Organisatie | Noord-Brabant |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Bijdrageverordening stedelijke vernieuwing bodem Noord-Brabant 2011-2014 |
Citeertitel | Bijdrageverordening stedelijke vernieuwing bodem Noord-Brabant 2011-2014 |
Vastgesteld door | provinciale staten |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | bodem, financieel kader, bijdrage |
Geen.
Provinciewet, art. 143
Bijdrageplafond Bijdrageverordening stedelijke vernieuwing bodem Noord-Brabant 2011-2014 (Provinciaal Blad 2011, 12)
Lijst van projectgemeenten bij Bijdrageverordening bodem ISV3 (Provinciaal Blad 2011, 15)
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 01-01-2015 | vervallen van rechtswege | 10-12-2010 Provinciaal Blad, 2011, 14 | Statenvoorstel 74/10 | |
14-01-2011 | 01-01-2015 | nieuwe regeling | 10-12-2010 Provinciaal Blad, 2011, 14 | Statenvoorstel 74/10 |
Provinciale Staten van Noord-Brabant; Gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van 2 november 2010; Gelet op artikel 143 van de Provinciewet; Gezien het advies van de commissie Ruimte en Milieu; Overwegende dat het Inter Provinciaal Overleg en de Minister van Wonen, Wijken en Integratie afspraken hebben gemaakt over het investeringsbudget stedelijke vernieuwing, voor het derde subsidietijdvak lopende van 2010 tot en met 2014, welke afspraken zijn verwoord in een brief van 4 januari 2010 met het onderwerp “decentralisatie ISV 3”; Overwegende dat het rijk en provincies afspraken hebben gemaakt in het Convenant bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties; Overwegende dat Provinciale Staten op grond van deze afspraken op 23 april 2010 het Beleidskader stedelijke vernieuwing 2010-2014 Provincie Noord-Brabant “Aan de slag met duurzaam vernieuwen” hebben vastgesteld; Besluiten vast te stellen de volgende regeling:
In deze regeling wordt verstaan onder:
humane spoedlocatie: locatie ten aanzien waarvan op grond van een beschikking ex artikel 37 Wet bodembescherming is vastgesteld dat het huidige gebruik van de bodem leidt tot zodanige humane risico’s dat spoedige sanering noodzakelijk is, alsmede de locatie ten aanzien waarvan dit met gebruikmaking van een verkorte onderzoeksmethode aannemelijk wordt geacht;
De Algemene subsidieverordening Provincie Noord-Brabant en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht zijn niet van toepassing op deze verordening.
Artikel 5 Projecten die in aanmerking komen voor een bijdrage
Een bijdrage kan worden verstrekt voor:
Artikel 8 Kosten die in aanmerking komen voor een bijdrage
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de bijdrage, komen de werkelijk gemaakte projectkosten voor een bijdrage in aanmerking die vermeld staan in artikel 9, eerste lid, artikel 10, eerste lid, en bijlage 7 van de Regeling financiële bepalingen bodemsanering.
Artikel 9 Kosten die niet in aanmerking komen voor een bijdrage
De kosten van het opstellen en uitvoeren van een nazorgplan komen niet in aanmerking voor een bijdrage.
Artikel 11 Hoogte van de bijdrage
De bijdrage bedraagt maximaal 25% van de kosten, bedoeld in artikel 8.
Artikel 12 Behandeling van aanvragen
Indien door de verstrekking van de bijdragen voor aanvragen die op dezelfde dag zijn ontvangen het bijdrageplafond wordt overschreden en de volgorde van binnenkomst van de aanvragen niet kan worden vastgesteld, stellen Gedeputeerde Staten de onderlinge volgorde van de volledige aanvragen vast door:
Artikel 13 Verplichtingen van de ontvanger
Aan de ontvanger van de bijdrage kunnen in ieder geval de volgende verplichtingen worden opgelegd:
Artikel 15 Wijzigen en intrekken bijdrage
De bijdrage kan worden ingetrokken of gewijzigd indien:
’s-Hertogenbosch, 10 december 2010 Provinciale Staten voornoemd, de voorzitter de griffier prof. dr. W.B.H.J. van de Donk A.J. Brul, adj.
Op grond van de Wet stedelijke vernieuwing is op 1 januari 2010 het derde tijdvak van het investeringsbudget stedelijke vernieuwing ingegaan (2010-2014) (ISV3). Het ISV-budget is een rijksbudget, waarvan de provincie budgethouder is voor de niet-rechtstreekse gemeenten (rechtsreekse gemeenten zijn de G31, in Brabant de B5 Eindhoven, Helmond, Breda, Den Bosch en Tilburg. Deze gemeenten ontvangen rechtstreeks ISV-middelen van het Rijk). Per 1 januari vervalt de wet stedelijke vernieuwing en ontvangt de provincie de ISV-middelen als decentralisatieuitkering in het provinciefonds. De middelen zijn bedoeld voor fysieke herstructurering, geluidssanering en bodemsanering in stedelijk gebied
In april 2010 heeft u het beleidskader voor stedelijke vernieuwing vastgesteld waarin de kaders voor stedelijke vernieuwing 2010-2014 zijn vastgelegd, waaronder het onderscheid in programmagemeenten en projectgemeenten. (Projectgemeenten kunnen op grond van een concreet project in aanmerking kunnen komen ISV-budget, programmagemeenten op basis van een meerjarenprogramma stedelijke vernieuwing). Op grond van het beleidskader hebben Gedeputeerde Staten op 20 juli de uitgangspunten vastgesteld over de manier waarop het ISV-3 budget concreet zal worden ingezet. Hierbij was een belangrijk uitgangpunt dat de interbestuurlijke lasten laag blijven.
Wat zijn de uitgangpunten voor de inzet van het ISV-bodembudget?
Voor het deelbudget bodem is in de uitgangspuntennotitie bepaald dat projectgemeenten voor bodemsaneringsprojecten een bijdrage kunnen aanvragen. Als het project inhoudelijk en procedureel voldoet aan de criteria die de Wet bodembescherming stelt, hebben gemeenten recht op een bijdrage uit het ISV-budget. Derhalve is het middel ‘subsidie’ met het wettelijk instrumentarium dat erbij hoort te zwaar en leidt tot overbodige administratieve lasten. Een bijdrage is vormvrij en levert daarom de mogelijkheid tot het leveren van maatwerk ten aanzien van de vereisten en verplichtingen voor gemeenten aan de financiële bijdrage.
Het beschikbare budget voor projectgemeenten op dit ISV-onderdeel is 2.95 miljoen euro.
Wat staat er in de voorliggende verordening ISV-bodem?
De beschikbaarheidstelling van de bodemgelden geschiedde op grond van de wet stedelijke vernieuwing. Omdat deze wet vervalt per 1 januari 2011 is er een provinciale verordening nodig die de wet op deze onderdelen vervangt. De voorliggende verordening maakt het mogelijk om de middelen daadwerkelijk ter beschikking te stellen aan gemeenten en stelt de gewenste vereisten en verplichtingen voor de ontvanger vast tbv de beoordeling van het project en het bepalen van de hoogte van de bijdrage. Voor de beoordeling van de inhoudelijke aanpak van vervuilde locaties wordt in de verordening één op één aangesloten bij het bestaande Rijks- en provinciaal beleid en wet- en regelgeving voor bodembescherming. Zo wordt er voorkomen dat er extra vereisten worden opgelegd. De hoogte van de bijdrage voor een project bedraagt 25% van de gemaakte saneringskosten.
Wat is het beoogde effect van de verordening?
Het besluit maakt het mogelijk om een financiële bijdrage te kunnen verstrekken aan gemeenten voor projecten gericht op het saneren van de bodem bij een ruimtelijke ontwikkelingslocatie in stedelijk gebied waarbij sprake is van ernstige verontreiniging. De landelijke taakstelling is om spoedlocaties (ernstige verontreiniging met humane-, ecologische- of verspreidingsrisico’s) uiterlijk in 2015 gesaneerd of beheerst te hebben. Voor ernstige vervuiling in gebieden waar gebiedsontwikkeling plaatsvindt zijn gemeenten verplicht om de vervuiling uiterlijk in 2030 te hebben aangepakt. Een deel van deze taakstelling valt onder de verantwoordelijkheid van gemeenten. In de Wbb wordt voorgeschreven aan welke vereisten een gemeente moet voldoen om een bodemsanering uit te voeren (zoals een goedgekeurd saneringplan door de provincie). Met de financiële bijdrage voor gemeenten wordt beoogt dat de taakstelling kan worden behaald, aangezien het gaat om locaties waarvan de kosten niet op de vervuiler of particuliere eigenaar kunnen worden verhaald.