Organisatie | Dordrecht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Monumentenverordening |
Citeertitel | Monumentenverordening |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-04-2009 | 30-12-2010 | art. 1,art. 3 en art. 6 | 03-03-2009 Gemeentenieuws, 2009-03-11 | 2009, SO/2009/406 | |
01-04-2005 | art. 13, 15 (citeertitel) | 01-03-2005 Gemeentenieuws, 2005-03-16 | 2005, SO/2005/515 | ||
15-04-1995 | nieuwe regeling | 31-01-1995 Openbare kennisgevingen, 1995-02-15 | 6496-AD |
HOOFDSTUK l ALGEMENE BEPALINGEN
Deze verordening verstaat onder:
HOOFDSTUK 2. BESCHERMDE GEMEENTELIJKE MONUMENTEN
Paragraaf 1. De samenstelling van de gemeentelijke monumentenlijst
Burgemeester en wethouders stellen een gemeentelijke monumentenlijst samen.
Deze lijst geeft de plaatselijke aanduiding aan, de kadastrale aanduiding en tenaamstelling en een beschrijving van het monument waarbij zonodig de onderdelen worden genoemd waarop de bescherming met name is gericht.
Zij kunnen, al dan niet op verzoek van belanghebbenden, onroerende monumenten aanwijzen als beschermd gemeentelijk monument.
Binnen twaalf weken na ontvangst van het verzoek als bedoeld in het eerste lid of – bij een ambtshalve te nemen beschikking – na de datum van de brief waarmee de eigenaar van het betreffende object over de voorgenomen aanwijzing is geïnformeerd, adviseert de welstands- en monumentencommissie aan burgemeester en wethouders.
Burgemeester en wethouders kunnen ambtshalve of op verzoek van belanghebbenden in de gemeentelijke monumentenlijst wijzigingen aanbrengen. De in dit artikel geregelde voorbereidingsprocedure bij aanwijzing is ook op de wijziging van de gemeentelijke monumentenlijst van toepassing. Indien de wijziging naar het oordeel van burgemeester en wethouders van ondergeschikte betekenis is of indien de wijziging betreft het doorhalen van de inschrijving van een monument dat is teniet gegaan, blijft overeenkomstige toepassing van deze voorbereidingsprocedure achterwege.
Burgemeester en wethouders geven binnen twaalf weken na ontvangst van het advies van de welstands- en monumentencommissie, doch in ieder geval binnen zes maanden na ontvangst van het verzoek als bedoeld in het eerste lid of - bij een ambtshalve te nemen beschikking – na de datum van de brief waarmee de eigenaar van het betreffende object over de voorgenomen aanwijzing is geïnformeerd, een beschikking over de aanwijzing.
De beschikking wordt bekendgemaakt aan degenen die als eigenaren en anderszins zakelijk gerechtigden in de kadastrale leggers bekend staan, aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers, en, indien om aanwijzing is verzocht, aan de verzoeker. Tegelijkertijd met of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking wordt van de beschikking mededeling gedaan aan de gebruiker van het onroerend monument en aan degenen die bij de voorbereiding van de beschikking hun zienswijze naar voren hebben gebracht.
Bij overschrijding van de in dit lid genoemde termijnen worden burgemeester en wethouders geacht niet tot aanwijzing te hebben besloten.
Monumenten die zijn ingeschreven in het register als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet 1988 of die zijn geplaatst op een lijst van monumenten, op grond van een Monumentenverordening van de provincie Zuid-Holland, worden door burgemeester en wethouders niet als gemeentelijk monument aangewezen.
Paragraaf 2. Vergunningen tot wijziging, afbraak of verwijdering van beschermde gemeentelijke monumenten
Indien niet wordt voldaan aan het gestelde in het eerste lid alsmede aan de eisen die gelden ingevolge de artikelen 4:1 en 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht, stellen burgemeester en wethouders de aanvrager in de gelegenheid om binnen twee weken de door hen aan te geven ontbrekende gegevens over te leggen.
Indien de aanvraag in behandeling wordt genomen, leggen burgemeester en wethouders de aanvraag binnen twee weken na ontvangst daarvan gedurende twee weken ter inzage bij de Dienst Stadsontwikkeling. Indien in de aanvraag gegevens voorkomen of uit de aanvraag kunnen worden afgeleid, waarvan de geheimhouding met het oog op de bescherming van bedrijfsgeheimen gerechtvaardigd is, besluiten burgemeester en wethouders op een daartoe strekkend verzoek van de aanvrager dat die gegevens niet ter inzage worden gelegd. Zij geven in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan huis-bladen of op een andere geschikte wijze kennis van de aanvraag. Gedurende de termijn van twee weken kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders hun zienswijze naar voren brengen.
Burgemeester en wethouders geven binnen acht weken na ontvangst van het advies van de wel standscommissie, doch in ieder geval binnen twaalf weken na ontvangst van de aanvraag, een beschikking op de aanvraag om vergunning. Zij kunnen, indien daartoe naar hun oordeel gegronde redenen bestaan, deze termijn met ten hoogste acht weken verlengen, mits zij de aanvrager hiervan kennis geven binnen de in de eerste zin van dit lid bedoelde termijn.
De werking van een vergunning wordt opgeschort gedurende zes weken na de datum waarop zij is bekendgemaakt dan wel van rechtswege is verleend. Indien gedurende die periode bezwaar is gemaakt op grond van de Algemene wet bestuursrecht, wordt de opschorting verlengd tot de beslissing op het bezwaarschrift is bekendgemaakt. Belanghebbenden, onder wie de vergunninghouder, kunnen de president van de rechtbank verzoeken de opschorting op te heffen. Titel 8.3 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.
Burgemeester en wethouders geven met betrekking tot een kerkelijk monument geen beschikking ingevolge de bepalingen van artikel 6 dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voor zover het betreft een beschikking waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstoefening in dat monument in het geding zijn.
HOOFDSTUK 6 SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN
De opsporing van de in artikel 12 strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door burgemeester en wethouders met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.
Zo dikwijls de zorg voor de naleving van deze verordening dit vereist, wordt hierbij de last verstrekt al dan niet besloten ruimten en plaatsen, met uitzondering van woningen, desnoods tegen de wil van de rechthebbende, bewoner of gebruiker, te betreden, aan hen die en voor zover zij door het bevoegd gezag belast zijn met het toezicht op de naleving van deze verordening.