Organisatie | Geldermalsen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Treasurystatuut van de gemeente Geldermalsen 2011 |
Citeertitel | Treasurystatuut 2011 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | Treasury, financieren, financiering, beleggen, belegging, liquide, liquiditeit, krediet, kredietbeheer, rente, renterisico, geld, geldstromen, begroting, jaarrekening, budgetcyclus, planning en controlcyclus, accountant |
De regeling vervangt het Treasury Statuut gemeente Geldermalsen 2002.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-10-2011 | 08-06-2018 | nieuwe regeling | 18-10-2011 Gemeenteblad 2011-33 | Collegebesluit, 18-10-2011, nr. 101 |
Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Geldermalsen;
Gelet op het bepaalde in artikel 212 van de Gemeentewet, artikel 13 lid 4 van de Financiële verordening gemeente Geldermalsen, de Wet financiering decentrale overheden 2001 (Wet fido), Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo) en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden;
vast te stellen het Treasurystatuut van de gemeente Geldermalsen 2011.
In dit statuut wordt verstaan onder:
Treasuryfunctie De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties te weten risicobeheer, gemeentefinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer;
Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:
De gemeente kan middelen uitzetten uit hoofde van de treasuryfunctie indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd met behulp van de richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut;
De gemeente Geldermalsen beperkt haar interne liquiditeitsrisico’s door haar treasury-activiteiten te baseren op een korte termijn liquiditeitsprognose voor de komende 12 maanden; per kwartaal wordt deze prognose geanalyseerd en worden voorkomende verschillen verklaard. Tevens wordt een meerjarige liquiditeitsprognose opgesteld voor minimaal vier jaar.
Eenmaal per jaar wordt een geactualiseerde liquiditeitsprognose in de paragraaf Financiering van de begroting opgenomen.
Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:
Er kunnen zich omstandigheden voordoen, waarbij met toestemming van het college van burgemeester en wethouders dan wel de gemandateerde, van punt d. en e. kan worden afgeweken, bijvoorbeeld indien er niet voldoende financiële instellingen bereid zijn gevonden, een offerte neer te leggen (zie Memorie van Toelichting).
De taken en verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd.
In onderstaand tabel staan bevoegdheden met betrekking tot treasuryactiviteiten weergegeven evenals de daarbij benodigde autorisatie.
Aldus vastgesteld in de vergadering van 18 oktober 2011, nummer 101.
Burgemeester en wethouders voornoemd,
de loco-secretaris, de burgemeester,
Het Treasurystatuut van de gemeente Geldermalsen heeft tot doel duidelijke afspraken over de treasuryfunctie vast te leggen: welke doel streven we na, wie heeft welke verantwoordelijkheden en welke bevoegdheden horen daarbij en welke richtlijnen en limieten spelen voor welke functionarissen een rol. Ook worden op deze manier duidelijke afspraken gemaakt over de informatievoorziening voor- en achteraf.
Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelswijze die gevolg moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet fido. Door middel van de limieten en richtlijnen wordt het “risicoprofiel” van de gemeente bepaald, waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd.
De paragraaf Financiering in de begroting geeft de beleidplannen voor de treasuryfunctie voor de komende jaren weer. Het bevat onder meer gegevens over de algemene ontwikkelingen en de concrete beleidsplannen binnen de kaders van het statuut vallen. Het gaat hierbij vooral om de plannen voor het risicobeheer, de gemeentefinanciering (analyse financieringspositie, leningen- en garantieportefeuille en uitzettingsportefeuille) en het kasbeheer. Uit de toelichting zal moeten blijken dat de plannen binnen de kaders van de Wet fido en het treasurystatuut blijven. De paragraaf Financiering in de jaarrekening geeft in het bijzonder een verschillenanalyse tussen de beleidsplannen zoals deze zijn opgenomen in de begroting en de realisatie hiervan.
Daar waar nodig worden de artikelsgewijs een toelichting gegeven
In artikel 2 worden de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente weergegeven; hieronder worden deze doelstellingen afzonderlijk toegelicht.
In de eerste plaats dient de treasury ervoor te zorgen dat de gemeente “toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities” heeft. De treasury dient te waarborgen dat de gemeente duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken c.q. haar overtollige middelen uit te zetten op de financiële markten (bijv. bij banken). De condities die daar bij worden bedongen dienen, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, acceptabel (ten minste marktconform) te zijn.
Door haar activiteiten loopt de gemeente de volgende financiële risico’s: renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s, interne liquiditeitsrisico en valutarisico’s. Het is de taak van de treasury dergelijke risico’s zo veel mogelijk te beperken. In de artikelen 5 tot en met 10 wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.
De derde doelstelling van de treasuryfunctie is het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan onder andere uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de treasury het beheer zo efficiënt en effectief mogelijk uit te voeren.
De gemeente streeft er naar de renteresultaten te optimaliseren. Dit betekent dat de gemeente geen middelen onbenut laat en streeft naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten dan wel zo laag mogelijk rentekosten zonder dat daarbij overmatige risico’s worden gelopen. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico’s, de treasuryfunctie is immers géén winstgerichte functie (“profit center”). Binnen het risicoprofiel zoals vastgesteld in de Wet fido en dit treasurystatuut kan worden gestreefd naar de optimalisatie van de renteresultaten.
De Wet fido geeft twee belangrijke beleidsmatige uitgangspunten met betrekking tot treasury. Dit betreft de “publieke taak” waarvoor leningen en garanties dienen enerzijds en het prudente karakter van (overige) uitzettingen anderzijds. Er wordt hierbij dus een specifiek onderscheid gemaakt tussen het vertrekken van leningen “uit hoofd van de publieke taak” en het uitzetten van middelen “uit hoofd van de treasury”.
De wet stelt geen eisen aan het vertrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak. Wel wordt in de toelichting op de Wet fido het volgende aangegeven: “Het gemeentebestuur bepaalt de publieke taak. De begroting en de begrotingswijzigingen bepalen het budgettaire kader voor de uitoefening van de publieke taak”. In dit licht is het dus niet de Afdeling Bestuurs- en Bedrijfsondersteuning die het politieke besluit voor dergelijke garanties en leningen voorbereidt. Wel wordt geadviseerd dat het gemeentebestuur advies van de Treasurer (in het licht van zijn/haar expertise) inwint alvorens een beslissing te nemen ten aanzien van het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak.
Het verstrekken van hypothecaire leningen, dan wel het verlenen van garanties hierop, aan eigen personeel en politieke ambtsdragers is in de Wet fido nadrukkelijk niet toegestaan.
Conform de Wet fido, dienen uitzettingen “uit hoofde van treasury” (zie toelichting artikel 3 lid 1) een prudent karakter te hebben.
In de Wet fido en de bijbehorende ministeriële regelingen wordt het begrip “prudent” nader uitgewerkt. Het aangaan van financiële transacties met als oogmerk die financiële waarden te zijner tijd eventueel met winst te verkopen, is nadrukkelijk niet toegestaan (zie artikel 2 lid 2 Wet fido en de memorie van toelichting op de Wet fido). Bankachtige activiteiten – het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomen – zijn als gevolg van deze bepaling verboden. De richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut vallen binnen de kaders van de Wet fido.
De richtlijnen van dit treasurystatuut zijn specifiek geformuleerd om het prudente karakter van de uitzettingen uit hoofde van treasury te garanderen en hebben daarom géén betrekking op (eventueel) verstrekte leningen of garanties uit hoofde van de “publieke taak” van de gemeente.
Derivaten zijn financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. Derivaten kennen een breed toepassingsgebied en worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren. De Wet fido stelt dat derivaten uitsluitend mogen worden gebruikt ter beperking van financiële
risico’s. Als van het instrument derivaten gebruik gemaakt wordt is een extra waarborg ingebouwd door te bepalen dat een externe deskundige hierover schriftelijk advies uitbrengt.
Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente;
Een belangrijk uitgangspunt van de Wet fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. Teneinde een grens te stellen aan korte financiering (met een rentetypische looptijd tot één jaar) is in de Wet fido de kasgeldlimiet opgenomen. Juist
voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar.
Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd van één jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille. De renterisiconorm kan worden berekend door een vastgesteld percentage te vermenigvuldigen met het totaal van de begroting van enig jaar.
Afstemming op de liquiditeitenplanning beoogt bedragen slechts te lenen c.q. uit te zetten gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig respectievelijk beschikbaar zijn met inachtneming van art. 6 lid d.
Een rentevisie is een toekomstverwachting over de renteontwikkeling, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd. Afstemming van het beleid op de rentevisie betekent bijvoorbeeld het uitstellen van uitzettingen met een lange looptijd indien men een rentestijging verwacht.
Door spreiding aan te brengen in de rentetypische looptijd (de periode dat de rente van een uitzetting vast is) van uitzettingen, wordt de invloed van een rentedaling op de kapitaalmarkten op de renteresultaten van de gemeente, gespreid over meerdere jaren. Deze spreiding is slechts mogelijk indien uit de liquiditeitsplanning blijkt dat middelen gedurende een langere periode beschikbaar zijn.
Ten aanzien van de financiële instrumenten die kunnen worden gehanteerd voor uitzettingen in het kader van treasury, geldt in de Wet fido als belangrijkste uitgangspunt dat de hoofdsom van de betreffende uitzetting intact blijft. Bij alle in dit artikel genoemde producten wordt aan het einde van de looptijd ten minste de hoofdsom (bij vastrentende waarden de “nominale waarde”) uitgekeerd.
Bij het uitzetten van gelden op rekening courant, spaarrekening, daggeld of deposito’s worden géén koersrisico’s gelopen. Het kan bij dergelijke producten echter voorkomen dat de opnamemogelijkheden beperkt zijn (in het bijzonder bij deposito’s en soms bij een spaarrekening). Certificates of deposit, commercial papers, obligaties en medium term notes (is een verhandelbare schuldbekentenis aan toonder, met een minimumlooptijd van twee jaar) zijn voorbeelden van vastrentende waarden die (tussentijds) verhandelbaar zijn. Bij tussentijdse verkoop kunnen koersrisico’s worden gelopen. Wanneer deze waarden tot het einde van hun looptijd worden aangehouden zal minimaal de nominale waarde en de vooraf overeengekomen (minimale) rente worden uitgekeerd.
Voor uitzettingen uit hoofde van de publieke taak van de gemeente worden in dit statuut geen richtlijnen met betrekking tot producten opgenomen. Van belang is dat de gemeenteraad bepaalt dat de betreffende uitzetting tot de “publieke taak” van de gemeente behoort. In dit kader is het bijv. mogelijk dat uitzettingen in de vorm van aandelen tot de publieke taak behoren.
Koersrisico’s kunnen nooit volledig worden uitgesloten. Als de organisatie in een vastrentende product heeft belegd maar – wegens wijziging in de liquiditeitsplanning - voor de afloopdatum deze uitzetting moet verkopen, dan wordt niet 100% van de hoofdsom terugbetaald, maar de huidige waarde van de uitzetting afhankelijk van de rente en resterende looptijd. Om deze koersrisico’s zoveel mogelijk te beperken stemt de gemeente de looptijd van de uitzetting af met de liquiditeitsplanning.
Ter beperking van kredietrisico’s zijn in dit artikel richtlijnen opgenomen voor de minimale kredietwaardigheid van de partijen waar de gemeente middelen uitzet / belegt.
Een solvabiliteitsratio van 0% (ofwel een “solvabiliteitsvrije status”) is een status die door een bancaire toezichthouder in een EU-lidstaat (bijv. De Nederlandse Bank) wordt toegekend aan het schuldpapier van een instelling.
Deze status houdt in dat een bank voor desbetreffend papier geen reserves (0%) hoeft aan te houden en wordt onder meer toegekend aan papier uitgegeven of gegarandeerd door (centrale) overheden. Het is de gemeente dus toegestaan om bij andere overheden geld uit te zetten, of om te beleggen in papier waaraan een overheidsgarantie is verbonden (zoals door
het WSW geborgde leningen van woningcorporaties).
Een (credit) rating is een beoordeling van de kredietwaardigheid van een instelling, die voor zowel de korte als voor de lange termijn wordt verschaft door gerenommeerde rating “agencies” zoals Standard & Poor’s, Moody’s en Fitch IBCA. De hoogste kredietwaardigheid wordt bij Standard & Poor’s en Fitch IBCA weergegeven met AAA, gevolgd door AA en A. Moody’s kwalificeert van hoog naar laag Aaa, Aa en A. Daarnaast kent men kwalificaties met letters B, C en D. Een A-rating staat voor “zeer kredietwaardig”. In Bijlage 1 is een uitgebreidere uiteenzetting over credit rating opgenomen.
Een daling van de rating onder niveau AA of Aa, na het afsluiten van een contract betekent echter niet dat een geldnemer een dubieuze debiteur wordt. Het is niet gebruikelijk dat een contract om deze reden opgezegd wordt. Wel is uit de daling van de rating op te maken dat de kredietwaardigheid afneemt. Om deze reden wordt verscherpt toezicht gehouden. Dit houdt in dat regelmatig financiële overzichten worden opgevraagd en beoordeeld. Indien uit dit overzicht blijkt dat de kredietwaardigheid van de geldnemer niet langer op een acceptabel niveau ligt zal het college een besluit worden voorgelegd tot het opeisen van de lening. Een mogelijkheid hiertoe zal in het contract worden opgenomen.
De Wet fido stelt geen eisen aan de kwaliteit van de debiteuren bij het verstrekken van leningen of garanties aan derden in het kader van de publieke taak. Omdat de gemeenteraad de publieke taak bepaalt, worden leningen of garanties uitsluitend verstrekt aan door de gemeenteraad goedgekeurde partijen. Ten einde de kredietrisico’s te verkleinen kunnen zekerheden of garanties worden verlangd van de debiteuren.
Interne liquiditeitsrisico’s doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de gemeente gelden voor een bepaalde periode heeft uitgezet en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de gelden (onverwacht) nodig zijn voor het doen van een investering. Dit kan tot gevolg hebben dat de gemeente tijdelijk een lening moet aantrekken (wanneer de uitzettingen vast staan in bijvoorbeeld een deposito) ofwel tussentijds een uitzetting moet verkopen. In beide gevallen kan dit negatieve gevolgen hebben voor de financiële resultaten.
Ter beperking van dit risico baseert de gemeente haar financiële transacties op een liquiditeitsplanning waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland.
In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeitsplanning niet eenvoudig. Dit heeft te maken met de inherente onzekerheden die verbonden zijn aan de activiteiten van de gemeente en hun financiële gevolgen. Het is daarom van groot belang dat de Treasurer tijdig en volledig wordt geïnformeerd door de budgethouders van de afdelingen over de financiële gevolgen van hun activiteiten.
Dit betreft een ongewijzigde voortzetting van het beleid binnen de gemeente.
Het aantrekken van gelden met als doel deze met winstoogmerk te beleggen is door artikel 2 lid 2 van de Wet fido (zie ook memorie van toelichting op de Wet fido) nadrukkelijk niet toegestaan.
Teneinde de renteresultaten te optimaliseren wordt zoveel mogelijk intern gefinancierd.
Onderhandse geldleningen zijn leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geldgevende partij kunnen worden vastgesteld.
Een Medium Term Note (MTN) is een verhandelbare schuldbekentenis aan toonder, met een minimumlooptijd van twee jaar. Deze maakt onderdeel uit van een medium term note programma.
Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van financieringen te waarborgen, voor bijv. te betalen rentepercentages, provisies, (boete-) clausules bij vervroegde aflossing etc. Door middel van het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een beter beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.
In praktijk blijkt dat het opvragen van meerdere offertes moeizaam verloopt. Financiële instellingen nemen vaak niet meer de moeite een offerte uit te brengen indien ze weten dat de Bank Nederlandse Gemeenten ook een offerte uitbrengt. Het voornaamste argument, die de instellingen aanvoeren om geen offerte uit te brengen, is dat door de hoge kredietwaardigheid van de BNG er geen scherpere offertes neer kunnen worden gelegd.
Uitzetting betreft het uitzetten van middelen (uit hoofde van treasury) voor een periode langer dan één jaar. In het onderdeel Risicobeheer (artikel 5 tot en met 10) is gedefinieerd op welke wijze de gemeente het prudente karakter van haar uitzettingen waarborgt. In dit artikel worden aanvullende richtlijnen met betrekking tot uitzettingen geformuleerd.
Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van uitzettingen te waarborgen, voor bijv. het ontvangen rentepercentage, de hoogte van transactiekosten etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een beter beeld heeft van de gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.
Op het gebied van relatiebeheer beoogt de treasurer het realiseren van zo gunstig mogelijke condities voor de door haar af te nemen diensten.
Teneinde structuur aan te brengen in de momenten waarop de beoordeling van bankrelaties plaats heeft, is opgenomen dat deze beoordeling minimaal eens in de 4 jaar plaats moet hebben.
Tussenpersonen hebben een intermediairfunctie bij het afsluiten van financiële transacties en vallen niet onder de “tegenpartijen”. De vereisten van lid b zijn voor tussenpersonen dan ook niet van toepassing. Teneinde dit te ondervangen stelt de gemeente voor tussenpersonen als eis dat zij onder toezicht van de AFM staan en daarvan een vergunning als makelaar hebben ontvangen.
Geldstromenbeheer omvat met name het zorg dragen voor een efficiënt betalingsverkeer. Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op bepaalde verwachte ontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente tijdelijk middelen aan moet trekken (c.q. middelen aan haar uitzettingenportefeuille moet onttrekken) teneinde de betreffende betaling (tijdelijk) te financieren.
Het laten uitvoeren van het betalingsverkeer door één bank heeft als voordeel dat er geen kosten hoeven te worden gemaakt om gelden tussen verschillende banken over te boeken.
Het saldo- en liquiditeitsbeheer betreft het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen (-courant) van de gemeente. Teneinde de noodzaak tot het doen van interne overboekingen te beperken, worden verschillende rekeningen die de gemeente bij één bank aanhoudt opgenomen in een rentecompensatiecircuit. Dit is een systeem waarbij de (valutaire) debet en creditsaldi van alle rekeningen van een organisatie worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend.
In dit lid worden limitatief de mogelijke korte termijn financieringsinstrumenten benoemd.
De term daggeld staat voor een opgenomen of uitgezette lening voor onbepaalde tijd die dagelijks gewijzigd kan worden.
Kasgeldleningen zijn niet verhandelbare leningen voor een vast bedrag en een vaste periode (maximaal 2 jaar) en tegen een vast rentepercentage.
Kredietlimiet op de rekening courant betreft de mogelijkheid debet (“rood”) te staan op de rekening courant.
Bij de treasuryfunctie zijn veel personen en organen betrokken. Het statuut legt expliciet het delegatie- en mandateringspatroon vast, in casu welke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden de betrokken partijen hebben. Met het oog op de omvang van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s, zijn in dit artikel een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen teneinde een transparante functiescheiding aan te brengen tussen beleidsbepaling en de uitvoering en tussen de administratie en controle op financiële transacties.
De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de functionarissen die binnen de gemeente betrokken zijn bij de treasuryactiviteiten zijn in artikel 17 respectievelijk artikel 18 beschreven. De toekenning van de genoemde functies en bijbehorende bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan functies en/of functionarissen vindt plaats via de hiertoe dienende documenten (mandaten, besluiten e.d.). Deze verantwoordelijkheden dienen te worden gecommuniceerd naar de betrokkenen.
De eindverantwoordelijkheid voor het treasurybeleid ligt primair bij het gemeentebestuur. Voor een afwijking van het treasurystatuut moet dan ook expliciete toestemming aan het bestuur worden gevraagd. Teneinde niet onnodig te worden belast met het dagelijkse treasurybeheer draagt het bestuur een deel van haar bevoegdheden over aan de ambtelijke organisatie. De praktische uitvoering van het beleid heeft dus vooral op ambtelijk niveau plaats, wat als voordeel heeft dat er slagvaardiger kan worden geopereerd. Bij de toewijzing van bevoegdheden is zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste functiescheiding
tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle.
De tabel in dit artikel geeft weer op welke wijze de informatievoorziening wordt gewaarborgd. Het verstrekken van juiste, tijdige, volledige en relevante informatie moet gerekend worden tot de belangrijkste voorwaarden voor het kunnen beheersen van de financiële en interne risico’s van de gemeente.
Afdelingen dienen “incidenteel” informatie te verschaffen op de momenten waarop zich significante wijzigingen voordoen in hun verwachtingen omtrent tijdstip of omvang van toekomstige betalingen of ontvangsten (bijv. bij uitstel van een grote investering).
Credit Ratings spelen een belangrijke rol in de prijs die moet worden betaald voor het aantrekken van vreemd vermogen en het afsluiten van derivatencontracten.
In principe is een Credit Rating een inschatting van de kans op eventuele wanbetaling bij toekomstige betalingsverplichtingen op schuldpapier. Een hogere rating houdt een betere kredietwaardigheid in. De gebruikte ratingsystemen zijn dermate consistent, dat ratings zowel tegelijkertijd als in de tijd met elkaar vergelijkbaar zijn.
Credit Ratings zijn er in verschillende vormen, zoals “long term’ ratings, waarbij het risico van wanbetaling op langere termijn wordt voorspeld, en ‘short term’ ratings, die kredietwaardigheid voor de termijn van een jaar weergeven.
Ratings worden toegekend op aanvraag door de onderneming (emittent). De ratingagency stelt daarop een comité samen, dat de rating zal gaan bepalen. Dit onderzoek duurt drie tot zes maanden, in welke periode de aanvrager tevens gedurende enkele dagen door het comité wordt bezocht, waarbij door interviews en presentaties met het topmanagement een duidelijk beeld van de organisatie wordt verkregen. De uiteindelijke rating is dan ook gebaseerd op meer informatie dan hetgeen publiekelijk bekend is. Na bekendmaking van de rating, zal de ratingagency blijvend contacten onderhouden met de onderneming en deze één of twee keer per jaar bezoeken, teneinde zich op de hoogte te houden van alle relevante ontwikkelingen. De ratingagencies zorgen er dus voor, dat altijd de juiste rating wordt afgegeven. Toonaangevende ratingagencies zijn Moody’s , Standard & Poor’s (S&P) en Fitch IBCA.
Ratings van met name banken vervullen een belangrijke rol in de (internationale) financiële markten en voorzien in een aantal behoeftes, die op zich gerelateerd zijn aan de functies van de ratings:
Bevestiging van het eigen oordeel en bron van verzekering van de portefeuillemanager: het (belangrijke) eigen oordeel ten aanzien van de kredietwaardigheid van een bankinstelling zal de belegger graag bevestigd zien. De rating zorgt voor een waardevolle ‘second opinion’. Indien de portefeuillemanager een hoogwaardig krediet in zijn portefeuille had, dat uiteindelijk toch failliet ging, kan hij zich er op beroepen dat ook deskundigen hetzelfde oordeel hadden.
Geeft de mogelijkheid tot regulatie: wettelijke toezichthouders en directies van institutionele beleggers kunnen de aan hun toezicht onderworpen instellingen en portefeuillemanagers beperkingen opleggen ten aanzien van de te nemen kredietrisico’s. Beleggingsrestricties kunnen aldus worden opgelegd door middel van ratings. Op deze manier wordt het beleggingsbeleid, voor wat betreft de kredietwaardigheid, direct vertaald naar de belegger toe.
Overzicht lange termijn ratings
N.B. De – en + ratings (bijvoorbeeld AA-) geven aan dat de rating naar beneden (-) of naar boven (+) neigt.
Overzicht korte termijn ratings
Vooral ondernemingen met een triple A-status (Aaa/AAA) zijn zeer trots op hun rating en laten dat duidelijk blijken. Een goede rating biedt toegang tot vrijwel elke kredietmarkt. Zodra er funding nodig is kan bekeken worden in welke markt de gunstige condities te behalen zijn en daar gelden aangetrokken worden. Hierdoor kan snel op gunstige marktomstandigheden worden ingespeeld.