Organisatie | Wassenaar |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Nadeelcompensatie Langzaamverkeertunnel Den Deijl |
Citeertitel | Verordening Nadeelcompensatie Langzaamverkeertunnel Den Deijl |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Aanvraagformulier |
Geen
1.Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-09-2011 | 06-12-2017 | nieuwe regeling | 05-09-2011 De Wassenaarse Krant, 20-09-2011 | no. 11067 |
In deze verordening wordt verstaan onder:
bouwproject: de aanleg van een langzaamverkeertunnel bij kruispunt Den Deijl, waartoe de gemeenteraad van Wassenaar heeft besloten op 3 februari 2009 en welk omvat de aanleg van een langzaamverkeertunnel, zoals omschreven in de ruimtelijke onderbouwing bij genoemd besluit en aangegeven op tekening F3338 van 2 oktober 2008, tekening 9T0703-2321-001 van 25 augustus 2008 en tekeningen 9T0703-2321-101 en 9T0703-2321-102 van 26 augustus 2008 behorende bij het besluit van 3 februari 2009;
Indien een strikte toepassing van deze verordening zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor de belanghebbende, kan het college afwijken van het in deze verordening bepaalde.
Binnen de gemeente Wassenaar vormt de Rijksstraatweg/N44 een barrière voor het langzaam verkeer in oost-west richting. Schoolgaande jeugd, woon-werkverkeer en recreatief verkeer gebruikt dagelijks intensief het kruispunt Den Deijl om de Rijksstraatweg te kruisen. Reeds in het Verkeersplan 2000 en de hierop volgende verkeersplannen is als oplossing voor de bovengrondse kruising de aanleg van een (brom)fiets- en voetgangerstunnel opgenomen.
De aanleg van een veilige, vlotte en comfortabele oversteek voor het langzaam verkeer door middel van de tunnel, zal de doorstroming van het snelverkeer op de Rijksstraatweg bevorderen en de bereikbaarheid van Wassenaar voor het langzaam verkeer verbeteren.
De gemeente Wassenaar is inmiddels gestart met de realisering van het project “Langzaamverkeertunnel Den Deijl”. De gemeente Wassenaar is zich er van bewust, dat de belangen van individuele burgers en ondernemers in het gedrang kunnen komen door de uitvoering van het project. Aanleg van de tunnel wordt echter geacht in het algemeen belang te zijn. De (tijdelijke) schade die wordt geleden als gevolg van uitvoering van het project wordt onder bepaalde voorwaarden door de gemeente vergoed.
Een aan de overheid gericht verzoek om schadevergoeding kan worden gebaseerd op zowel de onrechtmatige als de rechtmatige daad. Schadevergoeding op basis van een onrechtmatige daad is aan de orde als de overheid een fout heeft gemaakt die haar kan worden toegerekend. Schade die hieruit voortvloeit dient volledig te worden vergoed, waarbij herstel in de oude toestand het uitgangspunt is.
Daarnaast kan een burger door rechtmatige uitoefening van overheidbevoegdheden schade lijden. In deze gevallen komt alleen de schade die in redelijkheid niet ten laste van de burger mag blijven voor vergoeding in aanmerking. De schadevergoeding die uit een rechtmatige overheidsdaad voortvloeit, wordt nadeelcompensatie genoemd.
Voorwaarden beroep op nadeelcompensatie
Om voor schadevergoeding door nadeelcompensatie in aanmerking te komen moet aan alle onderstaande voorwaarden worden voldaan.
1.Geen vergoeding onder andere regeling mogelijk.
Voor bepaalde vormen van schade als gevolg van rechtmatig overheidshandelen zijn specifieke wettelijke regelingen getroffen (bijvoorbeeld art. 49 WRO. Art. 15.20-21 Wet milieubeheer). Als de schade via zo’n regeling vergoed kan worden, kan geen beroep worden gedaan op nadeelcompensatie.
Ook indien de aanvrager van nadeelcompensatie een uitkering krijgt van een verzekering ter zake van de geleden schade komt hij niet voor vergoeding van de schade in aanmerking.
2.Ongelijkheid van openbare lasten
De verplichting tot vergoeden van schade ten gevolge van rechtmatig overheidshandelen wordt gebaseerd op het rechtsbeginsel van “égalité devant les charges publiques”: het beginsel van gelijkheid voor openbare lasten.
Elke burger moet een zekere overlast en/of financieel nadeel dulden als gevolg van de omstandigheid dat hij tezamen met anderen op een beperkt grondgebied in een gemeenschap verenigd leeft. Zolang de nadelige gevolgen van rechtmatig overheidshandelen door de gemeenschap gedragen worden, behoort dit nadeel in beginsel voor rekening van betrokkene te blijven. Echter indien slechts een enkel individu of een beperkte groep van burgers/instellingen dit nadeel moet dragen, terwijl de rest van de gemeenschap voornamelijk profijt heeft van het handelen, moet de overheid dit nadeel (deels) compenseren.
Om in aanmerking te komen voor compensatie, moet het gaan om schade die:
-onevenredig is d.w.z. schade die buiten het normaal maatschappelijk risico en/of het normale ondernemersrisico valt;
- Of de gevolgen van een overheidshandeling buiten het normaal maatschappelijk risico vallen, kan alleen beantwoord worden met inachtneming van alle van belang zijnde omstandigheden van het geval. Van belang kan o.a. zijn:
Zo wordt in de jurisprudentie aangenomen dat ingrepen in de infrastructuur moeten worden beschouwd als een normale maatschappelijke ontwikkeling, waarmee iedereen kan worden geconfronteerd. Een zekere omzetdaling behoort dan tot het normaal maatschappelijk/ondernemersrisico. Welk percentage redelijk is hangt van andere omstandigheden af. Vaak wordt gekeken naar de duur van de maatregel, schadebeperkende maatregelen van de gemeente en in hoeverre het bedrijf nog bereikbaar was.
-die op een enkel individu of een beperkte groep van burgers of instellingen rust.
- Schade waar iedereen mee te maken krijgt, komt niet voor vergoeding in aanmerking. De burger of het bedrijf moet onevenredig zwaar worden getroffen in vergelijking met een andere groep burgers of bedrijven die in een met de zijne vergelijkbare positie verkeren.
Er moet een causaal verband bestaan tussen het betreffende rechtmatig overheidshandelen en de geleden schade. Dit houdt in dat er een direct en rechtstreeks verband moet zijn tussen de schade en het betreffende overheidshandelen en/of uitvoering van werkzaamheden. Het kan zijn dat de schade (mede) andere oorzaken heeft. Dit kunnen maatschappelijke ontwikkelingen zijn, zoals bijvoorbeeld omzetdaling als gevolg van een verzadiging van de markt, brancheontwikkelingen etc. of door het bedrijf gemaakte keuzen m.b.t. de bedrijfsvoering.
De bewijslast rust op degene die stelt nadeel te lijden dat het maatschappelijk risico te boven gaat. De aanvrager van nadeelcompensatie moet zijn schade aan de hand van bewijsstukken onderbouwen. De gegevens moeten bij de aanvraag worden verschaft.
Mocht het bestuursorgaan niet alle benodigde stukken hebben ontvangen, dan dient de verzoeker in de gelegenheid te worden gesteld de ontbrekende gegevens alsnog, binnen een gestelde termijn aan te leveren.
Indien de schadeposten na de gestelde termijn niet zijn gemotiveerd of anderszins aannemelijk zijn gemaakt door de aanvrager, kan het verzoek om schadevergoeding worden afgewezen of buiten behandeling worden gesteld (art. 4:5 Awb).
De schade blijft in ieder geval voor rekening van de aanvrager indien hij het risico van het ontstaan van schade heeft aanvaard (actieve risicoaanvaarding). Hier is o.a. sprake van:
Ook als de aanvrager heeft nagelaten tijdig redelijkerwijs te verlangen maatregelen ter voorkoming of beperking van schade te nemen (passieve risicoaanvaarding) kan schadevergoeding geweigerd worden of wordt de plicht tot het vergoeden van schade beperkt.
Tot slot kan bij vaststelling van de te vergoeden schade ook gekeken worden of het besluit dat schade heeft veroorzaakt ook niet tevens een voordeel voor de benadeelde heeft opgeleverd. Dit voordeel moet worden verrekend met de te vergoeden schade. Voorbeeld daarvan is een zusterfiliaal van de benadeelde onderneming dat een deel van de klap opvangt door de overloop van klanten.
In dit artikel worden enkele kernbegrippen van de regeling omschreven.
b: In de omschrijving van het project is aangegeven waarop de onderhavige regeling betrekking heeft en ligt derhalve tevens de beperking van de werkingssfeer van deze verordening. De regeling ziet uitsluitend op de feitelijke uitvoering van werkzaamheden van substantiële omvang en duur door of in opdracht van de gemeente Wassenaar.
Artikel 2. Het recht op nadeelcompensatie.
1: Dit is de maatstaf aan de hand waarvan wordt gekeken of nadeelcompensatie zal worden toegekend:
Het nadeel komt niet voor vergoeding in aanmerking, indien het anderszins is verzekerd. Deze verordening heeft een aanvullend karakter. Indien nadeel al via een andere weg vergoed is, valt dit nadeel niet meer onder de verordening. De verordening treedt dan ook niet in de plaats van bestaande (wettelijke) compensatieregelingen (zie ook lid 3).
De schade moet het rechtstreekse gevolg zijn van de feitelijke uitvoering van het project Langzaamverkeertunnel Den Deijl. Er moet derhalve sprake zijn van causaal verband. Indien zonder de werkzaamheden in verband met het project het nadeel zich eveneens zou hebben voorgedaan, is er geen oorzakelijk verband tussen het project en de schade, waardoor de schade niet voor vergoeding in de zin van deze verordening in aanmerking komt.
Verder komt het nadeel niet voor vergoeding in aanmerking, indien de verzoeker het risico van mogelijke benadeling (actief of passief) heeft aanvaard. Zie voor de uitleg van deze begrippen de algemene toelichting. Kosten voor schadevoorkomende en/of –beperkende maatregelen vallen juist onder "nadeel" dat in principe wel voor vergoeding in aanmerking kan komen (zie artikel 5 lid 1 sub c van deze verordening).
2: De vergoeding kan in geld of op andere wijze plaatsvinden. Dit kan op verzoek of voorstel van de benadeelde, burgemeester en wethouders of op advies van de deskundige. De waarde van de compensatie anders dan in geld mag echter niet hoger zijn dan het bedrag in geld waarop de verzoeker aanspraak zou kunnen maken. Wanneer de waarde van de compensatie op andere wijze groter zou zijn dan het bedrag in geld waarop de verzoeker aanspraak zou kunnen maken, kunnen burgemeester en wethouders besluiten alsnog nadeelcompensatie in geld toe te kennen.
Artikel 3. Het verzoek om nadeelcompensatie.
3.1: Verzoeken kunnen niet eerder dan zes maanden na oplevering van het project worden ingediend. Hiervoor is gekozen, omdat men na de eindoplevering dan een periode kan wennen aan de nieuwe situatie. Klanten van ondernemingen kunnen dan weer hun weg terug vinden naar de ondernemingen en bewoners kunnen wennen aan de veranderde omstandigheden. Na die zes maanden kan men dan overwegen om een verzoek om compensatie in te dienen. Voor spoedeisende zaken tijdens de bouw en voordat de zes maandentermijn verstreken is, kan gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid van een voorlopige voorziening.
Verzoeken dienen uiterlijk binnen twee jaar ingediend te worden. Hiervoor is gekozen, zodat in het geval van omzetderving de belanghebbende ondernemer heeft kunnen bekijken wat de effecten zijn gedurende ten minste één volledig boekjaar. Bij het stellen van een nog langere termijn wordt het steeds moeilijker het oorzakelijk verband tussen het project en de schade te bepalen. Er kunnen zich echter gevallen voordoen, waarbij de schade eerst na langere tijd intreedt of kenbaar wordt en derhalve pas na geruime tijd een verzoek om nadeelcompensatie ingediend kan worden. Het tegenwerpen van een termijn die is verstreken, is dan onjuist. Indien de aanvrager redelijkerwijs niet eerder een verzoek kon indienen, zal zijn aanvraag toch in behandeling worden genomen.
Om misverstanden te voorkomen zal door het college van burgemeester en wethouders worden bepaald welke datum geldt als eindoplevering van het project. Dit zal worden gepubliceerd op de gebruikelijke wijze in de gemeenterubriek binnen zes weken na de eindoplevering.
Op deze verzoeken is de Algemene wet bestuursrecht van toepassing (onvolledigheid stukken, aanvullen, buiten behandeling laten etc.).
Artikel 4. De procedure met advies deskundige.
2: Van de mondelinge zienswijzen gepresenteerd tijdens een eventuele hoorzitting wordt een verslag gemaakt. Het verslag wordt aan de belanghebbende en de gemeente toegezonden. Zowel de belanghebbende als de gemeente kunnen zich tijdens de hoorzitting laten bijstaan door meegebrachte deskundigen. Deze deskundigen worden in de gelegenheid gesteld een toelichting te geven.
Artikel 5. Het advies van de deskundige.
5.1.f: Het betreft hier door belanghebbende gemaakte deskundigenkosten, voor zover het inschakelen van bijstand van een professioneel deskundige (zoals een financieel deskundige of rechtsbijstand) redelijkerwijs noodzakelijk was voor indiening en onderbouwing van het verzoek en voor zover de gemaakte kosten redelijk zijn.
Artikel 6. De beslissing op het verzoek.
Artikel 7. De vereenvoudigde procedure zonder advies deskundige.
1: De vereenvoudigde procedure is bedoeld voor zaken waarbij een onderzoek en advies van de deskundige overbodig zijn, omdat burgemeester en wethouders over voldoende gegevens beschikken om een toe- of afwijzend besluit te nemen. Indien een verzoek naar het oordeel van burgemeester en wethouders kennelijk gegrond of kennelijk ongegrond is, wordt het verzoek zonder behandeling door de deskundige toe- of afgewezen. Indien bijvoorbeeld na summier onderzoek reeds duidelijk is dat het geleden nadeel voor vergoeding in aanmerking komt en de hoogte hiervan duidelijk is, kunnen burgemeester en wethouders het verzoek direct, zonder nader onderzoek, toewijzen. Eveneens kunnen burgemeester en wethouders het verzoek om nadeelcompensatie direct afwijzen indien duidelijk is dat het geleden nadeel niet door de gemeente is veroorzaakt.
Artikel 8. Voorlopige voorziening.
1: In bijzondere gevallen kan het voorkomen dat niet gewacht kan worden op de eindbeslissing op het verzoek om nadeelcompensatie. Een voorlopige voorziening zal veelal bestaan uit een voorschot, maar kan bijvoorbeeld ook bestaan uit het door de gemeente uitvoeren van bepaalde werkzaamheden ten gunste van de belanghebbende (zoals het verbeteren van de bereikbaarheid). De mogelijkheid een voorschot te verkrijgen staat open voor:
èn dat zij een spoedeisend belang hebben.
Voor ondernemers zal bijvoorbeeld van een dergelijk spoedeisend belang sprake zijn, indien bij toepassing van het uitgangspunt dat nadeel pas achteraf wordt gecompenseerd, de bedrijfscontinuïteit wordt bedreigd. Op deze wijze wordt met name met de belangen van kleine(re) ondernemingen rekening gehouden.
3: Een positief besluit van burgemeester en wethouders op het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening betekent niet per definitie dat er ook op het verzoek om nadeelcompensatie positief besloten zal worden. Het besluit omtrent de voorlopige voorziening wordt al genomen gedurende de werkzaamheden. De situatie over de langere termijn is dan nog onvoldoende in beeld. Na afronding van het project is het daadwerkelijke nadeel vaak pas goed te overzien. Dit kan een heel ander beeld van het geleden nadeel geven dan gedurende de werkzaamheden het geval kan zijn.
4: De term "voorlopige voorziening" impliceert al dat er nog een definitief besluit genomen moet worden. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt dan ook zes maanden na afronding van de werkzaamheden (dus als de periode waarin verzoeken om nadeelcompensatie ingediend kunnen worden begint) aangemerkt als verzoek om nadeelcompensatie. De belanghebbende zal dan de noodzakelijke gegevens moeten overleggen om te beoordelen of hij in aanmerking komt voor nadeelcompensatie. Pas als het bouwproject afgerond is, kan d.m.v. het onderzoek voor de nadeelcompensatie vastgesteld worden of er nadeel is en zo ja, hoe hoog het nadeel daadwerkelijk is geweest en kan definitief geconcludeerd worden of een eventueel toegekend voorschot terecht was of niet. Het voorschot kan dan worden verrekend met het uitgekeerde nadeelcompensatie.
Via de hardheidsclausule is de mogelijkheid opengelaten om in zeer bijzondere, incidentele gevallen van het bepaalde in deze verordening af te wijken en een, voor dat incidentele geval, passende nadeelcompensatie te verstrekken.