Organisatie | Zwartewaterland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Maatregelverordening IOAW en IOAZ gemeente Zwartewaterland |
Citeertitel | Maatregelverordening IOAW en IOAZ gemeente Zwartewaterland. |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2000 | 01-01-2011 | 01-01-2013 | Vervanging door een nieuwe regeling | 15-09-2011 | Onbekend |
De raad van de gemeente Zwartewaterland;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Zwartewaterland;
gelet op artikel 147, eerste lid en artikel 108, tweede lid van de Gemeentewet, artikel 35, eerste lid,
onderdeel b en artikel 20, tweede lid van de IOAW, alsmede artikel 35, eerste lid, onderdeel b en
artikel 20, eerste lid van de IOAZ;
vast te stellen ‘de Maatregelverordening IOAW en IOAZ gemeente Zwartewaterland’.
Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen
1.Als de belanghebbende naar het oordeel van het college een verplichting als bedoeld in artikel 13 van de IOAW/IOAZ of een op grond van hoofdstuk III van de IOAW/IOAZ aan de uitkering verbonden verplichting schendt, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd. Daarnaast wordt tevens een maatregel opgelegd indien belanghebbende onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de IOAW/IOAZ zich jegens het college zeer ernstig misdraagt.
2.Het eerste lid is gelijkelijk van toepassing op de belanghebbende die een uitkering ontvangt op grond van de IOAW, wanneer hij de op basis van artikel 30c, tweede en derde lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen op hem rustende verplichtingen schendt.
3.Een maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van de belanghebbende en kan daarom afwijken van de in deze verordening genormeerde maatregelen.
Artikel 4. Het besluit tot opleggen van een maatregel
In het besluit tot opleggen van een maatregel wordt in ieder geval vermeld: de reden van de maatregel, de duur van de maatregel, het bedrag waarmee de uitkering wordt verlaagd en, indien van toepassing, de reden om af te wijken van een standaardmaatregel.
Artikel 6. Afzien van het opleggen van een maatregel
Onverminderd artikel 41, tweede lid, van de wet, ziet het college af van het opleggen van een maatregel indien:
de gedraging meer dan één jaar vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte inkomensvoorziening is verleend. Een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden;
Hoofdstuk 2: Het niet nakomen van de verplichtingen bedoeld in artikel 14 van de wet
Artikel 9. De hoogte van de maatregel
Bij een gedraging inhoudende schending van een verplichting als bedoeld in artikel 14 van de wet wordt de maatregel vastgesteld op 20 procent van de uitkeringsnorm.
Artikel 10. De duur van de maatregel
In afwijking van het eerste lid kan de duur van de maatregel worden verdubbeld, indien de belanghebbende binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw één van de verplichtingen bedoeld in artikel 14 van de wet schendt. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 6, tweede lid.
Hoofdstuk 3: Niet nakomen van de inlichtingenplicht
Artikel 11. Schending inlichtingenplicht zonder benadeling gemeente
Indien het niet, niet tijdig of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de wet, niet heeft geleid tot het ten onrechte toekennen of uitvoeren van een traject of tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van de uitkering, kan eenmalig een schriftelijke waarschuwing worden gegeven.
Wanneer het niet, niet tijdig of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht zonder gevolgen voor de in lid 1 genoemde zaken heeft geleid, maar plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing voor deze gedraging is gegeven, wordt een maatregel opgelegd van 5% van de uitkeringsnorm.
In afwijking van het derde lid kan de duur van de maatregel worden verdubbeld, indien belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel wordt opgelegd opnieuw schuldig maakt aan dezelfde als verwijtbare aan te merken gedraging. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 6, tweede lid.
Artikel 12. Schending inlichtingenplicht met benadeling gemeente
1.Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht, bedoeld in artikel 13, eerste lid,
van de wet heeft geleid tot het ten onrechte toekennen of uitvoeren van een traject of tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van de uitkering, wordt de maatregel afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag.
Hoofdstuk 4: Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid
Artikel 13. Arbeidsverplichtingen
Gedragingen van de belanghebbende waardoor de verplichtingen op grond van artikel 37 van de IOAW/IOAZ, anders dan de verplichting, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel c van de IOAW/IOAZ, niet of onvoldoende zijn nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:
Hoofdstuk 5: Zeer ernstige misdragingen
Artikel 15. Zeer ernstige misdragingen
Van het opleggen van de maatregel bedoeld in het eerste lid kan, indien sprake is van verbaal geweld, worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het verbale geweld plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de jongere een schriftelijke waarschuwing in verband met ernstige misdragingen is gegeven.
In afwijking van het eerste lid kan een maatregel worden opgelegd van 100 procent van de uitkeringsnorm, indien binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel als bedoeld in het eerste lid, is opgelegd, sprake is van eenzelfde als verwijtbaar aan te merken gedraging. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om af te zien van het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen, als bedoeld in artikel 6, tweede lid.