Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zwartewaterland

Maatregelverordening IOAW en IOAZ gemeente Zwartewaterland

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZwartewaterland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingMaatregelverordening IOAW en IOAZ gemeente Zwartewaterland
CiteertitelMaatregelverordening IOAW en IOAZ gemeente Zwartewaterland.
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet,
  2. IOAW
  3. IOAZ
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200001-01-201101-01-2013Vervanging door een nieuwe regeling

15-09-2011

De 3 Watersteden, 25okt2011

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

de Maatregelverordening IOAW en IOAZ gemeente Zwartewaterland’

 

De raad van de gemeente Zwartewaterland;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Zwartewaterland;

gelet op artikel 147, eerste lid en artikel 108, tweede lid van de Gemeentewet, artikel 35, eerste lid,

onderdeel b en artikel 20, tweede lid van de IOAW, alsmede artikel 35, eerste lid, onderdeel b en

artikel 20, eerste lid van de IOAZ;

besluit:

vast te stellen ‘de Maatregelverordening IOAW en IOAZ gemeente Zwartewaterland’.

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijving

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze (IOAW) en Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);

  • b.

    uitkering: de op belanghebbende van toepassing zijnde nettogrondslag, inclusief vakantieuitkering, bedoeld in artikel 5, eerste lid van de IOAW/IOAZ;

  • c.

    uitkeringsnorm: de op belanghebbende van toepassing zijnde nettogrondslag, inclusief vakantieuitkering, bedoeld in artikel 5 van de IOAW/IOAZ;

  • d.

    maatregel: het verlagen van de uitkeringsnorm op grond van artikel 20, tweede lid van de IOAW en artikel 20, eerste lid van de IOAZ alsmede het tijdelijk (gedeeltelijk) weigeren van een uitkering op grond van artikel 20, eerste lid van de IOAW en artikel 20, tweede lid van de IOAZ;

  • e.

    benadelingsbedrag: het brutobedrag dat als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van een inlichtingenverplichting ten onrechte is verleend als uitkering op grond van de IOAW/IOAZ;

  • f.

    inkomen: inkomen als bedoeld in artikel 8 van de IOAW/IOAZ;

  • g.

    belanghebbende: hij die recht heeft op een uitkering op grond van de IOAW, voor zover hij is aangewezen op arbeid in dienstbetrekking, alsmede hij die recht heeft op een uitkering op grond van de IOAZ;

    h. college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zwartewaterland

Artikel 2. Afstemming

1.Als de belanghebbende naar het oordeel van het college een verplichting als bedoeld in artikel 13 van de IOAW/IOAZ of een op grond van hoofdstuk III van de IOAW/IOAZ aan de uitkering verbonden verplichting schendt, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd. Daarnaast wordt tevens een maatregel opgelegd indien belanghebbende onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de IOAW/IOAZ zich jegens het college zeer ernstig misdraagt.

2.Het eerste lid is gelijkelijk van toepassing op de belanghebbende die een uitkering ontvangt op grond van de IOAW, wanneer hij de op basis van artikel 30c, tweede en derde lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen op hem rustende verplichtingen schendt.

3.Een maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van de belanghebbende en kan daarom afwijken van de in deze verordening genormeerde maatregelen.

Artikel 3. Berekeningsgrondslag

De maatregel wordt toegepast op de uitkeringsnorm.

Artikel 4. Het besluit tot opleggen van een maatregel

In het besluit tot opleggen van een maatregel wordt in ieder geval vermeld: de reden van de maatregel, de duur van de maatregel, het bedrag waarmee de uitkering wordt verlaagd en, indien van toepassing, de reden om af te wijken van een standaardmaatregel.

Artikel 5. Horen van belanghebbende

  • 1.

    Voordat een maatregel wordt opgelegd, wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.

  • 2.

    Het horen van de belanghebbende kan achterwege worden gelaten indien:

    • a.

      de vereiste spoed zich daartegen verzet;

    • b.

      de belanghebbende reeds eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan;

    • c.

      de belanghebbende niet heeft voldaan aan een verzoek van het college of van een derde, om binnen een gestelde termijn inlichtingen te verstrekken als bedoeld in artikel 13 van de wet;

    • d.

      het college het horen niet nodig acht voor het vaststellen van de ernst van de gedraging of de mate van verwijtbaarheid.

Artikel 6. Afzien van het opleggen van een maatregel

  • 1.

    Onverminderd artikel 41, tweede lid, van de wet, ziet het college af van het opleggen van een maatregel indien:

    • a.

      de gedraging meer dan één jaar vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte inkomensvoorziening is verleend. Een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden;

    • b.

      het college dringende redenen aanwezig acht.

  • 2.

    Indien het college afziet van het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 7. Ingangsdatum

  • 1.

    De maatregel wordt opgelegd met ingang van de kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de belanghebbende is bekendgemaakt.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan de maatregel met terugwerkende kracht worden opgelegd, voorzover de ingangsdatum daardoor niet voor de datum van de gesanctioneerde gedraging komt te liggen.

Artikel 8. Samenloop

  • 1.

    Indien sprake is van een gedraging die schending oplevert van meerdere in de wet genoemde verplichtingen, wordt één maatregel opgelegd. Indien voor schending van die verplichtingen maatregelen van verschillende hoogten gelden, wordt de hoogste maatregel opgelegd.

  • 2.

    Indien sprake is van meerdere gedragingen die schending opleveren van één of meerdere in de wet genoemde verplichtingen, wordt voor iedere gedraging een afzonderlijke maatregel opgelegd. Deze maatregelen worden gelijktijdig opgelegd, tenzij dit gelet op artikel 2, derde lid, niet verantwoord is.

Hoofdstuk 2: Het niet nakomen van de verplichtingen bedoeld in artikel 14 van de wet

Artikel 9. De hoogte van de maatregel

Bij een gedraging inhoudende schending van een verplichting als bedoeld in artikel 14 van de wet wordt de maatregel vastgesteld op 20 procent van de uitkeringsnorm.

Artikel 10. De duur van de maatregel

  • 1.

    De duur van de maatregel wordt vastgesteld op een maand.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan de duur van de maatregel worden verdubbeld, indien de belanghebbende binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw één van de verplichtingen bedoeld in artikel 14 van de wet schendt. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 6, tweede lid.

Hoofdstuk 3: Niet nakomen van de inlichtingenplicht

Artikel 11. Schending inlichtingenplicht zonder benadeling gemeente

  • 1.

    Indien het niet, niet tijdig of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de wet, niet heeft geleid tot het ten onrechte toekennen of uitvoeren van een traject of tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van de uitkering, kan eenmalig een schriftelijke waarschuwing worden gegeven.

  • 2.

    Wanneer het niet, niet tijdig of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht zonder gevolgen voor de in lid 1 genoemde zaken heeft geleid, maar plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing voor deze gedraging is gegeven, wordt een maatregel opgelegd van 5% van de uitkeringsnorm.

  • 3.

    De duur van de maatregel bedoeld in het eerste lid wordt vastgesteld op een maand.

  • 4.

    In afwijking van het derde lid kan de duur van de maatregel worden verdubbeld, indien belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel wordt opgelegd opnieuw schuldig maakt aan dezelfde als verwijtbare aan te merken gedraging. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 6, tweede lid.

Artikel 12. Schending inlichtingenplicht met benadeling gemeente

1.Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht, bedoeld in artikel 13, eerste lid,

van de wet heeft geleid tot het ten onrechte toekennen of uitvoeren van een traject of tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van de uitkering, wordt de maatregel afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag.

  • 2.

    De maatregel bedoeld in het eerste lid wordt op de volgende wijze vastgesteld:

    • a.

      bij een benadelingsbedrag tot € 1000,-: 10 procent van de uitkeringsnorm;

    • b.

      bij een benadelingsbedrag van € 1000,- tot € 2000,-: 20 procent van de uitkeringsnorm;

    • c.

      bij een benadelingsbedrag van € 2000,- tot € 4000,-: 40 procent van de uitkeringsnorm;

    • d.

      bij een benadelingsbedrag van € 4000,- of meer: 100 procent van de uitkeringsnorm.

  • 3.

    De duur van de maatregel, bedoeld in het eerste lid, wordt vastgesteld op een maand.

  • 4.

    Van een maatregel wordt afgezien:

    • a.

      zodra ter zake van de gedraging strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen;

    • b.

      zodra het recht tot strafvervolging is vervallen, doordat het Openbaar Ministerie een schikking met belanghebbende heeft getroffen.

Hoofdstuk 4: Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid

Artikel 13. Arbeidsverplichtingen

Gedragingen van de belanghebbende waardoor de verplichtingen op grond van artikel 37 van de IOAW/IOAZ, anders dan de verplichting, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel c van de IOAW/IOAZ, niet of onvoldoende zijn nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

  • 1.

    Eerste categorie:

    • a.

      het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het UWV WERKbedrijf;

    • b.

      het niet tijdig laten verlengen van de registratie.

  • 2.

    Tweede categorie:

    • a.

      het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen of te aanvaarden;

    • b.

      het niet dan wel niet tijdig voldoen aan een oproep om, in verband met de inschakeling in de

      arbeid, op een aangegeven plaats en tijd te verschijnen;

    • c.

      het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling.

  • 3.

    Derde categorie:

    • a.

      gedragingen die de inschakeling in de arbeid belemmeren;

    • b.

      het niet of onvoldoende gebruikmaken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling, waaronder begrepen sociale activering, dan wel aan andere

      aangewezen activiteiten die de zelfstandige bestaansvoorziening bevorderen.

  • 4.

    Vierde categorie:

    • a.

      het door eigen toedoen verliezen van algemeen geaccepteerde arbeid;

    • b.

      het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid;

    • c.

      het door eigen toedoen of schuld ervoor zorgen dat een traject op basis van een trajectplan wordt beëindigd.

Artikel 14. De hoogte en duur van de maatregel

  • 1.

    Onverminderd artikel 4, eerste lid, wordt de maatregel vastgesteld op:

    • a.

      5% van de uitkeringsnorm bij gedragingen van de eerste categorie;

    • b.

      20% van de uitkeringsnorm bij gedragingen van de tweede categorie;

    • c.

      40% van de uitkeringsnorm bij gedragingen van de derde categorie;

    • d.

      100% van de uitkeringsnorm bij gedragingen van de vierde categorie.

  • 2.

    De duur van de maatregel, bedoeld in het eerste lid, wordt vastgesteld op een maand.

Hoofdstuk 5: Zeer ernstige misdragingen

Artikel 15. Zeer ernstige misdragingen

  • 1.

    Indien de belanghebbende zich tegenover het college of zijn ambtenaren zeer ernstig misdraagt wordt een maatregel opgelegd van 40% van de uitkeringsnorm.

  • 2.

    De duur van de maatregel, bedoeld in het eerste lid, wordt vastgesteld op een maand.

  • 3.

    Van het opleggen van de maatregel bedoeld in het eerste lid kan, indien sprake is van verbaal geweld, worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het verbale geweld plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de jongere een schriftelijke waarschuwing in verband met ernstige misdragingen is gegeven.

  • 4.

    In afwijking van het eerste lid kan een maatregel worden opgelegd van 100 procent van de uitkeringsnorm, indien binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel als bedoeld in het eerste lid, is opgelegd, sprake is van eenzelfde als verwijtbaar aan te merken gedraging. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om af te zien van het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen, als bedoeld in artikel 6, tweede lid.

Hoofdstuk 6: Slotbepalingen

Artikel 16. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2011.

Artikel 17. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als:

Maatregelenverordening IOAW en IOAZ gemeente Zwartewaterland.

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Zwartewaterland in de openbare vergadering van 15 september 2011

 

De voorzitter, De griffier,

Ing. E.J. Bilder A.J. Kastelein-Renkema