Organisatie | Breda |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Wet inburgering |
Citeertitel | Beleidsregels Wet inburgering |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | sociale zaken |
Geen.
Verordening Wet inburgering gemeente Breda
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
16-01-2013 | 16-01-2013 | intrekking | 08-01-2013 www.breda.nl | 40350 | |
28-08-2007 | 21-07-2007 | 16-01-2013 | Nieuwe regeling | 28-08-2007 Breda.nl, 28-08-2007 | Onbekend |
HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen
Ter bevordering van de effectiviteit van beleid, gelijkheid in behandeling en rechtszekerheid voor de burgers zijn de Beleidsregels Wet inburgering (Wi) opgesteld. In deze beleidsregels zijn nadere regels gesteld omtrent het verlenen van ontheffing van de inburgeringsplicht, het verstrekken van vergoedingen voor de kosten van een tweede (her)examen, de kosten van een korte vrijstellingstoets en de kosten van een medische keuring onder bepaalde voorwaarden. Ook zijn regels opgesteld over het opleggen van bestuurlijke boetes.
Artikel 1:1 van toepassing verklaring
De Beleidsregels Wi zijn een uitwerking van de verordening Wet inburgering gemeente Breda (Verordening Wi). De verordening Wi is op 21 juni 2007 door de gemeenteraad vastgesteld en per 21 juli 2007 in werking getreden.
Artikel 4:1 inburgering en kinderopvang
Sinds de invoering van de Wet Kinderopvang wordt de kinderopvangsector volledig aangestuurd door marktwerking. De gemeente zal zich maximaal inspannen om randvoorwaarden te scheppen voor het creëren van kinderopvang, zodat het aanbod van kinderopvang geen beletsel is voor de inburgeringsplichtige om zijn inburgeringstraject te volgen.
HOOFDSTUK 5 De bestuurlijke boete
Artikel 5:1 samenloop Wet inburgering en Wet werk en bijstand (WWB)
Indien de inburgeringsplichtige een uitkering in het kader van de WWB ontvangt en dus gebruik maakt van een gecombineerde voorziening kan aan betrokkene geen boete in kader van de Wi worden opgelegd wanneer op grond van zijn gedragingen hem een maatregel op grond van de WWB zou moeten worden opgelegd.
Artikel 5:2 het opleggen van een bestuurlijke boete
Indien een inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan het inburgeringsonderzoek en/of de uitvoering van een (gecombineerde) inburgeringsvoorziening of niet tijdig het inburgeringsexamen haalt, legt het college hem een bestuurlijke boete op (artikel 9 van de Verordening Wi).
Artikel 5:3 indeling in categorieën
Gedragingen van inburgeringsplichtigen waarbij de verplichtingen op grond van de Wi, de Verordening Wi en de gestelde verplichtingen opgenomen in de beschikking niet of onvoldoende worden nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:
Artikel 5:4 de hoogte van de boetes
1.Als een inburgeringsplichtige niet meewerkt aan het inburgeringsonderzoek is de volgende boete van toepassing:
2.Als een inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de inburgeringsvoorziening is de volgende boete van toepassing:
Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringsvoorziening | |
3.Als iemand niet binnen de wettelijke termijn het examen behaalt is de volgende boete van toepassing:
Artikel 6:1 inwerkingtreding van toepassing verklaring
Deze beleidsregels treden in werking met terugwerkende kracht en gelden vanaf 21 juli 2007, zijnde de datum waarop de Verordening Wi in werking is getreden.
Toelichting op de beleidsregels
Artikel 2:1 ontheffing van inburgeringsverplichting door onvoldoende leervermogen
Het college heeft conform artikel 31 lid 2b van de Wi de bevoegdheid om iemand te ontslaan van zijn inburgeringsplicht, als de inburgeringsplichtige gedurende een langere periode aantoonbare inspanningen heeft verricht om het inburgeringsexamen te halen, maar daar niet in slaagt. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan de minister nog nadere regels omtrent de ontheffing stellen
Een verzoek tot verlening van ontheffing kan niet eerder worden ingediend dan zes maanden voor het einde van de inburgerings- cq. handhavingstermijn. In artikel 7 van de Wi zijn termijnen opgenomen waarbinnen is bepaald binnen welke termijn het inburgeringsexamen moet zijn behaald:
Volgens artikel 6 van de Wi kan het college tevens de inburgeringsplichtige ontheffing verlenen van de inburgeringsplicht, indien de inburgeringsplichtige heeft aangetoond dat door een psychische of lichamelijke beperking, dan wel een verstandelijke handicap, blijvend niet in staat te zijn het inburgeringsexamen te halen. In de wet en in het besluit inburgering zijn hiervoor nadere regels gesteld. Tevens is het mogelijk dat de inburgeringsplichtige onder bepaalde voorwaarden een aangepast examen aflegt. Hiermee worden aangepaste omstandigheden gecreëerd die de kans op het succesvol afronden van het inburgeringsexamen vergroten.
Artikel 3:2 vergoeding kosten korte vrijstellingstoets
Als een inburgeringsplichtige voldoende mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal en evidente kennis van de Nederlandse samenleving denkt te hebben, kan deze een vrijstellingstoets doen. Als de inburgeringsplichtige deze toets behaalt, is hij/zij vrijgesteld van de inburgeringsplicht.
Artikel 3:3 vergoeding kosten medische keuring
Als een inburgeringsplichtige ontheffing wil aanvragen van zijn inburgeringsplicht op grond van psychische, lichamelijke en/of verstandelijke beperking moet hij/zij dit aantonen. Het aantonen dient te gebeuren aan de hand van een medisch advies van een onafhankelijk arts/medisch adviseur, die is ingeschreven in het BIG-register. De arts/medisch adviseur dient op de hoogte te zijn van relevante wet- en regelgeving ten aanzien van het inburgeringsexamen en van de mogelijke examenomstandigheden en het door het ministerie opgestelde Protocol medische advisering. Hiervoor heeft de arts/medisch adviseur een speciale cursus moeten volgen.
Artikel 5:1 samenloop Wet inburgering en Wet werk en bijstand
De Maatregelen- en handhavingsverordening Wet werk en bijstand gemeente Breda heeft voorrang boven de regelgeving van de Wi. Mocht toepassing van deze regelgeving voor één of meer belanghebbende gevolgen hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen kan het college de hardheidsclausule (artikel 5:2 van de Beleidsregels Wi) toepassen.
Artikel 5:4 de hoogte van de boetes
Meewerken aan inburgeringsonderzoek
Nadat de gemeente Breda een potentieel inburgeringsplichtige heeft opgeroepen voor een intakegesprek, moet deze conform de wet verschijnen.
Indien de persoon niet verschijnt op de afspraak wordt eenmalig een waarschuwingsbrief gestuurd met een nieuwe afspraak (opnieuw intake binnen 2 weken na datum oorspronkelijke afspraak). Indien de persoon vervolgens wederom geen gehoor geeft aan de oproep, wordt een bestuurlijke boete opgelegd van € 100,- Bij recidive binnen twaalf maanden na de vorige overtreding wordt de boete verhoogd tot € 250,- zonder dat daarvoor opnieuw een hersteltermijn wordt afgegeven.
Wanneer een afspraak voor de tweede keer (zonder gegronde reden) door een potentieel inburgeringsplichtige wordt verzet, wordt dit gelijkgesteld aan het niet meewerken aan een inburgeringsverzoek.
Indien de persoon wel verschijnt op het intakegesprek, maar niet of onvoldoende meewerkt, wordt eenmalig een nieuwe afspraak gemaakt middels het versturen van een waarschuwingsbrief met een voornemen tot het opleggen van een boete (nieuwe afspraak binnen maximaal 2 weken na oorspronkelijke afspraak). Indien de persoon vervolgens wederom geen of onvoldoende medewerking verleent tijdens de intake, wordt een bestuurlijke boete opgelegd van € 100,-. Bij recidivegedrag wordt dit bedrag € 250,-.
De intake is onder meer bedoeld om de inburgeringsplicht vast te stellen en de termijnen die hieruit voortvloeien te handhaven. Wanneer de potentiële inburgeringsplichtige bij herhaling geen gehoor geeft aan de oproep voor de intake of de afspraak daartoe bij herhaling verplaatst, wordt er vanuit gegaan dat er een inburgeringsplicht bestaat en wordt hieromtrent een beschikking afgegeven.
Meewerken aan inburgeringsvoorziening
Indien de persoon niet voldoet aan de Wi, Verordening Wi en/of in de beschikking gestelde voorwaarden, wordt eerst een gesprek gevoerd met de deelnemer en worden de daarin gemaakte afspraken vastgelegd in een brief. In deze brief wordt tevens het voornemen tot opleggen van een boete kenbaar gemaakt, wanneer de inburgeringsplichtige zich niet houdt aan de gemaakte afspraken. Indien de persoon vervolgens wederom geen medewerking verleent, wordt een bestuurlijke boete opgelegd van € 150,-. Bij recidivegedrag binnen twaalf maanden na de vorige overtreding wordt een boete opgelegd van € 500,- en wordt een gesprek gevoerd met de deelnemer. Afhankelijk van de inhoud van dit gesprek wordt het trajectaanbod heroverwogen.
Indien een inburgeringsplichtige verwijtbaar (zie toelichting artikel 3:5 van de beleidsregels) niet tijdig het inburgeringsexamen heeft gehaald, wordt eenmalig een waarschuwingsbrief gestuurd met het voornemen tot het opleggen van een boete, waarbij aangegeven wordt dat binnen 2 maanden na het verstrijken van de oorspronkelijke maximale datum inburgeringsexamen het examen alsnog gehaald moet worden. Wanneer de persoon vervolgens wederom verwijtbaar niet het examen haalt wordt een boete van € 200 opgelegd en wordt een gesprek gevoerd met de deelnemer. De boete wordt herhaald na in principe één jaar (termijn wordt afgestemd op persoonlijke omstandigheden van de inburgeringsplichtige, maar bedraagt nooit meer dan twee jaar) na het verstrijken tweede termijn voor het halen van het inburgeringsexamen. De boete bedraagt dan € 500,- . Tevens wordt de deelnemer weer uitgenodigd voor een gesprek. Bij recidivegedrag wordt vervolgens de boete verhoogd tot € 1.000 en in principe elk jaar opgelegd (termijn wordt afgestemd op persoonlijke omstandigheden van de inburgeringsplichtige, maar bedraagt nooit meer dan twee jaar). De deelnemer wordt dan weer uitgenodigd voor een gesprek.
Handhaving inburgeringsplichtige zonder gemeentelijk aanbod
Inburgeringsplichtigen die geen gemeentelijk aanbod ontvangen, krijgen een beschikking waarin staat dat zij binnen een bepaalde termijn het inburgeringsexamen gehaald moeten hebben. Het slagen voor het inburgeringsexamen is de verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige zelf. Omdat de gemeente het echter van groot belang acht dat de mensen die het blijkbaar nodig hebben om meer van de Nederlandse taal en samenleving te leren dit ook daadwerkelijk doen, wordt de inburgeringsplichtige éénmaal per jaar aangeschreven als herinnering aan de invulling van zijn inburgeringsverplichting.
Artikel 5:5 het afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete/ rekening houdend met omstandigheden
Conform artikel 38 van de Wi kan het college geen bestuurlijke boete opleggen voor zover de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten. Tevens dient het college de bestuurlijke boete af te stemmen op de ernst van de overtreding. Hierbij wordt rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd.
Bij het opleggen van de boete en de hoogte van de boete moet worden afgestemd op:
Voordat de overige aspecten beoordeeld kunnen worden, moet vaststaan dat er sprake is van een feit waarvoor het reëel is om een boete te verstrekken. Het gaat dan om een objectieve vaststelling.
2. de mate van verwijtbaarheid
De vraag die hierbij beantwoord moet worden, is of de gedraging verwijtbaar is en zo ja, in welke mate. Niet de gemeente moet de verwijtbaarheid bewijzen, maar de inburgeringsplichtige moet het ontbreken daarvan bewijzen.
Feitelijk wordt hier de conclusie getrokken uit de beoordeling van het feit in relatie tot de persoonlijke omstandigheden. Ook omstandigheden die buiten de persoon zijn gelegen kunnen van belang zijn.
Bij volledige verwijtbaarheid wordt de boete conform artikel 3:4 toegepast. Bij gedeeltelijke verwijtbaarheid kan de boete worden gematigd.
Is er in het geheel geen sprake van verwijtbaarheid, dan kan het college de hoogte van de boete conform artikel 9 lid 7 van de Verordening Wi op de individuele omstandigheden van de inburgeringsplichtinge afstemmen en de boete op nihil vaststellen.
3 de omstandigheden waarin de belanghebbende verkeert
Het gaat hier om een ruim begrip waarbij financiële, sociale en medische/ psychische omstandigheden in hun samenhang beoordeeld moeten worden.
In alle gevallen moet een expliciet besluit worden genomen. Zowel in de gevallen dat een boete wordt opgelegd, als in die gevallen waarbij daarvan uiteindelijk wordt afgezien moet het besluit in een beschikking aan de belanghebbende worden medegedeeld.
Het doen van een schriftelijke mededeling dat het college afziet van het opleggen van een boete is van belang in verband met eventuele recidive. Als elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt, dan wordt er immers geen boete opgelegd en is er bij een volgende verwijtbare gedraging geen sprake van recidive.