.

  • 5.

    De ondernemer dient aannemelijk te maken, dat de winstdaling een rechtstreeks gevolg is van de concrete uitvoering van stadsvernieuwing.

  • 6.

    De steun bedraagt het verschil tussen de winst van de ondernemer in het boekjaar van zijn aanvraag dan wel het daarop volgende boekjaar en zijn in het eerste lid bedoelde gemiddelde winst, voor zover deze winst lager is dan € 14.612,00 en kan hoogstens € 14.612,00 per jaar bedragen.

  • 7.

    De steun op grond van lid 4 bedraagt het verschil tussen de winst van de ondernemer in het boekjaar van zijn aanvraag dan wel het daarop volgend boekjaar en zijn in het eerste lid bedoelde gemiddelde winst, voor zover deze winst lager is dan het op grond van het vierde lid bepaalde maximum en kan hoogstens het op grond van lid 4 bepaalde maximum per jaar bedragen.

  • 8.

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien in een bepaald geval naar hun mening bijzondere redenen aanwezig zijn, ontheffing te verlenen van het gestelde in het eerste lid wat betreft het tijdstip van aanvraag.

Artikel 4.8
  • 1.

    Indien de ondernemer, tevens eigenaar, in zijn bedrijfsruimte verbouwingen wil verrichten die noodzakelijk zijn voor de voortzetting van zijn bedrijf, kan steun worden toegekend. Indien het een sanering ter plaatse betreft kan hiervoor een saneringsbijdrage worden toegekend.

  • 2.

    De steun wordt toegekend onder de voorwaarde dat bij het treffen van de in het eerste lid genoemde voorzieningen niet geheel of gedeeltelijk wordt gehandeld in strijd met artikel 3 van het Vestigingsbesluit bouwnijverheidsbedrijven 1958.

  • 3.

    De steun zal een redelijke bijdrage in de kosten van de bedoelde verbouwingen of saneringsmaatregelen zijn.

Artikel 4.9
  • 1.

    Indien de ondernemer/huurder ten gevolge van verbouwingen of saneringsmaatregelen als bedoeld in artikel 4.8 een hogere huur moet gaan betalen, kan hem hiervoor een eenmalige bijdrage worden toegekend, voor zover deze hogere huur geen gevolg is van nietnoodzakelijke veranderingen in de aard en omvang van zijn bedrijfsactiviteiten.

  • 2.

    De steun zal een redelijke bijdrage zijn, gebaseerd op het verschil tussen de oude en de nieuwe huur.

Artikel 4.10
  • 1.

    Aan de ondernemer in wiens bedrijfsruimte verbouwingen worden uitgevoerd of saneringsmaatregelen worden getroffen als bedoeld in artikel 4.8, kan voor de noodzakelijke herinrichting een bijdrage worden toegekend.

  • 2.

    Artikel 4.8, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    De steun zal een redelijke bijdrage zijn in de genoemde herinrichtingskosten.

Artikel 4.11
  • 1.

    Wanneer vanwege verbouwingswerkzaamheden of saneringsmaatregelen stagnatieschade optreedt kunnen burgemeester en wethouders steun toekennen.

  • 2.

    De steun, in het eerste lid genoemd, zal ten hoogste € 273,00 per week bedragen over de periode dat het bedrijf stilligt tot ten hoogste zes weken in totaal.

III Verplaatsing
Artikel 4.12
  • 1.

    Indien de ondernemer, tevens huurder, in verband met de verplaatsing van zijn bedrijf een hogere huur moet gaan betalen op de nieuwe vestigingsplaats, kan hem een eenmalige huurgewenningsbijdrage worden toegekend, voor zover deze hogere huur geen gevolg is van nietnoodzakelijke veranderingen in de aard en omvang van de bedrijfsactiviteiten.

  • 2.

    De steun zal een redelijke bijdrage zijn, gebaseerd op het verschil tusen de oude en de nieuwe huur.

Artikel 4.13
  • 1.

    Indien de ondernemer tevens eigenaar, in verband met de verplaatsing van zijn bedrijf hogere huisvestingskosten krijgt op de nieuwe vestigingsplaats, kan hem hiervoor een bijdrage worden toegekend, voor zover deze hogere kosten geen gevolg zijn van nietnoodzakelijke veranderingen in de aard en omvang van de bedrijfsactiviteiten.

  • 2.

    De steun zal een redelijke bijdrage zijn in het verschil tussen de waarde van de oude en de nieuwe bedrijfsruimte.

Artikel 4.14
  • 1.

    Aan de ondernemer die zijn bedrijf verplaatst kan worden toegekend:

    • a.

      een verhuiskostenbijdrage;

    • b.

      een bijdrage in de kosten van verbouwings of saneringsmaatregelen zoals bedoeld in artikel 4.8;

    • c.

      een bijdrage in de herinrichtingskosten, bedoeld in artikel 4.10;

    • d.

      een bijdrage in de winstdaling ten gevolge van bedrijfsstagnatie.

  • 2.

    De steun zal bedragen:

    • a.

      100% van de geraamde verhuiskosten;

    • b.

      een redelijke bijdrage in de kosten van verbouwings of saneringsmaatregelen;

    • c.

      een redelijke bijdrage in de herinrichtingskosten;

    • d.

      ten hoogste € 273,00 per week over de periode dat het bedrijf stilligt tot ten hoogste zes weken in totaal.

IV Beëindiging
Artikel 4.15

Aan een ondernemer kan voor de beëindiging van het bedrijf steun worden toegekend.

  • 1.

    De beëindigingsuitkering bedraagt 20% van de totale winst over de drie, aan het boekjaar waarin de aanvraag om steun wordt ingediend, voorafgaande boekjaren. Zij is ten minste € 4.538,00 en ten hoogste € 22.690,00.

  • 2.

    De uitkering wordt toegekend op voorwaarde dat de ondernemer na bedrijfsbeëindiging niet opnieuw binnen de gemeente een bedrijf gaat uitoefenen.

  • 3.

    De ondernemer moet zich verbinden de ontvangen uitkering terstond als onverschuldigd betaald te restitueren, indien hij de in het tweede lid genoemde voorwaarde niet is nagekomen.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling van de in het tweede lid genoemde voorwaarde verlenen.

V Procedure
Artikel 4.16

Een aanvraag dient te worden ingediend voordat de ondernemer overgaat tot uitvoering van activiteiten die tot steuntoekenning kunnen leiden.

Artikel 4.17
  • 1.

    Een aanvraag dient vergezeld te gaan van een advies uitgebracht door één of meerdere door burgemeester en wethouders toegelaten onafhankelijke instantie(s). De kosten van dit advies kunnen worden vergoed.

  • 2.

    Alvorens op de aanvraag te beslissen kunnen burgemeester en wethouders binnen een door hen te bepalen termijn nadere gegevens van de ondernemer verlangen.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders beslissen omtrent de aanvraag binnen twee maanden na de dag waarop de aanvraag ontvangen is of binnen twee maanden nadat de in het derde lid bedoelde gegevens zijn ontvangen. Zij kunnen hun beslissing éénmaal voor ten hoogste twee maanden verdagen. Een afschrift van hun besluit tot verdaging zenden zij toe aan de aanvrager van de steun.

Artikel 4.18

De ondernemer dient, voor zover dat redelijkerwijs voor de uitvoering van deze verordening nodig is, desgevraagd aan door burgemeester en wethouders respectievelijk door de in artikel 4.17, eerste lid, bedoelde onafhankelijke instantie(s) aangewezen personen gegevens te verstrekken, inzage te geven in zijn boeken en bescheiden en toegang te verlenen tot zijn bedrijfsruimten.

Artikel 4.19
  • 1.

    Burgemeester en wethouders bepalen bij hun besluit tot het toekennen van steun het steunbedrag, tenzij het betreft steun ingevolge artikel 4.7 van deze verordening.

  • 2.

    De gegevens voor de vaststelling van de uitkering als bedoeld in artikel 4.7 dient de aanvrager binnen dertien weken na afloop van het boekjaar waarop de uitkering betrekking heeft aan burgemeester en wethouders te verstrekken.

    Burgemeester en wethouders bepalen binnen acht weken nadat deze gegevens zijn ontvangen het definitieve steunbedrag.

  • 3.

    Indien gunstig wordt beslist op de aanvraag om geldelijke steun kan aan de aanvrager in daartoe aanleiding gevende gevallen een voorschot worden verstrekt.

  • 4.

    Het voorschot wordt verrekend bij de definitieve uitbetaling. Deze uitbetaling vindt plaats zodra de ondernemer heeft aangetoond dat de activiteiten waarvoor de steun is toegekend conform de overgelegde bescheiden zijn verricht.

  • 5.

    De ondernemer moet zich verbinden de als voorschot ontvangen steun terstond als onverschuldigd betaald te restitueren, indien en voor zover de activiteiten, waarvoor de steun is toegekend, niet binnen redelijke termijn en conform de overgelegde bescheiden zijn verricht.

HOOFDSTUK 5 OVERIGE STEUN
I Sociaalculturele instellingen
Artikel 5.1

In het kader van de stadsvernieuwing kan een bijdrage verleend worden aan sociaalculturele instellingen.

II Huurders
Artikel 5.2

Ten behoeve van de stadsvernieuwing kan een bijdrage worden toegekend aan huurders: o.m. voor huurdersondersteuning.

III Woningcorporaties
Artikel 5.3

Aan woningcorporaties kan een bijdrage worden toegekend

  • a.

    in door hen gemaakte kosten van voorlichting van de bewoners bij de voorbereiding van plannen tot renovatie of grootonderhoud van een woningcomplex, tot het bedrag van de werkelijke kosten, doch niet meer dan € 46,00 per woning;

  • b.

    in de kosten van inrichting van wisselwoningen ten behoeve van tijdelijke huisvesting van bewoners bij renovatie van woningcomplexen, tot een bedrag van ten hoogste € 1.816,00 per woning;

  • c.

    tot het bedrag van het verschil van de voor een wisselwoning geldende huur en de huur van de door de huurder verlaten woning, indien laatstgenoemde huur lager is;

  • d.

    ter tegemoetkoming in de door hen gemaakte andere kosten, welke verband houden met renovatie of grootonderhoud van een bij een woningcorporatie in beheer zijnd woningcomplex, of met medewerking van een woningcorporatie aan aankoop en verbetering van panden, zulks in gevallen, welke daarvoor op grond van een besluit van burgemeester en wethouders, na overleg met de Federatie van woningcorporaties, in aanmerking komen.

HOOFDSTUK 6 SLOTBEPALINGEN
Artikel 6.1

Deze verordening kan worden aangehaald als Subsidieverordening stadsvernieuwing.

Artikel 6.2
  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na de bekendmaking daarvan en werkt terug tot 1 januari 2011.

  • 2.

    Op de in het eerste lid genoemde datum vervallen de Verordening Steun Bedrijven Stadsvernieuwing 1980 (Gemeenteblad L.50) en het raadsbesluit van 2 mei 1983, nr. 131 inzake subsidiëring rioleringen (Gemeenteblad H.65).

Artikel 6.3  

Het bepaalde in hoofdstuk 3 blijft van toepassing op subsidies die op grond

van dat hoofdstuk zijn toegekend.