Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Venray

Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand 2008 gemeente Venray

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVenray
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingAfstemmingsverordening Wet werk en bijstand 2008 gemeente Venray
CiteertitelAfstemmingsverordening WWB 2008 gemeente Venray
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 147, lid 1
  2. Wet werk en bijstand, art. 8, lid 1

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-03-201205-02-2013art. 8a

14-02-2012

Peel en Maas, 23-2-2012

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand 2008 gemeente Venray

 

 

Hoofdstuk 1 - Algemene bepalingen

Artikel 1 - Begripsbepalingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 2.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Wet werk en bijstand (Staatsblad 2003, nummer 375), zoals deze nadien is of wordt gewijzigd;

    • b.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venray;

    • c.

      de raad: de gemeenteraad van de gemeente Venray;

    • d.

      verlaging: verlaging van de bijstand bedoeld in artikel 18 lid 2 van de wet;

    • e.

      voorzieningen: het instrumentarium dat het college inzet ter bevordering van de arbeidsinschakeling of zelfstandige maatschappelijke participatie en dat als noodzakelijke voorwaarde wordt gezien om het gestelde doel te bereiken;

    • f.

      traject: een met de belanghebbende overeengekomen, dan wel door burgemeester en wethouders aan hem opgelegd geheel van activiteiten gericht op het verkrijgen en behouden van betaalde arbeid;

    • g.

      benadelingsbedrag: netto bedrag dat ten onrechte aan bijstand is verstrekt.

Artikel 2 - Het verlagen van de uitkering

  • 1.

    Als de belanghebbende naar het oordeel van het college tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan dan wel de uit de wet of de artikelen 28, tweede lid, of artikel 29, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het zich jegens het college of zijn ambtenaren zeer ernstig misdragen, wordt overeenkomstig deze verordening een verlaging toegepast.

  • 2.

    De verlaging wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

Artikel 3 - Berekeningsgrondslag

  • 1.

    De verlaging wordt toegepast op de bijstandsnorm.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan de verlaging ook worden toegepast op de bijzondere bijstand indien aan belanghebbende bijzondere bijstand wordt verleend met toepassing van artikel 12 van de wet.

Artikel 4 - Maximale verlaging

De verlaging kan niet meer bedragen dan de bijstand bedoeld in artikel 3 waarop belanghebbende recht zou hebben gehad gedurende de periode waarop de verlaging betrekking heeft, indien er geen grond voor verlaging zou zijn geweest.

Artikel 5 - Afzien van verlaging van de bijstand

  • 1.

    Het college ziet af van verlaging indien:

    a. elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt; of

    b. de gedraging meer dan 1 jaar vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte bijstand is verleend. Een verlaging wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van 5 jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.

  • 2.

    Het college kan afzien van verlaging indien het daarvoor dringende redenen aanwezig acht.

  • 3.

    Indien het college afziet van verlaging op grond van dringende redenen, wordt belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 6 - Ingangsdatum, tijdvak en recidive

  • 1.

    Tenzij in de verordening anders is bepaald, gaat de verlaging in met ingang van de eerst volgende kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot verlaging aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende bijstandsnorm.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan de verlaging met terugwerkende kracht worden toegepast, voor zover de bijstand nog niet is uitbetaald.

  • 3.

    Indien de verlaging als gevolg van beëindiging van de uitkering niet kan worden toegepast op de wijze zoals vermeld in het eerste en tweede lid, wordt de bijstand welke belanghebbende heeft ontvangen gedurende de periode dat belanghebbende niet heeft voldaan aan de verplichtingen als bedoeld in artikel 17 van de wet, door middel van herziening verminderd met het bedrag van de verlaging. Het bedrag dat voortvloeit uit de herziening wordt van belanghebbende teruggevorderd.

  • 4.

    Een verlaging wordt voor bepaalde tijd toegepast. Een verlaging die voor een periode van meer dan drie maanden wordt toegepast, wordt uiterlijk na drie maanden nadat deze ten uitvoer is gelegd heroverwogen.

  • 5.

    De duur van de verlaging wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na de bekendmaking van het besluit waarbij de verlaging wordt toegepast opnieuw schuldig maakt aan dezelfde als verwijtbaar aan te merken gedraging. Met een besluit waarmee een verlaging is toegepast wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen als bedoeld, bedoeld in artikel 5, tweede en derde lid.

Artikel 7 - Samenloop van gedragingen

Indien een belanghebbende zich tegelijkertijd schuldig maakt aan verschillende gedragingen die het niet nakomen van een verplichting als genoemd in artikel 2, eerste lid, inhouden, wordt voor het bepalen van de hoogte en duur van de verlaging uitgegaan van de gedraging waarvoor de hoogste verlaging geldt.

Hoofdstuk 2 - Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid

Artikel 8 - Categorieën

Gedragingen van belanghebbenden waardoor de verplichting op grond van artikel 9 van de wet niet of onvoldoende is nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

 

  • 1.

    Eerste categorie:

  • a.

    het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij de Centrale organisatie werk en inkomen of het niet tijdig laten verlengen van de registratie.

  • 2.

    Tweede categorie:

  • a.

    het in de periode voorafgaand aan de bijstandsverlening en/of de periode gedurende de bijstandsverlening niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen;

  • b.

    het niet of onvoldoende nakomen van de verplichting tot gebruik maken van een door het college aangeboden voorziening, waaronder begrepen het niet of onvoldoende meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling, scholing of zelfstandige participatie, voor zover dit niet heeft geleid tot het geen doorgang vinden of voortijdige beëindiging van het traject.

  • 3.

    Derde categorie:

  • a.

    het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid;

  • b.

    het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid;

  • c.

    het niet of onvoldoende nakomen van de verplichting tot gebruik maken van een door het college aangeboden voorziening, waaronder begrepen het niet of onvoldoende meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling, scholing of zelfstandige participatie, als dit heeft geleid tot het geen doorgang vinden of voortijdige beëindiging van het traject.

Artikel 8a - Onvoldoende meewerken aan plan van aanpak

Onder “het niet of onvoldoende nakomen van de verplichting tot gebruik maken van een door het college aangeboden voorziening, waaronder begrepen het niet of onvoldoende meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling, scholing of zelfstandige participatie, voor zover dit niet heeft geleid tot het geen doorgang vinden of voortijdige beëindiging van het traject” als bedoeld in artikel 8, aanhef en onder 2 sub b, wordt vanaf 1 januari 2012 mede verstaan: het onvoldoende meewerken aan het opstellen, uitvoeren dan wel evalueren van een plan van aanpak.

Artikel 9 - De hoogte en duur van de verlaging

Onverminderd artikel 2, tweede lid wordt de verlaging vastgesteld op:

 

  • a.

    10% van de bijstandsnorm gedurende 1 maand bij gedragingen van de eerste categorie;

 

  • b.

    50% van de bijstandsnorm gedurende 1 maand bij gedragingen van de tweede categorie;

 

  • c.

    100% van de bijstandsnorm gedurende 1 maand bij gedragingen van de derde categorie.

Hoofdstuk 3 - Inlichtingenplicht

Artikel 10 - Te laat verstrekken van inlichtingen

Indien een belanghebbende de in artikel 17 van de wet genoemde verplichting niet is nagekomen door informatie die van belang is voor de verlening van bijstand of de voortzetting daarvan niet binnen de door het college gestelde termijn te verstrekken, wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 2, tweede lid, een verlaging toegepast van 10% van de bijstandsnorm gedurende een maand.

Artikel 11 - Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen

  • 1.

    Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 17 van de wet niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand, wordt, onverminderd artikel 2, tweede lid, een verlaging toegepast van 10% van de bijstandsnorm gedurende een maand.

  • 2.

    Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 17 van de wet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand, wordt de verlaging afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag.

  • 3.

    Onverminderd artikel 2, tweede lid, wordt de verlaging bedoeld in het tweede lid op de volgende wijze vastgesteld:

    • a.

      10% van de bijstandsnorm gedurende 1 maand, indien het benadelingsbedrag minder bedraagt dan € 500,=;

    • b.

      25% van de bijstandsnorm gedurende 1 maand, indien het benadelingsbedrag gelijk is aan of meer bedraagt dan € 500,= maar minder bedraagt dan € 2000,=;

    • c.

      50% van de bijstandsnorm gedurende 1 maand, indien het benadelingsbedrag gelijk is aan of meer bedraagt dan € 2000,= maar minder bedraagt dan € 4000,=;

    • d.

      100% van de bijstandsnorm gedurende 1 maand, indien het benadelingsbedrag gelijk is aan of meer bedraagt dan € 4000,=.

Artikel 12 - Onverwijld

Bij toepassing van artikel 17, eerste lid, van de wet dient als onverwijld te worden verstaan: bij inlevering van het eerstvolgende rechtmatigheidsonderzoeksformulier of, indien dit niet van toepassing is, vóór de eerste van de maand volgend op de maand waarin het feit dan wel de omstandigheid als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de wet zich heeft voorgedaan.

Hoofdstuk 4 - Overige gedragingen die leiden tot verlaging

Artikel 13 - Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid

  • 1.

    Indien een belanghebbende een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan heeft betoond als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet, wordt een verlaging toegepast die wordt afgestemd op de periode dat de belanghebbende als gevolg van zijn gedraging eerder of langer recht heeft op bijstand.

  • 2.

    Onverminderd artikel 2, tweede lid, wordt de verlaging als bedoeld in het eerste lid op de volgende wijze vastgesteld:

    • a.

      10% van de bijstandsnorm gedurende 1 maand bij een periode tot 3 maanden;

       

    • b.

      50% van de bijstandsnorm gedurende 1 maand bij een periode van 3 tot 6 maanden;

       

    • c.

      100% van de bijstandsnorm gedurende 1 maand, bij een periode van 6 maanden en langer.

Artikel 14 - Zeer ernstige misdragingen

Indien een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de wet, als bedoeld in artikel 18, tweede lid van de wet, wordt onverminderd artikel 2, tweede lid, een verlaging toegepast van minimaal 50% gedurende 1 maand.

Artikel 15 - Nadere verplichtingen

Indien aan belanghebbende een of meerdere verplichtingen als bedoeld in artikel 55 van de wet zijn opgelegd en deze niet of in onvoldoende mate worden nagekomen, wordt een verlaging toegepast van 20% van de bijstandsnorm gedurende 1 maand.

Hoofdstuk 5 – Slotbepalingen

Artikel 16 - Citeerartikel

Deze verordening kan worden aangehaald als "Afstemmingsverordening WWB 2008 gemeente Venray".

Artikel 17 - Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2008 onder gelijktijdige intrekking van de Afstemmingsverordening WWB gemeente Venray.

Aldus besloten in de openbare vergadering van 17 juni 2008

, voorzitter , raadsgriffier