Organisatie | Goirle |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Wet inburgering gemeente Goirle 2011 |
Citeertitel | Verordening Wet inburgering gemeente Goirle |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | inburgering |
Geen
Wet inburgering, artikel 19, lid 2 en 5, artikel 24a, lid 2 en 5, artikel 24f, artikel 34, onderdeel d
geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-10-2011 | 07-11-2013 | nieuwe regeling | 18-10-2011 Goirles Belang, 26 oktober 2011 | Onbekend |
Hoofdstuk 1: Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking
Hoofdstuk 2: Het vaststellen van een voorziening aan inburgeringsplichtigen
Artikel 5: De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget
De trajectaanbieder dient de jaarrekeningen van de laatste twee boekjaren aan te leveren. Hierin dient opgenomen te zijn de balans en exploitatierekening en de toelichting daarop. De jaarrekeningen dienen te zijn voorzien van een goedkeurende accountantsverklaring en dienen inzicht te geven in de behaalde totale omzet met betrekking tot de uitvoering van inburgeringstrajecten van de laatste twee jaar en in de solvabiliteit van de onderneming;
De trajectaanbieder levert minimaal twee referenties aan de gemeente aan, waar een vergelijkbare opdracht is uitgevoerd in de periode van niet langer dan twee jaar geleden.
VII.De vakbekwaamheid van het personeel dient afgeleid te kunnen worden uit het bedrijfsplan of soortgelijk document. Hierin is een overzicht opgenomen met het personeel die voor de opdracht zal worden ingezet met een erkende vakbekwaamheid, namelijk certificaat HBO NT2. Tevens dient te worden aangegeven of het personeel beschikt over ervaring met de doelgroep;
VIII.De trajectaanbieder geeft in een overzicht aan welke methoden, leermiddelen en producten er gebruikt worden.
3.Als het college de voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget heeft vastgesteld, sluit het college een overeenkomst met het inburgeringsbedrijf.
Artikel 7: Opleggen van verplichtingen
Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking één of meer van de volgende verplichtingen opleggen:
Hoofdstuk 3: De bestuurlijke boete
Artikel 9: De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen
De bestuurlijke boete bedraagt 20% van de netto bijstandsnorm per maand indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is, geen gehoor geeft aan een oproep van het college bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de wet of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, tweede lid, van de wet.
De bestuurlijke boete bedraagt 40% van de netto bijstandsnorm per maand indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde voorziening bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 6 van deze verordening.
De bestuurlijke boete bedraagt 40% van de netto bijstandsnorm per maand indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.
Het college kan, in afwijking van lid 1 tot en met 4 van dit artikel, het percentage van de bijstandsnorm lager of hoger vaststellen, tot een maximum van de in artikel 34 van de wet gestelde maximumbedragen, rekening houdend met de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de individuele omstandigheden van de inburgeringsplichtige.
Hoofdstuk 4: Het aanbieden van een voorziening aan vrijwillige inburgeraars
Artikel 12: Het aanwijzen van de doelgroepen
Het college wijst de groepen vrijwillige inburgeraars aan waarbij hij bij voorrang een voorziening kan aanbieden op basis van de volgende criteria:
Artikel 14: De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget
De trajectaanbieder dient de jaarrekeningen van de laatste twee boekjaren aan te leveren. Hierin dient opgenomen te zijn de balans en exploitatierekening en de toelichting daarop. De jaarrekeningen dienen te zijn voorzien van een goedkeurende accountantsverklaring en dienen inzicht te geven in de behaalde totale omzet met betrekking tot de uitvoering van inburgeringstrajecten van de laatste twee jaar en in de solvabiliteit van de onderneming;
VII. De vakbekwaamheid van het personeel dient afgeleid te kunnen worden uit het bedrijfsplan of soortgelijk document. Hierin is een overzicht opgenomen met het personeel die voor de opdracht zal worden ingezet met een erkende vakbekwaamheid namelijk certificaat HBO NT2. Tevens dient te worden aangegeven of het personeel beschikt over ervaring met de doelgroep;
VIII. De trajectaanbieder geeft in een overzicht aan welke methoden, leermiddelen en producten er gebruikt worden.
3.Als het college de overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid, van de wet, waarin de voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget is opgenomen, heeft besloten, sluit het college een overeenkomst met het inburgeringsbedrijf
Artikel 16: Opleggen van verplichtingen
Het college kan in de overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid, van de wet één of meer van de volgende verplichtingen opnemen:
Artikel 17: De inhoud van de overeenkomst
De overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid, van de wet bevat in ieder geval:
Artikel 18: Sancties bij niet-nakoming van de overeenkomst
Indien de vrijwillige inburgeraar de verplichtingen die zijn neergelegd in de overeenkomst niet of in onvoldoende mate nakomt, kan het college hem sancties opleggen gelijk aan en bedoeld voor gedragingen als bedoeld in artikel 9, tweede, derde, vierde en vijfde lid en artikel 10 van deze verordening.
Toelichting behorende bij de Verordening Wet inburgering gemeente Goirle 2011, zoals vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 18 oktober 2011.
De Wet inburgering (WI) is op 1 januari 2007 in werking getreden en regelt de inburgering voor in beginsel alle inburgeringsplichtigen van 16 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven.
Het uitgangspunt van de wet is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige om te bepalen hoe hij zich voorbereidt op het inburgeringsexamen of staatexamen Nederlands als tweede taal I of II. Aan de inburgeringsverplichting is voldaan wanneer het inburgeringsexamen of staatsexamen is behaald (een resultaatsverplichting), de inburgeringsplichtige beschikt over een diploma, certificaat of ander document, waaruit blijkt dat hij krachtens artikel 7 is vrijgesteld van de inburgeringsplicht, of valt onder artikel 2.3 van het besluit Inburgering.
Gemeenten hebben in de WI een aantal taken toebedeeld gekregen. Zo hebben gemeenten de opdracht om de inburgeringsplichtigen in de gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet. Daarnaast hebben gemeenten de taak aan bepaalde groepen inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan te bieden. Dit leidt inburgeringsplichtigen toe naar het inburgeringsexamen. Ook moeten gemeenten de inburgeringsplicht van inburgeringsplichtigen handhaven. Het college moet een bestuurlijke boete opleggen als een inburgeringsplichtige zich verwijtbaar niet houdt aan de verplichtingen die voor hem gelden. In verband met deze taken draagt de WI op om bij verordening regels te stellen over:
De procedure die door het college wordt gevolgd voor het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid onderdeel a WI).
De criteria die worden gehanteerd bij het vaststellen van een voorziening aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid onderdeel a WI).
De vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening, met inbegrip van totstandkoming en de samenstelling van de inburgeringsvoorziening (artikel 19, vijfde lid onderdeel b WI).
De rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI).
Met ingang van 1 januari 2010 is de Wet Inburgering op de volgende zes punten gewijzigd:
De twee handhavingstermijnen die in de wet zijn opgenomen worden geharmoniseerd. Voor alle inburgeraars geldt dezelfde termijn waarbinnen het inburgeringsexamen moet zijn behaald. Deze termijn is drieënhalf jaar.
De eenmalige verlenging van de handhavingstermijn met ten hoogste tweeënhalf jaar voor inburgeringsplichtigen die een alfabetiseringscursus volgen of hebben gevolgd.
De vrijwillige inburgering wordt in de wet geregeld.
Het college van burgemeester en wethouders krijgt de mogelijkheid om op verzoek van een inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan te bieden in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget.
De mogelijkheid voor gemeenten om zelf te bepalen of vrijwillige inburgeraars een eigen bijdrage moeten betalen.
Sinds 2010 heeft het college de wettelijke bevoegdheid om inburgeringsplichtigen die naar hun eigen mening voldoende ingeburgerd zijn, maar geen vrijstellend document kunnen overleggen en om principiële redenen geen toets willen afleggen, te ontheffen of vrij te stellen van de inburgeringsplicht.
Als gevolg van deze wijzigingen is de verordening aangepast. De wijzigingen in de verordening hebben betrekking op de onderwerpen: persoonlijk inburgeringsbudget, vrijwillige inburgeraars, de omschrijving van de doelgroep inburgeringsplichtigen en de mogelijkheid om de bestuurlijk boete te verhogen bij herhaling van een overtreding.
Hoofdstuk 1: Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking
Artikel 1: Begripsomschrijvingen
Omwille van de leesbaarheid van de verordening wordt de term voorziening gehanteerd. Dit kan zowel een (duale) inburgeringsvoorziening als een taalkennis voorziening. Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.
Artikel 2: De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen vrijwillige inburgeraars
De gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet Inburgering. Dit artikel in de verordening vormt de uitwerking van deze verplichting.
Hoofdstuk 2: het vaststellen van een voorziening aan inburgeringsplichtigen
In dit artikel is gebruik gemaakt van de bevoegdheid in artikel 19a, eerste lid, WI om bij verordening te bepalen dat het college een voorziening kan vaststellen zonder dat daaraan een procedure van aanbod (door het college) en een aanvaarding (door de inburgeringsplichtige) vooraf hoeft te gaan. Op grond van dit artikel kan het college voor inburgeringsplichtige een voorziening vaststellen.
Op grond van artikel 19a, tweede lid, onderdeel b tot en met artikel 19 vijfde lid, onderdeel a, WI moet de gemeenteraad bij verordening regels stellen met betrekking tot de criteria die worden gehanteerd bij het vaststellen van een voorziening. Dit artikel vormt de verdere uitwerking van deze verplichting. In het derde lid is een verbijzondering aangebracht om de schaarse middelen zo effectief mogelijk te kunnen inzetten. Deze verbijzondering richt zich op het achterstellen van importbruiden.
Het vierde lid geeft het college de bevoegdheid om op aanvraag ontheffing te verlenen aan inburgeringsplichtigen die naar hun mening voldoende zijn ingeburgerd, maar geen vrijstellend document kunnen overleggen en uit principiële overwegingen niet bereid zijn tot het afleggen van een toets. Voorwaarde hiervoor is dat de inburgeringsplichtige die de ontheffing aanvraagt, naar het oordeel van het college aantoonbaar voldoende is ingeburgerd. Die beoordeling is aan het college en zal per geval moeten worden gemaakt. Het ligt voor de hand dat het college zijn oordeel onderbouwt met verschillende bewijzen waaruit een voldoende mate van ingeburgerdheid van betrokkene blijkt. Te denken valt aan documenten als een arbeidscontract of een verklaring van de werkgever (met duur dienstverband en niveau Nederlandse taal), of bewijzen van publieke optredens of bestuurs- of vrijwilligersfuncties, waaruit blijkt dat de aanvrager in zijn functie-uitoefening mondeling en schriftelijk in het Nederlands communiceert.
Tevens kan de aanvrager documenten overleggen die aantonen dat met goed gevolg een opleiding is gevolgd die weliswaar niet wordt erkend als vrijstellingsgrond, maar waaruit wel een voldoende mate van ingeburgerdheid blijkt. Deze toelichting beoogt niet een limitatieve opsomming voor ontheffingsgronden te geven. Per geval zal een beoordeling moeten worden gemaakt, waarbij het college prudent dient om te gaan met haar bevoegdheid om ontheffing te verlenen.
Artikel 4: De samenstelling van de voorziening aan inburgeringsplichtigen
In de verordening dienen regels te worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door het college van een passende voorziening, met in begrip van de totstandkoming en samenstelling daarvan (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b en artikel 24a, vijfde lid, onderdeel b, WI). In deze artikels worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor iedere inburgeringsplichtige en of vrijwillige inburgeraar die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden voorziening samen te stellen.
Artikel 5: De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget
Op grond van artikel 19, tweede lid, in combinatie met artikel 19a, tweede lid en artikel 24, tweede lid WI kan het college de voorziening vaststellen in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget als de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar daar om verzoekt.
Op grond van het vijfde lid van artikel 19 en het vijfde lid van artikel 24a WI moet de gemeenteraad bij verordening regels stellen over de procedure die door het college wordt gevolgd bij het behandelen van verzoeken om een persoonlijk inburgeringsbudget en de criteria die worden gehanteerd bij de toekenning van een persoonlijk inburgeringsbudget.
De eisen die gesteld worden aan het inburgeringsbedrijf zijn erop gericht om de kwaliteit van het traject te waarborgen. De kosten zijn gerelateerd aan de gemiddelde rijksvergoeding per traject.
Artikel 6: De inning van de eigen bijdrage
In de verordening moeten regels gesteld worden die betrekking hebben op de inning van de eigen bijdrage. De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt € 270,00. De eigen bijdrage wordt achteraf geïnd. Indien de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar het inburgeringsexamen met een goed gevolg binnen de termijn van 3,5 jaar na de start van de handhavingstermijn heeft afgelegd, zal een stimuleringsbonus ter hoogte van de eigen bijdrage worden toegekend.
Er is geen redelijke grond om onderscheid te maken tussen inburgeringsplichtigen of vrijwillige inburgeraars en daarom kiezen wij ervoor om bij beide een eigen bijdrage te innen.
Artikel 7: Opleggen van verplichtingen
Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, WI dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld. Dit artikel geeft het college de bevoegdheid om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan de inburgeringsplichtigen in het kader van een inburgeringsvoorziening op te leggen. Het college legt in beschikking tot de toekenning van de inburgeringsvoorziening de verplichtingen vast.
Artikel 8: De inhoud van de beschikking
Het besluit tot het toekennen van een voorziening is een beschikking. Dit betekent dat inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden geregeld.
Hoofdstuk 3: De bestuurlijke boete
Artikel 9: De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen
Artikel 24f en artikel 35 WI draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijk boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 WI zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd.
In het kader van de uitvoering van een gecombineerde re-integratie en inburgeringsvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedragingen (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en geen gegeven te verstrekken) zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (een maatregel op grond van artikel 18, tweede lid, Wet werk en bijstand). In artikel 37 van de WI wordt bepaald dat het college bij deze samenloop van deze regelingen een maatregel moet opleggen.
Artikel 10: Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding
Dit artikel biedt het college de ruimte om bij herhaling van de overtreding een hogere boete op te leggen dan op grond van artikel 9 mogelijk is.
Wanneer de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar het inburgeringsexamen met goed gevolg heeft afgerond kent het college een stimuleringsbonus toe van € 270,00. Deze bonus is gelijk aan de eigen bijdrage zoals genoemd in artikel 6 van de verordening. De eigen bijdrage wordt achteraf geïnd en, bij het slagen voor het inburgeringsexamen, verrekend met de toe te kennen stimuleringsbonus.
Hoofdstuk 4: Het aanbieden van een voorziening aan vrijwillige inburgeraars
Artikel 12: Aanwijzen van de doelgroepen
In dit artikel worden de vrijwillige inburgeraars benoemd die in aanmerking komen voor een voorziening. In het derde lid is een verbijzondering aangebracht om te bevorderen dat schaarse middelen zo effectief mogelijk worden ingezet.
Artikel 13: Samenstelling van de voorziening
Dit artikel is inhoudelijk gelijk aan artikel 3. Reden hiervoor is om de bepalingen voor inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars zoveel mogelijk gelijk te laten luiden.
Artikel 14 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget
Het college wil geen verschil maken tussen inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars, daar waar het gaat om de mogelijkheid een voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget toe te kennen. Artikel 14 van de verordening is inhoudelijk dan ook gelijk aan artikel 5.
Artikel 15: De inning van de eigen bijdrage
Ook voor de eigen bijdrage geldt dat er geen verschil wordt gemaakt tussen inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars. Ook voor inburgeringsplichtigen geldt een eigen bijdrage van € 270,00. Wanneer de vrijwillige inburgeraar het inburgeringsexamen met goed gevolg aflegt, heeft ook hij recht op een stimuleringsbonus van in totaal € 270,00. De stimuleringsbonus wordt daar waar mogelijk verrekend met de eigen bijdrage.
Artikel 16: Het opleggen van verplichtingen
Dit artikel is inhoudelijk gelijk aan artikel 7, waardoor ook voor wat het opleggen van verplichtingen betreft geen onderscheid bestaat tussen de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars.
Artikel 17: De inhoud van de overeenkomst.
Dit artikel is inhoudelijk gelijk aan artikel 8, waardoor ook voor wat de inhoud van de overeenkomst betreft geen onderscheid bestaat tussen de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars.
Artikel 18: Sancties bij niet-nakoming van de overeenkomst
Dit artikel is inhoudelijk gelijk aan artikel 9, waardoor ook voor wat het opleggen van sancties geen onderscheid bestaat tussen inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars.
Artikel 19: Het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar
Artikel 24f WI draagt de gemeenteraad op om bij verordening regels te stellen over het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar. Dit artikel is een uitwerking van deze verplichting. Dit artikel is gelijk aan artikel 27 WI, waarin is geregeld op welke wijze het college de identiteit van een inburgeringsplichtige vaststelt.