Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Epe

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Epe 2009

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Epe
Officiële naam regelingBesluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Epe 2009
CiteertitelBesluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Epe 2009
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet maatschappelijke ondersteuning
  2. Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Epe

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

1.Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-01-201201-01-2012Actualiseren van de bedragen en inkomensgrenzen (art. 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 2.1, 2.2, 2.3, 3, 4, 4.1, 5.1, 5.2, 5.3, 5.4, 5.5, 6, 7, 8, 10, 13, 14

10-01-2012

Veluws Nieuws, 24-01-2012

B&W besluit 2012-03451
03-02-201001-01-201025-01-2012wijziging art. 4 en wijziging naam (art. 14)

15-12-2009

Veluws Nieuws, 02-02-2010

bw& -besluit2009-68536

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Epe 2009

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget.

Artikel 1. Regels rond verstrekking en verantwoording

Hoofdstuk 2. Eigen bijdragen en eigen aandeel.

Artikel 2. Omvang van eigen bijdragen en eigen aandeel

Artikel 3. Negenendertig perioden van vier weken

Hoofdstuk 3. Hulp bij het huishouden.

Artikel 4. Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen.

Artikel 5

Hoofdstuk 5. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Hoofdstuk 6. Verplaatsen in en rond de woning.

Artikel 10

Hoofdstuk 7. Advisering en samenhangende afstemming.

Artikel 11. Samenhangende afstemming

Hoofdstuk 8. Overige bepalingen.

Artikel 12. Wijziging bedragen

Artikel 13. Overgangsregeling

Artikel 14. Citeertitel en inwerkingtreding

Burgemeester en wethouders van de gemeente Epe;

gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning en de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Epe;

dat de raad in de hiervoor genoemde Verordening heeft bepaald dat het college ter uitwerking van die Verordening nadere regels dient te stellen in een gemeentelijk Besluit maatschappelijke ondersteuning;

BESLUITEN:

vast te stellen het navolgende Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Epe 2009.

Hoofdstuk 1. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget.

Artikel 1. Regels rond verstrekking en verantwoording
  • 1.1 Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

  • 1.2 Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:

    • a.

      op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget;

    • b.

      indien bij een individuele aanvraag naar het oordeel van het college zwaarwegende financiële argumenten zijn om niet over te gaan tot verstrekking van een persoongebonden budget.

  • 1.3 Woonvoorzieningen die uitsluitend in natura kunnen worden verstrekt zijn:

    mobiele tilliften, douchebrancards en herplaatsbare trapliften.

  • 1.4 Voor een sportrolstoel wordt uitsluitend een persoonsgebonden budget verstrekt. Het bedrag van dit persoonsgebonden budget bedraagt € 2.000,00 welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van drie Jaar.

  • 1.5 De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt steekproefsgewijs plaats, waarbij de steekproef minimaal een omvang heeft van 20% van de verstrekte persoonsgebonden budgetten, na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van enig kalenderjaar.

Hoofdstuk 2. Eigen bijdragen en eigen aandeel.

Artikel 2. Omvang van eigen bijdragen en eigen aandeel
  • 2.1 Het bedrag dat ongehuwde personen jonger dan 65 dienen te betalen bedraagt € 16,60 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen, voor zover dat inkomen hoger is dan € 16.137,-, dat boven het eerstgenoemde bedrag per vier weken betaald moet worden 15% bedraagt.

  • Het bedrag dat ongehuwde personen van 65 jaar of ouder dienen te betalen bedraagt € 16,60 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen, voor zover dat inkomen hoger is dan € 14.162, dat boven het eerstgenoemde bedrag per vier weken betaald moet worden 15% bedraagt.

  • 2.3 Het bedrag dat gehuwde personen, indien een van beiden jonger is dan 65 jaar, per vier weken dienen te betalen bedraagt € 23,80, terwijl het percentage van het inkomen, voor zover dat boven de € 20.810,- ligt, dat boven dit bedrag per vier weken betaald moet worden 15% bedraagt.

  • 2.4 Het bedrag dat gehuwde personen die beiden 65 j aar of ouder zijn, per vier weken dienen te betalen bedraagt € 23,80, terwijl het percentage van het inkomen boven € 19.837,- dat boven dit bedrag per vier weken betaald moet worden 15% bedraagt.

    Rekenvoorbeeld

    Basis is het verzamelinkomen per jaar en bijdragevaststelling per 4 weken. Tot een verzamelinkomen van € 16.137,- per jaar is het ei gen aandeel of de eigen bijdrage maximaal € 16,60 per 4 weken, dus per jaar 13 x € 16,60 = € 215,80.

    Boven dat inkomen geldt dat over het meerdere maximaal 15% van dat meerdere per 4 weken als eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten mag worden gevraagd.

    Stel: iemand heeft een verzamelinkomen van € 20.000,-.

    Het meerinkomen boven € 16.137,- is dan € 3.863,-.

    15% daarvan is € 579,45 (op jaarbasis). Dat moet omgerekend worden naar perioden van 4 weken, dus geldt: € 579,45: 13 = € 44,57. Dan is de bijdrage per 4 weken dus € 16,60 + € 44,57 = € 61,17 per 4 weken. Met dien verstande dat nooit meer gevraagd mag worden dan de kostprijs van de voorziening.

Artikel 3. Negenendertig perioden van vier weken

Indien een voorziening bestaat uit een roerende zaak die in eigendom wordt verstrekt of uit een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die eigendom is van de aanvrager, wordt gedurende een periode van 39 maal vier weken een eigen bijdrage in rekening gebracht dan wel bij de vaststelling van de hoogte van een financiële tegemoetkoming gedurende die periode een met toepassing van het in artikel 2 vastgestelde bedrag in mindering gebracht.

Hoofdstuk 3. Hulp bij het huishouden.

Artikel 4. Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

De vaststelling van de hoogte van een persoonsgebonden budget is gerelateerd aan de indicatie die voor hulp in het huishouden is vastgesteld.

4.1

  • 1.

    Personen die op of na 1 september 2007 geïndiceerd worden of geherindiceerd worden voor het PGB huishoudelijke verzorging krijgen een bedrag per uur uitbetaald gebaseerd op de soort huishoudelijke verzorging en het aantal uren en minuten waarvoor zij zijn geïndiceerd.

  • 2.

    Personen met een geldige indicatie van voor 1 september 2007 welke is gebaseerd op de soort huishoudelijke verzorging én het midden van de klasse behouden het persoonsgebonden budget tot einde indicatie of tot de ingangsdatum van de herindicatie.

Dit zijn de zogenaamde overgangcliënten vanuit de AWBZ.

Het persoonsgebonden budget in klasse 1 is gebaseerd op 1 uur zorg

Het persoonsgebonden budget in klasse 2 is gebaseerd op 3 uur zorg

Het persoonsgebonden budget in klasse 3 is gebaseerd op 5,5 uur zorg

Het persoonsgebonden budget in klasse 4 is gebaseerd op 8,5 uur zorg

Het persoonsgebonden budget in klasse 5 is gebaseerd op 11,5 uur zorg

Het persoonsgebonden budget in klasse 6 is gebaseerd op 14,5 uur zorg

Additionele uren boven klasse 6 op basis worden alleen op basis van de hardheidsclausule toegekend.

4.2 Hoogte PGB

  • 1.

    Het persoonsgebonden budget voor huishoudelijke verzorging 1 voor het inkopen van particuliere hulp bedraagt maximaal € 14,63. Dit is 75% van het laagst geoffreerde uurtarief bij de aanbesteding huishoudelijke verzorging.

  • 2.

    Indien een klant aantoonbaar een hoger persoonsgebonden budget nodig heeft om huishoudelijke verzorging 1 bij een organisatie of ZZP-er in te kunnen inkopen, bedraagt het persoonsgebonden budget maximaal € 19,50. Dit is het laagst geoffreerde uurtarief bij de aanbesteding huishoudelijke verzorging.

  • 3.

    Het persoonsgebonden budget voor huishoudelijke verzorging 2 voor het inkopen van particuliere hulp bedraagt maximaal € 16,50. Dit is 75% van het laagst geoffreerde uurtarief bij de aanbesteding huishoudelijke verzorging.

  • 4.

    Indien een klant aantoonbaar een hoger persoonsgebonden budget nodig heeft om huishoudelijke verzorging 2 bij een organisatie of ZZP-er in te kunnen inkopen, bedraagt het persoonsgebonden budget maximaal € 22,00. Dit is het laagst geoffreerde uurtarief bij de aanbesteding huishoudelijke verzorging.

  • 5.

    Het persoonsgebonden budget wordt per kwartaal bruto vooraf uitbetaald.

Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen.

Artikel 5
  • 5..1 De financiële tegemoetkoming minus het eigen aandeel of het persoonsgebonden budget minus de eigen bijdrage voor woonvoorzieningen wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.

  • 5.2 Het in artikel 21 van de van de Verordening individuele verstrekkingen gemeente Epe genoemde afschrijvingsschema luidt als volgt:

    Afschrijvingsduur voor terugbetaling is vastgesteld op 10 jaar gebaseerd op afschrijving in 10 gelijke termijnen.

    Toepassing van artikel 21 van de Verordening vindt slechts plaats indien de tegemoetkoming in de kosten van de woningaanpassing, minimaal € 12.000,- heeft bedragen.

  • 5.3 Het bedrag voor de verhuiskostenvergoeding als genoemd in artikel 15, onder a., van de Verordening individuele verstrekkingen gemeente Epe bedraagt € 2.250,00.

  • 5.4 Het bedrag dat als maximale verhuiskostenvergoeding verstrekt wordt voor het op verzoek van het college vrijmaken van een aangepaste woning ten behoeve van verhuur aan een persoon met beperkingen, zoals bedoeld in artikel 15, onder a. van de Verordening individuele verstrekkingen gemeente Epe, bedraagt € 4.450,00.

  • 5.5 Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt bij het bezoekbaar maken als genoemd in artikel 19, lid 2 tot en met 5, van de Verordening individuele verstrekkingen gemeente Epe bedraagt € 2.250,00.

Hoofdstuk 5. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 6

Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst-adequate voorziening, indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie en indien van toepassing een WA-verzekering, gebaseerd op de middelde bedragen voor onderhoud en reparatie en verzekering over het jaar voorafgaand aan toekenning van de voorziening.

Artikel 7
  • 1. De inkomensgrens waarboven een auto, met een auto vergelijkbare voorzieningen en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet voor verstrekking of vergoeding in aanmerking komen, zoals genoemd in artikel 25 van de Verordening individuele verstrekkingen gemeente Epe, ligt bij:

    • a.

      een inkomen van € 21.316,- (was € 20.595,-) per jaar voor ongehuwde personen, jonger dan 65 jaar;

    • b.

      een inkomen van € 18.707,- (was € 18.074,-) per jaar voor ongehuwde personen van 65 jaar of ouder;

    • c.

      een gezamenlijk inkomen van € 27.488,- (was € 26.558,-) per jaar voor gehuwde personen, indien een van beiden jonger is dan 65 jaar;

    • d.

      een gezamenlijk inkomen van € 26.203,- (was € 25.317,-) per jaar voor gehuwde personen die beiden ouder zijn dan 65 jaar.

Artikel 8
  • a. Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een (eigen) auto bedraagt € 332,00 (was € 320,00).

  • b. Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een taxi bedraagt € 4.554,00 (was € 4.400).

  • c. Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een rolstoeltaxi bedraagt € 6.831,00 (was € 6.600,00).

  • d. Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een bruikleenauto bedraagt € 270,00 (was € 260,00).

  • e. Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een eigen rolstoelbus bedraagt € 694,00 (was € 670,00).

Artikel 9
  • 1. De hoogte van de bedragen als genoemd in artikel 8 worden voor belanghebbenden tot 16 jaar gesteld op de navolgende percentages van de in artikel 8 genoemde bedragen:

    0% voor belanghebbenden tot 4 jaar;

    25% voor belanghebbenden van 4 tot 6 jaar;

    50% voor belanghebbenden van 6 tot 12 jaar; 75% voor belanghebbenden van 12 tot 16 jaar.

  • 2. Voor inwoners van ingevolge artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende AWBZ-instellingen worden de financiële tegemoetkomingen als bedoeld in artikel 8, verlaagd tot 50% van de in artikel 8 genoemde bedragen.

Hoofdstuk 6. Verplaatsen in en rond de woning.

Artikel 10

Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld als tegenwaarde van de goedkoopst-adequate voorziening, verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie en indien van toepassing een WA verzekering.

De bedragen voor onderhoud en reparatie zijn gelijk aan de bedragen zoals door de gecontracteerde leverancier in rekening gebracht bij de gemeente Epe voor voorzieningen die in bruikleen worden verstrekt.

Hoofdstuk 7. Advisering en samenhangende afstemming.

Artikel 11. Samenhangende afstemming

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek inzake het advies ex artikel 33 van de Verordening individuele verstrekkingen gemeente Epe, indien van toepassing, aandacht besteed aan:

  • a.

    de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;

  • b.

    de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek;

  • c.

    de woning en de woonomgeving van de aanvrager;

  • d.

    het psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;

  • e.

    de sociale omstandigheden van de aanvrager.

Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten.

Hoofdstuk 8. Overige bepalingen.

Artikel 12. Wijziging bedragen

Het college kan de in het kader van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Epe de op deze verordening berustende Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Epe dan wel Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Epe geldende bedragen verhogen of verlagen.

Bij verhoging of verlaging van de in dit besluit geldende bedragen kan gebruik gemaakt worden van de consumentenprijsindex van het CBS, normeringen door andere bestuursorganen zoals het UWV en prijsontwikkelingen in de markt.

Artikel 13. Overgangsregeling

Personen die op basis van de overgangsregeling huishoudelijke verzorging geïndiceerd en ontvangen hebben (in natura of als persoonsgebonden budget), behouden het recht hierop tot 1 januari 2009.

Artikel 14. Citeertitel en inwerkingtreding
  • 1.

    Dit besluit kan worden aangehaald als "Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Epe 2009".

  • 2.

    Dit besluit treedt in werking de dag volgend op die van publicatie en werkt terug tot 1 januari 2010.

aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Epe op 15 december 2009,

de burgemeester, M van Lente

de secretaris, Th.J. Peeters

Nota-toelichting Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Epe 2009

Inleiding.

Naast de Verordening Individuele Voorzieningen Maatschappelijke ondersteuning gemeente Epe 2007 is er ook een Besluit Maatschappelijke ondersteuning. In dit Besluit zijn bij elkaar gebracht alle bedragen, die op basis van de Verordening zijn vastgesteld. Daarnaast zijn alle regels waarvoor de Verordening een delegatie bepaling voor het college bevat in het Besluit ingevuld.

Het voordeel van het opnemen van alle bedragen in een Besluit is dat bij wijziging van de bedragen (bijvoorbeeld omdat er aan de hand van de prijsindex een bijstelling van bedragen plaatsvindt) niet de Verordening gewijzigd moet worden en dus in de Raad besproken en opnieuw vastgesteld moet worden. Bijstelling van het Besluit door het college kan aanzienlijk sneller plaatsvinden.

Het eerste onderwerp dat in het Besluit aan de orde komt is het persoonsgebonden budget. Van alle soorten voorzieningen waarvoor een persoonsgebonden budget mogelijk is wordt in het Besluit uitgewerkt hoe het bedrag van het persoonsgebonden budget wordt samengesteld. De invulling van de eigen bijdrageregeling door de gemeente biedt de mogelijkheid om van de Algemene Maatregel van Bestuur (het Besluit maatschappelijke ondersteuning van 2 oktober 2006, Stb. 450, 5 oktober 2006, hierna te noemen Bmo) afwijkende bedragen te hanteren, zij het binnen het kader van de mogelijkheden die dat Besluit biedt.

Per hoofdstuk zijn vervolgens bedragen opgenomen.

In hoofdstuk 7 tot slot wordt geregeld hoe de samenhangende afstemming bij de toekenning, zoals genoemd in artikel 5 van de wet, wordt geregeld.

Hoofdstuk 1. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget.

Algemeen.

De systematiek van de Verordening is dat steeds algemene voorzieningen, waaronder het collectief vervoer, het primaat hebben. Bij algemene voorzieningen is geen persoonsgebonden budget mogelijk, waar tegenover staat dat de algemene voorziening een snel te realiseren oplossing biedt en er bij algemene voorzieningen een eenvoudige en lichte toelatingstoets geldt en er bij de verstrekking daarvan nooit een eigen bijdrage wordt gevraagd. Dit wordt verder uitgewerkt in artikel 1 lid 2. Voor alle andere voorzieningen geldt dat er een persoonsgebonden budget kan worden gevraagd, waarbij dan de volgende bijzondere regels gelden, (zie artikel 1, leden 2, 3 en 4).

Artikel 1. Regels rond verstrekking.

1.1.

Verstrekking van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager. Dit kan bij voorkeur tegelijk met de aanvraag, indien op dat moment al duidelijk is dat de aanvrager dit wenst.

1.2.

Een aanvrager komt in eerste instantie in aanmerking voor een algemene voorziening. Is die niet passend, dan kan de aanvrager al dan niet een individuele voorziening ontvangen. Daarna kan op verzoek van de aanvrager verstrekking in de vorm van een persoonsgebonden budget plaatsvinden. Niet in alle situaties is het mogelijk een persoonsgebonden budget te ontvangen.

Allereerst is het niet mogelijk een persoonsgebonden budget te ontvangen als de algemene hulp bij het huishouden een goede en snelle oplossing biedt. Daarvan zal sprake zijn indien het gaat om een beperkte omvang in tijd e%f duur.

Daarnaast zal ook in situaties dat tijdens onderzoek duidelijk wordt dat een aanvrager problemen zal krijgen met het omgaan met een persoonsgebonden budget, dit als contraindicatie worden opgevat.

Ook zwaarwegende effienciëncy-argumenten kunnen een reden zijn om niet over te gaan tot verstrekking van een persoonsgebonden budget. Te denken valt hierbij aan het benutten van depotvoorzieningen in gevallen waarin de gebruiksduur voor de individuele gebruiker korter is dan de levensduur van de voorziening. Een goed voorbeeld vormen rolstoelen voor kinderen die nog in de groei zijn.

1.3.

Een woonvoorziening kan verstrekt worden als voorziening in natura. Dit zal geldt vooral voor kleinere, losse en daarom herbruikbare voorzieningen, zoals tilliften, toiletstoelen en dergelijke voorzieningen, maar herbruikbare trapliften vallen hier in de gemeente Epe ook onder.

Bouwkundige woonvoorzieningen zullen naar hun aard over het algemeen niet als voorziening in natura aangeboden kunnen worden. Dit artikellid bepaalt dat bepaalde roerende woonvoorzieningen uitsluitend in natura worden aangeboden, om te voorkomen dat er sprake zal zijn van kapitaalvernietiging.

Deze verstrekking en het niet bieden van een keuze voor een persoongebonden budget hangt samen met het vormen van een depot en de daarmee samenhangende herverstrekking, zie ook de toelichting op artikel 1.2.

In dit artikel worden de bedragen genoemd zoals die van toepassing zijn.

1.4.

De sportrolstoel is een voorziening die meegenomen wordt vanuit de Wvg zonder dat deze sportrolstoel in de Wvg of in de Wmo wordt genoemd. De sportrolstoel was onder de Wvg een bovenwettelijke voorziening, in de Wvg-verordening opgenomen naar aanleiding van een verzoek daartoe van de Tweede Kamer. Daarom wordt de verstrekkingswijze, zoals die onder de Wvg werd toegepast, gewoon voortgezet, hetgeen betekent dat een sportrolstoel alleen verstrekt wordt als een persoonsgebonden budget. Dit persoonsgebonden budget is niet altijd kostendekkend en dient beschouwd te worden als forfaitaire tegemoetkoming in de kosten van aanschaf en onderhoud voor een periode van drie jaar. Na drie jaar kan opnieuw een persoonsgebonden budget worden toegekend.

1.5.

De keuze die door het college is gemaakt is ten aanzien van de verantwoording van het persoonsgebonden budget wordt hier vastgelegd.

Hoofdstuk 2. Eigen bijdragen en eigen aandeel.

Artikel 2. Omvang van de eigen bijdrage en het eigen aandeel.

Hoofdstuk IV van het Bmo handelt over eigen bijdragen en het eigen aandeel bij financiële tegemoetkomingen. In artikel 4.1 van het Bmo wordt onder a, b, c en d aangegeven welke bedragen de minister als maximum laat gelden voor welke groepen. Lid 2 van artikel 4.1. Bmo, geeft aan dat de gemeenteraad kan bepalen dat de genoemde bedragen in gelijke mate gewijzigd worden. Wat onder "in gelijke mate" wordt begrepen, staat verwoord in de Bmo.

Artikel 3. Negenendertig perioden van vier weken.

Artikel 4.1., lid 3 van het Bmo bepaalt dat bij roerende zaken die in eigendom worden verschaft of bij bouwkundige of woontechnische aanpassingen de eigen bijdrage of het eigen aandeel over maximaal 39 perioden van vier weken gevraagd mag worden. Dit artikel geeft de invulling daarvan.

Hoofdstuk 3. Hulp bij het huishouden.

Artikel 4. Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden.

In dit artikel wordt aangegeven hoe het persoonsgebonden budget voor de hulp bij het huishouden wordt vastgesteld.

4.1

Klanten met een indicatie van voor 1-1-2007 behouden tot einde indicatie het recht op huishoudelijke verzorging in klassen indien zij op deze wijze geïndiceerd zijn. In de overige gevallen wordt of is de huishoudelijke verzorging toegekend in uren en minuten.

De rechten van klanten wijzigt voor de looptijd van de reeds afgegeven beschikkingen niet.

4.2

lid 1 t/m 4 Gezien de ontstane jurisprudentie zal per 1 januari 2010 een standaard tarief gehanteerd worden waarmee een budgethouder huishoudelijke verzorging in kan kopen bij een particulier (kennis, alfahulp) en een hoger tarief om bij een organisatie in te kunnen kopen. De koppeling tussen het in natura tarief wordt daarmee losgelaten. Een klant ontvangt uitsluitend een hoger tarief indien hij kan aantonen hulp in te kopen bij een organisatie.

Er is gekozen om twee tarieven per type huishoudelijke verzorging te introduceren om te voorkomen dat indien een budgethouder hulp inkoopt bij een particulier geld moet terugbetalen aan de gemeente. Tevens is het niet wenselijk dat de prijzen op de particuliere markt worden opgedreven door een hoger persoonsgebonden budget. Artikel 4 Wmo (compensatiebeginsel) bevat de verplichting voor het college om compenserende voorzieningen te treffen. Door twee tarieven te hanteren is het college van oordeel aan het compensatiebeginsel te voldoen.

lid 2 en 4 De hoogte van het tarief waarmee een organisatie of ZZP-er moet kunnen worden ingehuurd is bepaald aan de hand van de tarieven die aanbieders tijdens een aanbesteding huishoudelijke verzorging offreren. Door budgethouders een persoonsgebonden budget op basis van het laagst geoffreerde tarief te geven worden zij in staat geacht hulp van een organisatie in te schakelen. Budgethouders ontvangen naast een uurtarief ook ondersteuning van een door de gemeente gecontracteerde partij voor: informatie en advies, loondoorbetaling bij ziekte, arbodienstverlening en loonadministratie. Voor deze diensten hoeft een budgethouder niet te betalen (de gemeente heeft hiervoor een contract afgesloten met de SVB).

Het begrip organisatie wordt als volgt gedefinieerd: Een levend en door de deelnemers bewust gezocht samenwerkingsverband tussen natuurlijke of rechtspersonen, die daarbij al dan niet gebruik maken van middelen. Een organisatie in deze zin is een zelfstandig, geordend geheel van mensen en middelen die bepaalde processen uitvoeren. Een bedrijf is een organisatie die aan andere personen of rechtspersonen producten levert of diensten verleent. Een organisatie is niet altijd een bedrijf, maar een bedrijf is wel altijd een organisatie.

lid 5 Het bruto persoonsgebonden budget dient in zijn geheel besteed te worden aan huishoudelijke verzorging. Naast het persoonsgebonden budget ontvangt de budgethouder facturen van het CAK voor de nog te betalen eigen bijdrage.

Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen

Artikel 5.

In artikel 5, lid I van dit gemeentelijke Besluit is geregeld hoe de financiële tegemoetkoming minus het eigen aandeel of het persoonsgebonden budget voor een woonvoorziening wordt vastgesteld.

Het gaat daarbij om de kosten van de door het college goedgekeurde offerte. Daarin kan een aantal kosten teruggevonden worden. Te denken valt hierbij aan de kosten van bouw, maar ook aan eventuele kosten architect, kosten van vergunningen en kosten van toezicht.

Door uit te gaan van de kosten van de goedgekeurde offerte is het mogelijk per offerte andere kosten mee te nemen. Zo zullen toezichtkosten bij een kleine verbouwing geen rol spelen. Om welke kosten het zal kunnen gaan is verder uitgewerkt in de Beleidsregels Individuele Voorzieningen Maatschappelijke ondersteuning gemeente Epe 2007.

Artikel 5, lid 2 geeft het afschrijvingsschema aan volgens welk schema bij verkoop binnen 10 jaar terugbetaald moet worden aan het college.

Artikel 5, lid 3, 4 en 5 tenslotte leggen vast welke bedragen verstrekt worden als het gaat om een verhuiskosten vergoeding of bij het bezoekbaar maken.

Hoofdstuk 5. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel.

Artikel 6.

Artikel 6 regelt de wijze waarop een persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening wordt vastgesteld. Hierbij wordt, conform de Verordening uitgegaan van de goedkoopst-adequate voorziening. Als daarvan sprake is kan verhoging plaatsvinden met een bedrag noodzakelijk voor onderhoud en reparatie en indien van toepassing een WA-verzekering. Het bedrag dat hiervoor beschikbaar wordt gesteld wordt gebaseerd op de gemiddelde bedragen voor onderhoud en reparatie en verzekering over het jaar voorafgaand aan toekenning van de voorziening.

Artikel 7

Artikel 7 legt vast vanaf welke grens een auto of een met een auto vergelijkbare voorzieningen algemeen gebruikelijk wordt geacht. Deze grens werd in de Wvg uitgedrukt in termen afgeleid van het norminkomen.

Het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Besluit van 2 oktober 2006, Staatsblad 2006, nr. 450) spreekt evenwel niet meer over het norminkomen, maar over verzamelinkomen of belastbaar inkomen. Bij deze inkomensdefinitie wordt in dit artikel aangesloten.

De diverse bedragen zoals genoemd in het Besluit van 2 oktober 2006, zijn gebaseerd op 120% van het Sociaal minimumloon.

Door deze bedragen te delen door 12 en vervolgens met 15 te vermenigvuldigen krijg je een bedrag dat ongeveer overeenkomt met het verzamelinkomen op 1,5 x sociaal minimum (iets hoger, dus in het voordeel van de aanvrager).

Artikel 8.

Artikel 8 legt een aantal bedragen vast voor (gebruik van) de diverse individuele vervoersvoorzieningen. Onder welke voorwaarden deze bedragen worden toegekend, volgt uit de Verordening Individuele Voorzieningen Maatschappelijke ondersteuning gemeente Epe 2007 en zal in de Beleidsregels Individuele Voorzieningen Maatschappelijke ondersteuning gemeente Epe 2007 verder worden uitgewerkt.

Artikel 9

Voor kinderen wordt in beginsel uitgegaan van een beperkte zelfstandige vervoersbehoefte. Ook kinderen zonder beperking zullen immers op jonge leeftijd in de regel niet zelfstandig reizen.

Voor AWBZ-bewoners wordt uitgegaan van een gehalveerde tegemoetkoming voor vervoerskosten. Uit de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep blijkt dat die mogelijk is, maar dat in individuele gevallen een uitzondering mogelijk moet zijn bij gebleken grotere individuele vervoersbehoefte (zie o.a. CR vB 10-07-1998, nr. 97/5281, LJN AA8650).

Hoofdstuk 6. Verplaatsen in en rond de woning.

Artikel 10.

Voor verstrekking wordt, conform de Verordening, uitgegaan van de goedkoopst-adequate voorziening. Het bedrag voor die goedkoopst-adequate voorziening wordt verhoogd met de gemiddelde kosten van onderhoud en reparatie en indien van toepassing een WA verzekering aan vergelijkbare rolstoelen.

Het bedrag dat hiervoor beschikbaar wordt gesteld wordt gebaseerd op de gemiddelde bedragen voor onderhoud en reparatie en verzekering over het jaar voorafgaand aan toekenning van de voorziening.

De bedragen voor onderhoud en reparatie zijn gelijk aan de bedragen zoals in rekening gebracht door de gecontracteerd leverancier bij voorzieningen die in bruikleen worden verstrekt.

Hoofdstuk 7. Advisering en samenhangende afstemming.

Artikel 11. Samenhangende afstemming.

De Verordening Individuele Voorzieningen Maatschappelijke ondersteuning gemeente Epe 2007 bepaalt in artikel 33 dat in dit Besluit bepaald moet worden op welke wijze de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend wordt afgestemd op de situatie van de aanvrager. Bij deze eisen is aangesloten bij de eisen die het Zorgindicatiebesluit stelt ten aanzien van het onderzoek inzake de AWBZ. Hierdoor is enerzijds de samenhang met de AWBZ gewaarborgd, maar wordt anderzijds ook een ruime hoeveelheid informatie vergaard wanneer het college een zorgvuldig, op de individuele situatie af te stemmen besluit kan nemen.

Hoofdstuk 8. Overige bepalingen.

Artikel 12. Wijziging bedragen

Het college kan de in het kader van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Epe en de op deze verordening berustende Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Epe dan wel Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Epe geldende bedragen verhogen of verlagen.

Bij verhoging of verlaging van de in dit besluit geldende bedragen kan gebruik gemaakt worden van de consumentenprijsindex van het CBS, normeringen door andere bestuursorganen zoals het UWV en prijsontwikkelingen in de markt.

Artikel 13. Overgangsregeling

Personen die op basis van de overgangsregeling huishoudelijke verzorging geïndiceerd en ontvangen hebben (in natura of als persoonsgebonden budget), behouden het recht hierop tot 1 januari 2009.

Artikel 14. Citeertitel en inwerkingtreding

Dit besluit spreekt voor zich.